Tekstweergave van NHC_1913_10_11_0001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
62ste
JAARGANG.
ZATERDAG
11
OCTOBER
1913.
No.
7332
1141
als
HOORNSGHE
COURANT
^
^
TT^
mTO
4
"TVTHP9*
WAARIN
OPGENOMEN
DE
99
NIEUWE
HOORNSCHE
COURANT
3de
JAARGANG.
POLITIEKE
MEDEWERKERS
DE
HEEREN
:
W.
J.
E.IH.
M.
DE
JONG,
Mr.
J.
LIMBURG,
Mr.
Th.
H.
DE
MEESTER,
Jhr
R.
DE
MURALT,
Mr.
R.
J.
H.
PATIJN,
Mr.
H.
SMEENGE,
Dr.
I.
VOS
e.a.
ABONNEMENTSPRIJS
VOOR
ALLE
PLAATSEN.VAN
NEDERLAND
f
0.75
PER
KWARTAAL.
VOOR
HET
BUITENLAND
BIJ
VOORUITBETALING
f6.—
PER
JAAR.
T
xTTTAfAtUDC
r
/TT
VTT
DUD
ETVRA/ÏPT
AAP
VERSCHIJNT
DINSDAG,
DONDERDAG
EN
ZATERDAG.
UITGEVERS:
GEBR.
GROOT.
BUREAUX:
KL.
NOORD
9,
HOORN.
TELEFOON
INTERCOMMUNAAL99.
PRIJS
DER
ADVERTENTIËN:
VAN
1-5
REGELS
50
CENT.
ELKE
REGEL
MEER
10
CENT.
VOOR
ADVERTENTIËN
BIJ
ABONNEMENT
SPECIAAL
TARIEF.
Al
onze
betalende
abonné's
zijn
zonder
eenige
betaling
hun¬
nerzijds,
verzekerd
tegen
ongevallen,
met
uitkeeringen
van
f800
bij
geheele
blijvende
ongesehiktheid,
van
f400
bij
ge¬
deeltelijke
blijvende
ongesehiktheid
en
van
f
200
bij
overlijden,
Bon
6D
ander
gewaarborgd
door
do
Ongevallen-Verzekering-
Maatschapplj
„Patum"
Piet-Heinplein
6,
's-Gravenhage.
Gelieve
bi]
üw
aangifte
als
Abonnó,
ook
Voornaam,
Leeftijd
en
Beroep
te
vermelden.
V.
V.
V.
V.
We
hadden
op
meer
belangstelling
gehoopt
bij
de
besprekingen
over
de
vraag,
in
welke
richting
de
Vereeniging
tot
bevordering
van
het
Vreemdelingen¬
verkeer
zich
in
de
toekomst
zal
bewe¬
gen.
Reeds
tijdens
de
vorige
algemeene
vergadering
bleek,
dat
twee
stroomin¬
gen
tot
uiting
kwamen,
maar
tevens
was
merkbaar,
dat
die,
welke
wilde
sturen
in
de
richting
van
stadsverfraaiing
en
van
practische
propaganda
voor
Hoorn
in
binnen-
en
buitenland,
in
kracht
was
vooruitgegaan.
Althans
het
verzet
was
veel
geringer,
dan
dat,
't
welk
vroeger
was
te
overwinnen.
In
de
laatste
algemeene
vergadering
Woensdagavond
gehouden,
bleek
dat
nog
duidelijker.
Na
ons
hoofdartikel
in
de
Hoornsche
Courant
van
27
Septem¬
ber
zal
het
ieder
duidelijk
zijn,
dat
wij
ons
daarin
verheugen.
We
hebben
toen
als
oplossing
gegeven,
de
splitsing
in
twee
vereenigingen
en
hoewel
het
zoo¬
ver
niet
in
gekomen,
komt
het
desbetref¬
fende
besluit
toch
feitelijk
op
hetzelfde
neer.
De
Statuten
der
vereeniging
geven
ruimte
genoeg
voor
hen,
die
de
veree¬
niging
willen
leiden
in
die
banen,
langs
welke
een
vereen,
ter
bevordering
van
het
Vreemdelingenverkeer
behoort
te
gaan.
Deze
nieuwe
werkwijze
werd
dooi¬
den
heer
Wonder
en
door
ons
verdedigd,
onder
bijval
der
vergadering.
Zeker,
aangenamer
ware
het
geweest,
wanneer
meerderen
van
hun
belangstelling
had¬
den
blijk
gegeven,
maar
toch
was
het
o.i.
een
teekenend
feit,
dat
geen
verzet
kwam
van
hen,
die
vroeger
zich
steeds
hadden
doen
kennen
als
vurige
voor¬
standers
van
een
jaarlijksch
feest
en
dan
nog
liefst
een
twee-daagsch.
We
ontveinzen
niet,
dat
twee
factoren
daartoe
medewerkten.
In
de
eerste
plaats,
dat
werd
erkend,
dat
de
V.
V.
V.
V.
nog
wel
een
feest
kan
organiseeren,
wanneer
daartoe
een
aanleiding
bestaat.
Onze
aanvankelijke
vrees,
dat
die
aan¬
leiding
ook
in
de
toekomst
wat
al
te
vaak
zal
worden
gevonden,
werd
weg¬
genomen,
toen
bij
eerste
stemming
reeds
een
nieuw
bestuur
werd
gekozen,
be¬
staande
uit
personen,
van
wie
bekend
is,
dat
ze
de
vereeniging
in
de
nieuwe
rich¬
ting
willen
sturen.
Nog
een
tweede
factor
werkte
mee,
dat
in
de
jongste
vergadering
allen
in¬
stemden
met
het
denkbeeld
in
't
vervolg
de
verplichting
te
doen
vervallen,
elk
jaar
een
feest
te
organiseeren.
Van
verschillende
zijden
toch
is
de
op¬
richting
van
'n
harddraverij-vëreemging
in
't
vooruitzicht
gesteld.
De
oplossing,
die
de
heer
A.
Wonder
hierbij
gaf,
leek
ons
het
meest
aan
te
bevelen.
Samen¬
werking
tusschen
de
voorstanders
der
jaarlijksche
harddraverij
in
Hoorn
en
in
FEUILLETON.
Verzegelde
lippen.
38).
Roman
van
R.
ORTMAN.
Toen
de
kerel,
spoedig
alweer
goed
geluimd,
hem
na
eene
poos
opnieuw
de
flesch
aanbood,
wees
hij
ze
niet
af,
maar
nam
een
zoo
langen
slok,
dat
de
ander
hem
lachend
toeriep:
„Zóó
is
't
goed,
mijn
zoon!
Mettertijd
zal
je
wel
manieren
leeren!"
Een
paar
uren
waren
zij
zoo
gereden,
toen
Paul
Keilig
zich
bekropen
voelde
door
eene
onweerstaanbare
vermoeid¬
heid.
De
mishandelde
natuur
vorderde
eindelijk
hare
rechten,
en
de
sterke
drank
die
hem
tijdelijk
geprikkeld
had,
begon
nu
zijn
brein
te
benevelen.
Wel
had
hij
zich
voorgenomen
wakker
te
blijven;
maar
het
was
een
hopelooze
strijd,
dien
hij
nog
tien
minuten
lang
tegen
de
af¬
matting
van
hoofd
en
spieren
voerde.
Steeds
al
dieper
zonk
de
kin
hem
op
de
borst,
en
steeds
al
korter
werden
de
tus-
schenpoozen,
gedurende
welke
hij
zich
nog
tot
een
soort
van
half
waken
ver¬
mocht
te
dwingen.
Toen
hij
aan
de
Zwitsersche
grens
voor
de
visitatie
werd
gewekt,
brandde
boven
zijn
hoofd
reeds
de
lamp.
Hij
de
omliggende
gemeenten,
moet
worden
gevonden.
Zoodoende
zal
men
bereiken,
dat
tot
die
vereeniging
ook
velen
van
buiten
als
lid
zullen
toetreden.
Aan
de
bestaanszekerheid
van
zoo'n
vereeniging
twijfelen
we
niet
en
we
voorspellen
hun,
die
hiertoe
het
initiatief
zullen
nemen
een
beslist
succes.
Waar
bekend
is,
dat
in
Medemblik,
Schagen,
Alkmaar,
"ur¬
merend
en
andere
gemeenten
harddra
ver
ij-
vereenigingen
tot
bloei
zijn
geko¬
men,
daar
staat
het
voor
ons
vast,
dat
ook
een
dusdanige
vereeniging
voor
Hoorn
en
omstreken
levensvatbaarheid
heeft.
Is
deze
tot
stand
gebracht,
dan
zal
de
V.
V.
V.
V.
van
een
zwaren
taak
onthe¬
ven
zijn.
Zeker,
te
zijner
tijd
kan
zoo
mogelijk
samenwerking
worden
gevon¬
den
tusschen
beide
vereenigingen,
maar
weggenomen
is
het
gevaar,
dat
in
elke
vergadering
der
V.
V.
V.
V.
gevraagd
wordt
om
de
organisatie
van
een
hard¬
draverij.
De
Vereeniging
v
oor
Vreemdelingen¬
verkeer
krijgt
nu
meer
vrijheid
van
wer¬
ken.
Wanneer
het
bestuur
nu
met
nadere
plannen
zal
komen,
dan
zal
het
niet
zijn
tot
samenstelling
van
een
feestprogram¬
ma,
maar
tot
het
beramen
van
maatrege¬
len,
die
er
toe
zullen
leiden,
dat
Hoorn
meer
bekend
wordt
bij
landgenoot
en
vreemdeling.
In
geschrift
hebben
we
reeds
meer¬
malen
trachten
aan
te
toonen,
dat
Hoorn
die
meerdere
belangstelling
waard
is.
Hoewel
we
de
eersten
zullen
zijn,
die
erkennen,
dat
Hoorn
nooit
zal
worden
een
brandpunt
van
vreemdelingenver¬
keer,
toch
zullen
zeker
middelen
zijn
toé
te
passen,
waardoor
onze
gemeente
meer
dan
thans
op
de
rij
der
Holland-
sche
steden
zal
worden
geplaatst,
die
bij
voorkeur
door
de
vreemdelingen
worden
bezocht
op
hun
tournee.
Propaganda
dus
voor
Hoorn
en
omstreken.
Ook
voor
de
inwoners
van
Hoorn
zelf.
Want
het
moge
vreemd
klinken,
de
Hoornaars
weten
vaak
zelf
niet
hoe
rijk
onze
stad
is
aan
tal
van
knusse
en
pit¬
toreske
hoekjes;
ze
weten
niet
hoe
tal
van
gebouwen
meer
dan
waard
zijn,
tel¬
kens
en
telkens
weer
bekeken
te
worden.
Al
dat
moois
moest
eens
in
een
andere
stad
te
vinden
zijn.
Wat
zou
men
het
dan
mooi
vinden!
Thans
loopt
men
het
voorbij
—
ook
zonder
het
gezien
te
heb¬
ben.
Liefde
voor
eigen
stad
moet
worden
opgewekt.
Ook
daartoe
kan
de
V.
V.
V.
V.
meewerken.
En
is
men
zoover,
dan
zullen
meerderen
ook
dingen
opmerken
die
verbetering
behoeven.
Dat
zal
men
van
zelf
gaan
vragen,
die
verbeteringen
aan
te
brengen,
doordat
men
dan
de
stad,
ook
in
eigen
oogen
mooi
geworden,
op
haar
best
wil
laten
voorkomen
aan
de
vreemdelingen.
En
wanneer
dezen
dan
in
bewonde-
moest
dus
eenige
uren
lang
vast
gesla¬
pen
hebben.
Een
geruime
tijd
verliep
vóór
hij
besef
had
waar
hij
zich
bevond
en
hoe
hij
hier
gekomen
was.
Zijn
eerste
heldere
waarneming
was,
dat
zijn
ont
zettende
reisgenoot
h^m
verlaten
had,
want
de
bank
tegenover
hem
was
ledig
en
ook
het
schunnige
regenscherm,
dat
de
heer
Anton
als
éénige
bagage
mee
op
reis
genomen
had,
lag
niet
meer
in
het
net.
Een
gevoel
van
dankbare
verlichting
doorstroomde
den
referendaris.
Maar
in
de
volgende
seconde
reeds
doorschokte
hem
een
geweldige
schrik;
want
zijn
langs
zijn
eigen
lichaam
neerglijdende
blik
had
waargenomen
dat
al
de
knoo-
pen
van
zijne
jas
en
van
zijn
vest
ge¬
opend
waren,
terwijl
hij
toch
met
zeker¬
heid
wist
dat
hij
ze
zorgvuldig
gesloten
had,
nadat
hij
de
brieventasch
het
laatst
in
den
binnenzak
van
zijn
vest
had
ge
borgen.
Een
angstige
greep
—
en
als
verlamd
zonk
zijn
hand
naast
hem
neder.
De
zak
was
ledig.
Zijn
geld
was
hem
ontstolen
—
en
hij
behoefde
niet
te
vragen
wie
de
dief
was
geweest.
De
eerste
en
eenige
gedachte,
die
zijn
bonzende
brein
bevatten
kon,
was
de
ze¬
kerheid,
dat
nu
alles
uit
was.
Want
hij
had
niet
meer
dan
enkele
marken
aan
zilvergeld
in
zijn
beurs,
en
het
zou
waanzin
zijn
geweest,
met
dit
armzalige
bedrag
aan
een
voortzetting
van
zijn
vlucht
te
denken.
ring
blijven
staan
over
een
of
ander,
dan
zal
men
zich
niet
meer
afvragen:
„Wat
ziet
men
daar
toch
voor
bijzonders
aan
?"
maar
dan
zal
men
dat
mooie
zelf
ook
hebben
opgemerkt.
Men
zal
dan
den
vreemdeling
helpen
en
tot
gids
dienen.
Men
zal
met
een
zekeren
trots
die
vreem¬
delingen
rondleiden
en
het
hun
zoo
aan¬
genaam
mogelijk
maken.
Men
zal
de
jeugd
wijzen
op
het
verkeerde
den
be¬
zoekers
overlast
aan
te
doen
en
haar
lee¬
ren
zien,
welke
schoonheden
Hoorn
-
ons
Ploorn
—
bevat.
De
vreemdelingen
zullen
daarvoor
er-i
kentelijk
zijn.
Ze
zullen
anderen
opwek¬
ken
ook
naar
Hoorn
te
komen,
niet
al¬
len,
omdat
het
stadje
zelf
zoo
vriende-"
lijk
is
gelegen,
maar
ook,
omdat
de
ken¬
nismaking
met
de
inwoners
zelf
ten
zeerste
is
aan
te
bevelen.
Zoo
kan
er
een
opbouwende,
maar
ook
een
beschavende
invloed
van
het
werken
der
vereeniging
uitgaan.
Wie
daar
de
voordeelen
van
plukken
?
Direct
vele
neringdoenden,
maar
indi¬
rect
allen,
wien
het
er
iets
aan
gelegen
is,
dat
de
naam
Hoorn
een
aangename
klank
heeft
voor
landgenoot
en
vreemde¬
ling.
De
vereeniging
kan
meer
doen.
We
denken
aan
de
verspreiding
van
kleine
gidsen
in
't
buitenland,
maar
ook
in
't
binnenland.
Ze
moeten
dienen
de
bezoe¬
kers
aan
Hoorn
te
binden.
Let
eens
op
hoe
die
velen,
die
's
Zomers,
na
genoten
te
hebben
van
de
heerlijke
zeereis
van
Amsterdam,
zoo
spoedig
mogelijk
Hoorn
weer
uitgaan,
om
op
één
der
Singels,
of
langs
den
dijk
eenige
uren
zoek
te
bren¬
gen.
Ze
vervelen
zich
in
de
stad.
Maar
zouden
ze
ook
met
een
zoo
geringe
be¬
langstelling
de
Kaasmarkt
passeeren,
wanneer
ze
voor
zich
hadden
de
be¬
schrijving
van
Waag,
vafl
Museum,
enz.,
als
ze
konden
lezen,
dat
een
bezoek
aan
het
Westfriesch
Museum
zoo
aanbe¬
velenswaard
is?
We
hebben
persoonlijk
meermalen*
een
proef
genomen.
Zagen
we
een
club¬
je
van
die
slenterende
„bootmenschen",
dan
gingen
we
er
op
af,
vertelden
één
en
ander,
maakten,
als
de
tijd
verder
ont¬
brak
om
mee
te
wandelen,
een
kleine
schets
om
zoodoende
een
aanbevelens¬
waardige
wandeling
aan
te
wijzen,
duid¬
den
een
paar
gebouwen,
eenige
mooie
punten
aan
en
—
we
waren
meermalen
versteld
van
de
uitingen
van
erkente¬
lijkheid,
ons
door
die
onbekende
perso¬
nen
betoond.
Geef
dien
menschen
een
beschrijving
van
Hoorn.
Leid
hen
met
een
papieren
gids
*
door
Hoorns
straten
en
—
ze
zien
onze
winkels
tevens.
Na¬
deel
kan
zoo
iets
nooit
aanbrengen.
Zou
zoo'n
gidsje
ook
aan
vele
Hoornaars
niet
welkom
wezen
?
Naar
onze
meening
ongetwijfeld.
De
vereeniging
kan
nog
veel
meer
in
deze
richting
doen,
zoodat
het
haar
ze¬
ker
niet
aan
arbeid
zal
behoeven
te
ont¬
breken.
Dat
voor
dit
alles
geld
noodig
is,
zal
ieder
begrijpen.
Men
toone
dit
door
de
uitgesproken
vrees,
dat
leden
de
veree¬
niging
zullen
verlaten
,te
beschamen.
Wanneer
straks
de
contributie
over
1913
zal
worden
opgehaald,
dan
weigere
men
niet
te
betalen,
maar
men
blijve
lid
van
de
vereeniging,
ook
al
weet
men,
dat
men
dit
jaar
de
contributie
niet
zal
om¬
gezet
zien
in
eenige
entree-bewiizen
voor
de
één
of
andere
feestelijkheid.
Men
blijve
de
vereeniging
ook
steunen,
nu
ze
langs
nieuwe
banen
zal
worden
geleid,
ja,
men
werke
er
zelfs
toe
mee,
het
aan¬
tal
leden
nog
meer
uit
te
breiden.
Hierin
zal
het
bestuur
de
erkenning
zien,
dat
meerderen
het
inzicht
deel
en,
dat
ook
op
deze
wijze
nuttig
werk
kan
worden
verricht
voor
Hoorn
en
voor
haar
inwoners,
't
Is
niet
te
ontkennen,
dat
het
een
durf
is
van
het
bestuur,
de
vereeniging
op
deze
wijze
nieuw
leven
in
te
blazen,
maar
ziet
het,
dat
het
steun
vindt
bij
zeer
veel
ingezetenen,
uit
alle
kringen
en
standen,
dan
zeker
zal
het
met
vertrouwen
de
toekomst
tegemoet
gaan
en
alle
krachten
(inspannen
den
bloei
der
V.
V.
V.
V.
zooveel
mogelijk
te
bevorderen,
wetende,
dat
daarmee
de
belangen
van
onze
gemeente
en
van
haar
inwoners
zullen
zijn
gebaat.
Lijkverbranding.
Met
den
bouw
en
de
opening
van
het
eerste
Nederlandsch
Crematorium
is
de
strijd
om
het
goed
recht
van
facultatieve
lijkverbranding,
—
een
strijd
die
met
taaie
volharding
reeds
bijna
40
jaar
ge¬
voerd
wordt
door
de
Vereeniging
van
dien
naam
hier
te
lande,
—
waarschijn¬
lijk
in
een
phase
gekomen,
waardoor
de
kwestie
binnenkort
in
bevestigenden
zin
zal
worden
beslist.
We
zeggen
waarschijnlijk;
immers
de
geschiedenis
dezer
beweging
heeft
in
de
vier
decennia
van
haar
bestaan
al
op
heel
wat
teleurstellingen
kunnen
wij¬
zen.
Ondanks
dat
de
cremationisten
al
hun
theoretisch
en
practisch
bewijsma¬
teriaal
ten
gunste
ervan
bijbrachten
en
op
andere
landen
wezen
waar
door
de
Regeeringen
het
cremationisme
geen
bezwaren
worden
in
den
weg
gelegd,
—
hier
en
daar
zelfs
bevorderd,
nog
minder
dus
verboden
wordt,
—
hebben
we
al¬
léén
in
Nederland
een
ijzeren
wetsbe¬
paling
in
art.
I
op
de
„wet
op
het
begra¬
ven
van
lijken"
1869
die,
hoewel
volgens
velen
ten
onrechte,
de
lijkverbranding
niet
zou
toelaten.
Of
de
wet
een
derge-
lijken
vorm
van
lijkbezorging
inderdaad
niet
permitteert,
hangt
van
de
interpre¬
tatie
van
het
betreffende
artikel
af
en
of
't
al
dan
niet
spitsvondigheid
is
al
dan
niet
een
verbod
tot
crematie
er
in
te
le
¬
zen,
wenschen
we
hier
in
't
kort
uiteen
te
zetten.
De
wet
op
het
begraven
van
lijken
schrijft
nl.
voor
dat
elk
lijk,
nadat
door
den
geneesheer
de
doodsschouw
(even¬
tueel
de
lijkopening)
is
verricht,
waarna
deze
een
verklaring
van
overlijden
moet
overleggen
aan
den
ambtenaar
van
den
burgerlijken
stand,
met
opgave
van
de
doodsoorzaak,
in
een
gesloten
kist
moet
worden
begraven.
Op
de
interpretatie
van
dit
artikel
zou,
volgens
sommigen,
voor
een
groot
deel
tegenstanders
der
lijkverbranding,
de
mogelijkheid
toestem¬
ming
tot
facultatieve
crematie
te
verke¬
nen,
moeten
stranden,
tenzij
het
betref¬
fende
wetsartikel
belangrijk
wordt
ge¬
wijzigd
in
zijn
redactie.
Velen
echter,
en
daaronder
juristen
van
naam,
zijn
van
meening
dat
wetswijziging
niet
noodig
is:
lo.
daar
crematie
niet
bij
de
wet
verboden
is;
en
wat
niet
verboden
is,
is
niet
strafbaar!
redeneert
men
dan;
2o.
een
verbrand
lijk
ten
slotte
óók
een
lijk
is
(dit
is
in
hoogste
instantie
in
de
Duit-
sche
rechtspraak
uitgemaakt)
en
3o.
te¬
gen
het
begraven
in
een
gesloten
kist
bij
Evenmin
mocht
hij
op
een
terugver-
krijgen
van
het
gestolen
geld
hopen.
De
schurk,
die
ongetwijfeld
met
geen
ander
oogmerk
zich
bij
hem
aangesloten
had,
dan
om
een
gunstige
gelegenheid
tot
zijne
plundering
te
vinden,
had
inderdaad
zijne
maatregelen
goed
getroffen.
De
be¬
stolene
toch
kon
niet
eens
aangifte
van
den
diefstal
doen,
zonder
tegelijkertijd
zichzelven
aan
de
justitie
uit
te
ieveren
Vermoedelijk
was
het
de
hulpvaardige
Eichler
geweest,
in
wiens
brein
het
plan
tot
dit
boevenstuk
was
gerijpt,
nadat
hij
zijn
beschermeling'
in
het
bezit
van
zulk
een
welgevulde
portefeuille
gezien
had.
De
waardige
spitsbroeders
mochten
zich
ten
overvloede
nog
wel
slap
lachen,
om
de
onnoozelheid
van
den
ezelskop,
die
hun
zoo
goedschiks
in
het
net
geloopen
was.
Toen
de
trein
in
het
volgende
grootere
station
binnenliep
en
de
conducteur
de
deur
opende,
vroeg
Paul
Keilig
hem
naar
zijn
reisgenoot.
„Als
u
dien
langen
kerel
met
den
krommen
neus
bedoelt,
—
die
is
al
vier
of
vijf
stations
vroeger
uitgestapt.
Hij
heeft
mij
verzocht
u
de
komplimenten
te
doen
en
goede
reis
te
wenschen."
Paul
Keilig
knikte,
als
om
voor
deze
vriendelijke
boodschap
te
danken.
Toen
rees
hij
moeizaam
op
en
verliet
den
wa¬
gen,
om
langzaam
op
het
plankier
heen
en
weer
te
loopen,
zonder
acht
te
slaan
op
het
gewoel
om
hem
heen,
of
op
de
stooten
die
hij
ontving,
wanneer
hij
ver¬
geen
enkelen
cremationist
bezwaar
be¬
staat
en
—
last
not
least
—
juist
bij
ver¬
scherping
van
den
doodsschouw
en
zoo
noodig,
vermeerdering
van
't
aantal
lijk¬
schouwingen
wenscht.
Dit
laatste
om
tegemoet
te
komen
aan
het
uit
den
treure
in
't
midden
gebrachte
argument
der
tegenstanders,
dat
lijkverbranding
dikwijls
een
vrijbrief
geeft
voor
misdaad,
m.
a.
w.
het
justitieel-eriminalistisch
on¬
derzoek
b.v.
ingeval
van
Vergiftiging,
bemoeilijkt
zoo
niet
onmogelijk
gemaakt
wordt
daar
sectie
natuurlijk
uitgesloten
is
als
't
lijk
verbrand
is.
Met
de
opening
van
een
crematorium
op
Neerland's
bo¬
dem
kan
dus
o.a.
ook
een
beslissing
uit¬
gelokt
worden
van
het
rechtsprekend
ge¬
deelte
van
onze
medeburgers:
het
eerste
lijk
dat
in
Schneider's
oven
te
Driehuis
in
stof
verkeerd
zal
worden,
zal
dus
heel
wat
juridisch
stof
kunnen
doen
op¬
waaien
Nederland
en
zijn
zuidelijke
nabuur-
staat
zijn
de
eenige
staten
in
de
be¬
schaafde
oude
en
nieuwe
wereld
waar
de
burger
het
wettelijke
recht
nog
niet
heeft
van
eigen
keuze
inzake
de
wijze
van
lijkbezorging:
de
keuze
tusschen
verbranden
of
langzaam
verrotten.
Ver¬
kiest
hij
dien
eersten
vorm,
dan
moet
dit,
met
opoffering
van
veel
kosten
en
moeiten
in
een
der
talrijke
lijkovens
in
't
buitenland
plaats
hebben!
Dat
is
dan
voor
den
Hollander
de
eenige
weg
om
zijn
lijk
te
„verbeteren",
zooals
het
dia¬
kenhuismannetje
uit
de
„Camera
Ob-
scura"
het
zou
noemen!
Eens
zullen
we
—
waarschijnlijk
al¬
thans
—
begraven
worden.
Als
de
kist
die
het
lijk
bevat
in
de
groeve
is
neergelaten
en
deze
wordt
ge¬
sloten
door
zand
of
lijksteen,
dan
zet
zich
onder
den
grond
het
proces
voort,
dat
we
reeds
zagen
beginnen
toen
't
lijk
nog
boven
aarde
stond:
het
ontbindings¬
proces.
We
zullen
den
lezer
niet
ver¬
moeien
met
een
beschrijving,
te
geven
van
de
phvsische
en
chemische
ver¬
schijnselen
die
zich
vijf
voet
onder
de
aarde
voltrekken.
Genoeg
zij
't
te
ver¬
melden
dat
't
ons
met
walging
zou
ver¬
vullen,
wanneer
we
'n
blik
konden
slaan
op
de
verschillende
phasen
van
dit
pro¬
ces,
die
liggen
tusschen
't
moment
dat
het
lijk
ter
aarde
besteld
werd
en
dat
waarop
slechts
de
half
vermolmde
bruin¬
gele
beenderen
overblijven
met
rottings¬
sappen
doortrokken...
Menigeen
die
'n
opgraving
van
een
half
vergaan
lijk
meemaakte
is
daardoor
alleen
reeds
voorstander
der
crematie
geworden;
sommigen
bracht
een
derge¬
lijke
aanblik
levenslang
achter
de
kloos¬
termuren.
De
beschrijving
die
Dumas
fils
ons
in
„La
Dame
aux
Camélias"
geeft
van
den
aanblik
van
een
half
vergaan
lijk,
is
nog
verre
van
de
werkelijk¬
heid
af.
De
uitspraak
in
Genesis:
„tot
stof
zult
gij
wederkeeren"
gaat
in
't
langzame
ontbindingsproces
op
de
afgrijselijkste
wijze
in
vervulling
en
de
laatste
wensch
dien
men
zijn
dierbaren
dooden
mee¬
geeft
—
het
„rust
in
vrede"
gebeiteld
in
den
grafsteen
of
ingedrukt
in
de
linten
der
rouwkransen
—
moet,
getoest
aan
de
werkelijkheid,
velen
wèl
als
'n
sar¬
casme
klinken.
We
stellen
ons
niet
voor
in
dit
artikel
een
ingaande
bespreking
fen
weerleg¬
ging
te
geven
van
het
voor-
en
tegen
der
zuimde
voor
een
zwaar
beladen
dienst¬
man
of
een
haastigen
p
issagier
uit
den
weg
te
gaan.
Toen
de
wagendeuren
reeds
werden
dichtgesmeten,
stond
hij
nog
steeds
op
het
plankier.
Hij
roerde
zich
ook
niet
van
de
plek,
toen
het
fluitje
der
conducteurs
het
signaal-
gaf
tot
afrijden.
Voor
niets
ter
wereld
zou
hij
in
den
wagen
zijn
te¬
ruggekeerd,
waarin
het
ontzettende
hem
wedervaren
was.
Eigenlijk
was
het
hem
ook
onverschillig,
of
het
drama
van
zijn
vermorste
leven
reeds
hier
een
einde
nam,
of
eerst
eenige
uren
later
te
Zu¬
rich.
Geen
sterveling
was
met
die
korte
verlenging
gediend
—
en
allerminst
hij
zelf.
Dezen,
of
genen
spoorwegbeambte
mocht
wel
het
bleeke,
sjofel
gekleede
jonge
mensch
opgevallen
zijn,
wien
de
kleeren
zoo
zonderling
om
de
magere
le¬
den
hingen
en
die
met
een
zoo
wezen-
loozen
blik
voor
zich
uit
staarde.
Maar
op
een
druk
station
heeft
niemand
lijd
om
op
dergelijke
verschijningen
meer
dan
heel
vluchtig
te
letten.
Ook
de
poli-
tie-man,
die
den
reiziger
even
in
het
oog
had
gehouden,
vond
het
niet
noodig
eene
vraag
tot
hem
te
richten,
daar
hij
zich
rustig
gedroeg
en
niemand
lastig
viel.
Toen
een
kwartier
na
het
vertrek
van
den
personentrein
een
goederentrein
uit
de
andere
richting
binnenreed,
zat
het
bleeke
jonge
mensch
op
de
bank
aan
hef
einde
van
het
plankier,
op
welk»
hij
zich
had
neergezet
toen
zijne
voeten
hem
den
dienst
begonnen
te
weigeren.
Een
tijdlang
keek
hij
met
schijnbare
belang¬
stelling
naar
het
gedoe
der
spoorbeamb¬
ten.
Eindelijk,
toen
de
mannen
hunne
plaatsen
boven
in
de
remnuisjes
weer
hadden
ingenomen,
stond
hij
op
en
stelde
zich
naast
de
locomotief,
welker
gewel¬
digen
bouw
hij
opmerkzaam
beschouwde.
„Afrijden!"
riep
de
dienstdoende
be¬
ambte.
Het
fluitje
trilde,
door
een
korten
gil
van
de
machine
beantwoord,
en
de
ijzeren
leden
van
het
hijgende
gevaarte
begonnen
zich
te
roeren.
Maar
boven
het
ratelen
en
stampen
heen
klonk
veelstem¬
mig
en
toch
als
uit
cinen
mond
een
mergdoorvlijmende
schreeuw
van
ont¬
zetting.
..Halt!
—
Halt!
Een
man
op
de
rails!
werd
er
geroepen,
terwijl
verschrikte
mannen
van
alle
kanten
toesnelden,
als¬
of
zij
met
hunnen
handen
nog
den
mee-
doogenlooze
kolos
tegenhouden
konden
in
zijn
verpletterenden
loop.
„God
in
den
hemel!
—
het
is
te
laat'
—
Hij
is
al
onder
de
locomotief7'
...
De
remmen
werden
aangezet,
en
de
goederentrein
stond
stil.
Van
rechts
en
links
kropen
de
beambten
tusschen
de
wielen.
Met
brandend
ongeduld
had
Rudolf
von
Rinckleben
op
het
door
Herbert
Vollmar
beloofde
bericht
gewacht.
Zijn
vingers
trilden
van
spanning,
toen
hij
het
couvert
opende
van
den
brief,
dien
de
portier
van
zijn
hotel
in
de
provinciale
lijkverbranding;
evenmin
een
gedetail¬
leerde
uiteenzetting
van
de
hygiënische,
aesthetische,
economische
of
andere
mo¬
tieven
ten
gunste
der
crematie.
Vaardiger
pen
dan
de
onze
op
dit
terrein
is
dit
reeds
toevertrouwd
geweest.
Alleen
wil¬
len
we
een
en
ander
aanstippen
uit
de
geschiedenis
en
de
beteekenis
der
cre¬
matie
en
besluiten
met
te
releveeren
hoe
het
tot
nog
toe
in
ons
land
gesteld
is
met
de
lijkverbranding:
een
„question
bruiante"
meer
nog
in
figuurlijken
dan
in
letterlijken
zin,
waarop
zich
geheel
beschaafd
Europa
reeds
geworpen
heeft.
Zoover
men
in
de
geschiedenis
kan
teruggaan
vinden
we
de
crematie
als
een
veef
voorkomenden
vorm
van
doodenbe-
zorging.
't
Bronzen
tijdperk
toont
reeds
sporen
ervan;
de
historie
der
Grieken
en
Romeinen
verhaalt
er
eveneens
dik¬
wijls
van.
Tot
den
anderen
vorm
van
onschadelijk
maken
van
menschenl
ijken
—
het
begraven
—
ging
men
slechts
noode
over
toen
't
voor
velen
'n
te
dure
kwestie
werd;
zoo
werden
dan
dikwijls
de
lijken
der
slaven
begraven
terwijl
die
der
meesters
werden
verbrand.
Een
merkwaardig
bewijs
hoe
de
kwestie
be¬
graven
of
verbranden
verband
hield
met
den
houtrijkdom
van
't
bepaald
land
—
het
eenige
middel
destijds
om
de
crema¬
tie
uit
te
voeren
—
vinden
we
in
't
feit
dat
hoe
armer
een
land
aan
bosschen
was,
hoe
meer
de
bewoners
hun
toe¬
vlucht
namen
tot
begraven
Jen
omge¬
keerd.
De
Germanen
en
de
Kelten
ver¬
brandden
hunne
dooden;
hun
urnen
werden
soms
bij
duizendtallen
tegelijk
gevonden.
De
joden
begroeven,
gelijk
bekend
is,
hunnen
dooden;
de
eerste
Christenen,
die
in
zeden
en
gebruiken
de
oud-
en
nieuw-testamentaire
begrippen
huldigden,
drukten
aanvankelijk
hun
voetspoor.
Bij
de
heidenen
zoowel
als
de
Christenen
uit
iets
later
tijd
was
de
cre¬
matie
in
zwang!
in
dier
voege
dat
Chris¬
tenen,
die
van
Joden
afstamden,
na
hun
dood
begraven,
die
van
heidenen
afstam¬
den
verbrand
werden.
In
de
katacomben
van
Rome
bewijst
nog
menige
lijkurn,
voorzien
van
een
kruis,
dat
zij
de
ascb
van
een
christen
bevat.
Toen
Qok
in
Rome
later
het
hout
duur¬
der
werd,
verlieten
de
heidenen
de
cre¬
matie
en
gingen
tot
begraven
over.
Be¬
stond
er
dus
aanvankelijk
voor
de
Chris¬
tenen
al
vrijheid
van
keuze
tusschen
be¬
graven
of
verbranden,
op
't
laatst
der
8e
eeuw
kwam
hierin
verandering:
Karei
de
Groote
zette
de
doodstraf
op
ieder
die
een
lijk
liet
verbranden;
hij
kwalificeer¬
de
de
crematie
als
een
beslist
heidensch
gebruik
en
het
begraven
van
lijken
als
den
eenig
christelijken
vorm
van
lijkbe¬
zorging.
In
de
middeleeuwen
verdween
de
cre¬
matie
uit
Europa;
zij
bleef
echter
gehul¬
digd
bij
de
Boeddhisten;
(de
Chineezen
aanhangers
der
leer
van
Confucius,
ver¬
wierpen
haar),
onder
de
Japanners
was
zij
en
is
zij
nog
algemeen.
Een
geheel
nieuwe
phase
van
weder¬
opleving
in
Europa
trad
de
crematie
in
omstreeks
de
helft
der
vorige
eeuw,
toen
de
bekende
dichter
Jacob
Grimnf
de
beteekenis
der
lijkverbranding
op
aesthetische
gronden
verdedigde
voor
de
Berlijnsche
Academie
van
Weten¬
schappen.
Sedert
dien
groeide
de
bewe¬
ging
in'haar
modernen
vorm
geregeld;
vanaf
het
jaar
1874
werden
vereenigin¬
gen
opgericht
die
streefden
naar
vrij-
hoofdstad
hem
eindelijk
tegen
het
mid-
toen
hij,
in
plaats
van
de
verwachte
ont-
toen
hij,
in
plaats
van
de
ver¬
wachte
onthullingen,
niets
te
lezen
kreeg
dan
de
weinige
regels,
met
welke
Vollmar
hem
kennis
gaf
van
zijn
plotseling
noodzakelijk
geworden
vertrek.
Voor
het
eerst
nu
begon
hij
aan
Herbert's
betrouwbaarheid
te
twijfe¬
len.
Deze
reis,
omtrent
welker
doel
elke
aanduiding
ontbrak,
leek
hem
niets
dan
eene
uitvlucht,
om
van
het
nakomen
der
gegeven
belofte
ontslagen
re
zijn.
Hij
was
ernstig
verstoord
en
vast
be¬
sloten
om
voor
den
vriend
geen
doekjes
te
winden
om
den
argwaan,
dien
deze
teleurstelling
in
hem
had
gewekt.
Voor-
loopig
echter
bleef
hem
niets
anders
over,
dan
geduld
oefenen.
Hij
had
Dag-
mar,
tot
wie
hem
dagelijks
onverhinderd
toegang
werd
vergund,
zijn
bezoek
tegen
den
namiddag
aangezegd,
in
de
hoop
dat
hij
dan
misschien
reeds
in
staat
zou
zijn
haar
de
blijde
boodschap
te
brengen,
op
welke
hij
naar
Herbetrt's
verklarin¬
gen
gerekend
had.
Nu
echter
bestond
er
eigenlijk
voor
hem
geen
reden
meer
om
heden
nog
tot
haar
te
gaan.
Enkel
om
misschien
toch
nog
zulk
eene
aanleiding
te
vinden,
begaf
hij
zich
naar
het
ge¬
rechtsgebouw,
waar
hij,
naar
hij
wist,
om
dezen
tijd
den
rechter
van
instructie
zekerlijk
zou
aantreffen.
„N.
R.
Ct."
Wordt
vervol