Tekstweergave van WFNHC_1884_01_19_0001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
No.
8.
ZATERDAG
19
JANUARI.
188A.
WEST-FRIESLAND
Nieuwe
Hoornsche
Courant
Abonnementsprijs
per
kwartaal,
voor
Hoorn.
ƒ1,00
„
„
„
fr.
per
post
-
1,20
Afzonderlijke
nommers
-
0,05
Dit
blad
verschijnt
Dinsdag-
en
Vrijdag-avond.
UITGEVER
P.
GEtRTS,
HOORN.
0
Prijs
der
advertentiën
van
1—5
regels
.
-
0,40
Elke
regel
daarboven
-
0,076
Groote
letters,
randen
enz.
worden
naar
plaats¬
ruimte
berekend.
Stukken
voor
de
Redactie,
uiterlijk
den
vorigen
dag.
Advertentiën
kunnen
ingezonden
worden
tot
uiter¬
lijk
's
middags
12
uur
des
Dinsdags
en
Vrijdags.
Eene
viermaal
geplaatste
advertentie
wordt
slechts
driemaal
in
rekening
gebracht.
OFFICIEEL
GEDEELTE.
KENNISGEVING.
HET
HOOFD
VAN
HET
PLAATSELIJK
BESTUUR
der
gemeente
HOORN
brengt
bij
deze
ter
kennis
van
de
Ingezetenen
dier
Gemeente,
dat
het
Kohier
der
grondbelasting
dienst
1884
op
den
15
dezer
door
den
Heer
Pro¬
vincialen
Inspecteur
goedgekeurd,
en
op
heden
aan
den
Heer
Ontvanger
der
Rijks-Belastingen
binnen
deze
Gemeente
ter
invordering
is
toegezonden.
HOORN,
17
Januari
1884.
Het
Hoofd
van
liet
Plaatselijk
Bestuur
voornoemd,
VAN
DEDEM.
F*ar
tij
belang-.
Wij
staan
weder
aan
den
vooravond
der
parlemen¬
taire
en
extra-parlementaire
gebeurtenissen.
De
begroo-
tingsdiscussies
waren
betrekkelijk
kalm;
bijna
zouden
we
zeggen:
onbeduidend.
Alleen
de
Indische
begrooting
heeft
vrij
belangrijke
dingen
aan
het
licht
gebracht.
Wij
zullen
niet
napleiten:
de
nieuw
benoemde
Minister
wordt
met
belangstelling
verwacht.
Niet
napleiten;
maar
wel
een
enkel
woord
over
wat,
naar
onze
overtuiging,
gezegd
moet
worden.
Men
klaagt
over
den
tragen
gang
der
zaken,
en
zeer
terecht.
Wat
wordt
er
gedaan
in
't
belang
van
ons
volksleven?
Wat
gedaan,
waar
zooveel
gedaan
moet
worden?
Wij
kunnen
niet
leven
van
theorieën
en
die
worden
ons
gegeven
waar
wij
het
recht
hebben
feiten
te
verwachten.
Dat
is,
wij
weten
het
wel,
de
eisch
van
dat
gedeelte
van
het
volk
dat
niet
aanzit
aan
de
tafel
der
Hoog-Mogenden;
dat
niets
weet
van
den
stillen
arbeid
der
Afdeelingen;
dat
niet
uitrusten
mag
in
de
welbekende
koffiekamer
op
het
Binnenhof;
dat
telkens,
als
het
eens
meepraat,
wordt
afgewezen
met
de
terecht¬
wijzing:
//och,
als
ge
eens
achter
de
schermen
kondt
zien,
dan
zoudt
ge
wel
anders
oordeelen"
.
..
maar
dat
„volk"
heeft
toch
ook
zijn
behoeften
en
wel
iets
te
vragen.
En
dat
volk,
in
welks
naam
wij
spreken,
wenscht
ook
niet
nader
te
worden
ingelicht
aangaande
die
gebeurtenissen
//achter
de
schermen."
Het
is
vrij
wat
eenvoudiger
gezind
en
vraagt,
laat
het
dan
zijn
met
eenige
kinderachtige
naïeviteit:
,/de
schermen
neêr!"
Want,
wat
is
het
dan
toch,
dat
maakt
dat
de
onin-
gewijden,
zoo
vaak
zij
ook
eens
willen
oordeelen,
als
minderjarigen
worden
afgewezen
?
Laten
wij
het
uitspreken:
achter
die
schermen
huist
de
booze
geest
van
een
kwalijk
begrepen
partijbelang.
Wij
zeggen:
„een
kwalijk
begrepen."
Want
onpartijdig¬
heid
in
den
alledaagschen
zin
van
het
woord,
is
een¬
voudig
onmogelijk,
of
wordt
gelijkluidend
met
karak¬
terloosheid.
Het
kan
niet
anders:
partijgroepeering
of
partij
formeering
is
noodzakelijk.
Er
bestaat
nu
eenmaal,
zoolang
de
mensch
een
denkend
en
maatschappelijk
wezen
is,
verschil
van
wereld-
en
levensbeschouwing,
gevolg
van
opvoeding,
aanleg,
talent,
enz.
enz.
Het
kan
niet
anders,
of
zij,
die
nu
in
uitgangspunt
en
rich¬
ting
met
elkander
overeenstemmen,
sluiten
zich
aaneen.
En
te
meer
hoe
ernstiger
de
taak
is
die
zij
met
elkan¬
der
moeten
vervullen.
Daarom
—
bij
de
leden
der
Volksvertegenwoordiging
volstrekte
onpartijdigheid
te
verwachten,
zou
zijn,
het
onmogelijke
te
eischen.
Neen,
wij
verlangen
dat
zelfs
niet.
Wij
willen
mannen
van
karakter,
en
zulken
weten
wat
zij
willen.
Wat
nu
in
strijd
is
met
de
ons
heilige
beginselen,
bekampen
wij
en
dat
is
partijdig,
naar
men
zegt,
wij
meenen
dat
is
eenvoudig
onafwijsbare
plicht.
Maar
er
is
een
kwalijk
begrepen
partijbelang
en
dat
is
de
ellende
van
den
dag.
Alle
beginselen
mogen
en
moeten
tot
partijgroepeering
leiden;
maar
geenszins
ge¬
heel
personeele
belangen
of
de
belangen
van
eene
fractie.
En
dat
schuilt
daar
„achter
de
schermen."
Wie
het
voorrecht
heeft
eene
weinig
bekend
te
zijn,
met
zekere
Haagsche
toestanden,
al
staat
hij
dan
voor
het
too-
neel
als
eenvoudig
toeschouwer,
hij
weet
van
deze
din¬
gen
mede
te
praten.
—
Neen,
beginselen
regeeren
niet
langer;
althans
bij
de
meerderheid
niet.
Men
heeft
par¬
lementaire
antecedenten;
men
wil
steun
zoeken
bij
deze
fractie
of
die
andere;
men
heeft
personeele
anti-
en
sympathien
en
...
deze
dingen
regeeren
mede.
Daar
zijn
er
die
hieraan
niet
meedoen,
mannen
van
stavast,
maar
we
spreken
over
de
meerderheid
en
ook
buiten
de
hoogere
regeeringskringen.
En
dit
is
de
bron
aller
el¬
lende,
van
allen
stilstaud,
van
die
enorme
teleurstellin¬
gen
die
ons
dagelijks
worden
bereid.
Wie
op
hooger
zedelijk
standpunt
staat,
kan
deze
dingen
niet
goedkeu¬
ren.
En
tegen
deze
dingen
ook,
teekenen
wij
verzet
aan;
tegenover
deze
doen
wij
een
beroep
op
de
beter
denkenden
onder
alle
standen
en
rangen
der
samenle¬
ving.
Want
wij
bepalen
ons
niet
alleen
tot
de
verte¬
genwoordiging;
wij
spreken
hier
ook
tot
de
kiezers,
ja
tot
allen
die
Nederlanders
zijn.
Eens
hield
een
onzer
hoogleeraren
der
letterkunde
een
redevoering
over
de
onpartijdigheid
van
den
ge¬
schiedschrijver
en
betoogde
daarin
dat
niemand
zoo
onpartijdig
was
geweest
als
Shakespeare.
Waarom?
—
en
dat
is
het
lichtpunt
in
't
karakter
van
dien
dichter
—
omdat
hij
alleen
zich
zoo
kon
verplaatsen
in
den
toe¬
stand
van
de
figuren,
die
hij
schildert
en
in
't
leven
roept,
dat
men
niet
de
scheppingen
van
den
dichter
waant
te
ontmoeten,
maar
werkelijk
levende
wezens
van
vleesch
en
bloed.
—
Is
dat
oordeel
juist,
dan
hebben
we
hier
ook
het
kenmerk
van
waarachtige
onpartijdigheid.
De
eigen
beginselen
handhaven,
met
alle
kracht
en
alle
toewijding,
dan
geen
duimbreed
afwijken
—
maar
ook
zich
zóó
indenken
in
den
toestand
van
den
tegen¬
stander
,
dat
men
als
met
hem
samenleeft,
dan
komt
de
waardeering;
dan
zal
men
het
goede
dat
toch
ook
wel
aan
de
overzijde
gevonden
wordt
opmerken
en
aan¬
nemen
en
er
wordt
samenwerking
geboren
van
de
edel¬
ste
soort.
Men
gaat
ons
schouderophalend
voorbij
—
waar
wij
zulke
dingen
bespreken;
men
ziet
hierin
het
duidelijk
bewijs
dat
wij
niet
tehuis
zijn
op
openbaar
terrein.
Dat
weten
wij:
zoover
is
het
reeds
in
Nederland
gekomen,
dat
men
de
eenvoudigste
eischen
van
het
zedelijk
leven
voor
dwaze
onmogelijkheden
verklaart.
Ja
zeker:
zoover
is
het
reeds
gekomen.
Maar
aan
wien
de
schuld?
Aan
de
leden
der
volksvertegenwoordiging
?
Ten
deele.
Aan
onze
„geloovige"
en
„ongeloovige"
steekspelen?
Ten
deele.
Aan
onze
onverschilligheid?
Ten
deele.
Maar
de
hoofdschuld
ligt
bij
ous,
ons
doodeenvou¬
dige
Nederlandsche
mannen
en
vrouwen.
Wij
kweeken
dien
ellendigen
partijgeest
aan,
in
onze
kringen,
in
onze
omgeving,
en
bederven
daardoor
ons
volkskarakter,
en
een
bedorven
volk
kan
niet
verwachten
dat
er
kracht
ten
goede
kan
geboren
worden.
Men
heeft
vaak
gezegd:
de
vertegenwoordiging
verdient
dien
naam
niet,
want
ze
is
niet
de
afspiegeling
van
het
volk.
Men
zoekt
dan
verbetering
door
verandering
van
het
kiesstelsel;
men
breekt
een
lans
voor
intellectueel
stemrecht
enz.
enz.
Palliatieven!
—
Ja,
de
vertegenwoordiging
is
-
wel
degelijk
de
afspiegeling
van
het
volksleven;
zonder
eenigen
twijfel.
Wij
kweeken
de
ondeugden
op,
die
naar
alle
kanten
haar
wortels
uitschieten,
onder
den
grond
en
daarboven.
Daarom
is
aan
ons,
in
onze
krin¬
gen,
de
plicht
opgelegd
een
afdoende
hervorming
in
het
leven
te
roepen.
Dat
is
de
plicht
der
waarachtige
vaderlandsliefde,
van
den
hoogsten,
zedelijken
ernst.
BE
BETEEKENIS
VAN
EEN
HOOFDKUSSEN.
Jean-le-Butineur
had
een
goeden
dag
gehad,
en
stapte
met
't
prettigste
gevoel
van
de
wereld
zijn
so¬
ciëteit
binnen
om
eens
een
paar
uurtjes
gezellig
te
redeneeren.
Dat
is
nu
wel
allerverfoeielijkst
slecht,
want
op
de
sociëteit
hoort
men
niets
dan
zeer
zon¬
dige
dingen,
maar
Jean
was
en
bleef
een
zondaar
in
optima
forma.
En
daarom
nam
hij
van
een
vrijen
avond
een
paar
uurtjes
af
om
eens
wat
te
redeneeren
en
zat
zoo
lekker
voor
't
vuur
te
midden
van
zijn
vrienden.
Maar
't
gesprek
werd
niet
vroolijk.
Naar
aanleiding
van
een
paar
courant-berichten
van
den
dag
sprak
men
over
de
misdaden
en
processen
die
daarin
vermeld
wer¬
den
en
natuurlijk
gaf
iedereen
zijn
wijsheid
ten
beste.
De
maatschappij
is
bedorven
zei
de
een,
en
de
dood¬
straf
moest
er
maar
weer
zijn,
zei
de
ander,
en
weer
een
ander
vocht
met
leeuwenmoed
voor
wat
hij
liberaal
noemde.
Een
bejaard
man,
door
de
vrienden
altijd
„de
phi-
losoof
genoemd,
had
zwijgend
al
die.
wijsheid
aange¬
hoord,
stond
op,
riep
om
zijn
jas,
en
zei
heengaande
niets
anders
dan:
„al
die
misdaden,
dat
komt
ïnijuhee-
ren!
omdat
men
niet
genoeg
met
zijn
hoofdkussen
redeneert.
Ik
ga
weer
eens
met
't
mijne
raadplegen.
Slaapt
wel!"
Sommigen
lachten
met
die
woorden,
anderen
letten
er
niet
op:
Jean
peinsde
een
oogenblikje
en
begreep
de
bedoeling
van
den
ouden
man
en
ontdekte
de
volgende
wijsheid.
't
Oogenblik
waarop
een
mensch
zijn
hoofd
op
't
kussen
neerlegt,
is
dat
waarop
de
consciëntie
haar
op¬
wachting
komt
maken,
't
Hoofd
dat
iets
min-edels
bedacht
heeft,
wordt
dan
met
allerlei
schrikbeelden
omringd
eu
de
prettigste
rust
kust
dan
't
hoofd,
dat
overdag
het
edele
bepeinsde.
Om
gelukkig
te
zijn
moet
men
goede
vrienden
met
zijn
hoofdkussen
wezen,
want
anders
kan
't
ons
iederen
avond
alleronaangenaamste
verwijtingen
doen
hooren,
en
dan
zouden
we
't
wel
ter
bedde
willen
uitwerpen,
als
't
maar
iets
baatte.
't
Vertrouwelijk
samenzijn
met
het
hoofdkussen
heeft
voor
iederen
mensch
iets
zeer
interessants,
voor
den
hoogstgeplaatste
evengoed
als
voor
den
man
uit
't
volk,
voor
den
intrigant
evengoed
als
voor
den
op¬
rechte,
voor
den
journalist
evengoed
als
voor
den
on¬
geletterde.
En
wat
zouden
de
hoofdkussens
wel
te
zeg¬
gen
hebben
aan
onze
vorsten
en
huu
ministers!
Als
't
hoofd
zich
op
't
kussen
neervleit,
dan
komt
de
waarheid
bij
ons
en
vertelt
ons,
ten
naastebij
al¬
thans,
wie
en
wat
we
zijn.
Dan
komt
de
geheele
dag
weer
voor
ons
staan
en
vertelt
ons
onze
fouten
en
verwijt
ons
onze
tekortko¬
mingen;
of
hij
jaagt
den
slaap
weg
of
vervolgt
ons
in
onze
droomen,
totdat
we
moede
zijn
en
erger
nog.
Dan
komen
de
geesten
des
lichts
en
zweven
om
ons
heen,
om
ons
te
zeggen
en
nadrukkelijk
te
zeggen,
dat
er
geen
geluk
is
dan
daar
waar
harmonie
is
in
't
leven,
harmonie
tusschen
wijsheid
en
goedheid,
tusschen
wijs
overleg
en
goed
handelen.
Maar
't
hoofdkussen
doet
ook
meer
nog.
't
Vertelt
ons
ook
wat
we
den
volgenden
dag
verrichten
moeten
en
menige
arbeid
is,
in
beginsel,
reeds
verricht
terwijl
het
hoofd
van
den
arbeider
nog
in
't
kussen
gedoken
ligt.
Daarom,
de
mensch
die
met
zijn
kussen
ook
weet
te
redeneeren
zal
menige
goeden
raad
ontvangen.
O
mijn
oude
„philosoof"
—•
toen
ge
uw
dwaas
woord
liet
hooren
en
uw
jas
aantrekkende,
zijt
heen
gegaan,
toen
heb
je
ons
ernstige
waarheden
verkondigd!
Zoo
dacht
Jean
dien
avond
en
groete
haastig
de
vrienden
en
spoedde
zich
huiswaarts
!
En
gij
mijn
heeren
en
vrienden!
denkt
ervan
avond
eens
aan
wat
uw
hoofdkussen
u
te
zeggen
zal
hebben.
Een
kennis
van
Jean.
Ja
lejTmogens,
/
J
eenS[nskracht
[t
art
Jriedubb
^Meltje
evet
»g
^eluk
geen
DS
13'ent
begra-
mand
en
menige
dragenis
dje
een
mogt
:
is
zoo.-y.
ZWak-
verken
hoe
a
Zi'
nu
ook
wel
j
-
niet.
4
JD.
[aandag
jl.
i
enwoordiginj
s,
door
de
en,
de
stan
r
conferenn
weest
der.re
kt
van
ïoorden
b«lde
de
Enge,
't
herinnerd
|001
fer
regeer»
'lllCb
Toch
r't
liberal
W
Wt>.
sn,
les
'g
li-
te
;
was
hie
ïij
verdoelen
drie
klassen
van
Egypte
me,
waarop
zij
opge-
!
offers
aan
dat
eede
oogen
Engf
i
zien
optredt
Waren
op
ee
,
teland
en
F*
m
met
het,';11
dit
toch
eigen
'
ft
onderste
uit
deksel
op
den
neust
Jte
plaats
moest
mei.
Vingen
met
Brittan-
!
houden
en
te
ver*
unde
van
Gladstone
elingen
kennen
onzt
zij
nog
opgemerkt,
d
zal
doen
van
het
"He,
waarin
echter
dat
dit
niet
ver-
leene
internatio-
lat
vóór
of
op
q*|
k
uit
lijk
zal
worden
«liteit
van
het
h
enkele
punten
1
spoedig
ve'
°ed
mret
hei
12
.eve
'iflgen
om
ge
ƒ3
*
a'
Monk
h
dan
cc
boete
c
111
~~
m
hr
aam-
lieveli
?
a°g
4?
■«
het
i
pleiziet
muziek-.
zoe
alinea
een
»
en
an:
want
zij
Ate
'igt
I
{
en
an:
want
zj
"J,
i'
te
schitteren
el
h
alles
wat
zij
mt
te
schitteren
ƒ