Tekstweergave van WFNHC_1885_12_12_0001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
No. 99. ZATERDAG 12 DECEMBER. 1888. wl m WGST-FBIESLAND iKieuwe Ilooriisclic Courant. Abonnementsprijs per kwartaal, voor Hoorn. ƒ 1,0 0 // // // fr. per post - 1,20 Afzonderlijke nommers - 0,05 Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdag-avond. UITGEVER P. G E £ R T S, HOORN. Prijs der advertentiën van 1—5 regels . f 0,40 Elke regel daarboven - 0,075 Groote letters, randen enz. worden naar plaats¬ ruimte berekend. Stukken voor de Redactie, uiterlijk den vorigen dag. . Advertentiën kunnen ingezonden worden tot uiterlijk s namiddags 12 uur des Dinsdags en Vrijdags. Eene viermaal geplaatste advertentie wordt slechts driemaal in rekening gebracht. Allen die zich met 1 Ja¬ nuari op deze Courant abonneeren ontvangen de nog vóór dien tijd verschijnende nom¬ mers GRATIS. OFFICIEEL GEDEELTE. kennisgeving. HET HOOFD VAN HET PLAATSELIJK BE¬ STUUR DER GEMEENTE HOORN brengt bij deze ter kennis van de Ingezetenen dier Ge- meente, dat het Kohier van het Patentrecht, •dienst 1885/86, 2 kwart, op den 30 November 1885 en de kohieren voor de belasting op het Personeel, dienst 1885/86, No. 5 en 6 op den 5 dezer door den Heer Provincialen Inspecteur goedgekeurd, en op heden aan den Heer Ontvan¬ ger der Rijks-Belastingen binnen deze Gemeente ter invordering zijn toegezonden. Hoorn, den 9 December 1885. Het Hoofd van het plaatselijk Bestuur voornoemd, j p. brinkerink, l.-b. Het Pensioen-verbond Den 24sten Januari 1881 stelde de toenmalige Minister van Financiën, de heer Vissering, aan den Koning voor eene Staatscommissie, ingesteld bij koninklijk besluit van 30 Jan. 1878, te ont¬ binden en eene nieuwe en meer uitgebreide in het leven te roepen. Waarover moesten zij licht verspreiden? Over verschillende vraagpunten be¬ trekking hebbende op het verleenen van pensioen van Rijkswege aan burgerlijke ambtenaren en aan hunne nagelaten betrekkingen. En dat licht had de regeering noodig. Immers werd er herhaalde- lijk bij haar aangedrongen om de bestaande pen¬ sioensregeling, krachtens de wet van 1846, ge¬ wijzigd in 1873, door eene betere te vervangen. De overtuiging, dat verbetering in deze noodza¬ kelijk was, bracht een aanzienlijk deel van recht¬ streeks belanghebbenden tot het besluit zich te vereenigen tot een //pensioen-verbond" en wel met het doel om van de regeering te verkrijgen, dat de pensioneering van burgerlijke ambtenaren voort¬ aan uit s Rijks kas geschieden zou, zonder voor¬ afgaande bijdragen hunnerzijds, en tevens, dat, meer algemeen dan tot dusverre, door wetge¬ vende maatregelen in bet lot der weduwen en weezen van die ambtenaren zou worden voorzien. De eerste commissie (van 1873), die een onder¬ zoek moest instellen naar de grondslagen, waarop aan weduwen en weezen van alle burgerlijke rijks¬ ambtenaren pensioen zou kunnen worden verleend, was van oordeel, dat het zoowel in het belamj was van den staat als van de ambtenaren zeiven, dat er een pensioenfonds voor weduwen en weezen van Rijksambtenaren onder staatstoezicht en met staatshulp werd opgericht. // Voor den ambtenaar", schreef zij, //zal die oprichting eene ontheffing veroorzaken van een zijner grootste zorgen, na¬ melijk die voor de toekomst zijner betrekkingen, wanneer hij zelf vroegtijdig aan den kring der zijnen door den dood ontvalt. In dat opzicht ver¬ dient een weduwenfonds nog de voorkeur boven pensioenfonds voor de ambtenaren zeiven. Als bij toch zijn diensttijd heeft volbracht zullen de kinderen reeds volwassen zijn en heeft hij zelf tenminste veel beter dan de vroeg over¬ ledenen gelegenheid gehad iets voor den ouden dag over te garen. Maar die in den bloei der jaren sterft, laat meestal vrouw en jonge kinde¬ ren in kommervolle omstandigheden achter, waar¬ door zij zonder hulp gevaar loopen tot een lage sport op de maatschappelijke ladder te vervallen. De ambtenaar zal zijne plichten beter kunnen waarnemen, indien hij weet, dat ook in het ergste geval dat gevaar voor zijne dierbaarste betrekkin¬ gen is afgewend". Maar, voegt de commissie er met zooveel woorden bij, de oprichting van een weduwen-pensioenfonds is niet doenlijk zonder ge¬ lijktijdige herziening van de bestaande bepaling omtrent het eigen pensioen der ambtenaren; in¬ grijpende wijzigingen moeten daaraan gepaard gaan in de voorwaarden waarop, zooals tot heden, aan mrgerlijke ambtenaren pensioen wordt verleend, tn de tweede commissie, benoemd bij besluit van Januari 1881, van uitgebreider mandaat voor¬ zien, om n.l. den toestand van het bestaande pen¬ sioenfonds voor burgerlijke ambtenaren te onder¬ zoeken en voorstellen te doen omtrent eene na¬ dere wettelijke regeling van het pensioenwezen in bet algemeen, voor zooveel de burgerlijke amb¬ tenaren en hunne weduwen en weezen betreft, sprak zich nog veel sterker uit. En vergeten wij niet, dat deze commissie bestond uit de HH. Mr. Gleichtnan, oud-Minister van Financiën; Jhr. Mr. C. Hartsen Jbzn., directeur der Hol- landsche sociëteit van levensverzekering te Am¬ sterdam; Dr. van Geer, hoogleeraar aan de Rijks- Universiteit te Leiden; A. Y. van Pesch, hoog¬ leeraar aan de gemeentelijke universiteit te Amsterdam; J. Stam, directeur der Staatslo¬ terij, voorzitter van den raad van toezicht op het pensioenfonds voor burgerlijke ambtenaren,- mr. de Pinto, raadsheer in den Hoogen Raad der Nederlanden, lid der administratie van bet wedu¬ wenfonds voor de geemploijeerden tot het alge¬ meen bestuur behoorende, en mr. E. Bergsma, rechter in de arronaissements-rechtbank te Rotter¬ dam, bijgestaan door mr. Beaujon, commies bij het Departement van Financiën; allen mannen, die bet volkomen vertrouwen der Regeering ge¬ noten en, wat misschien meer zegt, het vertrou¬ wen van het Nederlandsche volk; mannen, die op economisch, juridisch en wiskundig gebied als de aangewezen personen waren om ten deze oordeel te vellen. Nu, wat zeiden die mannen? //Wij kunnen niet beter doen dan der Regeering twee wets¬ ontwerpen aanbieden, welke de geheele materie regelen, en, al of niet gewijzigd, door baar over te nemen. En dat deden zij. Volgens het eerste wordt aan alle burgerlijke Rijksambtenaren ten laste van den Staat pensioen verleend onder de voorwaar¬ den en naar de regelen bij de wet bepaald, zon¬ der dat daartoe eenige bijdrage van de ambtenaren wordt gevorderd, terwijl bij het tweede aan hunne weduwen en weezen pensioen wordt toegekend ten laste van een op te richten fonds, zonder eenige subsidie uit 's Rijks kas; dit fonds zou bestaan: primo uit de kapitalen en baten van bet tegenwoordige pensioenfonds en secundo uit bij¬ dragen der ambtenaren. De staatscommissie toont door nauwkeurige en duidelijke berekeningen aan, dat dit fonds levens¬ vatbaarheid zal hebben; niet alleen zal het, naar haar oordeel, aan alle toekomstige weduwen eu wee¬ zen pensioenen kunnen uitbetalen, maar ook in staat zijn de pensioenen van de ambtenaren zeiven, welke op dit oogenblik op het thans bestaande fonds drukken en, bij de inwerkingtreding van het door haar voorgestelde ontwerp, ten laste van Rijks schatkist zullen komen, aan den Staat terug te betalen. Niemand in de Commissie, die niet de be¬ zwaren der ambtenaren erkende tegen de wijze waarop hun een deel hunner jaarwedde wordt onthouden en zij gedwongen worden om in bet Pensioenfonds meer te storten dan noodig is om de pensioenen te betalen. De commissie toonde aan, dat door de wet van 1846 de bijdragen der amb¬ tenaren zoo onwetenschappelijk hoog zijn gere¬ geld, dat op 1 Januari 1881 te veel in kas was de som van ƒ 7.294.600, welke som bij onver¬ anderde regeling op 1 Januari 1916 zal zijn aan¬ gegroeid tot ruim 33 millioen. Dat dit een onhoudbare toestand is, een grove X. //Ziedaar, Frits, zie nu eens aan wat je met je onbesuisdheid hebt uitgericht, zeide een aardig meisje met donkerbruine lokken, terwijl de tranen haar in de zachtblauwe oogen stonden, toen zij den verlegen knaap, wiens wilde omhelzing de oorzaak was van het ongeluk, het gebroken me¬ daillon liet zien. »Ik betuig u dat bet mij leed doet, ma belle", gaf hij ten antwoord; „maar gij had zulk een air van gemaakte zedigheid aangenomen, toen ik u zoo onderdanig om een kus vroeg, dat ik de ver¬ zoeking geen weerstand bieden kon om, in elk geval, te probeeren of ik u niet een enkel kusje «ra ontstelen: denk toch dat ik pas Thuis ge¬ komen ben na, zes maanden weg te zijn geweest l" I „Maar Frits," zeide het meisje met een be¬ vallig blosje, „gij vergeet dat gij reeds bijna een man zijt geworden en dat ik niet langer dat kleine meisje ben dat gij over de plassen placht te tillen, niettegenstaande het gevlekte en verschoten jurkje dat zij aan bad, toen zij nog te zamen van school naar huis gingen." „Neen, dat is zoo niet", gaf hij ernstig ten antwoord, „en nauwelijks kon ik u meer bewonderen of beminnen in dat witte morgentoilet dan in die dagen van ouds, toen gij mij met die groote blauwe kijkers in 't gelaat zaagt in dankbare bewondering voor mijne jongensachtige galanterie. Wat voer oom Karei niet uit als hij hoorde van mijne on¬ gepaste genegenheid voor de dochter der arme weduwe! Misschien zou ik hem dit nog wel na verloop van tijd kunnen vergeven, als datzelfde kleine meisje maar zijn nichtje wilde worden!" „Lieve jongen!" riep eene dame uit, op wier schoon gelaat de sporen van zorg en kommer te lezen stonden en die juist op dit kritieke oogenblik de kamer binnen trad. „Den Hemel zij dank dat gij weer goed en wel Thuis zijt!" Nu onderhield men zich recht genoegelijk over onbillijkheid tegenover de ambtenaren, wier we¬ duwen en weezen onverzorgd achterblijven, ter¬ wijl er van hunne bijdragen een overschot van verscheidene millioenen in het Pensioenfonds aan¬ wezig is, ontkent niemand. En toch, in weerwil dat de grieven tegen de bestaande regeling der pensioenen nooit weerlegd zijn, in weerwil dat het bestuur van het Pensioen-verbond zich her¬ haaldelijk tot den Koning, tot onderscheidene Ministers van Financiën en tot de Eerste en Tweede Kamer gewend heeft, blijft alles bij het oude. Kan dat, mag dat zoo blijven? Dat kan niet en mag niet, ziedaar wat de overtuiging moet worden niet alleen van alle ambtenaren, maar van eiken Nederlander. Andermaal heeft zich bet Bestuur van de vereeniging „het Pensioen-Ver¬ bond" te dier zake tot de Eerste en Tweede Ka¬ mer gewend, niet opdat de Tweede Kamer van haar recht van initiatief gebruik makel), maar opdat er in de beide Kamers stemmen opgaan ten voordeele van het doel van het Verbond, welke aan de Regeering kracht en vertrouwen geven tot het indienen van voorstellen, welke dat doel bevorderen. En wat is er nu gebeurd? De Minister van Financiën heeft bij de schrifte¬ lijke behandeling der Staatsbegrooting aan de Tweede Kamer meegedeeld, dat er bij hem tot regeling van de pensioenen enz. in den gewensch- ten zin als nog zeer ernstige financiëele bezwaren bestaan. Het bestuur van het Pensioen-Verbond, wakker op zijn post, heeft zich onmiddellijk an¬ dermaal tot de Tweede Kamer gewend, aanwij¬ zende, dat die financiëele bezwaren door den Minister veel te gewichtig geacht wordeu, maar dat geheel uit het oog is verloren, dat bestendi¬ ging van den tegenwoordigen toestand is „hand¬ having eener onrechtvaardige wet ten koste van 's lands ambtenaren". En wat beeft de Tweede Kamer gedaan? Op voorstel van de Commissie van rapporteurs voor de verzoekschriften heeft zij in hare zitting van 24 Nov. 11. besloten bet adres van 31 Oct. 1885 ter griffie te deponeeren ter inzage van de leden. En wat dat wil zeggen, weten we. Had het bestuur van het Pensioen- ^ erbond geen recht, om daarna nogmaals bij de Tweede Kamer aan te dringen van hare instemming met het adres krachtig te doen blijken bij de openbare bespreking van Hoofd¬ stuk VII B. Zal het helpen? Het moet helpen. Het is meer dan tijd, dat deze ongerechte zaak naar recht en billijkheid geregeld worde. Wij de wederwaardigheden, die de reiziger op zijn tocht had bijgewoond. „Hadt gij dat wel gedacht, mevrouw Crawford," zeide Frits, dat, toen ik mijne vrienden in Amerika aan mijne moeder had uitgeduid, zij er zeker van was, dat zij eene oude kennis van u was?" „Dirkson! Clara Dirkson!" riep mevrouw Craw¬ ford uit. „Zij was mij een lieve vriendin toen ik nog Thuis was. Hoe zonderling dat haar zoon onze eerste en bijna eenige vriend moest worden in een vreemd land!" „En toch is het zoo," gaf Frits vroolijk ten antwoord. „Wegens de geldelijke ongelegenheden van mijn vader, nam hij het aanbod van mijn oom aan om mij onder zijne bescherming te nemen, en sedert dien tijd ben ik altijd hier ge¬ weest, behalve wanneer ik van tijd tot tijd Thuis een bezoek bracht." //Uwe lieve moeder zou bezwaarlijk in dat ge¬ laat, waarop zoo vele jaren van bitter leed hun stempel gedrukt hebben, de vroolijke en ge¬ lukkige Marie van vroeger herkend hebben", zeide mevrouw Crawford zuchtend. //Maar moeder," riep het jonge meisje uit, „de ') En waarom niet? Waarom zou de Tweede Kamer, waar de Kegeering eenvoudig uitstelt, niet van haar recht gebruik ma¬ ken en de voorstellen der tweede Staatscommissie, al dan niet gewijzigd, aan de orde stellen ? jaren van leed en beproeving, die gij zoo moedig hebt doorgeworsteld, terwijl uwe kleine Lina hel u nog moeilijker maakte, zijn nu voorbij, en thans behoeven wij niet meer voor gebrek te vreezen, daar de Hemel u uwe vlugge pen, eu mij mijne bekwaamheid gelaten heeft om onderwijs te geven. Roep dus de zoolang verbannen roozeu op uw ge¬ laat terug, moeder, en toon u nogmaals als de vroolijke en gelukkige Marie van vroeger!" „Neen, neen, lieve meid," zeide de moeder en zij glimlachte treurig, terwijl zij haar kind lief¬ derijk aanzag, „dat kan niet zoolang de toorn eens vaders mij op 't hart drukt! nimmer zoolang het gezicht van zijn grijs hoofd dat gebogen werd in grievende smart over den misstap zijner dochter, voortleeft in de gedachten van het kind dat daar moest wezen om hem tot blijdschap te strekken in zijnen ouderdom." „Apropos,'" viel Erits haar in de rede, die het gesprek eene andere richting wilde geven, „ik heb op mijne terugreis eene conquette behaald, wees nu inaar niet jaloersch, Lina, het was maar een oude heer die een bij¬ zondere belangstelling scheen aan den dag te leggen voor uwen ootmoedigen dienaar. Hij °reist