Tekstweergave van WFNHC_1885_03_25_0001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
No.
WOENSDAG
25
MAART.
1885.
WEST-FRIESLAND
Nieuwe
Hoornsche
Courant.
Abonnementsprijs
per
kwartaal,
voor
Hoorn.
ƒ1,00
„
it
„
fr.
per
post
-
1,20
Afzonderlijke
nommers
-
0,05
"Dit
blad
verschijnt
Dinsdag-
en
Vrijdag-avond.
UITGEVER
P.
GEËRTS,
HOORN.
Prijs
der
advertentiën
van
1—5
regels
.
ƒ
0,40
Elke
regel
daarboven
-
0,0
76
Groote
letters,
randen
enz.
worden
naar
plaats¬
ruimte
berekend.
Stukken
voor
de
Redactie,
uiterlijk
den
vorigen
dag.
IG
happij.
E.
.41
7.41
50
7.51
58
8.1
9
8.14
17
8.21
29
8.39
38
8.49
45
8.52
59
9.9
50
9
25
9.39
9.42
21
9.54
17
10.10
16
10.19
>9
10.32
10.42
17
10.50
Advertentiën
kunnen
ingezonden
worden
tot
uiterlijk
's
namiddags
12
uur
des
Dinsdags
en
Vrijdags.
Eene
viermaal
geplaatste
advertentie
wordt
slechts
driemaal
in
rekening
gebracht.
Zij
die
zich
van
heden
af
op
deze
courant
abonneer
en,
ont¬
vangen
de
Nummers
tot
1
April
a.
s.
GRATIS.
De
Uitgever.
OFFICIEEL
GEDEELTE.
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER
EN
WETHOUDERS
VAN
HOORN;
brengen
mits
deze
ter
kennisse
van
de
ingezetenen,
dat
de
lijsten
aanwijzende
de
personen,
die
bevoegd
zijn
tot
het
kiezen
van
leden
voor
de
Tweede
Kamer
der
Staten
Generaal,
van
de
Provinciale
Staten
en
van
den
Gemeenteraad,
zijn
vastgesteld
en
dezelve
alzoo
van
heden
af,
ge¬
durende
veertien
dagen
op
de
Secretarie
dezer
Gemeente,
van
des
morgens
10
tot
des
namiddags
4
ure
(de
Zondagen
alleen
uitgezonderd)
voor
een
ieder
ter
inzage
zijn
gelegd,
en
dat
mitsdien
zij,
die
zich
daarop
niet
geplaatst
vinden
of
ver-
meenen
mogten
dat
anderen
daarop
ten
onrechte
waren
gebracht,
worden
uitgenoodigd
hunne
be¬
zwaren
bij
verzoekschrift,
door
de
noodige
bewijs¬
stukken
gestaafd,
binnen
veertien
clagen
na
dato
dezer
aan
den
Gemeenteraad
in
te
dienen.
HOORN,
den
14
Maart
1885.
Burgemeester
en
Wethouders
voornoemd,
VAN
DEDEM.
T)e
Secretaris,
W.
VAN
WANING
Jr.
BELASTING
OP
DE
HONDEN.
BURGEMEESTER
EN
WETHOUDERS
VAN
HOORN,
brengen
bij
deze
aan
de
ingezetenen
in
herinnering
art.
2
der
verordening,
regelende
de
invordering
eener
plaatselijke
belasting
op
de
Honden,
luidende:
vin
de
maand
Maart
van
elk
jaar,
moet
door
//ieder
die
een
of
meer
honden,
ouder
dan
3
maan-
z/den,
in
eigendom
bezit
of
in
bewaring
heeft'
//daarvan
aangifte
worden
gedaan
ten
kantore
van
//ontvangst,
met
vermelding
van
soort,
geslacht,
//kleur
en
verdere
kenteekenen,
mitsgaders
van
//het
doel
waarmede
en
de
bestemming
waartoe
//zij
worden
aangehouden."
Hoorn,
14
Maart
1885.
Burgemeester
en
Wethouders
voornoemd,
VAN
DEDEM.
Be
Secretaris,
c
W.
VAN
WANING
Jr.
BEKENDMAKING.
DE
BURGEMEESTER
VAN
HOORN,
brengt
ter
kennis
van
de
daarbij
belanghebbende
ingeze¬
tenen,
dat
het
ijkkantoor
aldaar,
gedurende
de
reis
van
den
ijker,
zal
geopend
zijn:
Donderdag
9
en
Vrijdag
10
April.
Vrijdag
24
„
Zaterdag
25
„
VrijdaS
15
„
Zaterdag
16
Mei.
Vrijdag
29
„
Zaterdag
30
„
Vrijdag
19
„
Zaterdag
20
Juni.
en
bij
tijdige
terugkomst
van
de
eilanden:
Donderdag
30
en
Vrijdag
31
Juli.
telkens
van
des
voormiddags
8
tot
des
namiddags
2
uur.
HOORN,
12
Maart
1885.
Be
Burgemeester
voornoemd,
D.
VAN
AKERLAKEN,
L.-B.
Aanteekeningen.
De
Regeeringsvoorstellen
tot
Grondwetsherzie¬
ning
zijn
bekend
geworden
en
aan
een
ernstig
verlangen
van
't
volk
is
aanvankelijk
voldaan.
Dat
deze
voorstellen
met
groote
belangstelling
werden
tegemoet
gezien,
spreekt
wel
vanzelf.
Se¬
dert
het
rapport
der
Staatscommissie
was
bekend
gemaakt
zag
men
dag
aan
dag
verlangend
uit
naar
de
inzichten
der
Regeering.
Wij
zullen
de
voorgestelde
veranderingen
niet
artikel
voor
artikel
nagaan.
Daartoe
kunnen
we
in
dit
blad
over
te
weinig
ruimte
beschikken,
maar
we
meenen
werkelijk
aan
't
verlangen
der
lezers
te
voldoen,
wanneer
we
bij
de
belangrijkste
punten
even
stilstaan
en
ons
dus
bepalen
tot
eenige
aanteekeningen.
We
beperken
ons
tot
die
onderwerpen
die
geacht
kunnen
worden
van
meer
algemeen
direct
belang
te
zijn.
De
Regeering
meeDt
niet
in
't
breede
te
behoeven
aan
te
teekenen
dat
grondwetsherziening
dringend
noodig
is.
„De
ondervinding
heeft
geleerd
—
zegt
de
Minister
—
dat
te
zeer
beperkende
bepalingen
der
Grondwet
eenige
algemeen
gewenschte
verbe¬
teringen
van
het
kiesrecht
en,
wegens
het
verband
daarmede,
van
de
belastingen,
van
de
defensie
en
de
rechtspraak
tegenhouden
of
belemmeren.
Ook
buiten
het
gebied
van
deze
gewichtige
belangen
heeft
de
ervaring
leemten
in
sommige
grondwette¬
lijke
bepalingen
aangetoond,
b.
v.
het
gemis
van
voorschriften
omtrent
den
staat
van
oorlog
en
be¬
leg;
en
de
voorzichtigheid
gebiedt
de
onduidelijk¬
heid
van
andere
weg
te
nemen.
Is
dit
alles
juist,
dan
ware
het
onverantwoordelijk
indien
men
na¬
liet
met
voortvarendheid
aan
de
grondwetsherzie¬
ning
de
hand
te
slaan."
't
Is
nu
de
vraag
in
hoeverre
de
12
ingediende
wetsontwerpen
aan
deze
vereischten
voldoen.
Dat
niet
alles
in
één
ontwerp
is
samengevoegd
ver¬
dient
toejuiching.
Nu
kan
een
ontwerp
verworpen
worden
zonder
dat
daardoor
het
geheel
onmoge¬
lijk
wordt
gemaakt.
Het
Hoofdstuk
over
de
Troonopvolging
is
ma-
teriëel
onveranderd
gebleven,
behalve
dat
het
on¬
leesbare
Nederlandsch
der
bestaande
wet,
meer
verstaanbaar
is
gemaakt
en
het
overtollig
gewor-
dene
is
weggenomen;
van
't
ontwerp
der
staats¬
commissie
wordt
hierbij
in
werkelijkheid
niet
af¬
geweken.
Duidelijker
dan
in
de
bestaande
Grond¬
wet
is
nu
aangenomen
dat
geene
nakomelingen
tot
de
troon
gewettigd
zijn
van
Prinsen
en
Prin¬
sessen
uit
het
Huis
van
Oranje-Nassau,
die
zon¬
der
toestemming
der
Staten-Generaal
in
't
huwe¬
lijk
zijn
getreden,
terwijl
die
toestemming
niet
noodig
is
voor
vreemde
vorsten
die
eventueel
recht
mochten
hebben
op
onze
Kroon.
Dat
in
hoofdstuk
I
in
plaats
van
het
woord
Rijk,
„
Staat"
gelezen
wordt
is
grammatikaal
zeer
juist.
Rijk
toch
is
meer
de
benaming
van
grond¬
gebied,
Staat
die
der
rechtsgemeenschap,
en
dit
laatste
is
natuurlijk
bedoeld.
Yan
meer
ingrijpend
belang
is
de
wijziging
van
art.
76,
het
kiesrecht.
De
regeering
wil
het
kies¬
recht
toekennen
aan
de
meerderjarige
mannelijke
ingezetenen,
Nederlanders,
die
als
hoofden
van
ge¬
zinnen
een
woning
in
gebruik
hebben
van
een
huurwaarde,
bij
de
wet
voor
elke
gemeente
vast
te
stellen,
doch
niet
onder
ƒ
50
voor
de
onge¬
stoffeerde
woning
en
zóó
dat
zooveel
mogelijk
ge¬
lijke
evenredigheid
bestaat
tussehen
bevolking
en
kiezers.
De
Staatscommissie
had
den
vollen
aanslag
voor
de
belasting
naar
de
bewoning
als
maatstaf
aan¬
genomen,
en
wel
van
ƒ36—ƒ
300,
en
ingeval
geen
belasting
wegens
bewoning
van
rijkswege
werd
geheven,
de
huurwaarde
van
ƒ
52—ƒ
800.
We
betreuren
deze
bepaling.
De
Hoogleeraar
Asser
had,
als
lid
der
staatscommissie,
eene
memo¬
rie
ingediend
waarbij
hij
nevens
het
stelsel
der
huurwaarde
ook
het
capaciteiten-stelsel
aanbeval;
dit
laatste
is
hier
geheel
weggelaten.
Maar
boven¬
dien
:
wordt
nu
ook
als
hoofd
van
een
gezin
be¬
schouwd
de
alleenwonende
die
apartementen
be¬
woont
van
ƒ50
huurwaarde?
Zoo
neen,
dan
is
de
Grondwet
weder
onbillijk
tegenover
burgers
die
intellectueel
en
financieel
allereerst
de
bevoegd¬
heid
hebben
om
als
kiezers
op
te
treden.
Maar
ons
grootste
bezwaar
is,
dat
de
Grondwet
hier
eenige
regeling
maakt
en
dus
den
gewonen
wet¬
gever
aan
banden
legt.
De
G.
W.
moet
slechts
regelen
dat
alle
meerderjarige
mannelijke
ingezetenen
stemgerechtigd
zijn,
en
dc
nadere
beperkingen
aan
den
wetgever
overlaten.
Nu
wordt
onze
G.
W.
alweder
een
struikelblok
voor
eene
gezonde,
nor¬
male
volksontwikkeling.
Een
groot
voordeel
achten
we
de
bepaling
dat
ook
de
Eerste
Kamer
het
recht
zal
hebben
van
enquête;
te
betreuren
is
het
dat
de
Regeering
niet
kan
goedvinden
aan
dit
deel
der
Vertegenwoor¬
diging
ook
het
recht
van
amendement
en
van
initiatief
toe
te
kennen.
Dit
laatste
althans
is
o.
i.
dringend
noodzakelijk.
Voor
een
deeltje
wordt
hieraan
tegemoet
gekomen
nu
aan
de
vereenigde
vergadering
der
beide
kamers
het
recht
van
amen¬
dement
verleend
wordt.
Natuurlijk
eischt
dit
de
consequentie
van
het
Regeeringssysteem,
maar
in
de
praktijk
zal
dit
recht
weinig
beteekenen.
Belangrijk
is
de
bepaling
dat
bij
de
eeden
in
de
G.
W.
geëischt,
overal
de
woorden
vervallen:
„ieder
op
de
wijze
zijner
godsdienstige
gezindheid"
en
de
vorm
dus
aan
de
gewone
wettelijke
rege¬
ling
wordt
overgelaten.
Hier
is
beter
dan
bij
de
regeling
van
T
kiesrecht
het
beperkte
karakter
der
grondwet
in
aanmerking
genomem;
maar
hier
ook
is
weder
de
deur
opengezet
voor
schroome-
lijke
willekeur.
Wanneer
de
klerikalen
't
roer
in
handen
hebben,
bestaat
de
mogelijkheid
dat
de
gewone
wetgever
bepalingen
maakt
of
liever
vor¬
men
kiest
die
onmogelijk
kunnen
aanvaard
wor¬
den.
Dan
zal
het
aantal
conflicten
met
den
dag
vermeerderen.
De
G.
W.
behoorde
eenvoudig
te
spreken
van
eed
of
belofte
zonder
meer.
Dat
na
de
4
jaren
alle
leden
der
Tweede
Kamer
tegelijk
aftreden,
achten
wij
een
groot
voordeel.
De
verkiezingen
krijgen
daardoor
meer
beteekenis,
en
de
Kamer
kan
telkens
beter
de
uitdrukking
zijn
van
den
volkswil,
wat
nu
slechts
voor
een
gedeelte
mogelijk
is.
Niet
onbelangrijk
is
de
bepaling,
dat
de
Tweede
Kamer
een
door
haar
aangenomen
voorstel
van
een
of
meer
harer
leden,
in
de
Eerste
Kamer
schriftelijk
en
mondeling
door
een
of
meer
harer
leden
kan
doen
verdedigen.
De
samenwerking
van
beide
deelen
der
vertegenwoordiging
wordt
hier¬
door
meer
en
meer
mogelijk.
De
uitsluiting
van
het
lidmaatschap
der
Staten-
Generaal
wordt
uitgestrekt
tot
leden
van
den
Raad
van
State.
Die
van
„geestelijken
of
bedienaren
van
den
godsdienst"
als
leden
der
Staten-Generaal,
wordt
beperkt
tot
hen,
die
„als
zoodanig
werke¬
lijk
dienst
doen."
Dit
laatste
begrijpen
we
niet,
waar
scheiding
van
Kerk
en
Staat
consequent
wordt
doorgevoerd.
De
Staat
heeft
hier
niets
te
bepalen
over
ambte¬
naren
bij
een
particulier
genootschap;
de
kerk¬
genootschappen
moeten
weten
of
zij
de
combi¬
natie
van
betrekkingen
wenschelijk
en
mogelijk
achten;
de
Grondwetgever
gaat
zich
hier
mengen
in
de
zaken
van
anderen.
Deze
inconsequentie
moet
worden
weggenomen.
Yan
groot
belang
is
de
bepaling,
dat
aan
den
Raad
van
State
kan
worden
opgedragen
de
recht¬
spraak
in
het
hoogste
ressort
over
administratieve
geschillen.
Hierdoor
wordt
in
eene
telkens
dieper
gevoelde
leemte
voorzien.
Wat
de
vrouwen
betreft
is
de
Regeering
op
't
oude
standpunt
blijven
staan.
De
staatscommissie
had
althans
de
mogelijkheid
willen
openlaten
om
ook
aan
vrouwen
gemeentelijk
kiesrecht
te
geven;
de
G.
W.
zal
dit
nu
voor
't
vervolg
onmogelijk
maken.
Yan
ingrijpender
aard
zijn
eenige
veranderingen
in
hoofdstuk
V
„Fan
de
Justitie."
„Het
burgerlijk
en
handelsrecht,
het
burgerlijk
en
militair
strafrecht,
de
rechtspleging
en
de
in¬
richting
Gv
rechtelijke
macht
worden
bij
de
wet
geregeld
in
algemeene
wetboeken,
behoudens
de
bevoegdheid
der
.wetgevende
macht
om
enkele
onderwerpen
in
afzonderlijke
wetten
te
regelen."
Dit
laatste
achten
wij
hoogst
bedenkelijk
En
vreemd
is
het
zeker
dat
de
Regeering,
schijnbaar
zonder
een
bepaald
beginsel
te
volgen,
nu
eens
FEUILLETON.
T
WIJ
F
E
L.
(Uit
het
Zweedsch
van
Charlotte
Edgren.)
XI.
Ook
Adriaan
leefde
in
deze
weken
in
een
soort
vau
bedwelming,
maar
van
geheel
anderen
aard.
Strijd
en
zelfverloochening
waren
voorstellingen,
waarmee
hij
van
kindsbeen
af
vertrouwd
was;
maar
nu
was
de
zon
aan
ziju
donkeren
levenshemel
eensklaps
opgegaan
en
hij
zag
stralende
kleuren
van
goud
en
purpur
in
de
schoonste
nuancen
tussehen
de
wolken
zich
ineensmelten.
Het
huwelijk
was
in
de
kleine
kapel
der
diako-
nessen-inrichting
voltrokken.
Op
de
trekken
van
den
bruidegom
lag
eene
uitdrukking
van
bijna
trillend
geluk.
Hij
gevoelde
eene
soort
van
sidde¬
ring
bij
de
gedachte
dat
de
hoogste
graad
van
aardsch
geluk
hem
ten
deel
zou
vallen
en
het
was
hem
alsof
hem
de
keel
werd
dicht
geschroefd.
Maar
tegelijk
voelde
hij
dat
een
leven
vol
ont¬
houding
en
zelf
opgelegde
pijn
met
al
zijn
strenge
eischen
nu
begon
en
dat
het
natuurlijk
recht
op
geluk,
dat
bij
ieder
mensch
waar
te
nemen
is,
des
te
geweldiger
en
krachtiger
zich
zou
doen
gelden,
naar
mate
het
langer
onderdrukt
was.
Toen
hij
zijne
bruid
van
het
altaar
leidde,
voelde
zij,
dat
zijne
hand
beefde;
zij
zag
met
haar
open,
vragenden
blik
naar
hem
op
en
ont¬
moette
daarin
een
uitdrukking
van
lijden
en
ont¬
roering,
zóó
treffend
dat
zij
bang
werd
en
zijne
hand
los
liet.
Zij
begreep,
dat
in
het
diepst
van
zijn
wezen
een
geheele
wereld
van
gewaarwordingen
werkte,
wier
kracht
in
een
bijna
verschrikkende
tegenstelling
stond
tot
zijne
gewone
zelfbeheersching.
„Maakt
open
de
poort
en
stelt
de
poorten
der
wereld
hoog,
opdat
de
koning
der
eere
binnen¬
trede."
Deze
woorden
zongen
en
jubelden
in
hem,
toen
hij
zijne
vrouw
in
zijn
eenvoudige
woning
binnen
leidde.
„Wie
is
die
koning
der
eere?"
j
vervolgt
de
psalmist.
Eu
in
zijn
hart
klonk
het
I
antwoord:
„Dat
is
de
liefde!
dat
is
het
geluk!
i
Liefde
en
geluk
zijn
de
schoonheid
en
de
vreugde
jdes
levens."
Maar
zijn
geweten
was
te
gevoelig
om
hem
te
vergunnen
langen
tijd
in
deze
stemming
te
blijven.
De
strijd
werd
op
nieuw
begonnen
„maar
werd
nu
harder
en
bitterder
dan
ooit
te
voren.
Hij
kon
zich
nooit
geheel
aan
zijn
geluk
overgeven.
Hij
moest
altijd
op
zijne
hoede
zijn,
dat
vleesch
en
wereld
hem
niet
in
hunne
netten
gevangen
hielden,
en
ieder
uur
van
geluk
werd
gekocht
met
bittere
gewetenswroeging
en
zwaren
strijd.
Zijn
vrouw
begreep
hem
hoe
langer
zoo
minder.
De
heftigheid
zijner
liefde
was
haar
even
vreemd
en
onbegrijpelijk
als
de
onnatuurlijke
koelheid
en
strengheid,
waar
door
deze
afgewisseld
werd.
Het
innerlijk
geluk,
dat
zij
gehoopt
had
in
hare
verbintenis
met
dezen
man
te
vindeD,
met
hem
die
zoo
veel
verhevens
had
in
zijn
karakter
en
zulk
een
idealen
zin
in
zijne
levensopvatting
openbaarde,
beschouwde
zij
nu
slechts
als
een
droom
en
haar
huwelijk
gaf
haar
geen
enkel
uur
van
kalme
vreugde.
De
zomer
was
buitengewoon
droog
en
warm
geweest;
alle
boomen
en
grasperken
in
de
nabij¬
heid
der
stad
waren
dor
en
stoffig.
Het
water
in
de
waterleiding
was
warm
en
de
levensmiddelen
bedierven
op
de
markt.
Ongezonde
geuren
vulden
de
straten
en
overal
in
de
stad
braken
hevige
koortsen
uit.
Elinore
had
nog
nooit
een
zomer
in
de
stad
doorgebracht.
Gelijk
alle
welgestelde
Stockhohners
had
zij
den
zomer
altijd
beschouwd
als
een
tijd,
die
alleen
voor
het
genot
bestemd
was
en
ook
had
zij
dikwijls
de
opmerking
gemaakt
dat
men
in
hun
klimaat
met
den
langen
winter
de
karig
toegemetene
zomermaanden
wel
noodig
heeft
om
te
genieten
van
de
schoonheden
der
natuur.
Mevrouw
Arvidson
en
hare
dochters
waren
ge¬
woon
den
zomer
op
d'
eene
of
andere
badplaats
aan
de
kust
door
te
brengen
en
Elinore's
grootste
genot
bestond
dan
hierin,
om
hare
dagen
droomend
door
te
brengen
in
een
zeilboot
of
in
een
berg¬
kloof
aan
het
strand.
Nog
nooit
was
haar
het
genot
van
de
grootschheid
der
zee,
der
zuivere
levenwekkende
lucht,
der
liefelijke
klanken
die
over
de
klippen
tot
haar
kwamen,
vergald
door
gedachte
aan
die
duizenden,
die
den
zomer
in
de
morsige
enge
straten
der
stad
moesten
doorbreugeu.
Yoor
haar
was
het
verblijf
in
de
stad
des
zomers