Tekstweergave van WFNHC_1886_01_13_0001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
5de Jaargang. WOENSDAG i5 JANUARI 1886. No. k / Nieuwe Hoornsclie Courant. Abonnementsprijs per kwartaal, voor Hoorn. ƒ 1,00 w fir. per post - 1,20 Afzonderlijke nommers - 0,05 Dit blad verschijnt Dinsdag- en Yrijdag-avond. UITGEVEK P. G E £ R T S, HOORN. Prijs der advertentiën van 1—5 regels . f 0,40 Elke regel daarboven 0,0 76 Groote letters, randen enz. worden naar plaats¬ ruimte berekend. Stukken voor de Redactie, uiterlijk den vorigen dag. Advertentiën kunnen ingezonden worden tot uiterlijk 's namiddags 12 uur des Dinsdags en Vrijdags. Eene viermaal geplaatste advertentie wordt slechts driemaal in rekening gebracht. OFFICIEEL GEDEELTE. BEKENDMAKING. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN HOORN, doen te weten: dat zij aan het Kerk¬ bestuur van de Israëlitische Gemeente alhier, vergunning hebben verleend tot het aanleggen eener bijzondere begraafplaats, ten behoeve der leden van die kerkelijke gemeente, op het perceel weiland in d' Ampte alhier, kadastraal bekend in sectie C No. 505, zoodat binnen een afstand van vijftig meters van die aan te leggen begraafplaats geen gebouwen opgericht of putten gegraven mo¬ gen worden, dan na bekomen verlof van Gede¬ puteerde Staten na verhoor van den geneeskun¬ digen inspecteur in de provincie Noord-Holland. HOORN, 6 Januari 1886. Burgemeester en Wethouders voornoemd, VAN DEDEM. Be Secretaris, W. VAN WANING Jr. TER VISIE LIGGING Mriiraisrepter en AlplatatMe Lijst NATIONALE MILITIE. DE BURGEMEESTER DER GEMEENTE HOORN, breugt ter openbare kennis, dat het re¬ gister van inschrijving der Nationale Militie, met de daaruit opgemaakte alphabetische naamlijst, bevattende de ingeschrevenen van het vorig jaar, gedurende acht dagen, en wel van heden, tot en met den 20sten Januari aanstaande, ter Gemeente¬ secretarie voor een ieder ter lezing zijn neder- gelegd. Afgekondigd en aangeplakt te Hoorn, den llden Januari 1886. Be Burgemeester voornoemd, VAN DEDEM. BUITENLAND. Prins Bismarck heeft tegenwoordig reden te over om tevreden te zijn. Een week geleden werd hij vereerd met een hartelijken welkomstgroet aan zijn keizer, als dank voor de trouwe hulp en den raad steeds door hem verschaft in een tijdvak van 25 jaren nu ontvangt hij van het hoofd der katholieke kerk een blijk van dankbaarheid en hulde, dat hij zeker 10 jaar geleden nooit gedacht had te zullen verkrijgen, maar dat hem nu toch zeker wel welkom zal zijn. De Paus heeft hem nl. benoemd tot ridder der Orde van Christus en die benoeming doen vergezellen door een eigen- handigen brief, waarin op de duidelijkste wijze 's pausen gevoel van erkentelijkheid wordt aan den dag gelegd. „Mitsdien" zoo luidt het in genoemden brief „betuigen wij U onze dank¬ baarheid hiervoor, dat, vooral op uw advies, ons de hooggewenschte gelegenheid werd gegeven om in dienst des vredes eene zoo inderdaad edele taak uit te oefenen; eene taak die in de ge¬ schiedenis van den Apostolischen Stoel niet nieuw is, maar waartoe toch sinds langen tijd geen aanzoek meer was ontvangen, ofschoon er nauwe¬ lijks iets is, wat zoo voortreffelijk met den aard en het wezen van het Roomsche Pontificaat over¬ eenstemt." Deze woorden zijn duidelijk. De Paus bedankte wel eigelijk als een miskend diploma¬ tisch genie en zou nu den man wel willen om¬ helzen, die voor het eerst weer op de gedachte is gekomen, dat er werkelijk talent voor zulke zaken steekt in den driedubbel gekroonden her¬ vormer van het Vaticaan. Bismarck verdient na zijn dood gecanoniseerd te worden. De brief be vat echter niet enkel erkentelijkheidsbetuigingen, maar is ook vol ironische opmerkingen. „Uw staatsmansbeleid" zoo heet het „heeft het meeste bijgedragen om het Duitsche rijk die machtige grootheid te doen verkrijgen welke allen erkennen en waardeeren (?) enz." Een van de middelen om die grootheid te verkrijgen was de vernedering van den clerus; zou de Paus ook dat waardeeren? „Het is uwe wijsheid echter niet ontgaan, welke een groote kracht er voor de in¬ standhouding van de openbare orde en van het staatswezen gelegen is in de macht, welke door ons wordt uitgeoefend .... Het zij mij derhalve vergund, een blik in de toekomst te slaan en in het thans gebeurde een voorspelling voor de toe¬ komst te zien", vervolgt de paus dan, welke woorden zeker beteekenen moeten: „Het is op uw standpunt dwaas geweest ons fe hulp te roe¬ pen, maar nu dat eenmaal is geschied, zijt ge er aan vast. Wij zullen u niet loslaten tot zoolang de macht van den clerus in uw rijk is hersteld." Als een „aandenken," zoowel aan onze daad, als aan onzen wensch, benoemt de Paus hem einde¬ lijk tot ridder, wat zeker zooveel beteekent als dat Bismarck, indien hij de orde aanneemt, daar¬ door eeuwig aan den wensch van den Paus moet blijven denken, en misschien.... voor de ver¬ vulling van diens profetie moet zorgen. En dat kan Bismarck niet laten, al was het maar alleen omdat hij in den aanhef van den brief genoemd wordt, »de uitmuntendende man" de „groote kan¬ selier van het Duitsche rijk". Zulke complimen¬ tjes krijgt zelfs een Bismarck niet alle dagen. Het is zeker niet aardig van de Duitsche Ul- tramontaansehe bladen, dat zij deze daad van den Paus zoeken te verkleinen. Zij noemen „die ge- heele wisseling van ridderorden" want de keizer heeft er ook een gekregen en in ruil daar van een gegeven aan den pauselijken staatssecre¬ taris Jaeobini „niets dan een diplomatieke be¬ leefdheid, die geen penning waard is," terwijl ze er van overtuigd blijven, dat de beschuldiging, door Windthorst uitgebracht, dat Bismarck een „Dioletiaansche vervolging der kerk" heeft ge¬ organiseerd, nog niets van haar kracht heeft ver¬ loren. En dat ondanks den brief en de ridder¬ orden ! Meer te begrijpen is, dat de liberale bladen met dit alles niet zijn ingenomen, evenmin als de orthodox-conservatieven, die reeds met schrik het oogenblik zien naderen, waarop Bismarck ge¬ heel tot de clericalen zal overloopen. De Rijksdag, die Vrijdag is bijeengekomen, zal zeker niet weten wat hij eigenlijk aan Bismarck heeft. Vroeger was hij steeds de vijand van het clericale centrum en den leider daarvan, Windt¬ horst, maar het schijnt nu, dat er langzamerhand tusschen de beide staatsmannen meer toenade¬ ring zal komen. Het is tenminste te voorzien, Jat er spoedig van een samengaan van de regeeriug met de liberalen en conservatieven geen sprake meer zal kunnen zijn. In Frankrijk heeft men iets dergelijks. De kamer zal daar ook niet weten wat ze aan de regeering heeft, die, nu opnieuw samengesteld, een staalkaart vertoont van alle mogelijke kleuren. Lokcroy en Granet vertegenwoordigen in de kamer de radicale partij, tot welke Goblet en Sarrien meer of min naderen; in de vorige kamer be¬ hoorden Baïhaut tot de union républicaine , Develle en Sadi-Carnot tot de union democratique; Freycinet behoort tot de linkerzijde en Demóle tot de union républicaine in den Senaat. Zoo heeft men dus een cabinet d'affaires, dat dit voor¬ deel heeft, dat al hare leden zich een goeden naam hebben veroverd op verschillend gebied, terwijl het tenminste liberaal is. De liberale partijen zijn dan ook nog al tevreden, behalve misschien de opportunisten, die gehoopt hadden Fallieres te behouden, maar daarin zijn teleurge¬ steld. Aan dit kabinet zal het dus ten taak ge¬ geven zijn de zaken in Tongkin tot een goed einde te brengen. Zal het daarin gelukkig zijn, of zal het misschien evenals zijn beide voorgangers ook over dezen steen struikelen? De koloniale politiek, hoe ook een eisch des tijds, zal eerst ten koste van veel ministerbloed haar zegepraal kunnen behalen. Dat is al in alle gevallen ge¬ bleken en daarvan heeft ook Gladstone met zijne collega's in Engeland de waarheid ondervonden. De koloniale politiek, die voor Engeland zoo heilloos is geweest, heeft gemaakt, dat nu een van Gladstone's medeministers bedelend in Enge¬ land moet rondloopen om een plaatsje in het ka¬ binet. De liberale oud-minister Childers heeft, omdat hij in zijn oud-district niet herkozen werd, zich nl. nu kandidaat laten stellen te Edinburgh en hij heeft daar dezer dagen met een redevoe¬ ring verzocht om de welwillendheid der kiezers. De rede bevatte natuurlijk een programma van zijne beginselen, voornamelijk ten aanzien' van Ierland, waarover nu in het Vereenigd Koninkrijk alle gemoederen in beweging zijn. Hij zeide nooit zijn stem te zullen geven aan eenig voorstel, strek¬ kende om de unie tusschen Engeland en Ierland te ontbinden of het gezag, dat het Parlement over het geheele Rijk behoort te hebben, te verzwakken. Al wat betrekking heeft op koloniën, op Iudie, op leger en vloot, handel en in- en uitvoerrechten, post- en telegraafwezen, het hof van Appèl, de nationale schuld of het muntwezen, moet uitslui¬ tend onder Rijksbeheer blijven; maar het bestuur, wat het gewone rechtswezen, de openbare gebou¬ wen en werken, de burgerlijke ongewapende po¬ litie, het onderwijs, de armen-zaken betreft, zou aan Iersche locale lichamen kunnen worden toe¬ vertrouwd enz. De Times is hiermee nog al goed tevreden, maar Gladstone zal dat wel niet zijn. Inderdaad ge- looven we dan ook, dat de eenig mogelijke ver¬ betering, om nu de eenmaal door de Times ge¬ bruikte woorden te behouden , op den weg ligt der Home-rule. Eerder zullen de Ieren niet te¬ vreden kunnen zijn. Over de Oostersche quaesties komt niet veel nieuws. Volgens sommigen, die beweren ofïicieele berichten te hebben, wil Griekenland absoluut ook eens zien of Bulgarije sterker is dan Hellas; anderen verzekeren, dat dit niet waar is, die we voorloopig maar zullen gelooven. Wat Rumelië aangaat, de Neue Freie Presse meent, dat de Porte ondershands toegestemd zal hebben in de vereeniging met Bulgarije. Als een beroep daar¬ voor wijst het blad op een besluit van vorst Alexander tot invoering der Bulgaarsche straf¬ wetgeving in Rumelië. We hopen, dat genoemd blad gelijk heeft, maar gelooven dat de definitieve beslissing door de Porte te geven enkel en alleen ten slotte zal afhangen van de door Rusland aan¬ genomen gedragslijn. Wil Rusland de vereeniging, dan zal de Porte wel moeten toestemmen, anders niet. BINNENLAND. Zooals reeds vroeger meegedeeld is, zegt het Vad., is door het departement van financiën eene commissie ingesteld, aan welke is opgedragen eene herziening van de bepalingen betreffende de heffing der invoerrechten voor te bereiden. Thans verneemt hel Vad. nader, dat die voorgenomen herziening ten doel heeft, tot eene meer gelijk¬ matige heffing ad valorem te geraken. Als regel kan men gerust aannemen, dat er in plaats van 5 pet., niet meer dan 3 pet. van de werkelijke waarde geheven wordt. Er zijn er, die hun waren voor de volle waarde aangeven en dus ook het volle recht betalen, maar deze worden daardoor juist van ongunstige conditie, tegenover de vele anderen, die er allerlei middeltjes op weten, om met een zeer laag recht vrij te komen. In de Tweede Kamer werd er onlangs nog op gewezen tot welke kunstmiddelen de handel al niet zijne toevlucht neemt om hel recht te ontduiken. Wel zijn de ambtenaren gerechtigd om goederen, die beneden de waarde zijn aangegeven, tegen den aangegeven prijs tot zich te nemen en voor eigen rekening te gelde te maken, maar niet alleen durven zij bij invoer van zeer kostbare of moeilijk verhandelbare waren daartoe niet schielijk over- feuilleton. DE DOODE BRUID. Slot. „Wel mevrouw", hervatte op aarzelenden toon de man die zoo even gesproken had, „die heer daar maar de jonge dame schijnt in onmacht te zullen vallen zou het niet beter zijn, dat wij er in eene andere kamer over spraken ? Agent!" Een zijner medgezellen trad op een wenk naar den jongen man toe, legde de hand op diens schouder, en zeide, „mijnheer, gij zijt mijn ge¬ vangene." Eustace sprong op en' schudde de hand af. „Nimmer," riep hij; „Eva, dierbare Eva." Wild drukte hij haar aan zijn boezem en haalde een pistool, van onder zijn rok te voorschijn. De agent vatte zijne hand, zij worstelden het pistool ging af, en de kogeldrong in Eva's borst. „Genadige God!" riep Mevr. Maynard „hij heeft mijn kind gedood 1" Een oogenblik stond hij verstijfd van schrik toen wierp hij zich met een vreesselijken angst¬ kreet naast zijne vermoorde gade neêr. Niemand belette hem dit, zelfs de agenten bleven vol me¬ delijden sprakeloos dit tooneel aanschouwen. „Haal spoedig een chirurgijn!" zei de predi¬ kant tot Sandford, terwijl men de bebloede jonge vrouw op de sofa legde. Sandford ging dadelijk. De heer Harrell ondersteunde Eva. De kogel had echter maar al te zeker getroffen. Eva was dood. „Zij is dood! snikte Mevr. Maynard. „Eva, o! mijn kind mijn kind!" „Dood!" zeide Eustace met de bedaardheid der wanhoop „Eva! mijne vrouw!" Ik heb haar vermoord. Beter dit dan dat zij van schaamte over het misdrijf haars echtgenoots ware ten grave gedaald. Mijn engel, mijn slachtoffer! O! Eva! Eva!" De bedaarde, onnatuurlijke toon waarop hij ge¬ sproken had, veranderde toen hij haar naam noemde; hij zonk naast de sofa neêr, waarop de schoone doode lag, en, het gelaat met de handen bedekkende, liet hij zijne zielesmart den vrijen loop. Mrs. Maynard weende bijna even bitter voor den levende als over de doode, Lucy Hamilton leunde snikkend over het lijk harer vriendin. De goede geestelijke gevoelde dat het nu niet de tijd was om woorden van troost en bemoediging te spreken, en zat daar, in stilte allen beklagende Jen den hemel vergiffenis voor den schuldige en sterkte voor de treurenden afsmeekende. Met tra¬ nen van medelijden in de oogeu stonden de agen¬ ten op eenigen afstand. Eindelijk stond Eustace op staarde lang op het ontzielde lichaam, kuste haar bleeke lippen en koud voorhoofd, maakte iets van haar boezem los, dat hij in den zijne verborg, en gaf zich stil aan de agenten over, die hem met zich voerden. Eenige jaren na deze gebeurtenis deed een heer die als zendeling naar Australië was gegaan, op zekeren avond zijne gewone wandeling in den omtrek van Sydney. Eene hut voorbijgaande zag hij er eene vrouw uitkomen, die tot eene andere daar binnen, zeide: „Nu ik zal van nacht bij u blijven. Ik denk dat het de laatste zal zijn, dat hij iemand lastig zal vallen. Hij zal 't niet lang meer maken." „Is er iemand ziek daarbinnen, vrouwtje?" vroeg de zendeling. „Ja, mijnheer," was het antwoord; „een arme veroordeelde, mijnheer, hij lijdt aan de tering, geloof ik. Ik denk, gelijk ik zoo even de vrouw die hem oppast zei, dat hij den dag van morgen niet beleven zal." „Is hij nog bij zijne kennis?" vroeg de zendeling. „O, ja wel, mijnheer, hij is maar alleen zwak en uitgeput door de ziekte." „Denkt gij dat een bezoek van mij hem aan¬ genaam of van nut zou zijn ? Welk soort mensch is hij ?" „O, mijnheer, ik ben zeker dat hij er zich over verheugen en u dankbaar zijn zal," zei de vrouw, „en wat zijn persoon aangaat, hij is een goed en vriendelijk mensch, maar altijd wat treu¬ rig en stil, doch immer gereed om iemand van dienst te zijn." „Hoe heet hij?" vroeg de zendeling. „William Smith, mijnheer, maar wij noemen hem gewoonlijk „de heer." Toen hij ongeveer