Tekstweergave van WFNHC_1887_06_22_0001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
4de
Jaargang.
WOENSDAG
22
JUNI
4887.
No.
80.
I
WEST-FRIESLAND
Nieuwe
Hoornsche
Courant.
Abonnementsprijs
per
kwartaal,
voor
Hoorn.
ƒ
1,00
„
„
„
fr.
per
post
-
1,20
Afzonderlijke
nommers
-
0,05
Hit
blad
verschijnt
Dinsdag-
en
Vrijdag-avond.
UITGEVER
P.
GEERTS,
HOORN.
Prijs
der
advertentiën
van
1—5
regels
.
f
0,40
Elke
regel
daarboven
-
0,075
Groote
letters,
randen
enz.
worden
naar
plaats¬
ruimte
berekend.
Stukken
voor
de
Redactie,
uiterlijk
den
vorigen
dag
*
/
Belanghebbenden
!
-A_d.ver*teiitiën,
in
deze
Cou¬
rant
g-eplaatst,
(waarvan
tie
prijs
slechts
is,
van
1—5
regels
40
cents,
eiken.
regel
meer
7VS
cent),
worden
bij
vier
ach¬
tereenvolgende
plaatsingen
slechts
driemaal
in
rekening
gebracht,
DUS
EENMAAL
GRATIS
;
bovendien
wordt
dezelfde
advertentie
TWEE¬
MAAL
GRATlSopgenomen
in
het
Advertentieblad
voor
Medemblik,
omliggende
Gremeenten
en
de
Streek,
waarvan
eiken
Donderdag
4QOO
exemplaren
worden
verspreid.
A-ls
Grij
dus
annonces
te
plaat¬
sen
hebt,
denkt
er
dan
aan,
dat
W
EST-FR1ESLAND,
NIEUWE
HOORNSCHE
COURANT,
nu
de
voordee-
ligste
gelegenheid
tot
adver-
teeren
aanbiedt.
DE
UITGEVER.
BEKENDMAKING.
DE
BURGEMEESTER
VAN
HOORN,
brengt
ter
kennis
van
de
daarbij
belanghebbende
inge¬
zetenen,
dat
het
IJkkantoor
alhier,
gedurende
de
reis
van
den
IJker,
zal
geopend
zijn
:
Vrijdag
8
en
Zaterdag
9
Juli
Donderdag
28
„
Vrijdag
29
„
telkens
van
des
voormiddags
8
tot
des
namiddags
2
uur.
HOORN,
den
19
Maart
1887.
De
Burgemeester
voornoemd,
VAN
DEDEM.
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER
EN
WETHOUDERS
VAN
HOORN
brengen
ter
kennis
van
de
ingezetenen,
dat
de
kohieren
van
den
Hoofdelijken
Omslagen
van
het
Straat-,
brand-
en
lantaamgeld
over
het
jaar
1887,
zoodanig
als
die,
ingevolge
art.
1
der
Wet
van
28
Juni
1881
(Staatsblad
No.
102)
door
den
Raad
zijn
vastgesteld
en
op
den
lOden
Mei
jl.
door
heeren
Gedeputeerde
Staten
van
Noord-Holland
werden
goedgekeurd,
voor
een
ieder
ter
lezing
zijn
nedergelegd
ter
plaatselijke
Secretarie,
van
heden
af
gedurende
vijf
maanden,
van
des
morgens
10
tot
des
namiddags
4
ure
(de
Zondagen
alleen
uitgezonderd.)
HOORN,
13
Juni
1887.
Burgemeester
en
Wethouders
voornoemd,
D.
VAN
AKERLAKEN,
L.-B.
De
Secretaris,
W.
VAN
WANING
Jr.
SCHUTTERIJ.
HET
PLAATSELIJK
BESTUUR
VAN
HOORN
brengt
ter
kennis
van
de
daarbij
be¬
langhebbenden,
dat
de
Alphabetische
Naamlijst
dergenen,
die
aan
de
lichting
van
dit
jaar
moeten
deelnemen
ter
visie
zal
liggen
ter
Secretarie,
—
van
heden
tot
Maandag
den
27
Juni
1887,
des
morgens
van
10
tot
12
ure;
ten
einde
ieder
in
staat
zoude
zijn
om,
ingeval
hem
op
die
lijst
eenige
personen
of
omstandigheden
mochten
voor¬
komen,
die
op
dezelve
nog
zouden
behooren
te
worden
aangeteekend
of
daarvan
moeten
worden
weggelaten,
daarvan
aan
de
lotings-commissie
kennis
te
geven;
en
voorts:
Dat
de
loting
voor
de
Schutterij
over
de
inge¬
schrevenen
van
1887
voor
deze
Gemeente
is
be¬
paald
ten
Raadhuize
alhier,
op
Woensdag
den
29sten
Juni
aanstaande,
des
namiddags
ten
1
ure.
HOORN,
den
13den
Juni
1887.
Bet
Hoofd
van
het
Plaatselijk
bestuur
voornoemd,
D.
VAN
AKERLAKEN,
L.-B.
BURGEMEESTER
EN
WETHOUDERS
VAN
HOORN
doen
te
weten,
dat
het
uitvoerig
en
beredeneerd
verslag
van
den
toestand
der
gemeente,
over
1886,
ingevolge
art.
182
der
gemeentewet
den
Raad
aangeboden,
in
druk
verkrijgbaar
is
gesteld
ter
secretarie,
tegen
f
1
per
exemplaar.
Hoorn,
19
Juni
1887.
Burgemeester
en
Wethouders
voornoemd,
D.
VAN
AKERLAKEN,
L.-B.
De
Secretaris,
W.
VAN
WANING
Jr.
Uit
fle
Tweede
Kamer.
Jl.
Vrijdag
heeft
de
heer
Hartogh
zijne
aan
onze
lezers
bekende
interpellatie
tot
den
minister
van
Justitie
gericht
en
hij
heeft
het
op
uitne¬
mende
wijze
gedaan.
De
vragen
door
hem
aan
het
einde
gedaan
luidden
woordelijk
als
volgt:
„Is
het
waar
dat
afwijzend
is
beschikt
op
het
verzoek
tot
gratie,
ingediend
ten
behoeve
van
hen,
die
betrokken
waren
bij
de
ongeregeldheden
van
25
en
26
Juli
1886
te
Amsterdam,
die
te
dier
zake
door
het
Gerechtshof
aldaar
op
10
Dec.
1886
veroordeeld
zijn
en
die
blijkens
de
hen
ver-
oordeelende
beslissing
in
hetzelfde
geval
verkeer¬
den
als
Bredius,
die
bij
arrest
van
den
Hoogen
Raad
van
14
Maart
1887
te
dier
zake
van
rechts¬
vervolging
is
ontslagen.
„Zoo
ja
is
de
minister
van
Justitie
bereid
van
die
afwijzende
beschikking
de
reden
aan
de
Kamer
mee
te
deelen?
De
minister
zat
er
danig
in.
Alle
juridische
autoriteiten
hadden
den
minister
beschuldigd
van
met
die
afwijzing
ergerlijk
onrecht
gepleegd
te
hebben.
Na
het
arrest
van
den
Hoogen
Raad
hadden
allen
op
grond
van
dezelfde
feiten
als
waarop
Bredius
veroordeeld
was,
recht
op
gratie.
De
Minister
moet
zich
maar
povertjes
verdedigd
hebben;
maar
wist
den
opkomenden
storm
te
be¬
zweren,
door
aan
de
Kamer
mee
te
deelen,
dat
het
Z.
M.
den
Koning
behaagd
had
aan
de
ver¬
oordeelden
:
volkomen
gratie
te
verleenen
voor
den
duur
van
den
verderen
straftijd.
De
heer
Hartogh
was
dankbaar
en
voldaan
—
maar
hij
zou
het
wat
minder
geweest
zijn,
als
hij
geweten
had,
dat
de
minister
niet
bedoeld
had
dat
aan
alle
zes
maar
slechts
aan
drie
hunner,
die
gratie
gevraagd
hadden,
gratie
was
verleend
(Maria
Potters,
Schöneville
en
Van
den
Broek).
De
minister
nam
een
loopje
met
den
heer
Har¬
togh.
De
heer
Hartogh
had
beweerd
aan
zes
ver¬
oordeelden
wordt
rechtsherstel
onthouden.
Het
recht
eischt
aan
alle
zes
gratie
te
verleenen.
Daar
zegt
de
minister:
aan
de
veroordeelden
is
gratie
verleend.
De
heer
Hartogh
laat
zijn
aanvals-wapen
zinken;
wat
hij
voorzeker
niet
gedaan
zou
heb¬
ben
als
hij
had
geweten,
dat
er
nog
drie
ver¬
oordeelden
onrechtmatig
gevangen
gehouden
wer¬
den,
omdat
zij
nog
niet
gevraagd
hadden
wat
hun
rechtens
toekwam.
Bij
het
daarna
voortgezel
debat
over
de
kies¬
tabel
en
het
voorstel-Schaepman
(tot
splitsing
der
groote
gemeenten
in
enkelvoudige
kiesdistricten)
werd,
na
uitvoerige
verdediging
door
den
mede¬
voorsteller,
den
heer
Van
den
Biesen,
door
den
heer
Van
der
Loefi'
namens
de
linkerzijde
medege¬
deeld,
dat
zij
te
rade
was
geworden
om
het
daarheen
te
leiden,
dat
de
tabel
door
de
regeering
voorgesteld,
in
stemming
kwame.
Hij
en
zijne
vrienden
zouden
stemmen
tegen
het
amendement-
Schaepman;
werd
dat
verworpen,
dan
zouden
van
liberale
zijde
de
amendementen,
dezerzijds
voor¬
gesteld,
niet
langer
worden
volgehouden.
Het
amendement-Schaepman
is
daarop
met
43
tegen
30
stemmen
verworpen.
De
geheele
kiestabel
werd
eindelijk
aangenomen
met
45
tegen
31
stemmen,
en
het
geheele
hoofdstuk
der
additio-
neele
artikelen
met
55
tegen
19
stemmen.
Zoo
heeft
dan
de
eerste
lezing
der
Grondwets¬
herziening
in
de
Tweede
Kamer
haar
beslag
ge¬
kregen;
hartelijk
hopen
wij,
dat
zij
ook
in
de
oogen
der
Eerste
Kamer
genade
moge
vinden,
en
ten
slotte
bij
tweede
lezing
het
gevorderde
2/3
der
stemmen
op
zich
vereenige.
Immers
zelfs
zij,
die
ontevreden
zijn,
omdat
het
stemrecht
zoo
weinig
is
uitgebreid,
en
„het
beestje
van
Mr.
Heemskerk"
een
„mager
beestje"
noemen;
die
zeggen,
dat
deze
Grondwetsherziening
nooit
iets
meer
kan
zijn
dan
het
begin
van
de
Grondwets¬
herziening,
waarop
de
natie
wacht
*),
erkennen,
dat,
bij
aanneming,
in
elk
geval
winst
zullen
zijn:
eene
betere
regeling
der
defensie,
de
invoering
van
een
administratieve
rechtspraak,
de
opruiming
van
partijdig
(?)
grondwetsartikel
nopens
het
onder¬
wijs,
en
eindelijk
een
ietwat
uitgebreider
stem¬
recht
dan
het
bestaande,
met
een
begin
van
betere
districtsverdeeling.
En
ons
dunkt,
dat
zijn
geen
kleinigheden.
Gisteren
(Maandag)
is
aan
de
orde
gekomen
de
conclusie
in
zake
de
stukken,
betreffende
den
toestand
van
en
de
jongste
voorvallen
op
het
land
Tjiomas.
De
meerderheid
der
commissie
stelt
voor:
het
haar
medegedeelde
besluit
van
den
GuUver-
neur-Generaal,
waarbij
aan
de
heeren
De
Sturler
en
Sol
het
verblijf
in
de
afdeeling
Buitenzorg
werd
ontzegd,
aan
te
nemen
voor
kennisgeving.
Een
lid
der
minderheid
(de
heer
Van
Gennep)
stelt,
behalve
dit,
voor
dat
de
Kamer
als
haar
gevoelen
uitspreke,
dat
het
voorschrift
van
art.
48
van
het
regeeringsregelement
niet
kan
geacht
wor¬
den
in
deze
naar
behooren
te
zijn
toegepast.
Een
ander
lid
der
minderheid
(deheerKeuchenius)
geeft
in
overweging
aan
het
voorstel
van
den
heer
van
Gennep
toe
te
voegen
de
woorden:
„en
dat
zelfs
bij
behoorlijke
toepassing
van
art.
48
Regeeringsregelement
de
tegen
de
heeren
Sol
en
De
Sturler
bevolen
staatkundige
maatregel
niet
geacht
kan
worden
door
hetgeen
uit
de
overge¬
legde
stukken
te
hunne
laste
gebleken
is,
voldoen¬
de
te
zijn
gerechtvaardigd."
De
discussie
is
daarover
heden
Dinsdag
voortgezet.
•)
Woorden
van
„De
Amsterdammer",
in
„Een
begin",
No.
1550
BUITENLAND.
In
Frankrijk
kunnen
de
radicalen
het
nog
maar
niet
verkroppen,
dat
het
hun
niet
gelukt
is
bij
den
val
van
het
ministerie-Goblet
met
Bou-
langer
het
roer
in
handen
te
krijgen,
en
zijn
woedend
op
den
president
Grévy,
dat
het
hem
feuilleton.
Onze
MANNE.
Naar
het
Duitsch,
van
WILHELMINE
HEIMBURG.
VI.
„Neen,
dat
mag
niet
kindlief",
viel
ik
haar
in
de
rede,
„een
kindermeisje
met
een
vrijer
is
een
onding;
dat
komt
niet
te
pas;
zij
denkt
dan
meer
aan
hem
dan
aan
ons
meisje;
kort
en
goed,
als
het
zoo
is,
moet
haar
de
dienst
worden
op¬
gezegd".
„Maar
Rudolf!"
„Het
blijft
er
bij,
schat".
„Hij
heeft
groot
gelijk",
zeide
mijn
schoon¬
moeder,
„dat
komt
echter
wel
terecht.
Hebt
gij
reeds
een
kerstboom?"
„Ja,
een
mooien
den,
en
prachtig
suikergoed!"
riep
Grethe.
„Mama,
het
zal
de
schoonste
kerst¬
avond
worden,
dien
ik
ooit
beleefd
heb."
„Zeker!
Zeker!"
knikte
de
statige
dame.
„Het
is
alleraardigst,
om
voor
een
kind
de
lichtjes
aan
te
steken.
Hebt
gij
reeds
voor
iedereen
gezorgd
?"
„Ja
zeker!
wat
denkt
u
wel
van
mij,
Mama?
Overmorgen
is
het
reeds
de
heilige
avond!"
zeide
Grethe.
En
nu
somde
zij
op.
Voor
Je
keuken¬
meid
—
een
japon;
voor
het
kindermeisje
—
een
mantel;
voor
den
oppasser
—
een
horloge.
Toen
liep
zij
naar
de
overzijde
der
tafel
en
fluisterde
haar
moeder
iets
in.
„Vergeet
het
maar
niet,
Mama
lief,
en
kom
als
het
u
belieft
precies
om
vijf
uur
hier;
het
kleintje
mag
niet
zoo
lang
op
blijven."
De
heilige
avond
was
aangebroken.
Welk
een
heerlijke
dag
was
het!
In
lang
had
ik
zooveel
gelukkige
gezichten
niet
gezien.
Anna
lachte
in
de
keuken,
Mina
in
de
kinderkamer,
mijn
vrouw
liefkoosde
het
kind,
als
zij
bedrijvig
langs
haar
bedje
liep,
en
jongejuffrouw
Elze
lag
er
in,
trap¬
pelde
met
haar
beentjes
en
vertelde
zich
zelve
lange
verhalen.
■
Door
het
venster
zag,
eveneens
lachend,
de
(heldere
winterzon,
en
in
het
gansche
huis
rook
het
naar
den
denneboom,
de
waskaarsen
en
het
gebak.
Hoe
druk
had
de
jonge
Mama
het
en
hoe
gewichtig
zag
zij
er
uit!
Zij
wist
bijna
niet
waar
eerst
te
beginnen.
In
het
salon
stond
de
tafel
met
de
geschenken
gereed;
wij
hadden
voor
zoovelen
te
zorgen;
voor
Mama
en
mijn
schoonzuster
en
twee
broeders
mijner
vrouw;
die
met
verlof
tehuis
waren;
voor
de
bedienden
en
bovenal
voor
ons
kind.
Allen
zouden
toch
slechts
naar
het
kind
kijken,
en
de
broeders
kenden
Grethe
nog
niet
als
huisvrouw
en
Mama.
Heden
wilde
zij
hare
kunst
vertoonen;
al
het
zilver
was
uitgegeven,
en
het
fijnste
damast;
voor
Elze
het
witte
geborduurde
jurkje
met
de
hemelsblauwe
strikken.
„Rudolf,
Rudolf!"
„Wat
is
er
kind
?"
Zij
kwam
ademloos
binnen
met
een
briefje.
„Verbeel
je,
Miete
heeft
zich
verloofd
met
den
griffier
B
!
Hij
komt
natuurlijk
van
avond
mede
—
Rudolf,
hier
staat
bet!"
„Nu,
dat
is
alleraardigst!"
„En
nu
schrijft
Mama,
dat
zij
champagne
zal
zenden
voor
van
avond.
Rudolf,
wees
zoo
goed
en
ga
nog
een
kleinigheid
koopen
voor
den
aanstaanden
zwager,
een
meerschuimen
pijpje,
of
een
bierglas,
of
zoo
iets;
het
is
niet
aardig,
als
hij
alleen
geen
geschenk
krijgt".
„Ja,
mijn
engel".
„Maar
ga
spoedig!
Daarna
moet
gij
mij
nog
helpen
met
het
versiereu
van
den
boom".
„Dadelijk,
Grethe
—
dat
wil
zeggen,
als
ik
hier
klaar
ben,
ik
heb
ook
mijn
geheimen".
Omstreeks
drie
uur
begaf
ik
mij
op
weg,
om
de
opdracht
mijner
vrouw
ten
uitvoer
te
bren¬
gen.
Ik
vond
spoedig,
wat
ik
zocht,
drong
door
de
bedrijvige
menigte
op
de
kerstmismarkt,
kocht
een
ruiker
viooltjes
voor
Grethe,
verheugde
mij
over
de
opgewekte
gezichten
van
oud
en
jong,
dacht
aan
miju
blond
dochtertje
tehuis
en
vond,
dat
ik
toch
een
gelukkig,
een
zeer
gelukkig
mensch
was.
Hoe
arm
was
ik
eens,
hoe
rijk
ben
ik
nu!
Ik
dacht
aan
de
Kerstavonden
van
vroeger
....
hoe
koud,
hoe
somber,
hoe
ongezellig!
De
eene
maal
bedronk
ik
mij
aan
punch;
dat
was
de
aller
akeligste
Kerstmis.
Meestal
echter
zat
ik
alleen
gansch
alleen;
ik
had
niet
eens
iemand,
die
mij,
311
L
I
l"w
!s
büï
;e,
J
ke
er
I
.-4
311
li'
1
I"
el
Ie
ie
r
t
.f
K
F
V
fl¬
it
K
r~