Tekstweergave van WFNHC_1886_01_20_0003

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
ketels, waarin, onder eene vet- en waterlaag, doods¬ hoofden, armen, beenen en andere gedeelten van het menschelijk lichaam liggen. Het geheel wordt eenige uren in kokenden toestand gehouden, waarna hoofden, rompen en ledematen naar eene andere zaal worden overgebracht, waar mannen, vrouwen en meisjes zich onledig houden het vleesch te verwijderen. l>e beenderen worden door middel van ijzerdraad op zulk eene wijze verbonden, dat ze een volkomen skelet vormer, hetwelk daarna aan jonge studenten in de chirurgie verkocht wordt. vriend, hier is mijn stok. Maar, wat zoudt gij er mee uitvoeren? opeten kunt gij hem niet; op¬ drinken ook niet; er op wonen ook niet; er een jas van laten maken ook niet; derhalve, gij zoudt hem te gelde moeten maken; gij zoudt aan Piet of Klaas moeten vragen of hij den stok van u wil koopen; maar die koopt hem niet als hij er niet mee wandelen mag, en koopt hij hem wel, ach, lieve tijd! dan loopt er weer een ander langs de straat met den mooien rotting; misschien geett die u er een pak slaag mee." allerlei. Drimsche Dorpsgeschiedenis. Door Drims duinachtige dreven drentelde dartel DomineeDerk- sens deugdzame dochter Doortje; dit dametje deed dolgaarne deugdzame daden. Dagelijks drenkte Doortje de dorstige dieren. Dertien donzige duifjes doorkliefden Drimsre- ven doch de dartelende dreumes Dirk, des dag- looners Doris Donker, dreigde driest deze donzige diertjes Dit deerde de dierenbeschermende Doortje'. De dartele deern deed daarom den drommelschen dierenkweller door der. deftigen diender des dorps dooreenschudden, doch de doortrapte deugniet doorscheurde den donker- blauwen duffel des dronken dienders, daar deze driemaal dagelijks .... dronkenmakende dranken doorzwolg! Dolzinnig doorboorde de degen des driftigen dienaars den doodsbleeken deugniet! •••• De dorpsdiender duizelde, doorziende deze deerniswaardige, doldriftige daad. De dorpsschout dagvaardde dadelijk aen doemwaardigen doodslager. ... .... doch de diender deserteerde door de diligence, die Drims dorpsweg doorreed. _ 1 , De dochter des Dominee s Derksen door¬ leefde dientengevolge droevige dagen. Doortje doorkruiste daarna dagelijks droo- merig de dennenwouden, de dartelheid dervende, daar" Dirk Donkers dood Doortje drukte. Dinsdag, den derden December doorsloop de droeve dood de deur des Dominee's Derksen, diens desolate deugdzame dochter Doortje doodende. Dat doet de deur dicht! door D- de D. Amst. Ct. Bij een woordentwist beweerde iemand, dat de wiskunde eene wetenschap was, waarover geen strijd mogelijk kon zijn. Zij was immers dejogica zelve! „Wil ik je een voorbeeld geven, zoo vervolgde hij, „wanneer een arbeider in 12 dagen een muur metselt, dan bouwen 12 arbeiders hem in eenen dag." „Zeer zeker," antwoordde zijn tegenstanders, „288 man bouwen hem in een uur 17,280 man in een minuut en wanneer men het' werk door 1,036,800 man doet verrichten, dan is de muur in eene seconde geieed, d. w. z. in minder tijd dan één arbeider jioodig heeft om een steen behoorlijk te plaatsen. _ Hoe een visch een vogel vangt, leert het volgende. Een groote zee-arend zat bij een wak aan de zuidkust van Gothland en ontdekte eene buit, want hij valt eensklaps in het wak en slaat zijne klauwen in den mg van den visch, ver¬ moedelijk een snoek, en den grooten arend. De klauwen zaten vast in den rug van den visch, zoodat de arend ze niet kon losrukken; de visch dook eensklaps, terwijl de vogel, na het water met zijne vleugels tot schuim gezweept te heb¬ ben, onder het ijs schoot en zoo den dood vond. De predikant Spörer te Rechenberg, in Frankenland, liet in 1720 eene predikatie drukken, waarin het navolgende voorkomt: „Alle respect voor de vrouwtjes! Als ze mooi, gelant, com¬ plaisant en netjes opgepoest zijn, als een knap paard, dat weet ik ze behoorlijk te respecteeren, en als ze goed huishouden kunnen en den man aan de oogeti zien, wat hij wer.scht, ha! dan springt den man T harte op, als hij thuis komt en daar zulk een lieve engel vindt, die hem met sneeuwwitte handjes ontvangt, hem zoent en streelt, een slaadje en gebraadje op tafel brengt, en dan bij hem gaat zitten en zegt: Schat, waar zal ik je nu een stukje van afsnijden? en zulke zoete dingen en woordekens meer. Als men echter eene feeks, een grompot, eene tooverkol, eene tang in huis heeft, die altijd bromt, met de deuren slaat en een gezicht als een nest vol uilen zet dan, arme man! zit ik liever in Jt peper¬ en apenland, dan in zijne plaats te wezen. Aan Berthold Auerbach is het volgende door de Zw. Crt. ontleend: „Wacht maar, de tijd komt dat wij je het wandelen met een rotting met gouden knop wel zullen afleeren." Van een sociaal-democratisch straatslijper kwam deze broederlijke groetenis tot een oud heer, die in een der hoofdstraten van Frankfort langs de winkels flaneerde. „Broertje" hernam de geduldige oude heer „mijn stok bevestigt het oude spreekwoord: het is al geen goud wat er blinkt; want dat, blinkend hondekopje aan mijn stok is niet van goud; het is maar verguld; ik heb betrekking op den rot¬ ting, want hij is een gedachtenis van een mijner vrienden; edoch, indien wij er door kwamen waar wij wezen moeten, zou ik hem gaarne offeren op het altaar des vaderlands, en ik zou zeggen: Betreffende het leven en het verkeer in de Duitsche logementen vóór 400 jaar bevat de Köln. Zeit. een artikel, welke genoemde courant aan den grooten Erasmus ontleend. Men leest daarin het volgende: „Het is niet slechts leerzaam, maar het geett ook reden tot tevredenheid en gelijkertijd tot lachlust, zich somtijds met de sociale toestanden en beroepsbezigheden der vorige eeuwen bezig te houden. Wat de hotels betreft, heeft men zeker op veel vooruitgang te wijzen. Wanneer men in onzen tijd den wensch uit¬ spreekt, voor eenige dagen in een hotel zijn i»- trek te nemen, dan geeft men aanleiding tot eene bepaalde revolutie in dat hotel. De brand¬ klok wordt geluid, kellners en andere bedienden komen aanrennen, de dikke hotelhouder doet het onmogelijke, met eene buiging den gast welkom te heeten. Een twaalftal bedienden maakt zich verdienstelijk, den reiziger, door de hulp welke zij hem bieden, zoo lastig mogelijk te zijn en heeft men eindelijk zijne entree gemaakt, dan ziet men zich wederom door een aantal dienende geesten omringd, welke de geheimzinnigste weuscheu en behoeften van den gast moeten uitvorschen. Hij mag zich over niets te beklagen hebben. Hoe geheel anders was het gesteld met het hotelleven vóór 400 jaren in Duitschland! De groote Eras¬ mus geeft ons in één zijner geschriften eene tee- kening van den toestand, waarin de logementen van zijn tijd zich bevonden, welke teekening wij hier doen volgen. Mil men zijn intrek in een logement nemen, dan moet men eerst geruimen tijd op de deur kloppen en bonzen, voordat iemand het hoort. Geeft men dien arbeid niet op, dan wordt einde¬ lijk een hoofd naar buiten gestoken, welke ver¬ tooning den indruk maakt van een schildpad, welke van onder haar schild komt uitkijken. Wanneer men op zijn vraag of nachtkwartier te bekomen is, geen ontkennend knikken ten ant¬ woord krijgt, is dat een bewijs dat men welkom is. Te paard gekomen, is de reiziger genoodzaakt, het dier zelf naar den stal te brengen, waarna hij gepakt en gezakt, met modder bedekt, de eenige gelagkamer, welke zich in het logement bevindt, binnentreedt. Hier moet men zich thuis gevoelen. De laarzen worden uitgetrokken, pantoffels in de plaats ge¬ teld ; men verwisselt desnoods van linnengoed en droogt zijne natte kleederen. Ook waschwater is aanwezig, maar meestal in eenen toestand van verregaande onreinheid. Dit valt niet te verwon¬ deren, wanneer men bedenkt, dat alle gasten vóór u binnen getreden, reeds van dezelfde ge¬ legenheid gebruik maakten. Waag het niet, eenige aanmerking te maken, dan wordt u dadelijk ten antwoord gegeven, wan¬ neer het u niet bevalt, maar op te kuieren. Wat het eten betreft, hiermede wordt zoolang gewacht, totdat men verzekerd kan zijn, dat geen gasten meer zullen komen. Meestal klimt dat aantal gasten tot tachtig of negentig, waaronder voet¬ gangers, ruiters, schippers, koetsiers, vrouwen en kinderen, gezonden en zieken. Het beeld dat zulk een volle gelagkamer ver¬ toont , is zoo schilderachtig als men slechts kan wenschen. De één kamt zijn haren, de ander wascht zich, terwijl zijn buurman zich het zweet afdroogt. Wanneer iemand de onaangename lucht niet verdragen kan en een venster beproeft te openen, dan hoort hij van alle zijden toeroepen: „Toe¬ maken." Verzet hij zich, dan wordt hem vrien¬ delijk verzocht, naar een andere herberg om te zien. Na korten tijd verschijnt de oude knecht weder en spreidt de lakens (maar welke lakens!) op de tafel uit. Nu is het oogenblik daar en alles zet zich neder, rijk naast arm, de knecht naast zijn heer; alle onderscheid is weggevallen. Wederom verschijnt de afschuwelijke bediende, om elk zijn houten bord eti dito lepel te brengen. Een kroes wordt naast ieder bord geplaatst en een stuk brood daaraan toegevoegd. Met hetgeen men nu ontvangen heeft, moet men zich nog een uurtje vermaken. Eindelijk komt de wijn. Maar, Heer in den hemel, welk een wijn! Bitter en scherp als azijn. Wanneer iemand heimelijk geld wil geven, om eene betere soort te verkrijgen, dan houdt men zich doof en wanneer nog langer op verandering wordt aangedrongen, dan heet het: „Hier zijn reeds vele graven en markgraven geweest; nog geen een heeft aanmerking op den wijn gemaakt! Wien het hier niet bevalt, die zoeke eene andere huisvesting." Eindelijk, na lang wachten, verschijnen de scho¬ tels en wel als eerste schotel meestal brood, in vleeschnat gedoopt; dan volgt een stuk opge¬ warmd vleesch, daarna eene brij en als slotaccoord een stuk wild, dat nooit voor alle gasten toerei¬ kend is. Men blijft nog een uur voor den vuilen boel zitten; waarna wordt afgenomen. Wederom verschijnt de vuile knecht, meestal door den niet minder vuilen waard vergezeld, en vraagt ot iemand nog honger heeft. Is het ant¬ woord ontkennend, dan wordt een betere soort wijn ingeschonken en een waar bacchanaal neemt een aanvang. Naarmate de hoeveelheid wijn, welke gedronken wordt, vermeerdert, neemt het rumoer toe. Narren en hansworsten treden op en het is uauwhjks te gelooven hoeveel genoegen de Duit- schers in de voorstellingen van deze erbarmelijke kerels vinden. De acteurs zingen, schreeuwen, dansen en springen, dat iemand hooren en zien vergaat en toch moet men in de kamer blijven, wil men met het gezelschap op goeden voet blijven. Is de kaas weggenomen (zij moet vuil en vol mijten zijn, wil ze door de gasten smakelijk ge¬ vonden worden), dan verschijnt de grijsbaard met eene lei, waarop zich eenige hieroglyphen bevin¬ den, welke voor hen, die in het geheim zijn, de som voorstellen, welke door ieder betaald moet worden. Heeft elke gast betaald, dan knikt de oude met zijn hoofd en verdwijnt weder. Vindt iemand de rekening onbillijk, dan moet hij dade¬ lijk hooren, dat de anderen evenveel betalen als hij. Het is beter maar stilzwijgend te voldoen. Heeft iemand na den maaltijd rust noodig en wil liij gaan slapen, dan wordt hem verzocht te wach¬ ten tot allen ter kooi gaan. Eindelijk wijst men elk zijn nachtleger en hij, die zich in het bezit van een bed mag verheugen, heeft daarbij het genoegen zich onder een dek te bevinden, dat tenminste de laatste zes maanden niet in de wasch is geweest." Zóó was het ten tijde van Erasmus. KUNST EN LETTEREN. Het marmeren borstbeeld van mevr. Kleine- Gartman, geplaats in den foyer van den Stads¬ schouwburg te Amsterdam, is door prof. Stokvis namens den Raad van beheer der Tooneelschool, aangeboden aan den burgemeester, die het voor de gemeente Amsterdam aanvaardde. Het borst¬ beeld, vervaardigd door den Heer Henri J. Teixeira de Mattos, stelt de kunstenares voor in den bloei harer jaren, blootshoofds, gedrapeerd in een half klassiek gewaad. De gelijkenis is, vooral wanneer het beeld in profiel gezien wordt, treffend en om den mond speelt duidelijk her¬ kenbaar de geestige en peinzende glimlach, welke allen, die den overledene gekend hebben, zich zoo duidelijk herinneren. Het beeld wordt aangeboden door het bestuur der Tooneelschool, aan welke mevrouw Kleine, zoolang zij kon, hare beste krachten gewijd heeft. Het bestuur is door deze hulde in staat ge¬ steld door bijdragen harer vrienden en vereerders. Ter gelegenheid dat de heer Joh. M. Coenen 20 jaar directeur is geweest van het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam, werd Zaterdag ten aan- hoore van een talrijk publiek een schoon feest- eoncert gegeven. Den jubilaris werden een tal van bloemen, een 5tal fraaie kransen en een aan¬ denken met album aangeboden. Onder de uitgevoerde nommers was „Ada van Holland," voor solo-sopraan, koor en orchest, van den jubilaris zelveu. Dit werk voldeed bijzonder. Bij eene voorstelling van het Rotterdamsche tooneelgezelschap te Nijmegen, is Zaterdagavond een warme hulde gebracht aan den heer D. Has¬ pels, bij gelegenheid van zijn 25-jarig kunstenaars- feest. De heer Haspels, die, zooals men weet, te Nijmegen is geboren en aldaar zijne jeugd heeft doorgebracht, werd, na een hartelijken geluk- wensch en de aanbieding van een lauwerkrans door den president der Schouwburg-commissie, den heer W. J. J. G. Most, eveneens op tref¬ fende wijze toegesproken door zijn ouden vriend en schoolmakker, den heer C. Bakker, die hem, namens eenige stadgenooten, een fraai stel tafel¬ zilver in een doos met toepasselijk opschrift aan¬ bood. Beide toespraken werden door den heer Haspels op waardige wijze beantwoord. Het tooneelspel „Mejonkvrouw de la Seiglière," werd door het gezelschap met bijzondere opge¬ wektheid gespeeld en lokte telkens daverende toe¬ juichingen uit. Ook te Leiden is de heer D. Haspels, mèt harte¬ lijkheid ontvangen. Hij werd aldaar toegesproken door Prof. Kern, met aanbieding van eenige boek¬ werken, en namens de studenten door den heer Pantekoek. Met 1 Maart a.s. zal te Amersfoort eene Muziekschool worden geopend door de aldaar be¬ staande afdeeling der Maatschappij lot bevordering der Toonkunst. derland één persoon op to roepen, ter gezamen¬ lijke beoordeeling". Zou het niet beter zijn en daardoor wellicht, ja zeker, het onmogelijke, mogelijk worden, wan¬ neer eene meeting werd uitgeschreven voor de omringende gemeenten? Door zulk een samen¬ komst uit met Hoorns toestanden bekende per¬ sonen, zou een juist oordeel kunnen worden geveld. Zeer gemoedelijk (?) hoopt Z.Ed, met velen zijner vakgenooten dat de markt zal blijven en het Gemeentebestuur niet zal bemoeilijkt worden in zijne plannen voor de toekomst van Hoorn. Ten slotte wordt aangehaald dat „ook van de zijde van vele handelaren, waarbij mannen van gewicht voor den veehandel, een request schijnt te zijn ingediend, om de markt haar gunstige ligging (en wording?) te laten behouden". Uit het bovenstaande blijkt: 1°. Dat de ruim 650 gepatenteerde ondertee- teekenaars niet bij hutiue zinnen zijn, immers allen onderschreven wat door bedoelden inzender „de onmogelijkste gevolgtrekkingen" worden ge¬ noemd. 2°. Is het duidelijk dat „de bestendige lezer" is ingewijd in de plannen van het Gemeentebe¬ stuur, immers de uitgesproken hoop „dat dit bestuur niet bemoeilijkt worde in de plannen voor de toekomst van Hoorn", schijnt dit aan te duiden. 3°. Is de uitdrukking „hartelijk hoop ik met vele mijner vakgenooten, dat wij onze aan alle eischen voldoende veemarkt mogen behouden enz." in strijd is met de uitdrukking; want, iemand, mede uit naam van vakgenooten als marktbezoeker sprekende, kan weten dat er een request is inge¬ diend door kooplieden en niet schijnt te zijn in¬ gediend. Dit klopt niet. De 650 onderteekenaars hebben niets te¬ gen de markt, als inrichting; integendeel deze is uitstekend, maar de plaats is even ongeschikt als de Bangert voor het exploiteeren van een opera. Ten slotte een woord aan de Redactie van de Hoornsche Courant. Jammer is het dat mannen, die zich Redacteuren noemen van een courant, zoo weinig op de hoogte schijnen van zaken, zoo ingrijpend, als de marktquaestie. Foei! M. H.! er geen eigen oordeel in deze op na te houden, is dat niet wat kras? Wij zijn overtuigd van de belangstelling van het Gemeentebestuur voor Hoorn's toekomst, maar zou het onmogelijk zijn, dat ook een Gemeente¬ bestuur in zijne beste bedoelingen werd teleur¬ gesteld? Is het niet beter ten halve te keeren dan geheel te dwalen? ^ 330 Staatsloterij. Trekking van Maandag 18 Januari 1886. No. 19944 ƒ 100,000. 7056, 18536, 20977 elk ƒ 1000. 15285 ƒ 400. 2456, 7755, 4602, 5108, 5673, 19604 20597 elk ƒ 200. 1142, 1473, 1593, 7669, 10229, 11234, 12238, 12950, 13592, 17243, 17983 18585 elk ƒ 100. Trekking van Dinsdag 19 Januari 1886. No. 18154 ƒ 1500. 851, 6839 20255 elk ƒ 1000. 6330, 7399, 13077, 13617, 18496 elk ƒ400. 8778 9697 elk ƒ 200. 1179, 5038, 6347, 7143, 14146 15154 17179 elk ƒ100. Bevolking der gemeente SIJBECARSPEL. Aantal inwoners op 1 Geboren in 1885 . . Januari 15 M. 1885 : en 25 Vr. 1174 40 Gestorven in 1885 . 5 10 // 1214 15 Ingekomen van elders 31 39 // 1199 70 Vertrokken naar elders 31 41 u 1269 72 Aantal inwoners op 1 Januari 11.: 1197 Ingezonden, Mijnheer de Redacteur! Beleefd verzoek ik u een bescheiden plaatsje voor onderstaande opmerkingen, in het e. k. No. van uw blad. In de Hoornsche Courant van 17 Januari jd. komt o. a. een ingezonden stuk voor van een zich noemende „Bestendige lezer." De marktverplaatsing is het onderwerp. Naar hij vau verschillende zijden vernam, worden ernstige pogingen gedaan tot verplaatsing van de wekelijksche veemarkt. Volgens den belangstel¬ lenden onbekende, worden „de onmogelijkste ge¬ volgtrekkingen gemaakt ten nadeele der zoo wel ingerichte veemarkt". Verder stelt Z.E. voor, „uit elke stad in Ne- lu 1885 werden 7 huwelijken voltrokken, alle tusschen jongelieden. Burgerlijke Stand der Gemeente Hoorn, van 11 tot 18 Januari 1886. ONDERTROUWD: Jacob Schuld (van Purmerende) en Catharina Kaldenbach. Johannes Nicolaas Bloem en Geertje Blokdijk. Izaak van Gelder (van Helder) en Roosje Polak. Dirk Boot en Reintje Visser. GETROUWD: Willem van Loosbroek en Anna Galema. GEBOREN: Johannes Anlonius, z. v. Johannes Doffer en Grietje Conijn. Lourentius, z. v. Elbertus Vlaar en Geertje Vlaar. Elisabeth, d. v. Johannes vau der Hulst en Maria Geertruida Toussaint. Nicolaas, z. v. Jan Windt en Marijtje de Vries. LEVENL. AANGEGEVEN: Een d. v. Dirk Smit en Margaretha Groenwoudt. OVERLEDEN: Dirkje Kijvekamp 9 j. l'rederik Cornell's Reek 3 m. Susanna Catharina Dan- keltnan 2 m. CORRESPONDENTIE. HH. Correspondenten van WEST-FRIESLAND Nieuwe Hoornsche Courant, worden verzocht hunne opgaven te zenden van de geplaatste berichten, gedurende het 4e kwartaal 1885 door hen inge¬ zonden. DE UITGEVER.