Tekstweergave van NHC_1913_10_11_0001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
62ste JAARGANG. ZATERDAG 11 OCTOBER 1913. No. 7332 1141 als HOORNSGHE COURANT ^ ^ TT^ mTO 4 "TVTHP9* WAARIN OPGENOMEN DE 99 NIEUWE HOORNSCHE COURANT 3de JAARGANG. POLITIEKE MEDEWERKERS DE HEEREN : W. J. E.IH. M. DE JONG, Mr. J. LIMBURG, Mr. Th. H. DE MEESTER, Jhr R. DE MURALT, Mr. R. J. H. PATIJN, Mr. H. SMEENGE, Dr. I. VOS e.a. ABONNEMENTSPRIJS VOOR ALLE PLAATSEN.VAN NEDERLAND f 0.75 PER KWARTAAL. VOOR HET BUITENLAND BIJ VOORUITBETALING f6.— PER JAAR. T xTTTAfAtUDC r /TT VTT DUD ETVRA/ÏPT AAP VERSCHIJNT DINSDAG, DONDERDAG EN ZATERDAG. UITGEVERS: GEBR. GROOT. BUREAUX: KL. NOORD 9, HOORN. TELEFOON INTERCOMMUNAAL99. PRIJS DER ADVERTENTIËN: VAN 1-5 REGELS 50 CENT. ELKE REGEL MEER 10 CENT. VOOR ADVERTENTIËN BIJ ABONNEMENT SPECIAAL TARIEF. Al onze betalende abonné's zijn zonder eenige betaling hun¬ nerzijds, verzekerd tegen ongevallen, met uitkeeringen van f800 bij geheele blijvende ongesehiktheid, van f400 bij ge¬ deeltelijke blijvende ongesehiktheid en van f 200 bij overlijden, Bon 6D ander gewaarborgd door do Ongevallen-Verzekering- Maatschapplj „Patum" Piet-Heinplein 6, 's-Gravenhage. Gelieve bi] üw aangifte als Abonnó, ook Voornaam, Leeftijd en Beroep te vermelden. V. V. V. V. We hadden op meer belangstelling gehoopt bij de besprekingen over de vraag, in welke richting de Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingen¬ verkeer zich in de toekomst zal bewe¬ gen. Reeds tijdens de vorige algemeene vergadering bleek, dat twee stroomin¬ gen tot uiting kwamen, maar tevens was merkbaar, dat die, welke wilde sturen in de richting van stadsverfraaiing en van practische propaganda voor Hoorn in binnen- en buitenland, in kracht was vooruitgegaan. Althans het verzet was veel geringer, dan dat, 't welk vroeger was te overwinnen. In de laatste algemeene vergadering Woensdagavond gehouden, bleek dat nog duidelijker. Na ons hoofdartikel in de Hoornsche Courant van 27 Septem¬ ber zal het ieder duidelijk zijn, dat wij ons daarin verheugen. We hebben toen als oplossing gegeven, de splitsing in twee vereenigingen en hoewel het zoo¬ ver niet in gekomen, komt het desbetref¬ fende besluit toch feitelijk op hetzelfde neer. De Statuten der vereeniging geven ruimte genoeg voor hen, die de veree¬ niging willen leiden in die banen, langs welke een vereen, ter bevordering van het Vreemdelingenverkeer behoort te gaan. Deze nieuwe werkwijze werd dooi¬ den heer Wonder en door ons verdedigd, onder bijval der vergadering. Zeker, aangenamer ware het geweest, wanneer meerderen van hun belangstelling had¬ den blijk gegeven, maar toch was het o.i. een teekenend feit, dat geen verzet kwam van hen, die vroeger zich steeds hadden doen kennen als vurige voor¬ standers van een jaarlijksch feest en dan nog liefst een twee-daagsch. We ontveinzen niet, dat twee factoren daartoe medewerkten. In de eerste plaats, dat werd erkend, dat de V. V. V. V. nog wel een feest kan organiseeren, wanneer daartoe een aanleiding bestaat. Onze aanvankelijke vrees, dat die aan¬ leiding ook in de toekomst wat al te vaak zal worden gevonden, werd weg¬ genomen, toen bij eerste stemming reeds een nieuw bestuur werd gekozen, be¬ staande uit personen, van wie bekend is, dat ze de vereeniging in de nieuwe rich¬ ting willen sturen. Nog een tweede factor werkte mee, dat in de jongste vergadering allen in¬ stemden met het denkbeeld in 't vervolg de verplichting te doen vervallen, elk jaar een feest te organiseeren. Van verschillende zijden toch is de op¬ richting van 'n harddraverij-vëreemging in 't vooruitzicht gesteld. De oplossing, die de heer A. Wonder hierbij gaf, leek ons het meest aan te bevelen. Samen¬ werking tusschen de voorstanders der jaarlijksche harddraverij in Hoorn en in FEUILLETON. Verzegelde lippen. 38). Roman van R. ORTMAN. Toen de kerel, spoedig alweer goed geluimd, hem na eene poos opnieuw de flesch aanbood, wees hij ze niet af, maar nam een zoo langen slok, dat de ander hem lachend toeriep: „Zóó is 't goed, mijn zoon! Mettertijd zal je wel manieren leeren!" Een paar uren waren zij zoo gereden, toen Paul Keilig zich bekropen voelde door eene onweerstaanbare vermoeid¬ heid. De mishandelde natuur vorderde eindelijk hare rechten, en de sterke drank die hem tijdelijk geprikkeld had, begon nu zijn brein te benevelen. Wel had hij zich voorgenomen wakker te blijven; maar het was een hopelooze strijd, dien hij nog tien minuten lang tegen de af¬ matting van hoofd en spieren voerde. Steeds al dieper zonk de kin hem op de borst, en steeds al korter werden de tus- schenpoozen, gedurende welke hij zich nog tot een soort van half waken ver¬ mocht te dwingen. Toen hij aan de Zwitsersche grens voor de visitatie werd gewekt, brandde boven zijn hoofd reeds de lamp. Hij de omliggende gemeenten, moet worden gevonden. Zoodoende zal men bereiken, dat tot die vereeniging ook velen van buiten als lid zullen toetreden. Aan de bestaanszekerheid van zoo'n vereeniging twijfelen we niet en we voorspellen hun, die hiertoe het initiatief zullen nemen een beslist succes. Waar bekend is, dat in Medemblik, Schagen, Alkmaar, "ur¬ merend en andere gemeenten harddra ver ij- vereenigingen tot bloei zijn geko¬ men, daar staat het voor ons vast, dat ook een dusdanige vereeniging voor Hoorn en omstreken levensvatbaarheid heeft. Is deze tot stand gebracht, dan zal de V. V. V. V. van een zwaren taak onthe¬ ven zijn. Zeker, te zijner tijd kan zoo mogelijk samenwerking worden gevon¬ den tusschen beide vereenigingen, maar weggenomen is het gevaar, dat in elke vergadering der V. V. V. V. gevraagd wordt om de organisatie van een hard¬ draverij. De Vereeniging v oor Vreemdelingen¬ verkeer krijgt nu meer vrijheid van wer¬ ken. Wanneer het bestuur nu met nadere plannen zal komen, dan zal het niet zijn tot samenstelling van een feestprogram¬ ma, maar tot het beramen van maatrege¬ len, die er toe zullen leiden, dat Hoorn meer bekend wordt bij landgenoot en vreemdeling. In geschrift hebben we reeds meer¬ malen trachten aan te toonen, dat Hoorn die meerdere belangstelling waard is. Hoewel we de eersten zullen zijn, die erkennen, dat Hoorn nooit zal worden een brandpunt van vreemdelingenver¬ keer, toch zullen zeker middelen zijn toé te passen, waardoor onze gemeente meer dan thans op de rij der Holland- sche steden zal worden geplaatst, die bij voorkeur door de vreemdelingen worden bezocht op hun tournee. Propaganda dus voor Hoorn en omstreken. Ook voor de inwoners van Hoorn zelf. Want het moge vreemd klinken, de Hoornaars weten vaak zelf niet hoe rijk onze stad is aan tal van knusse en pit¬ toreske hoekjes; ze weten niet hoe tal van gebouwen meer dan waard zijn, tel¬ kens en telkens weer bekeken te worden. Al dat moois moest eens in een andere stad te vinden zijn. Wat zou men het dan mooi vinden! Thans loopt men het voorbij ook zonder het gezien te heb¬ ben. Liefde voor eigen stad moet worden opgewekt. Ook daartoe kan de V. V. V. V. meewerken. En is men zoover, dan zullen meerderen ook dingen opmerken die verbetering behoeven. Dat zal men van zelf gaan vragen, die verbeteringen aan te brengen, doordat men dan de stad, ook in eigen oogen mooi geworden, op haar best wil laten voorkomen aan de vreemdelingen. En wanneer dezen dan in bewonde- moest dus eenige uren lang vast gesla¬ pen hebben. Een geruime tijd verliep vóór hij besef had waar hij zich bevond en hoe hij hier gekomen was. Zijn eerste heldere waarneming was, dat zijn ont zettende reisgenoot h^m verlaten had, want de bank tegenover hem was ledig en ook het schunnige regenscherm, dat de heer Anton als éénige bagage mee op reis genomen had, lag niet meer in het net. Een gevoel van dankbare verlichting doorstroomde den referendaris. Maar in de volgende seconde reeds doorschokte hem een geweldige schrik; want zijn langs zijn eigen lichaam neerglijdende blik had waargenomen dat al de knoo- pen van zijne jas en van zijn vest ge¬ opend waren, terwijl hij toch met zeker¬ heid wist dat hij ze zorgvuldig gesloten had, nadat hij de brieventasch het laatst in den binnenzak van zijn vest had ge borgen. Een angstige greep en als verlamd zonk zijn hand naast hem neder. De zak was ledig. Zijn geld was hem ontstolen en hij behoefde niet te vragen wie de dief was geweest. De eerste en eenige gedachte, die zijn bonzende brein bevatten kon, was de ze¬ kerheid, dat nu alles uit was. Want hij had niet meer dan enkele marken aan zilvergeld in zijn beurs, en het zou waanzin zijn geweest, met dit armzalige bedrag aan een voortzetting van zijn vlucht te denken. ring blijven staan over een of ander, dan zal men zich niet meer afvragen: „Wat ziet men daar toch voor bijzonders aan ?" maar dan zal men dat mooie zelf ook hebben opgemerkt. Men zal dan den vreemdeling helpen en tot gids dienen. Men zal met een zekeren trots die vreem¬ delingen rondleiden en het hun zoo aan¬ genaam mogelijk maken. Men zal de jeugd wijzen op het verkeerde den be¬ zoekers overlast aan te doen en haar lee¬ ren zien, welke schoonheden Hoorn - ons Ploorn bevat. De vreemdelingen zullen daarvoor er-i kentelijk zijn. Ze zullen anderen opwek¬ ken ook naar Hoorn te komen, niet al¬ len, omdat het stadje zelf zoo vriende-" lijk is gelegen, maar ook, omdat de ken¬ nismaking met de inwoners zelf ten zeerste is aan te bevelen. Zoo kan er een opbouwende, maar ook een beschavende invloed van het werken der vereeniging uitgaan. Wie daar de voordeelen van plukken ? Direct vele neringdoenden, maar indi¬ rect allen, wien het er iets aan gelegen is, dat de naam Hoorn een aangename klank heeft voor landgenoot en vreemde¬ ling. De vereeniging kan meer doen. We denken aan de verspreiding van kleine gidsen in 't buitenland, maar ook in 't binnenland. Ze moeten dienen de bezoe¬ kers aan Hoorn te binden. Let eens op hoe die velen, die 's Zomers, na genoten te hebben van de heerlijke zeereis van Amsterdam, zoo spoedig mogelijk Hoorn weer uitgaan, om op één der Singels, of langs den dijk eenige uren zoek te bren¬ gen. Ze vervelen zich in de stad. Maar zouden ze ook met een zoo geringe be¬ langstelling de Kaasmarkt passeeren, wanneer ze voor zich hadden de be¬ schrijving van Waag, vafl Museum, enz., als ze konden lezen, dat een bezoek aan het Westfriesch Museum zoo aanbe¬ velenswaard is? We hebben persoonlijk meermalen* een proef genomen. Zagen we een club¬ je van die slenterende „bootmenschen", dan gingen we er op af, vertelden één en ander, maakten, als de tijd verder ont¬ brak om mee te wandelen, een kleine schets om zoodoende een aanbevelens¬ waardige wandeling aan te wijzen, duid¬ den een paar gebouwen, eenige mooie punten aan en we waren meermalen versteld van de uitingen van erkente¬ lijkheid, ons door die onbekende perso¬ nen betoond. Geef dien menschen een beschrijving van Hoorn. Leid hen met een papieren gids * door Hoorns straten en ze zien onze winkels tevens. Na¬ deel kan zoo iets nooit aanbrengen. Zou zoo'n gidsje ook aan vele Hoornaars niet welkom wezen ? Naar onze meening ongetwijfeld. De vereeniging kan nog veel meer in deze richting doen, zoodat het haar ze¬ ker niet aan arbeid zal behoeven te ont¬ breken. Dat voor dit alles geld noodig is, zal ieder begrijpen. Men toone dit door de uitgesproken vrees, dat leden de veree¬ niging zullen verlaten ,te beschamen. Wanneer straks de contributie over 1913 zal worden opgehaald, dan weigere men niet te betalen, maar men blijve lid van de vereeniging, ook al weet men, dat men dit jaar de contributie niet zal om¬ gezet zien in eenige entree-bewiizen voor de één of andere feestelijkheid. Men blijve de vereeniging ook steunen, nu ze langs nieuwe banen zal worden geleid, ja, men werke er zelfs toe mee, het aan¬ tal leden nog meer uit te breiden. Hierin zal het bestuur de erkenning zien, dat meerderen het inzicht deel en, dat ook op deze wijze nuttig werk kan worden verricht voor Hoorn en voor haar inwoners, 't Is niet te ontkennen, dat het een durf is van het bestuur, de vereeniging op deze wijze nieuw leven in te blazen, maar ziet het, dat het steun vindt bij zeer veel ingezetenen, uit alle kringen en standen, dan zeker zal het met vertrouwen de toekomst tegemoet gaan en alle krachten (inspannen den bloei der V. V. V. V. zooveel mogelijk te bevorderen, wetende, dat daarmee de belangen van onze gemeente en van haar inwoners zullen zijn gebaat. Lijkverbranding. Met den bouw en de opening van het eerste Nederlandsch Crematorium is de strijd om het goed recht van facultatieve lijkverbranding, een strijd die met taaie volharding reeds bijna 40 jaar ge¬ voerd wordt door de Vereeniging van dien naam hier te lande, waarschijn¬ lijk in een phase gekomen, waardoor de kwestie binnenkort in bevestigenden zin zal worden beslist. We zeggen waarschijnlijk; immers de geschiedenis dezer beweging heeft in de vier decennia van haar bestaan al op heel wat teleurstellingen kunnen wij¬ zen. Ondanks dat de cremationisten al hun theoretisch en practisch bewijsma¬ teriaal ten gunste ervan bijbrachten en op andere landen wezen waar door de Regeeringen het cremationisme geen bezwaren worden in den weg gelegd, hier en daar zelfs bevorderd, nog minder dus verboden wordt, hebben we al¬ léén in Nederland een ijzeren wetsbe¬ paling in art. I op de „wet op het begra¬ ven van lijken" 1869 die, hoewel volgens velen ten onrechte, de lijkverbranding niet zou toelaten. Of de wet een derge- lijken vorm van lijkbezorging inderdaad niet permitteert, hangt van de interpre¬ tatie van het betreffende artikel af en of 't al dan niet spitsvondigheid is al dan niet een verbod tot crematie er in te le ¬ zen, wenschen we hier in 't kort uiteen te zetten. De wet op het begraven van lijken schrijft nl. voor dat elk lijk, nadat door den geneesheer de doodsschouw (even¬ tueel de lijkopening) is verricht, waarna deze een verklaring van overlijden moet overleggen aan den ambtenaar van den burgerlijken stand, met opgave van de doodsoorzaak, in een gesloten kist moet worden begraven. Op de interpretatie van dit artikel zou, volgens sommigen, voor een groot deel tegenstanders der lijkverbranding, de mogelijkheid toestem¬ ming tot facultatieve crematie te verke¬ nen, moeten stranden, tenzij het betref¬ fende wetsartikel belangrijk wordt ge¬ wijzigd in zijn redactie. Velen echter, en daaronder juristen van naam, zijn van meening dat wetswijziging niet noodig is: lo. daar crematie niet bij de wet verboden is; en wat niet verboden is, is niet strafbaar! redeneert men dan; 2o. een verbrand lijk ten slotte óók een lijk is (dit is in hoogste instantie in de Duit- sche rechtspraak uitgemaakt) en 3o. te¬ gen het begraven in een gesloten kist bij Evenmin mocht hij op een terugver- krijgen van het gestolen geld hopen. De schurk, die ongetwijfeld met geen ander oogmerk zich bij hem aangesloten had, dan om een gunstige gelegenheid tot zijne plundering te vinden, had inderdaad zijne maatregelen goed getroffen. De be¬ stolene toch kon niet eens aangifte van den diefstal doen, zonder tegelijkertijd zichzelven aan de justitie uit te ieveren Vermoedelijk was het de hulpvaardige Eichler geweest, in wiens brein het plan tot dit boevenstuk was gerijpt, nadat hij zijn beschermeling' in het bezit van zulk een welgevulde portefeuille gezien had. De waardige spitsbroeders mochten zich ten overvloede nog wel slap lachen, om de onnoozelheid van den ezelskop, die hun zoo goedschiks in het net geloopen was. Toen de trein in het volgende grootere station binnenliep en de conducteur de deur opende, vroeg Paul Keilig hem naar zijn reisgenoot. „Als u dien langen kerel met den krommen neus bedoelt, die is al vier of vijf stations vroeger uitgestapt. Hij heeft mij verzocht u de komplimenten te doen en goede reis te wenschen." Paul Keilig knikte, als om voor deze vriendelijke boodschap te danken. Toen rees hij moeizaam op en verliet den wa¬ gen, om langzaam op het plankier heen en weer te loopen, zonder acht te slaan op het gewoel om hem heen, of op de stooten die hij ontving, wanneer hij ver¬ geen enkelen cremationist bezwaar be¬ staat en last not least juist bij ver¬ scherping van den doodsschouw en zoo noodig, vermeerdering van 't aantal lijk¬ schouwingen wenscht. Dit laatste om tegemoet te komen aan het uit den treure in 't midden gebrachte argument der tegenstanders, dat lijkverbranding dikwijls een vrijbrief geeft voor misdaad, m. a. w. het justitieel-eriminalistisch on¬ derzoek b.v. ingeval van Vergiftiging, bemoeilijkt zoo niet onmogelijk gemaakt wordt daar sectie natuurlijk uitgesloten is als 't lijk verbrand is. Met de opening van een crematorium op Neerland's bo¬ dem kan dus o.a. ook een beslissing uit¬ gelokt worden van het rechtsprekend ge¬ deelte van onze medeburgers: het eerste lijk dat in Schneider's oven te Driehuis in stof verkeerd zal worden, zal dus heel wat juridisch stof kunnen doen op¬ waaien Nederland en zijn zuidelijke nabuur- staat zijn de eenige staten in de be¬ schaafde oude en nieuwe wereld waar de burger het wettelijke recht nog niet heeft van eigen keuze inzake de wijze van lijkbezorging: de keuze tusschen verbranden of langzaam verrotten. Ver¬ kiest hij dien eersten vorm, dan moet dit, met opoffering van veel kosten en moeiten in een der talrijke lijkovens in 't buitenland plaats hebben! Dat is dan voor den Hollander de eenige weg om zijn lijk te „verbeteren", zooals het dia¬ kenhuismannetje uit de „Camera Ob- scura" het zou noemen! Eens zullen we waarschijnlijk al¬ thans begraven worden. Als de kist die het lijk bevat in de groeve is neergelaten en deze wordt ge¬ sloten door zand of lijksteen, dan zet zich onder den grond het proces voort, dat we reeds zagen beginnen toen 't lijk nog boven aarde stond: het ontbindings¬ proces. We zullen den lezer niet ver¬ moeien met een beschrijving, te geven van de phvsische en chemische ver¬ schijnselen die zich vijf voet onder de aarde voltrekken. Genoeg zij 't te ver¬ melden dat 't ons met walging zou ver¬ vullen, wanneer we 'n blik konden slaan op de verschillende phasen van dit pro¬ ces, die liggen tusschen 't moment dat het lijk ter aarde besteld werd en dat waarop slechts de half vermolmde bruin¬ gele beenderen overblijven met rottings¬ sappen doortrokken... Menigeen die 'n opgraving van een half vergaan lijk meemaakte is daardoor alleen reeds voorstander der crematie geworden; sommigen bracht een derge¬ lijke aanblik levenslang achter de kloos¬ termuren. De beschrijving die Dumas fils ons in „La Dame aux Camélias" geeft van den aanblik van een half vergaan lijk, is nog verre van de werkelijk¬ heid af. De uitspraak in Genesis: „tot stof zult gij wederkeeren" gaat in 't langzame ontbindingsproces op de afgrijselijkste wijze in vervulling en de laatste wensch dien men zijn dierbaren dooden mee¬ geeft het „rust in vrede" gebeiteld in den grafsteen of ingedrukt in de linten der rouwkransen moet, getoest aan de werkelijkheid, velen wèl als 'n sar¬ casme klinken. We stellen ons niet voor in dit artikel een ingaande bespreking fen weerleg¬ ging te geven van het voor- en tegen der zuimde voor een zwaar beladen dienst¬ man of een haastigen p issagier uit den weg te gaan. Toen de wagendeuren reeds werden dichtgesmeten, stond hij nog steeds op het plankier. Hij roerde zich ook niet van de plek, toen het fluitje der conducteurs het signaal- gaf tot afrijden. Voor niets ter wereld zou hij in den wagen zijn te¬ ruggekeerd, waarin het ontzettende hem wedervaren was. Eigenlijk was het hem ook onverschillig, of het drama van zijn vermorste leven reeds hier een einde nam, of eerst eenige uren later te Zu¬ rich. Geen sterveling was met die korte verlenging gediend en allerminst hij zelf. Dezen, of genen spoorwegbeambte mocht wel het bleeke, sjofel gekleede jonge mensch opgevallen zijn, wien de kleeren zoo zonderling om de magere le¬ den hingen en die met een zoo wezen- loozen blik voor zich uit staarde. Maar op een druk station heeft niemand lijd om op dergelijke verschijningen meer dan heel vluchtig te letten. Ook de poli- tie-man, die den reiziger even in het oog had gehouden, vond het niet noodig eene vraag tot hem te richten, daar hij zich rustig gedroeg en niemand lastig viel. Toen een kwartier na het vertrek van den personentrein een goederentrein uit de andere richting binnenreed, zat het bleeke jonge mensch op de bank aan hef einde van het plankier, op welk» hij zich had neergezet toen zijne voeten hem den dienst begonnen te weigeren. Een tijdlang keek hij met schijnbare belang¬ stelling naar het gedoe der spoorbeamb¬ ten. Eindelijk, toen de mannen hunne plaatsen boven in de remnuisjes weer hadden ingenomen, stond hij op en stelde zich naast de locomotief, welker gewel¬ digen bouw hij opmerkzaam beschouwde. „Afrijden!" riep de dienstdoende be¬ ambte. Het fluitje trilde, door een korten gil van de machine beantwoord, en de ijzeren leden van het hijgende gevaarte begonnen zich te roeren. Maar boven het ratelen en stampen heen klonk veelstem¬ mig en toch als uit cinen mond een mergdoorvlijmende schreeuw van ont¬ zetting. ..Halt! Halt! Een man op de rails! werd er geroepen, terwijl verschrikte mannen van alle kanten toesnelden, als¬ of zij met hunnen handen nog den mee- doogenlooze kolos tegenhouden konden in zijn verpletterenden loop. „God in den hemel! het is te laat' Hij is al onder de locomotief7' ... De remmen werden aangezet, en de goederentrein stond stil. Van rechts en links kropen de beambten tusschen de wielen. Met brandend ongeduld had Rudolf von Rinckleben op het door Herbert Vollmar beloofde bericht gewacht. Zijn vingers trilden van spanning, toen hij het couvert opende van den brief, dien de portier van zijn hotel in de provinciale lijkverbranding; evenmin een gedetail¬ leerde uiteenzetting van de hygiënische, aesthetische, economische of andere mo¬ tieven ten gunste der crematie. Vaardiger pen dan de onze op dit terrein is dit reeds toevertrouwd geweest. Alleen wil¬ len we een en ander aanstippen uit de geschiedenis en de beteekenis der cre¬ matie en besluiten met te releveeren hoe het tot nog toe in ons land gesteld is met de lijkverbranding: een „question bruiante" meer nog in figuurlijken dan in letterlijken zin, waarop zich geheel beschaafd Europa reeds geworpen heeft. Zoover men in de geschiedenis kan teruggaan vinden we de crematie als een veef voorkomenden vorm van doodenbe- zorging. 't Bronzen tijdperk toont reeds sporen ervan; de historie der Grieken en Romeinen verhaalt er eveneens dik¬ wijls van. Tot den anderen vorm van onschadelijk maken van menschenl ijken het begraven ging men slechts noode over toen 't voor velen 'n te dure kwestie werd; zoo werden dan dikwijls de lijken der slaven begraven terwijl die der meesters werden verbrand. Een merkwaardig bewijs hoe de kwestie be¬ graven of verbranden verband hield met den houtrijkdom van 't bepaald land het eenige middel destijds om de crema¬ tie uit te voeren vinden we in 't feit dat hoe armer een land aan bosschen was, hoe meer de bewoners hun toe¬ vlucht namen tot begraven Jen omge¬ keerd. De Germanen en de Kelten ver¬ brandden hunne dooden; hun urnen werden soms bij duizendtallen tegelijk gevonden. De joden begroeven, gelijk bekend is, hunnen dooden; de eerste Christenen, die in zeden en gebruiken de oud- en nieuw-testamentaire begrippen huldigden, drukten aanvankelijk hun voetspoor. Bij de heidenen zoowel als de Christenen uit iets later tijd was de cre¬ matie in zwang! in dier voege dat Chris¬ tenen, die van Joden afstamden, na hun dood begraven, die van heidenen afstam¬ den verbrand werden. In de katacomben van Rome bewijst nog menige lijkurn, voorzien van een kruis, dat zij de ascb van een christen bevat. Toen Qok in Rome later het hout duur¬ der werd, verlieten de heidenen de cre¬ matie en gingen tot begraven over. Be¬ stond er dus aanvankelijk voor de Chris¬ tenen al vrijheid van keuze tusschen be¬ graven of verbranden, op 't laatst der 8e eeuw kwam hierin verandering: Karei de Groote zette de doodstraf op ieder die een lijk liet verbranden; hij kwalificeer¬ de de crematie als een beslist heidensch gebruik en het begraven van lijken als den eenig christelijken vorm van lijkbe¬ zorging. In de middeleeuwen verdween de cre¬ matie uit Europa; zij bleef echter gehul¬ digd bij de Boeddhisten; (de Chineezen aanhangers der leer van Confucius, ver¬ wierpen haar), onder de Japanners was zij en is zij nog algemeen. Een geheel nieuwe phase van weder¬ opleving in Europa trad de crematie in omstreeks de helft der vorige eeuw, toen de bekende dichter Jacob Grimnf de beteekenis der lijkverbranding op aesthetische gronden verdedigde voor de Berlijnsche Academie van Weten¬ schappen. Sedert dien groeide de bewe¬ ging in'haar modernen vorm geregeld; vanaf het jaar 1874 werden vereenigin¬ gen opgericht die streefden naar vrij- hoofdstad hem eindelijk tegen het mid- toen hij, in plaats van de verwachte ont- toen hij, in plaats van de ver¬ wachte onthullingen, niets te lezen kreeg dan de weinige regels, met welke Vollmar hem kennis gaf van zijn plotseling noodzakelijk geworden vertrek. Voor het eerst nu begon hij aan Herbert's betrouwbaarheid te twijfe¬ len. Deze reis, omtrent welker doel elke aanduiding ontbrak, leek hem niets dan eene uitvlucht, om van het nakomen der gegeven belofte ontslagen re zijn. Hij was ernstig verstoord en vast be¬ sloten om voor den vriend geen doekjes te winden om den argwaan, dien deze teleurstelling in hem had gewekt. Voor- loopig echter bleef hem niets anders over, dan geduld oefenen. Hij had Dag- mar, tot wie hem dagelijks onverhinderd toegang werd vergund, zijn bezoek tegen den namiddag aangezegd, in de hoop dat hij dan misschien reeds in staat zou zijn haar de blijde boodschap te brengen, op welke hij naar Herbetrt's verklarin¬ gen gerekend had. Nu echter bestond er eigenlijk voor hem geen reden meer om heden nog tot haar te gaan. Enkel om misschien toch nog zulk eene aanleiding te vinden, begaf hij zich naar het ge¬ rechtsgebouw, waar hij, naar hij wist, om dezen tijd den rechter van instructie zekerlijk zou aantreffen. „N. R. Ct." Wordt vervol