Tekstweergave van WFNHC_1885_01_17_0001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
No.
5.
ZATERDAG
17
JANUARI.
1885.
34,—
0^50
WEST-FH
Li
Nieuwe
Hoornsclie
Courant
Abonnementsprijs
per
kwartaal,
voor
Hoorn.
ƒ1,00
„
hu
fr.
P61
P°®t
~
1>20
Afzonderlijke
nommers
-
0,05
Hit
blad
verschijnt
Dinsdag-
en
Yrijdag-avond.
UITGEVER
P.
GEÉRTS,
HOORN.
Prijs
der
advertentiën
van
1—5
regels
.
ƒ
0,40
Elke
regel
daarboven
-
0,07
s
Groote
letters,
randen
enz.
worden
naar
plaats¬
ruimte
berekend.
Stukken
voor
de
Redactie,
uiterlijk
den
vorigen
dag.
5
uur.
G
happij.
n.
.41
7.41
.50
7.51
58
8.1
.9
8.14
.17
8.24
.29
8.39
.38
8.49
.45
8.52
.59
9.9
Advertentiën
kunnen
ingezonden
worden
tot
uiterlijk
's
namiddags
12
uur
des
Dinsdags
en
Vrijdags.
Eene
viermaal
geplaatste
advertentie
wordt
slechts
driemaal
in
rekening
gebracht.
OFF1CIËEL
GEDEELTE.
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER
EN
WETHOUDERS
DER
GEMEENTE
HOORN;
Gelet
op
de
art.
26
en
99
der
wet
van
den
19
Augustus
1861
(Staats¬
blad
No.
72.)
Brengen
ter
kennisse
van
de
daarbij
belang¬
hebbenden,
dat
het
inschrijvingsregister
der
Natio¬
nale
Militie
met
de
Alphabetische
naamlijst,
voor
de
lichting
van
1885,
van
heden
tot
en
met
den
23
Januari
aanstaande
(de
Zondag
daarvan
uitge¬
zonderd,)
van
des
voormiddags
11
tot
des
namid¬
dags
2
ure
ter
Secretarie
dezer
gemeente
voor
elk
en
een
iegelijk
ter
lezing
is
nedergelegd
en
dat
zij,
die
daartegen
bezwaren
mochten
heb¬
ben,
deze,
binnen
den
termijn
daarvan
voor
de
ternederlegging
bepaald,
door
middel
van
een
door
de
noodige
bewijsstukken
gestaafd
verzoek¬
schrift,
op
ongezegeld
papier,
doch
behoorlijk
geteekend,
bij
den
Burgemeester
moeten
inbren¬
gen,
die
het
vervolgens
terstond
tot
het
doen
eener
uitspraak
aan
Heeren
Gedeputeerde
Staten
opzendt.
HOORN,
den
12
Januari
1885.
Burgemeester
en
Wethouders
voornoemd,
VAN
DEDEM.
De
Secretaris,
W.
VAN
WANING
Jr.
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER
EN
WETHOUDERS
VAN
HOORN;
doen
te
weten:
dat
in
hunne
vergadering
van
heden
zijn
uit
geloot
de
aandeelen
No.
1
en
95,
van
de
geldleening
groot
ƒ
175.000,
aangegaan
krachtens
Raadsbesluit
van
22
Juli
1879,
van
welke
aan¬
deelen
de
aflossing
met
1
April
e.
k.
ten
kantore
van
den
gemeente-ontvanger
zal
plaats
hebben.
Hoorn
,
13
Januari
1885.
Burgemeester
en
Wethouders
voornoemd,
VAN
DEDEM.
De
Secretaris,
W.
VAN
WANING
Jr.
BUITENLAND.
z/Ik
wil
geen
grondwet,
mijn
volk
en
ik
moe¬
ten
niet
van
elkaar
verwijderd
worden
door
zoo'n
stuk
papier,"
zeide
Erederik
de
Groote
en
aange¬
zien
hij
van
meening
was
dat
een
goede
absolute
vorst
beter
was
dan
alle
vertegenwoordigingen
ter
wereld,
wilde
hij
niets
weten
van
toegeven
aan
die
ook
toen
reeds
geopperde
wensch.
Welke
uit¬
stekende
gedachten
hij
ook
neerschreef
in
zijn
beroemd
geworden
werken,
hij
kon
maar
nooit
vergeten
dat
hij
koning
was:
van
Gods
genade!
Wat
is
er
sedert
dien
tijd
veel
veranderd!
de
vorst
is
van
zijn
absoluut
standpunt
afgedaald
en
geworden
wat
de
revolutie
uitdrukte
met
de
woor¬
den
:
premier
commis
de
P
état,
maar
toch,
en
gelukkig,
zien
de
meeste
staten
nog
in
het
be¬
houd
van
't
koningschap
een
waarborg
van
in¬
wendige
orde
en
rust
en
uitwendig
aanzien
en
macht.
De
opinie
over
de
positie
en
de
roeping
van
den
vorst
in
den
tegenwoordigen
tijd,
van
alle
bijkomstigheden
en
alles
onwezenlijks
ontdaan,
zijn
tot
op
meer
zuiver
standpunt
herleid
maar
nog
altijd
groot,
belangrijk
gebleven.
Wie
ze
ten
volle
wil
kennen
en
begrijpen,
leze
den
merkwaardigen
brief
door
den
grand
old
man,
Engelands
premier,
dezer
dagen
gericht
aan
den
oudsten
zoon
van
den
prins
van
Wales,
bij
diens
meerderjarig
verklaring.
We
betreuren
het
dat
plaatsgebrek
ons
verhin¬
dert
dat
stuk
in
zijn
geheel
op
te
nemen,
en
dee-
len
daarom
slechts
de
laatste
woorden
er
van
mede:
//Indien
de
souvereiniteit
door
onze
moderne
instellingen
van
eenige
zijner
lasten
bevrijd
is
ge¬
worden,
zoo
blijft
het
toch,
geloof
ik,
waar
dat
er
geen
tijdperk
in
de
wereldgeschiedenis
geweest
is,
waarin
de
opvolgers
in
de
monarchie
met
be
ter
gevolg
en
krachtiger
het
hunne
kunnen
bij¬
dragen
tot
de
blijvende
kracht,
de
stabiliteit,
van
een
groot
historisch
stelsel,
dat
afhangt
uog
meer
van
de
liefde
voor
het
volk
dan
van
uitoefening
van
kracht,
van
plichtsvervulling
en
van
het
ge¬
ven
van
een
edel
voorbeeld
aan
het
volk."
Dat,
is
edele,
fiere
taal,
den
grooten
staatsman
waardig,
die
ze
neerschreef.
Want
het
is
waar:
de
roeping
van
den
vorst
is
groot.
Het
is
zijn
plicht
het
volk
er
van
te
doordringen
dat
boven
partijgetwist
en
strijd
van
fractie-belangen,
een
groote
eenheid
is,
de
staat,
welks
eenig
waardige
vertegenwoordiger
de
monarch
kan
zijn.
Door
het
leven
en
streven
van
den
koning
moet
de
natie
overtuigd
worden
dat
er
één
wet
is,
die
staat
boven
alle
anderen,
deze:
het
heil
van
den
staat
moet
worden
bevorderd!
Gelukkig
het
land
dat
een
staatsman
als
Glad¬
stone
onder
zijne
burgers
mag
tellen
!
Zeer
te
betreuren
is
het
dat
deze
groote
man
bij
al
zijn
voortreffelijkheden
toch
fouten
heeft,
die
tusschen
hem
en
alle
andere
Engelschen
ge¬
meen
zijn:
Engelsche
trots
en
Engelsch
egoïsme.
Ieder
moet
erkeunen
dat
de
Binnenlandsche
poli¬
tiek
van
het
tegenwoordig
kabinet
allen
lof
ver
dient.
Met
krachtige
hand
heeft
het
daar
de
libe¬
rale
beginselen
ter
overwinning
geleid.
Zeer
steekt
ongelukkig
daarbij
de
buitenlandsche
politiek
van
dat
ministerie
af.
Daarin
is
moeilijk
een
vast
plan,
een
algemeene
leiddraad
te
bespeuren.
Daarin
juist
hee.t
de
egoïstische
karaktertrek
der
Engelschen
meestal
voorgezeten.
Ware
dit
anders
geweest,
hoeveel
beter
zou
de
loop
der
zaken
geweest
zijn!
Vooral
wat
de
Egyptische
kwestie
aangaat:
In
Soudan
gaan
wel
is
waar
de
zaken
beter.
Men
schijnt
te
moeten
vertrouwen
dat
Gordon
werkelijk
leeft
en
handelt;
generaal
Wolseley
dringt
krachtig
voorwaarts,
steeds
over¬
winningen
behalend
op
de
tallooze
hinderpalen
die
hem
in
den
weg
komen:
spoedig
zal
hij
Khar¬
toem
hebben
bereikt
en
't
is
te
wenschen
dat
maar
niet
moge
blijken
dat
zijne
krijgsmacht,
slechts
5000
man,
te
klein
is.
Minder
gewenscht
gaat
het
echter
nog
altijd
in
Egypte
zelf,
dat
werkelijk
in
een
toestand
verkeert,
die
erger
is
dan
regeeriugloosheid.
De
Khedive
regeert
slechts
schijnbaar,
maar
hij
en
zijne
ministers
zijn
er
reeds
lang
aan
ontwend
regeeringsdaden
van
belang
uit
te
voeren
daar
dan
de
mogenheden
kunnen
tusschenbeide
komen.
Engeland
bezit
het
protectoraat
maar
kan
en
mag
het
niet
gebruiken,
zoolang
het
daarin
niet
erkend
is
door
de
andere
mogendheden.
De
zaak
der
Egyptische
schuld,
het
groote
struikelblok,
is
nog
altijd
ongeregeld.
De
toestand
is
dus
allerellen¬
digst.
Daarin
moet
verandering
komen,
't
koste
wat
het
wil.
Dit
staat
vast:
Engeland
heeft
medecontrole
van
alle
andere
mogendheden,
speciaal
van
Frank¬
rijk
geweigerd
en
daardoor
dus
zichzelf
de
ver¬
plichting
bezorgd
om
de
zaken
te
regelen
en
Egypte
te
besturen.
Op
't
oogeublik
wenscht
zelfs
Frankrijk
geen
deel
meer
in
de
opperste
leiding.
Aan
den
anderen
kant
is
echter
ook
on¬
betwistbaar
waar
dat
Engeland,
dat
alleen
de
regeling
der
zaken
in
handen
wilde
hebben
en
daarin
met
stilzwijgende
toestemming
der
mogend¬
heden
is
gebleven
het
recht
moet
hebben,
dan
ook
zelfstandig
alle
maatregelen
te
nemen
die
het
nuttig
oordeelt.
Dat
nu
weigeren
de
andere
staten
en,
wat
de
kwestie
der
schuld
aangaat
met
eenig
recht,
daar
de
liquidatie-wet,
een
onder
toezicht
en
met
toestemming
van
alle
mogendheden
gemaakte
regeling,
hun
daartoe
de
bevoegdheid
geeft.
Dit
neemt
echter
niet
weg
dat
nu
de
toestanden
zoo
veranderd
zijn
dat
de
liquidatie-wet
niet
meer
kan
worden
opgevolgd
nu
daarbij
alle
andere
belanghebbende
de
handen
van
Egypte
afgetrokken
hebben,
en
de
liquidatie-
wet
dus
in
zekeren
zin
haar
kracht
verloren
heeft,
Engeland
het
recht
moet
bezitten
om
de
zaken
te
regelen
zooals
het
zelf
wil,
temeer
daar
het
toch
in
de
voorstellen
die
het
gedaan
heeft
niet
tezeer
op
eigen
belang
alleen
bedacht
is
geweest.
Men
moet
erkennen
dat
de
houding
van
Engeland
veel
beter
is
geworden
en
niet
meer
den
stempel
draagt
van
enkel
egoïsme.
De
voorstellen
van
Engeland
bevatten
in
hoofd¬
zaak
het
volgende:
Engeland
zal
de
administratie
voeren
over
de
Egyptische
Daïra
en
de
domeinen
en
de
inkomsten
daaruit
zullen
bij
de
Engelsche
bank
worden
gestort.
Daarentegen
waarborgt
Engeland
de
betaling
der
schuld
en
de
rente
die
natuurlijk
allereerst
uit
het
Egyptische
geld
maar
bij
gebreke
daarvan
door
Engeland
zelf
zullen
voldaan
worden.
Verder
stelt
het
voor
de
uit¬
schrijving
van
een
nieuwe
41/3
°/0
leening
van
vijf
millioen,
alweer
onder
waarborg
der
Engel¬
sche
regeering.
De
tegenvoorstellen
van
Frank¬
rijk
zijn
weinig
belangrijk.
De
voornaamste
zijn
wel
dat
het
de
leeniug
wil
zien
uitgebreid
tot
9
milllioen
en
verder
geen
storting
der
Egyp¬
tische
gelden
bij
de
Engelsche
bank
wil
hebben.
Aan
den
anderen
kant
weigert
Duitschland
weer
zijn
toestemming
voor
de
leening.
Hoe
is
het
nu
mogelijk
in
dien
toestand
verbetering
te
brengen
F
Wij
voor
ons
gaan
in
deze
volkomen
mee
met
hetgeen
de
Pall
Mall
Gaz.
dezer
dagen
schreef:
„De
krachtigste
politiek,
in
dit
geval
te
vol¬
gen,
zou
ziju
het
schorsen
èn
van
de
operatiën
der
kas
èn
van
de
werking
der
internationale
rechtbanken,
welke
twee
maatregelen
bij
besluit
van
den
Khedive
genomen
moeten
worden;
voorts
aan
te
kondigen
dat
wij,
den
bijstand
van
an¬
dere
mogendheden
missende
in
onze
pogingen
om
in
Egypte
een
nieuw
stelsel
in
te
voeren,
ver¬
plicht
zijn
ons
met
's
lands
beheer
te
belasten
op
onze
eigene
verantwoordelijkheid,
voor
een
tijdvak
van
minstens
vijf
jaren.
Elke
andere
op¬
lossing
is,
naar
het
schijnt,
onmogelijk,
want
wij
kunnen
toch
waarlijk
niet
dulden
dat
men
ons
laat
handelen
als
marionnetten
van
Europa,
waarbij
wij
onze
bajonnetten
stuk
stooten,
om
de
betaling
van
het
volle
bedrag
van
de
coupon
te
verzekeren,
onder
de
controle
van
den
inter¬
nationalen
Shylock."
Zeer
te
betreuren
echter
is
het
dat
reeds
niet
voor
jaren
de
Britsche
regeering
een
beteren
weg
was
opgegaan.
Hoeveel
anders
zou
de
toestand
van
het
oogenblik
dan
wezen!
Eerstdaags
ver¬
wacht
men
nu
het
collectief
antwoord
der
vier
mogendheden
op
de
voorstellen
van
Engeland.
Wat
is
er
veel
veranderd
sedert
de
tijd
van
Frederik
den
Groote
!
schreven
we
boven.
Overal
hervormiug
en
verbetering.
Nu
ook
in
Portugal.
De
voorstellen
tot
grondwetsherziening
betreffen
vooral
hervorming
van
het
huis
der
pairs.
Vroe¬
ger
was
het
aantal
leden
daarvan
onbeperkt.
Nu
wil
men
een
vast
getal
aanstellen
nl.
150
waar¬
van
100
te
benoemen
door
de
kroon
en
50
bij
indirecte
verkiezingen.
De
koning
zal
van
zijn
recht
van
ontbinding
kunnen
gebruik
maken
tegen
de
kamer
der
afgevaardigden
en
dat
gedeelte
der
pairs
die
niet
door
hem
zijn
aangesteld.
Verder
worden
vaste
wettelijke
bepalingen
vastgesteld
op
het
recht
van
vereeniging
en
petitie.
Proficiat.
Ten
slotte
nog
iets
over
the
topic
of
the
day,
de
kolonisatie-plannen.
Haast
zou
men
een
vaste
lijst
kunnen
openen
om
de
massa's
plannen
daarop
aan
te
teekenen.
Engeland
is
nu
zoo
verstandig
Samoa
niet
te
willen
inlijven,
zooals
Nieuw-
Zeeland
wilde
en
verder
zijn
Engeland
en
Duitsch¬
land
aan
't
onderhandelen
over
de
vraag
of
het
maar
niet
beter
is
dat
geen
van
beide
landen
het
rotectoraat
over
die
eilanden
aanvaardt.
Ieder
vindt
zeker
dat
dit
werkelijk
wenschelijk
is.
Rusland
is
met
Merv
niet
te
vreden
en
wenscht
Herat
in
te
palmen.
Natuurlijk
kiest
het
daarvoor
weer
juist
een
oogenblik
waarop
Engeland
tot
over
de
ooren
zit
onder
de
Egyptische
kwestie.
De
tusschenkomst
van
Rusland,
Duitschland
en
Engeland
wordt
verzocht
in
de
zaken
van
50
9.25
4
9.39
9
9.42
21
9.54
37
10.10
46
10.19
59
10.32
9
10.42
17
10.50
ar.
kl.
3e
kl.
35
ƒ0,25
,50
„
0,35
,80
„
0,50
,—
„
0,60
,30
„
0,85
,60
„1-
,10
„
1,30
FEUILLETON.
LIEFDE
EN
WRAAK.
Eene
Novelle,
(vrij
bewerkt
naar
het
Duitsch.)
V.
Een
Begrafenis.
Aan
zich
zelve
overgelaten,
wies
het
kind
op
in
de
eenzame
zalen
en
gangen
der
oude
proostdij,
in
den
prachtigen
tuin,
in
het
bosch,
waarin
men
van
uit
den
tuin
den
toegang
had.
In
de
stad
kwam
zij
zelden.
Maar
in
het
bosch
bracht
ze
soms
dagen
achtereen
door,
nu
eens
als
eene
prachtig
bloeiende
bloem,
onder
de
hoogeboomen
droomend,
dan
als
eene
zachte
schuchtere
ree
op
het
mos
onder
de
boomen
heen
en
weer
huppelende.
Zoo
was
zij
in
de
wildernis
groot
geworden,
maar
toch
was
zij
niet
wild.
Dat
zag
men
aan
hare
groote,
zielvolle
oogen,
dat
zag
men
aan
de
uitdrukking
van
haar
gelaat,
vol
zachtheid
en
innemendheid,
dat
bemerkte
men
aan
hare
zoo
edele
en
zeldzame
persoonlijkheid.
Zij
telde
nog
maar
17
jaren,
toen
de
dood
haar
moeder
van
een
langdurig
en
smar¬
telijk
lijden
verloste.
Toen
de
president
het
einde
zijner
dochter
naderen
zag,
had
hij
zijn
vorst
om
zijn
ontslag
gevraagd,
met
verzoek
om
zijn
pen¬
sioen
in
het
buitenland
te
mogen
verteeren.
Beide
werd
hem
toegestaan.
Toen
werkelijk
zijne
dochter
was
heengegaan,
sprak
hij
tot
zijne
kleindochter:
„maak
u
reis¬
vaardig
Agathe,
morgen,
na
de
begrafenis,
ver¬
trekken
wij."
De
begrafenis
harer
moeder
zou
twee
dagen
na
haar
dood
plaats
hebben.
Ach!
Agathe
had
in
dien
korten
tijd
nog
zooveel
voor
te
bereiden
en
voor
zooveel
te
zorgen!
Ook
in
het
bosch
had
zij,
gedurende
deze
laatste
dagen,
weer
uren
rond¬
gedwaald,
zooals
altijd,
geheel
alleen.
Op
den
dag
der
begrafenis
kwam
zij
daaruit
laat
terug,
eerst
's
avonds
om
vijf
uur.
Om
zes
uur
zou
de
lijk-
statie
beginnen.
Met
rood
geweende
oogen
kwam
zij
te
huis.
't
Was
alsof
zij
nog
van
iets
anders
dan
van
hare
lievelingen,
de
boomen,
de
bos-
'
schaadjes
afscheid
genomen
had,
en
wel
voor
|
eeuwig!
Doch
toen
zij
in
de
proostdij
kwam
J
droogde
ze
hare
tranen.
Zij
had
onder
't
snikken
en
weenen
een
vast
besluit
genomen,
maar
nu
dit
eens
genomen
was,
nu
verhief
zij
zich
ook
boven
hare
smart,
al
moest
haar
hart
er
bij
breken.
Zij
ging
in
het
vertrek,
waar
het
lijk
harer
moeder
stond.
Het
was
een
der
staatsievertrekken
der
proostdij.
De
muren
waren
met
zwart
laken
behangen.
In
het
midden
stond
de
eenvoudige
doodkist,
van
brandende
waskaarsen
omgeven.
Hij
stond
open
en
de
deksel
was
er
afgenomen.
De
afgestorvene
lag
op
wit
zijden
kussens
en
bijna
geheel
bedekt
met
de
schoonste
bloemen.
Op
het
gelaat
van
de
doode
stond
bange
dood¬
strijd
maar
ook
hemelzaligheid
te
lezen,
't
was
zoo
schoon
in
zijn
lijden,
en
in
zijn
vrede.
Agathe
was
alleen
bij
hare
doode
moeder.
Zij
knielde
naast
haar
neer,
nam
hare
koude
hand,
drukte
hare
warme
lippen
daarop
en
bad
in
stilte.
Wat
bad
zij?
O!
hoeveel
heeft
een
vroom
en
geloovig
kinderhart
bij
het
lijk
der
moeder
den
hemel
niet
te
vragen?
En
voor
de
moeder
en
door
de
moeder
bad
zij,
niet
slechts
voor
zich.
„O
geef
hem
kracht
om
dit
te
dragen"
bad
zij
luide,
bad
zij
uit
's
harten
diepsten
grond.
De
oude
kamerdienaar
trad
op
haar
toe;
hij
had
het
geheim
van
haar
hart
vernomen.
„Kunt
gij
het
dragen,
arm
meisje,"
sprak
hij.
„Moet
ik
niet
Konrad.
Kan,
durf
ik
Groot-
„vader
verlaten?
Boven
alles
bemint
hij
mij.
Ik
ben
zijn
een
en
zijn
alles."
,,'t
Is
waar,"
sprak
de
oude
man,
„gij
zijt
hem
„alles;
u
alléén
heeft
hij
lief.
O
gij
weet
niet,
„hoe
teeder
hij
u
bemint."
Hij
sprak
zoo
droevig
als
of
er
een
ongeluk
te
vreezen
stond.
In
een
ander
vertrek
sloeg
de
klok
zes
uur;
men
hoorde
uit
de
voorkamer
iemand
aankomen,
de
deur
werd
geopend
en
de
president
van
Bellard
trad
binnen.
Hij
was
een
forsche,
deftige
grijsaard.
Zijne
gelaatstrekken
hadden
hun
gewone
ernstige
en
gestrenge
uitdrukking;
er
lag
nog
meer
in
te
lezen;
men
zag
er
in
of
een
gebroken
of
een
verhard
hart.
Zonder
een
woord
te
spreken,
plaatste
hij
zich
voor
de
laatste
woning
zijner
dochter
en
beschouwde
haar
overblijfsel
lang
en
ernstig.
Geen
zenuw
van
zijn
gelaat
vertrok
zich.
Daarop
nam
hij
met
een
knecht
den
deksel
der
kist,
legde
dien
er
op,
opende
dan
zelf
de
deur
der
voor¬
kamer,
waarop
zes
in
het
zwart
gekleede
mannen