Tekstweergave van WFNHC_1886_01_20_0003
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
ketels,
waarin,
onder
eene
vet-
en
waterlaag,
doods¬
hoofden,
armen,
beenen
en
andere
gedeelten
van
het
menschelijk
lichaam
liggen.
Het
geheel
wordt
eenige
uren
in
kokenden
toestand
gehouden,
waarna
hoofden,
rompen
en
ledematen
naar
eene
andere
zaal
worden
overgebracht,
waar
mannen,
vrouwen
en
meisjes
zich
onledig
houden
het
vleesch
te
verwijderen.
l>e
beenderen
worden
door
middel
van
ijzerdraad
op
zulk
eene
wijze
verbonden,
dat
ze
een
volkomen
skelet
vormer,
hetwelk
daarna
aan
jonge
studenten
in
de
chirurgie
verkocht
wordt.
vriend,
hier
is
mijn
stok.
Maar,
wat
zoudt
gij
er
mee
uitvoeren?
opeten
kunt
gij
hem
niet;
op¬
drinken
ook
niet;
er
op
wonen
ook
niet;
er
een
jas
van
laten
maken
ook
niet;
derhalve,
gij
zoudt
hem
te
gelde
moeten
maken;
gij
zoudt
aan
Piet
of
Klaas
moeten
vragen
of
hij
den
stok
van
u
wil
koopen;
maar
die
koopt
hem
niet
als
hij
er
niet
mee
wandelen
mag,
en
—
koopt
hij
hem
wel,
ach,
lieve
tijd!
dan
loopt
er
weer
een
ander
langs
de
straat
met
den
mooien
rotting;
misschien
geett
die
u
er
een
pak
slaag
mee."
allerlei.
Drimsche
Dorpsgeschiedenis.
—
Door
Drims
duinachtige
dreven
drentelde
dartel
DomineeDerk-
sens
deugdzame
dochter
Doortje;
dit
dametje
deed
dolgaarne
deugdzame
daden.
Dagelijks
drenkte
Doortje
de
dorstige
dieren.
Dertien
donzige
duifjes
doorkliefden
Drimsre-
ven
doch
de
dartelende
dreumes
Dirk,
des
dag-
looners
Doris
Donker,
dreigde
driest
deze
donzige
diertjes
Dit
deerde
de
dierenbeschermende
Doortje'.
De
dartele
deern
deed
daarom
den
drommelschen
dierenkweller
door
der.
deftigen
diender
des
dorps
dooreenschudden,
doch
de
doortrapte
deugniet
doorscheurde
den
donker-
blauwen
duffel
des
dronken
dienders,
daar
deze
driemaal
dagelijks
....
dronkenmakende
dranken
doorzwolg!
Dolzinnig
doorboorde
de
degen
des
driftigen
dienaars
den
doodsbleeken
deugniet!
••••
De
dorpsdiender
duizelde,
doorziende
deze
deerniswaardige,
doldriftige
daad.
De
dorpsschout
dagvaardde
dadelijk
aen
doemwaardigen
doodslager.
...
....
doch
de
diender
deserteerde
door
de
diligence,
die
Drims
dorpsweg
doorreed.
_
1
,
De
dochter
des
Dominee
s
Derksen
door¬
leefde
dientengevolge
droevige
dagen.
Doortje
doorkruiste
daarna
dagelijks
droo-
merig
de
dennenwouden,
de
dartelheid
dervende,
daar"
Dirk
Donkers
dood
Doortje
drukte.
Dinsdag,
den
derden
December
doorsloop
de
droeve
dood
de
deur
des
Dominee's
Derksen,
diens
desolate
deugdzame
dochter
Doortje
doodende.
Dat
doet
de
deur
dicht!
door
D-
de
D.
Amst.
Ct.
Bij
een
woordentwist
beweerde
iemand,
dat
de
wiskunde
eene
wetenschap
was,
waarover
geen
strijd
mogelijk
kon
zijn.
Zij
was
immers
dejogica
zelve!
„Wil
ik
je
een
voorbeeld
geven,
zoo
vervolgde
hij,
„wanneer
een
arbeider
in
12
dagen
een
muur
metselt,
dan
bouwen
12
arbeiders
hem
in
eenen
dag."
—
„Zeer
zeker,"
antwoordde
zijn
tegenstanders,
„288
man
bouwen
hem
in
een
uur
17,280
man
in
een
minuut
en
wanneer
men
het'
werk
door
1,036,800
man
doet
verrichten,
dan
is
de
muur
in
eene
seconde
geieed,
d.
w.
z.
in
minder
tijd
dan
één
arbeider
jioodig
heeft
om
een
steen
behoorlijk
te
plaatsen.
_
Hoe
een
visch
een
vogel
vangt,
leert
het
volgende.
Een
groote
zee-arend
zat
bij
een
wak
aan
de
zuidkust
van
Gothland
en
ontdekte
eene
buit,
want
hij
valt
eensklaps
in
het
wak
en
slaat
zijne
klauwen
in
den
mg
van
den
visch,
ver¬
moedelijk
een
snoek,
en
den
grooten
arend.
De
klauwen
zaten
vast
in
den
rug
van
den
visch,
zoodat
de
arend
ze
niet
kon
losrukken;
de
visch
dook
eensklaps,
terwijl
de
vogel,
na
het
water
met
zijne
vleugels
tot
schuim
gezweept
te
heb¬
ben,
onder
het
ijs
schoot
en
zoo
den
dood
vond.
—
De
predikant
Spörer
te
Rechenberg,
in
Frankenland,
liet
in
1720
eene
predikatie
drukken,
waarin
het
navolgende
voorkomt:
„Alle
respect
voor
de
vrouwtjes!
Als
ze
mooi,
gelant,
com¬
plaisant
en
netjes
opgepoest
zijn,
als
een
knap
paard,
dat
weet
ik
ze
behoorlijk
te
respecteeren,
en
als
ze
goed
huishouden
kunnen
en
den
man
aan
de
oogeti
zien,
wat
hij
wer.scht,
ha!
dan
springt
den
man
T
harte
op,
als
hij
thuis
komt
en
daar
zulk
een
lieve
engel
vindt,
die
hem
met
sneeuwwitte
handjes
ontvangt,
hem
zoent
en
streelt,
een
slaadje
en
gebraadje
op
tafel
brengt,
en
dan
bij
hem
gaat
zitten
en
zegt:
Schat,
waar
zal
ik
je
nu
een
stukje
van
afsnijden?
en
zulke
zoete
dingen
en
woordekens
meer.
—
Als
men
echter
eene
feeks,
een
grompot,
eene
tooverkol,
eene
tang
in
huis
heeft,
die
altijd
bromt,
met
de
deuren
slaat
en
een
gezicht
als
een
nest
vol
uilen
zet
—
dan,
arme
man!
zit
ik
liever
in
Jt
peper¬
en
apenland,
dan
in
zijne
plaats
te
wezen.
—
Aan
Berthold
Auerbach
is
het
volgende
door
de
Zw.
Crt.
ontleend:
„Wacht
maar,
de
tijd
komt
dat
wij
je
het
wandelen
met
een
rotting
met
gouden
knop
wel
zullen
afleeren."
Van
een
sociaal-democratisch
straatslijper
kwam
deze
broederlijke
groetenis
tot
een
oud
heer,
die
in
een
der
hoofdstraten
van
Frankfort
langs
de
winkels
flaneerde.
„Broertje"
—
hernam
de
geduldige
oude
heer
—
„mijn
stok
bevestigt
het
oude
spreekwoord:
het
is
al
geen
goud
wat
er
blinkt;
want
dat,
blinkend
hondekopje
aan
mijn
stok
is
niet
van
goud;
het
is
maar
verguld;
ik
heb
betrekking
op
den
rot¬
ting,
want
hij
is
een
gedachtenis
van
een
mijner
vrienden;
edoch,
indien
wij
er
door
kwamen
waar
wij
wezen
moeten,
zou
ik
hem
gaarne
offeren
op
het
altaar
des
vaderlands,
en
ik
zou
zeggen:
—
Betreffende
het
leven
en
het
verkeer
in
de
Duitsche
logementen
vóór
400
jaar
bevat
de
Köln.
Zeit.
een
artikel,
welke
genoemde
courant
aan
den
grooten
Erasmus
ontleend.
Men
leest
daarin
het
volgende:
„Het
is
niet
slechts
leerzaam,
maar
het
geett
ook
reden
tot
tevredenheid
en
gelijkertijd
tot
lachlust,
zich
somtijds
met
de
sociale
toestanden
en
beroepsbezigheden
der
vorige
eeuwen
bezig
te
houden.
Wat
de
hotels
betreft,
heeft
men
zeker
op
veel
vooruitgang
te
wijzen.
Wanneer
men
in
onzen
tijd
den
wensch
uit¬
spreekt,
voor
eenige
dagen
in
een
hotel
zijn
i»-
trek
te
nemen,
dan
geeft
men
aanleiding
tot
eene
bepaalde
revolutie
in
dat
hotel.
De
brand¬
klok
wordt
geluid,
kellners
en
andere
bedienden
komen
aanrennen,
de
dikke
hotelhouder
doet
het
onmogelijke,
met
eene
buiging
den
gast
welkom
te
heeten.
Een
twaalftal
bedienden
maakt
zich
verdienstelijk,
den
reiziger,
door
de
hulp
welke
zij
hem
bieden,
zoo
lastig
mogelijk
te
zijn
en
heeft
men
eindelijk
zijne
entree
gemaakt,
dan
ziet
men
zich
wederom
door
een
aantal
dienende
geesten
omringd,
welke
de
geheimzinnigste
weuscheu
en
behoeften
van
den
gast
moeten
uitvorschen.
Hij
mag
zich
over
niets
te
beklagen
hebben.
Hoe
geheel
anders
was
het
gesteld
met
het
hotelleven
vóór
400
jaren
in
Duitschland!
De
groote
Eras¬
mus
geeft
ons
in
één
zijner
geschriften
eene
tee-
kening
van
den
toestand,
waarin
de
logementen
van
zijn
tijd
zich
bevonden,
welke
teekening
wij
hier
doen
volgen.
Mil
men
zijn
intrek
in
een
logement
nemen,
dan
moet
men
eerst
geruimen
tijd
op
de
deur
kloppen
en
bonzen,
voordat
iemand
het
hoort.
Geeft
men
dien
arbeid
niet
op,
dan
wordt
einde¬
lijk
een
hoofd
naar
buiten
gestoken,
welke
ver¬
tooning
den
indruk
maakt
van
een
schildpad,
welke
van
onder
haar
schild
komt
uitkijken.
Wanneer
men
op
zijn
vraag
of
nachtkwartier
te
bekomen
is,
geen
ontkennend
knikken
ten
ant¬
woord
krijgt,
is
dat
een
bewijs
dat
men
welkom
is.
Te
paard
gekomen,
is
de
reiziger
genoodzaakt,
het
dier
zelf
naar
den
stal
te
brengen,
waarna
hij
gepakt
en
gezakt,
met
modder
bedekt,
de
eenige
gelagkamer,
welke
zich
in
het
logement
bevindt,
binnentreedt.
Hier
moet
men
zich
thuis
gevoelen.
De
laarzen
worden
uitgetrokken,
pantoffels
in
de
plaats
ge¬
teld
;
men
verwisselt
desnoods
van
linnengoed
en
droogt
zijne
natte
kleederen.
Ook
waschwater
is
aanwezig,
maar
meestal
in
eenen
toestand
van
verregaande
onreinheid.
Dit
valt
niet
te
verwon¬
deren,
wanneer
men
bedenkt,
dat
alle
gasten
vóór
u
binnen
getreden,
reeds
van
dezelfde
ge¬
legenheid
gebruik
maakten.
Waag
het
niet,
eenige
aanmerking
te
maken,
dan
wordt
u
dadelijk
ten
antwoord
gegeven,
wan¬
neer
het
u
niet
bevalt,
maar
op
te
kuieren.
Wat
het
eten
betreft,
hiermede
wordt
zoolang
gewacht,
totdat
men
verzekerd
kan
zijn,
dat
geen
gasten
meer
zullen
komen.
Meestal
klimt
dat
aantal
gasten
tot
tachtig
of
negentig,
waaronder
voet¬
gangers,
ruiters,
schippers,
koetsiers,
vrouwen
en
kinderen,
gezonden
en
zieken.
Het
beeld
dat
zulk
een
volle
gelagkamer
ver¬
toont
,
is
zoo
schilderachtig
als
men
slechts
kan
wenschen.
De
één
kamt
zijn
haren,
de
ander
wascht
zich,
terwijl
zijn
buurman
zich
het
zweet
afdroogt.
Wanneer
iemand
de
onaangename
lucht
niet
verdragen
kan
en
een
venster
beproeft
te
openen,
dan
hoort
hij
van
alle
zijden
toeroepen:
„Toe¬
maken."
Verzet
hij
zich,
dan
wordt
hem
vrien¬
delijk
verzocht,
naar
een
andere
herberg
om
te
zien.
Na
korten
tijd
verschijnt
de
oude
knecht
weder
en
spreidt
de
lakens
(maar
welke
lakens!)
op
de
tafel
uit.
Nu
is
het
oogenblik
daar
en
alles
zet
zich
neder,
rijk
naast
arm,
de
knecht
naast
zijn
heer;
alle
onderscheid
is
weggevallen.
Wederom
verschijnt
de
afschuwelijke
bediende,
om
elk
zijn
houten
bord
eti
dito
lepel
te
brengen.
Een
kroes
wordt
naast
ieder
bord
geplaatst
en
een
stuk
brood
daaraan
toegevoegd.
Met
hetgeen
men
nu
ontvangen
heeft,
moet
men
zich
nog
een
uurtje
vermaken.
Eindelijk
komt
de
wijn.
Maar,
Heer
in
den
hemel,
welk
een
wijn!
Bitter
en
scherp
als
azijn.
Wanneer
iemand
heimelijk
geld
wil
geven,
om
eene
betere
soort
te
verkrijgen,
dan
houdt
men
zich
doof
en
wanneer
nog
langer
op
verandering
wordt
aangedrongen,
dan
heet
het:
„Hier
zijn
reeds
vele
graven
en
markgraven
geweest;
nog
geen
een
heeft
aanmerking
op
den
wijn
gemaakt!
Wien
het
hier
niet
bevalt,
die
zoeke
eene
andere
huisvesting."
Eindelijk,
na
lang
wachten,
verschijnen
de
scho¬
tels
en
wel
als
eerste
schotel
meestal
brood,
in
vleeschnat
gedoopt;
dan
volgt
een
stuk
opge¬
warmd
vleesch,
daarna
eene
brij
en
als
slotaccoord
een
stuk
wild,
dat
nooit
voor
alle
gasten
toerei¬
kend
is.
Men
blijft
nog
een
uur
voor
den
vuilen
boel
zitten;
waarna
wordt
afgenomen.
Wederom
verschijnt
de
vuile
knecht,
meestal
door
den
niet
minder
vuilen
waard
vergezeld,
en
vraagt
ot
iemand
nog
honger
heeft.
Is
het
ant¬
woord
ontkennend,
dan
wordt
een
betere
soort
wijn
ingeschonken
en
een
waar
bacchanaal
neemt
een
aanvang.
Naarmate
de
hoeveelheid
wijn,
welke
gedronken
wordt,
vermeerdert,
neemt
het
rumoer
toe.
Narren
en
hansworsten
treden
op
en
het
is
uauwhjks
te
gelooven
hoeveel
genoegen
de
Duit-
schers
in
de
voorstellingen
van
deze
erbarmelijke
kerels
vinden.
De
acteurs
zingen,
schreeuwen,
dansen
en
springen,
dat
iemand
hooren
en
zien
vergaat
en
toch
moet
men
in
de
kamer
blijven,
wil
men
met
het
gezelschap
op
goeden
voet
blijven.
Is
de
kaas
weggenomen
(zij
moet
vuil
en
vol
mijten
zijn,
wil
ze
door
de
gasten
smakelijk
ge¬
vonden
worden),
dan
verschijnt
de
grijsbaard
met
eene
lei,
waarop
zich
eenige
hieroglyphen
bevin¬
den,
welke
voor
hen,
die
in
het
geheim
zijn,
de
som
voorstellen,
welke
door
ieder
betaald
moet
worden.
Heeft
elke
gast
betaald,
dan
knikt
de
oude
met
zijn
hoofd
en
verdwijnt
weder.
Vindt
iemand
de
rekening
onbillijk,
dan
moet
hij
dade¬
lijk
hooren,
dat
de
anderen
evenveel
betalen
als
hij.
Het
is
beter
maar
stilzwijgend
te
voldoen.
Heeft
iemand
na
den
maaltijd
rust
noodig
en
wil
liij
gaan
slapen,
dan
wordt
hem
verzocht
te
wach¬
ten
tot
allen
ter
kooi
gaan.
Eindelijk
wijst
men
elk
zijn
nachtleger
en
hij,
die
zich
in
het
bezit
van
een
bed
mag
verheugen,
heeft
daarbij
het
genoegen
zich
onder
een
dek
te
bevinden,
dat
tenminste
de
laatste
zes
maanden
niet
in
de
wasch
is
geweest."
Zóó
was
het
ten
tijde
van
Erasmus.
KUNST
EN
LETTEREN.
—
Het
marmeren
borstbeeld
van
mevr.
Kleine-
Gartman,
geplaats
in
den
foyer
van
den
Stads¬
schouwburg
te
Amsterdam,
is
door
prof.
Stokvis
namens
den
Raad
van
beheer
der
Tooneelschool,
aangeboden
aan
den
burgemeester,
die
het
voor
de
gemeente
Amsterdam
aanvaardde.
Het
borst¬
beeld,
vervaardigd
door
den
Heer
Henri
J.
Teixeira
de
Mattos,
stelt
de
kunstenares
voor
in
den
bloei
harer
jaren,
blootshoofds,
gedrapeerd
in
een
half
klassiek
gewaad.
De
gelijkenis
is,
vooral
wanneer
het
beeld
in
profiel
gezien
wordt,
treffend
en
om
den
mond
speelt
duidelijk
her¬
kenbaar
de
geestige
en
peinzende
glimlach,
welke
allen,
die
den
overledene
gekend
hebben,
zich
zoo
duidelijk
herinneren.
Het
beeld
wordt
aangeboden
door
het
bestuur
der
Tooneelschool,
aan
welke
mevrouw
Kleine,
zoolang
zij
kon,
hare
beste
krachten
gewijd
heeft.
Het
bestuur
is
door
deze
hulde
in
staat
ge¬
steld
door
bijdragen
harer
vrienden
en
vereerders.
—
Ter
gelegenheid
dat
de
heer
Joh.
M.
Coenen
20
jaar
directeur
is
geweest
van
het
Paleis
voor
Volksvlijt
te
Amsterdam,
werd
Zaterdag
ten
aan-
hoore
van
een
talrijk
publiek
een
schoon
feest-
eoncert
gegeven.
Den
jubilaris
werden
een
tal
van
bloemen,
een
5tal
fraaie
kransen
en
een
aan¬
denken
met
album
aangeboden.
Onder
de
uitgevoerde
nommers
was
„Ada
van
Holland,"
voor
solo-sopraan,
koor
en
orchest,
van
den
jubilaris
zelveu.
Dit
werk
voldeed
bijzonder.
—
Bij
eene
voorstelling
van
het
Rotterdamsche
tooneelgezelschap
te
Nijmegen,
is
Zaterdagavond
een
warme
hulde
gebracht
aan
den
heer
D.
Has¬
pels,
bij
gelegenheid
van
zijn
25-jarig
kunstenaars-
feest.
De
heer
Haspels,
die,
zooals
men
weet,
te
Nijmegen
is
geboren
en
aldaar
zijne
jeugd
heeft
doorgebracht,
werd,
na
een
hartelijken
geluk-
wensch
en
de
aanbieding
van
een
lauwerkrans
door
den
president
der
Schouwburg-commissie,
den
heer
W.
J.
J.
G.
Most,
eveneens
op
tref¬
fende
wijze
toegesproken
door
zijn
ouden
vriend
en
schoolmakker,
den
heer
C.
Bakker,
die
hem,
namens
eenige
stadgenooten,
een
fraai
stel
tafel¬
zilver
in
een
doos
met
toepasselijk
opschrift
aan¬
bood.
Beide
toespraken
werden
door
den
heer
Haspels
op
waardige
wijze
beantwoord.
Het
tooneelspel
„Mejonkvrouw
de
la
Seiglière,"
werd
door
het
gezelschap
met
bijzondere
opge¬
wektheid
gespeeld
en
lokte
telkens
daverende
toe¬
juichingen
uit.
Ook
te
Leiden
is
de
heer
D.
Haspels,
mèt
harte¬
lijkheid
ontvangen.
Hij
werd
aldaar
toegesproken
door
Prof.
Kern,
met
aanbieding
van
eenige
boek¬
werken,
en
namens
de
studenten
door
den
heer
Pantekoek.
—
Met
1
Maart
a.s.
zal
te
Amersfoort
eene
Muziekschool
worden
geopend
door
de
aldaar
be¬
staande
afdeeling
der
Maatschappij
lot
bevordering
der
Toonkunst.
derland
één
persoon
op
to
roepen,
ter
gezamen¬
lijke
beoordeeling".
Zou
het
niet
beter
zijn
en
daardoor
wellicht,
ja
zeker,
het
onmogelijke,
mogelijk
worden,
wan¬
neer
eene
meeting
werd
uitgeschreven
voor
de
omringende
gemeenten?
Door
zulk
een
samen¬
komst
uit
met
Hoorns
toestanden
bekende
per¬
sonen,
zou
een
juist
oordeel
kunnen
worden
geveld.
Zeer
gemoedelijk
(?)
hoopt
Z.Ed,
met
velen
zijner
vakgenooten
dat
de
markt
zal
blijven
en
het
Gemeentebestuur
niet
zal
bemoeilijkt
worden
in
zijne
plannen
voor
de
toekomst
van
Hoorn.
Ten
slotte
wordt
aangehaald
dat
„ook
van
de
zijde
van
vele
handelaren,
waarbij
mannen
van
gewicht
voor
den
veehandel,
een
request
schijnt
te
zijn
ingediend,
om
de
markt
haar
gunstige
ligging
(en
wording?)
te
laten
behouden".
Uit
het
bovenstaande
blijkt:
1°.
Dat
de
ruim
650
gepatenteerde
ondertee-
teekenaars
niet
bij
hutiue
zinnen
zijn,
immers
allen
onderschreven
wat
door
bedoelden
inzender
„de
onmogelijkste
gevolgtrekkingen"
worden
ge¬
noemd.
2°.
Is
het
duidelijk
dat
„de
bestendige
lezer"
is
ingewijd
in
de
plannen
van
het
Gemeentebe¬
stuur,
immers
de
uitgesproken
hoop
„dat
dit
bestuur
niet
bemoeilijkt
worde
in
de
plannen
voor
de
toekomst
van
Hoorn",
schijnt
dit
aan
te
duiden.
3°.
Is
de
uitdrukking
„hartelijk
hoop
ik
met
vele
mijner
vakgenooten,
dat
wij
onze
aan
alle
eischen
voldoende
veemarkt
mogen
behouden
enz."
in
strijd
is
met
de
uitdrukking;
want,
iemand,
mede
uit
naam
van
vakgenooten
als
marktbezoeker
sprekende,
kan
weten
dat
er
een
request
is
inge¬
diend
door
kooplieden
en
niet
schijnt
te
zijn
in¬
gediend.
Dit
klopt
niet.
De
650
onderteekenaars
hebben
niets
te¬
gen
de
markt,
als
inrichting;
integendeel
deze
is
uitstekend,
maar
de
plaats
is
even
ongeschikt
als
de
Bangert
voor
het
exploiteeren
van
een
opera.
Ten
slotte
een
woord
aan
de
Redactie
van
de
Hoornsche
Courant.
Jammer
is
het
dat
mannen,
die
zich
Redacteuren
noemen
van
een
courant,
zoo
weinig
op
de
hoogte
schijnen
van
zaken,
zoo
ingrijpend,
als
de
marktquaestie.
Foei!
M.
H.!
er
geen
eigen
oordeel
in
deze
op
na
te
houden,
is
dat
niet
wat
kras?
Wij
zijn
overtuigd
van
de
belangstelling
van
het
Gemeentebestuur
voor
Hoorn's
toekomst,
maar
zou
het
onmogelijk
zijn,
dat
ook
een
Gemeente¬
bestuur
in
zijne
beste
bedoelingen
werd
teleur¬
gesteld?
Is
het
niet
beter
ten
halve
te
keeren
dan
geheel
te
dwalen?
^
330
Staatsloterij.
Trekking
van
Maandag
18
Januari
1886.
No.
19944
ƒ
100,000.
„
7056,
18536,
20977
elk
ƒ
1000.
„
15285
ƒ
400.
„
2456,
7755,
4602,
5108,
5673,
19604
20597
elk
ƒ
200.
„
1142,
1473,
1593,
7669,
10229,
11234,
12238,
12950,
13592,
17243,
17983
18585
elk
ƒ
100.
Trekking
van
Dinsdag
19
Januari
1886.
No.
18154
ƒ
1500.
„
851,
6839
20255
elk
ƒ
1000.
„
6330,
7399,
13077,
13617,
18496
elk
ƒ400.
„
8778
9697
elk
ƒ
200.
„
1179,
5038,
6347,
7143,
14146
15154
17179
elk
ƒ100.
Bevolking
der
gemeente
SIJBECARSPEL.
Aantal
inwoners
op
1
Geboren
in
1885
.
.
Januari
15
M.
1885
:
en
25
Vr.
1174
40
Gestorven
in
1885
.
5
„
„
10
//
1214
15
Ingekomen
van
elders
31
„
„
39
//
1199
70
Vertrokken
naar
elders
31
„
„
41
u
1269
72
Aantal
inwoners
op
1
Januari
11.:
1197
Ingezonden,
Mijnheer
de
Redacteur!
Beleefd
verzoek
ik
u
een
bescheiden
plaatsje
voor
onderstaande
opmerkingen,
in
het
e.
k.
No.
van
uw
blad.
In
de
Hoornsche
Courant
van
17
Januari
jd.
komt
o.
a.
een
ingezonden
stuk
voor
van
een
zich
noemende
„Bestendige
lezer."
De
marktverplaatsing
is
het
onderwerp.
Naar
hij
vau
verschillende
zijden
vernam,
worden
ernstige
pogingen
gedaan
tot
verplaatsing
van
de
wekelijksche
veemarkt.
Volgens
den
belangstel¬
lenden
onbekende,
worden
„de
onmogelijkste
ge¬
volgtrekkingen
gemaakt
ten
nadeele
der
zoo
wel
ingerichte
veemarkt".
Verder
stelt
Z.E.
voor,
„uit
elke
stad
in
Ne-
lu
1885
werden
7
huwelijken
voltrokken,
alle
tusschen
jongelieden.
Burgerlijke
Stand
der
Gemeente
Hoorn,
van
11
tot
18
Januari
1886.
ONDERTROUWD:
Jacob
Schuld
(van
Purmerende)
en
Catharina
Kaldenbach.
Johannes
Nicolaas
Bloem
en
Geertje
Blokdijk.
Izaak
van
Gelder
(van
Helder)
en
Roosje
Polak.
Dirk
Boot
en
Reintje
Visser.
GETROUWD:
Willem
van
Loosbroek
en
Anna
Galema.
GEBOREN:
Johannes
Anlonius,
z.
v.
Johannes
Doffer
en
Grietje
Conijn.
Lourentius,
z.
v.
Elbertus
Vlaar
en
Geertje
Vlaar.
Elisabeth,
d.
v.
Johannes
vau
der
Hulst
en
Maria
Geertruida
Toussaint.
Nicolaas,
z.
v.
Jan
Windt
en
Marijtje
de
Vries.
LEVENL.
AANGEGEVEN:
Een
d.
v.
Dirk
Smit
en
Margaretha
Groenwoudt.
OVERLEDEN:
Dirkje
Kijvekamp
9
j.
l'rederik
Cornell's
Reek
3
m.
Susanna
Catharina
Dan-
keltnan
2
m.
CORRESPONDENTIE.
HH.
Correspondenten
van
WEST-FRIESLAND
Nieuwe
Hoornsche
Courant,
worden
verzocht
hunne
opgaven
te
zenden
van
de
geplaatste
berichten,
gedurende
het
4e
kwartaal
1885
door
hen
inge¬
zonden.
DE
UITGEVER.