Tekstweergave van WFNHC_1884_01_09_0001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
t J No. 2. WOENSDAG 9 JANUARI. -PRIE Nieuwe Hoornsche Courant. 1881. "Verschijnt Dinsdag- en A rijdag-avond. Advertentiën worden aangenomen op bovengenoemde dagen tot 's namiddags 1 uur. Stukken voor de Redactie bestemd uiterlijk den vorigen dag. UITGEVER P. GEÉRTS, HOORN. Abonnementsprijs per kwartaal, voor Hoorn. ƒ1,00 fr. per post - 1,20 Afzonderlijke nommers . - 0,05 Prijs der advertentiën van 1—5 regels . - 0,40 Elke regel daarboven. - 0,075 Groote letters, randen enz. worden naar plaats¬ ruimte berekend. OFFICIEEL GEDEELTE. KENNISGEVING. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN HOORN doen te weten: dat door den Gemeenteraad, bij besluit van 2 dezer, de prijs van het gas met 1 cent per M3. is verlaagd en mitsdien nader vastgesteld op 11 cents per M3. HOORN, 4 Januari 1884. Burgemeester en Wethouders voornoemd, V. DEDEM. Be Secretaris, W. NAN WANING Jr. BEKENDMAKING. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN HOORN doen te weten: dat de Gemeenteraad, in zijne vergadering van 27 Juni 1883 No. 4, krachtens art. 29 der verordening No. 179 betreffende de politie op straten, wegen, andere openbare plaatsen, enz., afgekondigd den 8 Juni j.l, heeft bepaald: dat de weg langs de oostzijde van de Bamen in deze gemeente niet mag worden hereden dan in de richting van de Kruisstraat naar de Turfhaven, en evenzoo de weg langs de westzijde niet dan van de Turfhaven naar de Kruisstraat, tegen overtreding van welke bepaling een boete is bedreigd van 1 tot 3 gulden. HOORN, den 5 Januari 1884. Burgemeester en Wethouders voornoemd, V. DEDEM. Be Secretaris, W. VAN WANING Jr. Nog een „woordje vooraf." De dagbladpers wordt dikwijls de koningin der aarde genoemd, en dat niet alleen door haarzelve. Dien titel kan zij ten volle waardig zijn. Wij zeggen: lean. Onze eeuw heeft, voor een niet gering gedeelte, hare eigenaardigheden aan den invloed der pers te danken. Men moge nu daarover denken hoe men wil zelfs de hardnekkige behoudsman, zelfs de zwartgalligste der pessimisten, zal moeten erkennen, al zij het slechts voor zich zelf en inwendig dat eene verge¬ lijking van onzen tijd met den ouden, die voorbij is veel, zeer veel goeds wat den onzen betreft, aan het licht zal brengen. De menschen-maatschappij is ook een voortbrengsel van de natuur, die veelzijdige en machtige. Als in een dierenmaatschappij men denke aan wat wij bij mieren en bijen waarnemen is welvaart ontwikkeling en vooruitgang van het geheel afhankelijk van twee hoofdvoorwaarden. De vervulling van die voor¬ waarden is opgedragen aan de individuen, aan de personen, die met elkander de maatschappij of den staat vormen. Zij zijn: on verbroken vlijt en verdeeling van den arbeid. Alléén omdat in de dieren-maatschappijen deze voor¬ waarden zoo volkomen, en voor ons voorbeeldig, vervuld worden, kunnen zulke nietige insekten werken tot stand brengen waarbij vergelijkenderwijze wat de menschen doen vaak nietig en klein is. Alleen in deze twee factoren moet de oorzaak gezocht worden van het groote verschil tusschen de wijze waarop wilde volken leven en den goedgeordenden, welinge- richten staat, waarvan ook wij ons verheugen leden te zijn. Honderde menschen werken samen om in onze on- beduidenste behoeften te voorzien; ieder van die hon¬ derden heeft daarhij zijn kleine maar onmisbare rol te vervullen; alléén zoo is het mogelijk, dat wij zoo goed, zoo goedkoop, zóó gemakkelijk krijgen kunnen, wat wij noodig hebben. Toch mag het: „ga naar de mieren en wordt wijs" hier niet te streng worden toegepast. De mieren volgen bij hun werk bijna blindelings hun aangeboren instinkt de menschen geven zich rekenschap van het hoe, het waartoe en waardoor hun- handelingen. Ten minste de mensch kan dat. Hij ner moet dat ook, wil hij niet prijsgevon, wat hem in de natuur boveii de dieren plitatst; wat hem maakt tot het hoogste het eindpunt van het eeuwig ontwikke¬ lingsproces , door ons „natuur" genoemd. De mensch is zich bewust van de gronden en van de gevolgen van zijn doen en laten. Den mensch is ten minste het vermogen gegeven om zich daarvan bewust te worden. Dit vermogen onder¬ scheidt hem van alle andere levende wezens. Door dit vermogen neemt hij de hoogste plaats in de natuur in. Maakt hij er geen, of een onvoldoend gebruik van des te erger voor hem. Niet alleen zich zelf, maar het gansche mensch- dom brengt hij schade toe. Zich zelf berooft hij van het groote voorrecht waarlijk mensch te zijn; zijn me- demenschen van den steun en de hulp bij het bezwaar¬ lijk en moeielijk, maar door innerlijken aandrang, door de natuur zelve, gebiedend voorgeschreven streven naar vooruitgang. Alle menschen zijn broeders. Of wij het willen of niet, of wij het weten of niet ja, vaak ondanks ons zelf dragen wij ons steentje bij. Klein en gering moge ons aandeel in de groote worste¬ ling voor ontwikkeling zijn, toch is het nuttig en noodig. Zooals de bij een bijna onzichtbaar deeltje was aan¬ draagt, en daarmee duizenden van cellen bouwt, zoo zal ook ons woord en ons denkbeeld al moge het schijn¬ baar spoorloos verloren gaan het zijne bijdragen en vruchtbaar zijn. Wat zou er van de bijen worden indien de bij dacht: wat ik bijdraag is zoo onbeduidend, zoo nietig, als ik let op wat er in een bijenkorf noodig is ; wat zou het uitmaken indien ik dat voor mij hield, liever wil ik stuifmeel en koren verzamelen, zorgen dat ik nu genoeg krijg en mijn voorraad voor de schrale winterdagen voldoende zij , 't werk doen dat voor de hand ligt is mijn eerste pücht. Mat zal ik meer doen? Als die theorie onder de bijen aanhangers kreeg, zou het bestaan der bijen ernstig gevaar loopen. Zulke theorieën of en daar zit juist het gevaar¬ lijke —. zulk eene praktische levensopvatting, zooals men het gaarne en hoogwijs noemt, is onder ons menschen geen zeldzaam verschijnsel. Het openbare leven, vooral op het gebied van den geest, is bovendien niet wakker. Zoodra het zaken betreft, die niet onmiddellijk be¬ trekking hebben op onze stoffelijke belangen, op voor¬ vallen binnen de enge gzenzen van den kring waar¬ binnen ons leven beperkt blijft, is onze belangstelling gering ja nul. In 't bizonder in Nederland, is dit zoo. Denk u, kalme Hollander! 's avonds in de straten van Napels. Tegen 8 uur vliegen als razende, kleine duivels, blootshoofd en barrevoets jongens langs de straten, met een pak onder beide armen, gillend „piccolo piek! piek \" en „poengolo poeng! poeng!" Geen wandelaar, of man van zaken, geen werkman bijna of hij staat stil, tast in den zak en past zijn twee soldi af om een nummer te koopen van den Piccolo of den Poengolo de twee dagbladen van Napels. Eerst wordt wel is waar naar den stand der geld¬ loterijen gekeken want in de loterij spelen, vooral bij den minderen man, is daar bijna nog meer dan bij ons een hartstocht. Maar dan vormen zich bijna op alle hoeken van de straten groepen, en worden de gebeurtenissen van den dag, in stad en land, be¬ sproken; krachtige woorden van goed of afkeuring hoort men boven alles uitklinken. Hier en daar komt er een die beter op de hoogte, of beter bespraakt ig —. een tijd lang alleen aan het woord. Kortom: 't is een tooneeltje dat vooral voor een Hollander interessant maar ook verbazingwekkend is. Maar hoor ik zeggen dat is wel aardig, maar waartoe is dat goed? Die menschen moesten liever aan hun werk gaan, en hun centen voor vrouw en kinders bewaren. Van politiek hebben ze toch geen verstand, en handige schreeuwers, socialisten en al dat volk, hebben daar¬ door zooveel invloed, zij maken de menschen het hoofd op hol met hun theoriën, die de meesten hunner lezers toch niet beoordeelen kunnen. Neen, dan nog duizend maal liever zooals 't bij ons is. Dus waarde Heer! gij wilt geen vuur omdat men er zich aan branden kan geen spoorweg omdat die kan derailleeren ? Als gij niet met twee maten meet moet gij mij dit toestemmen. En ik voeg er bij: de pers moet zedelijk opvoeden. 2. EEN ROMAN OP HET LAND. I Daar gaat zij ook, de jonge en rijke boerendochter, van achtien lentes pas. Hoe gelukkig dat ze gaat; aanstonds zal ze in het rijtuig van één harer buren stappen, en dan is ze verdwenen; neem nu de gelegenheid waar haar eens goed op te nemen. Zij is het waard! Haar slanke leest komt zoo voordeelig uit in het zwartzijden kleed; haar mooi gezichtje zoo gunstig tusschen de juweelen naalden der sierlijke kap. Mees verzekerd: zij zal niet lang op een vrijer behoeven te wachten! Dat is juist dat „nog iets meer" van deze en andere paardenmarkten. T Is een dag van vroolijkheid en van jeugd. En de jeugd, met of zonder uw goedvinden, wil paren. Er wordt op zulk een dag menige liefdes¬ romans begonnen. „Och, zegt een steedsche juffer, lijkt zoo'n eentonige, stijve boersche huwelijgeschie- denis op een roman? Onmogelijk." Ik ben niet beleefd genoeg om u niet tegen te spreken, mejuffrouw ! Die zelfde zuster van u in zwarte zijde is, of ik moest mij al zeer vergissen, de heldin van een roman die er wordt afgespeeld in het hart, maar helaas! ook alleen in het hart en in de verbeelding van dien jongen man, met wien we nog geen kennis hebben gemaakt maar die toch ook in feestgewaad opgaat naar de paardenmarkt. Hij behoort wel degelijk tot de klasse der voetgangers, wanneer hij voor pleizier uitgaat. Niet aldus wanneer zijn tochten met „de zaken" in verband staan. Dan rijdt hij een hondenwagen. De jongen is leelijk en arm, en ik begrijp waarlijk niet hoe hij zijn oogen durfde opslaan naar de mooie en rijke boerendochter. Maar zoo ziet ge: de liefde is blind en niet blind, al naar men 't nemen wil. Ik heb hem lang kunnen gadeslaan; geen gelegenheid liet hij voorbijgaan (en hij vond die wel minstens tweemaal daags!) om zijn hondenkar met meesterlijke behendig¬ heid te wenden naar haar vaders erf en, had hij geen tijd om op te houden, hoe staarde hij dan van zijn weinig voornamen zetel naar het venster, waarvoor hij wist dan zij zat te naaien; geen zomeravond of hij maakte een eindeloos praatje, door menige vrijmoe¬ digheid gekruid aan haar hek of op den „darsch". Nu zou hij haar op Medemblikker paardenmarkt ont¬ moeten! Hij ook, hij heeft zijn beste plunje aan. Maar dewijl de broek wat kort is en het vest bovendien voortdurend neiging betoont om zich ter hoogte van de maag van gezegden broek te verwijderen, zoo is er wel iets vermoeiends ,in, zijne herhaalde pogingen om de vriendschappelijke verhouding onder zijne kle¬ dingstukken te herstellen en tegelijk zijne enkels een weinig te verbergen, 't Spreekt van zelf, dat hij er maar gedeeltelijk in slaagt. En zij? Och, zij vond hem een goeden jongen en zij mocht wel graag wat met hem praten en gekscheren, ja zelfs wel wat met hem stoeien op den darsch; ze ontweek hem nooit en had altijd tijd voor een praatje maar ... op paardenmarkt met hem dansen of iets van hem aannemen ? wat verbeeldde hij zich wel! Zooals ik zei: ik ben er niet geweest en weet niet eens of hij haar zoo iets heeft voorgesteld, maar wel zag ik haar den daaraanvolgenden dag voorbij rijden op den tilbury naast een jongen en rijken boer. Tegelijk kwam haar ongelukkige minnaar aan den anderen kant. Loom en traag hing hij op de leuning van zijn hondenkar; hij zag niet naar haar op maar, toen ze voorbij was, even om en toen ... met een forschen sprong op de kar, een schreeuw en een hevige dracht slagen op den rug der arme honden, die hiervan weinig begrepen want zij ontvingen in den regel meer liefkozingen dan slagen van den goedhartigen baas, en voort ging hetl Arme i honden en .... arme jongen! H. t jrmogeüs# J eensmskracht it artfljiedubb volMeltje evet l'o ^eluk geefl Qg is )jnt begra- Jian<* en menige dragenj9 die een moge 1 is zoo.v Zwak« verken hoe x Zi' nu ook wel j - niet. JD. [aandag jl. \ enwoordiginj 9, door de en, de stan In j r conferen weest der.re kt van ïoorden btK}e de Enge, >t herinnerd ,00 j rer regeer, mei,. Toch r't liberal Red. '"U ati \r i was hie 3ij verdeeld, drie klassen van Egypte me, waarop zij opge-> ' offers aan dat eede oogen Enge i zien optred( waren op ee feland en F' Jjn met hei™ lit toch eigen' ,'t onderste uit deksel op den neus^ fte plaats moest mei. dringen met Brittan- '• houden en te ver' unde van Gladstone dingen kennen onzt zij nog opgemerkt, d zal doen van het "rte, waarin echter, dat dit niet ver- leene internatio- lat vóór of op Djk zal worden valiteit van het \ i enkele punten i spoedig ve' een ferentie^ oed m/et hei 12 ,ev( •mgeo om ge ' -< a' klonk h, dan boete [ 'n in hr haar lieveli 7 nogj- « het 1 pleiaet muziek »> zoe alinea een ; en want zij dj, f te schitteren el h alles wat zij mt te schitteren,' ' v T-v' _ dat irhp t»s