Tekstweergave van WFNHC_1889_01_26_0001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Ode Jaargang. ZATERDAG 26 JANUARI 1889. No. 8. WESÏ-EHIESLAID / Nieuwe Hoornsche Courant. Abonnementsprijs per kwartaal, voor Hoorn. f 1,00 u h ,, fr. per post - 1,20 Afzonderlijke nommers - 0,05 Hit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdag-avond. UITGEVÏR P. G E É R T S, HOORN. Prijs der advertentiën van 1—5 regels . ƒ 0,40 Elke regel daarboven - 0,076 Groote letters, randen enz. worden naar plaats¬ ruimte berekend. Stukken voor de Redactie, uiterlijk den vorigen dag. Advertentiën. voor deze Courant worden ook aangenomen: voor Rotterdam door het Algemeen Advertentie-Bureau van NIJGH & VAN DITMAR voor Erankrijk door WESTER & Co te Parijs voorts door alle Boekhandelaren en Postdirecteuren. POSTERIJEN. OPGAVE van brieven, geadresseerd aan onbe¬ kenden, verzonden door het Postkantoor te Hoorn, gedurende het 4de kwartaal 1888, die op aanvrage terug te bekomen zijn bij den Postdirecteur alhier. Verzonden uit HOORN: R. Bakker, S. Bos, E. Bossel, Mej. A. C. Brandt, Van der Helststraat 62a, B. E. Heu- bers, ^ Mej. G. Hollemans, J. Kalksma, Kasteele, P. Kempen (2 stuks), A. Klaaver, Marie Kop¬ pers, Lijnch, Mej. E. Roosenburg, J. Vloei, K. Wijdekop, allen Amsterdam; Mej. S. de Jonge, J. Rijnders, beiden Gouda; Wed. Bekker, 's-Gra- venhage; Wed. Bekker, Mevr. Portuin, beiden Groningen; Mevr. L. Abels Coblijn, Haarlem; A. Aakman, Hoogwoud; A. van Houten, Nijme¬ gen; L. van der Most, Osch; Mej. G. Krook, G. J. Schuit, beiden Rotterdam; W. J. Nierop, Schellinkhout; D. Schouten, Schoorl; E. Enklaar, H. A. Kramer, Wensmagen, allen Utrecht, K. de Hartog, Veenhuizen; E. Kuiper, Vlissingen; K. Bruin, K. Bruin Cz., beiden Wervershoof; H. Beerta, Zwolle; Mej. A. Duitz, niet vermeld. H. Dammes, Depère; Jhr. Mr. van Tets van Goudriaan, Foua; P. Langereis, Keyport. Uit AKEN HORN: M. ten Bouwhuis, Amsterdam. Uit NIBBIKSWOUD: P. Coedooder, Roseland. Uit OUDENDIJK: Wed. B. Arema, P. Kemper, beiden Amster¬ dam ; J. Smit, Amerika. Uit SPANBROEK: S. Ruiter, Amsterdam. Uit WESTER-BLOKKER: Wed. Vissering, Boskoop. BUITENLAND. De Duitsche rijkskanselier is volhardend, doorzettend, waar het geldt de bereiking van groote dingen, maar, bet moet erkend worden, hij is het niet minder, waar het kleine, zelfs bij¬ zonder kleine dingen geldt, zoo in de bereiking van zijn doel op den ouden professor Geffcken zijn persoonlijke wraakzucht te koelen. Wat on¬ derwond zich deze dan ook den luister van den kanselier te doen overstralen door dien van keizer Frederik P Het Reichsgericht heeft den vriend van den overleden keizer vrijgesproken, maar nog liet de Rijkskanselier hem niet los. Gelijk men zich zal herinneren, werd bij pro¬ fessor Geffckens inliechteiisneming door zijn zoon, die leeraar aan een gymnasium is, de ontoere¬ kenbaar-verklaring zijns vaders aangevraagd, om¬ dat deze wegens een zenuwziekte niet in gewone omstandigheden zou verkeeren. De hoogleeraar zelf wilde er niets van weten en evenmin de regeering, welke geen termen vond Geffcken op vrije voeten te stellen. Ondanks de beslissing van het Reichsgericht te Leipzig wordt nu toch dat aanzoek om Geffcken ,/ontoerekenbaar" te verklaren, voor de Hamburg- sche rechtbank behandeld. Op bevel des rechters, en deze vaardigde dit bevel uit gelijk de Hamburger correspondent van den Standard uit¬ drukkelijk verzekert op verlangen van den heer Von Bismarck, werd de hoogleeraar onder¬ zocht door den bekenden psycholoog professor Mendel, die na een onderzoek van twee en een half uur geen termen vond den professor onder curateele te doen plaatsen. Dit is de laatste kwelling, welke Geffcken had te doorstaan. Zoodra mogelijk zal hij nu naar Nizza vertrekken, ten einde daar genezing te zoeken voor zijn gestel, dat door de gevan¬ genschap van drie maanden en de tegen hem in¬ gestelde vervolging inderdaad veel geleden heeft. Het is een verblijdend teeken, dat zelfs in Duitschland de verontwaardiging over de schen¬ ding van het briefgeheim, waaraan Bismarck zich heeft schuldig gemaakt, zich durft uiten. Niet alleen bij de vrijzinnige pers, maar zelfs bij de anders zoo bekende en flikflooiende nationaal- liberale. Zoo zegt de regeeringsgezinde National-Zeitung naar aanleiding van de mededeelingen der Köl- nische Zeitung over de correspondentie tusschen de heeren Geffcken en Von Roggenbach, dat ieder groot orgaan het beneden zijne waardig¬ heid moest rekenen, eene vertrouwelijke briefwis¬ seling zonder de toestemming des schrijvers open¬ baar te maken. De uiterste grens van het ge¬ oorloofde in het gebruik maken van het mate¬ riaal, dat het gerechtelijk onderzoek had opgele¬ verd, was reeds bereikt in het mededeelen van deze briefwisseling aan de Bondsregeeringen, De streng-conservatieve Kreuz-Zeitung noemt de me¬ dedeelingen der Kölnische oneerlijk en eenzijdig, en waarschuwt voor het uitspreken van een oor¬ deel, naar aanleiding van een zoo partijdige voor¬ stelling. Veel scherper laten zich natuurlijk de opposi¬ tiebladen uit. De Vossische Zeitung meent, dat de vorm der publicatie geenerlei denkbeeld kan geven van den indruk, dien de documenten zei¬ ven moeten maken. Het blad vindt het in hooge mate ergerlijk, dat het briefgeheim wordt geschon¬ den, niet om den arbeid der justitie gemakkelij¬ ker te maken, maar alleen met politieke oogmer¬ ken. Het Berliner Tageblatt merkt op, dat men, wanneer men den volledigen tekst der brieven niet wilde of niet mocht bekend maken, zich ook had moeten onthouden van mededeelingen over de inhoud dier stukken, omdat de juistheid dier mededeelingen door niemand kan worden ge¬ verifieerd. De Freismnige Zeitung spreekt over politieke gifmengerij. De Germania, het bekende clericale orgaan, zegt, dat deze onthullingsmanie ten slotte aan de monarchale zaak kwaad moet doen. Met Roggenbach, Von Stosch enz. is de lijst der hooggeplaatste tegenstanders van den rijkskanselier nog lang niet afgesloten. //Wanneer regeeringsbladen zulke tegenstanders van Bismarck gemakshalve als landverraders willen voorstellen, dan maken zij zich daardoor eenvoudig belache¬ lijk. Deze tegenstanders vindt men in alle stan¬ den, in de diplomatie en da ambtenaarswereld niet minder dan onder de militairen, maar de meesten van hen zwijgen, omdat het doelloos en gevaarlijk is, openlijk voor dat antagonisme uit te komen." In één woord Bismarck kan het er mee doen, maar wat zal hij er mee doen? Waarschijnlijk zal hij het langs zijn koude kleeren laten afzak¬ ken. Hij is in zijn jonker- en Bismarck-hoogheid onaandoenlijk voor al dat lawaai dat uit de be¬ neden lagen tot hem opstijgt. Hij zit in den zadel en hij weet bij ervaring, het Duitsche paard is een goed en gedwee paard, als het maar goed den teugel en de sporen voelt. Niet het minst verbaasd over de openbaarma¬ king zijn de leden van den Bondsraad zei ven, want zelfs wordt beweerd, dat hetgeen de Kölni¬ sche Zeitung mededeelde, ontleend is aan brie¬ ven, welke niet eens bij den Bondsraad waren ingediend. Men wil daarom de zaak in den Rijks¬ dag ter sprake brengen en de regeering er over interpelleeren, zoodra de begrooting voor justitie ;n behandeling komt. Het is nog niet zeker, of dit door een der leden van het centrum dan wel door een van de leiders der liberale pppositie zal geschieden. Wat de buitenlandsche aangelegenheden betreft, wordt uit Berlijn gemeld, dat de Regeering ten opzichte van Samoa een schikking heeft getroffen met de regeering te Washington, waar¬ door alle vrees voor moeielijkheden is weggeno¬ men. Nu echter begint ook de Engelsche regee- ring wakker te worden. Ten minste, indien de Vossische Ztg. goed is ingelicht, heeft lord Salis¬ bury den Duitschen rijkskanselier doen weten, dat Engeland blijft vasthouden aan de oorspron¬ kelijke tractaten^ waarbij Engeland, Duitschland eu Amerika de onzijdigheid der Samoa-eilanden waarborgen. De Times spoort de regeering tot groote waak¬ zaamheid aan, daar geen der mogendheden recht heeft een overwegenden invloed op deze eilanden te oefenen. Het Cityblad eindigt weer met een uitval tegen de Duitsche koloniale staatkunde en zegt: //De ruwe wijze van handelen, welke den pioniers der Duitsche beschaving in barbaarsche ianden eigen schijnt te zijn, is gevaarlijk, niet alleen voor hen zei ven, maar ook voor hun buren." Het wetsontwerp tot bescherming van de be¬ langen der Duitschers en tot bestrijding van den slavenhandel in Oost-Afrika door den Rijkskan¬ selier bij den Bondsraad ingezonden en door dien raad aangenomen, is reeds bij den Rijksdag in¬ gediend. Door deze wet wordt een crediet aange¬ vraagd tot eeu bedrag van 2 millioen mark. De uitvoering der vereischte maatregelen wordt aan eene rijkscommissie opgedragen, welke tevens het aan den rijkskanselier opgedragen toezicht oefent over de Duitsche Oost-Afrikaansche Maatschappij en de daarbij aangestelde personen. Zoo eenigs- zins mogelijk zal het ontwerp nog in deze week in behandeling worden gebracht, want Bismarck wenscht zoo spoedig mogelijk de politieke zijde van het koloniale vraagstuk toe te iichten. Daarbij zal dan natuurlijk ook de quaestie be¬ treffende Samoa ter sprake komen, welke door de houding der Vereenigde Staten, die van Oost- Afrika dreigt te overvlengelen. De Norddeutsche Allgemeine Zeitung heeft reeds iets over Duitschlands houding medegedeeld. Prins Bismarck ontkent, dat de Duitsche regeering zich jegens Amerika bij tractaat tot handhaving van Samoa's onzijdigheid heeft verbonden, doch ver¬ klaart zich bereid niettemin alle, langs anderen weg verkregen aanspraken der overige mogend¬ heden te eerbiedigen. De miuister van buitenlandsche zaken te Was¬ hington bevestigt dit. De heer Bayard verklaart, dat de Vereenigde Staten geen afzonderlijk trac¬ taat hebben gesloten, noch met Engeland, noch met Duitschland, maar dit is wel bet geval tus¬ schen Duitschland en Engeland. Volgens den Amerikaanschen minister heeft Duitschland zich in April 1886 jegens Engeland verbonden de onzijdigheid der Samoa-eilanden te erkennen, zoo¬ dat de Duitschers, indien zij de onafhankelijkheid dezer eilanden aantasten, zich aan overtreding van dit tractaat schuldig maken. Ofschoon dus de Vereenigde Staten zich de schending van dit tractaat niet behoeven aan te trekken, verklaarde de heer Bayard, dat de Atne- rikaansche regeering toch geen Duitsch bescherm¬ heerschap in den Samoa-archipel kan dulden. BINNENLAND. Staten-Generaal. Eerste Kamer. In de zitting van gisteren (Donderdag) deelde de Minister van Buitenl. zaken mede, zooeven het officieel bericht te hebben ontvangen, dat de in November door Pruisen genomen maatregel, houdende verbod van invoer van vee uit Gelder¬ land, is ingetrokken. Dit is het gevolg van de overweging der Duitsche regeering, dat de ziekte, waaraan een uit Nederland ingevoerd rund leed, niet was besmettelijke longziekte. De Voorzitter dankte den Minister voor de me- dsdeelitig, die zeker met belangstelling zal wor¬ den vernomen. Het ontwerp lot goedkeuring der overeenkomst, met Frankrijk om het geschil nopens de grens¬ regeling tusschen Suriname en Fransch Guiana aan het oordeel van een scheidsrechter te onderwer¬ pen, wordt zonder beraadslaging of stemming aangeuomen. Heden 11 uur Staatsbegrooting. FEUILLETON. Oe drie Zusters. IV. Tot nu toe was ik nimmer verliefd geweest. In onschuldige kinderjaren had eene hartstochte¬ lijke liefde voor de muziek mij vervuld, terwijl mijne onstuimige jongelingsjaren zich hadden ge¬ kenmerkt door zucht naar spel en wijn en jacht¬ vermaak, in de vroolijkste gezelschappen in Ham¬ burg had ik alle jonge meisjes zoo onverschillig aangezien, als de reeds vroeger door mij genoem¬ den, en kon ik alzoo in zaken der min, hoog¬ stens met een vlinder vergeleken worden. En nu de eerste kus van deze lippen bracht mijn hoofd op hol. Ik zag, ik dacht slechts aan Constance, ik had behoefte naar eten noch drinken, alleen naar haar bijzijn en, daar het slechts van mij scheen af te hangen, om haar als bruid te bezitten en mij alle genoegens te verzekeren welke hare tegenwoordigheid mij ver¬ schafte, werd het mij aldra zoo zonderling te moede dat ik mij in hare aanminnigheden niet langer met bewondering verlustigde, maar slechts mijmerend aan hare zijde zat. Hoe meer ik haar zag hoe meer die bedeesd¬ heid klom, ook Constance werd onrustiger dan zij vroeger geweest was. Te vergeefs beproefde ik daarna alle eerlijke middelen om nog eenmaal te genieten, hetgeen mijn verlangen niet weinig ver¬ meerderde en —— veertien dagen na mijn aan¬ komst, begaf ik mij bij den heer Gerson, ver¬ zocht om de hand zijner Constance en bekwam die terstond. De oude man sprong op één been van vreugde. Hij geleidde mij zelf tot zijne oudste, legde haar in mijne aronen en sloot ik die onvergelijkelijke met de teederste vervoering aan mijn kloppend hart. z/Het is in order", riep hij uit, terwijl hij ons aanzag; knipte met de vingers en danste door de kamer. //Het is voortreffelijk, zoo is het recht, en morgen, Constance, schrijf ik aan uwe zus¬ ters, want bij de bruiloft moeten zij zijn, om uw geluk te aanschouwen." Angelique, de tweede dochter van den heer Gerson, kwam na weinige dagen aan, zij had te Roehelle bij familie gelogeerd. Ook zij was schoon, doch hoe schoon zij ook ware, zij verloor iu het bijzijn barer oudere zuster, en ik wenschte mij geluk dat ik, zonder het te weten, ten minste tusschen twee der zusters de beste keuze ge¬ daan had. Victoria, de derde dochter, bleef weg. In plaats van haar persoon kwam er, na verloop van acht of tien dagen, een brief van haar aan Angelique, behelzende: dat zij zich met hare tante op reis bevond, doch weldra hoopte weder te keeren. Dit vertraagde de bruiloft, en had ik daardoor alzoo de gelegenheid om de beide zusters in hare ver¬ scheidenheid te leeren kennen. Angelique was bijna een duim kleiner dan Constance en over het geheel slanker; hare kleur had niet volko¬ men die fijnheid, terwijl hare tanden niet geheel zoo wit en klein, als die der oudere zuster wa¬ ren, in één woord elke vrouwelijke bevalligheid was haar in iets mindere mate dan Constance geschonken. Zij zong, speelde, borduurde en schilderde ook, doch in vergelijking van Con¬ stance, altijd slechts als een talentvol leerling tegenover zijn meester. Al deze opmerkingen de¬ den mij in de eerste dagen veel genoegen. Daaren¬ boven had Angelique iets neerslachtigs in haar wezen, hetwelk niet in haar voordeel was. Langzamerhand echter verdween die schijnbare droefgeestigheid, want er woonde in dat schooue lichaam een geest welke met onwederstaanbare kracht ieder boeien moest, een vernuft 't welk schitterend bij Constance's kalmeren aard afstak even als een helder beeld tegen een donkeren achtergrond. Een aantal geestige iuvallen stroom¬ den van hare lippen. Op hetzelfde oogeublik dat men de eerste geestigheid bewonderde, trok de tweede reeds de opmerkzaamheid tot zich. Som¬ wijlen onderdrukte zij ook eene geestige spotternij doch niet altijd gelukte het haar die uitdruk¬ king er van te verbergen, welke uitdrukking echter het schoon van haar geestig oog nog ver¬ hoogde. Wanneer zij zong drukte zij de verschil- lendste gevoelens met dezelfde levendigheid uit