Tekstweergave van NHC_1912_02_03_0003

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
1ste JAARGANG. ZATERDAG 3 FEBRUARI 1912. No. 58. NIEUWE HOORNSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJS VOOR ALLE PLAATSEN VAN NEDERLAND I VERSCHIJNT DINSDAG. DONDERDAG EN ZATERDAG. I PRIJS DER ADVERTENTIËN- f 0.75 PER KWARTAAL. UITGEVERS: GEBR. GROOT. REDACTEUR: B. THöENES. oprpi q *n ppwt ri pr cprp- MrPP r .MT FOOR HET BUITENLAND BIJ VOORUITBETALING f6.— PER JAAR. BUREAU REDACTIE EN ADMINISTRATIE: KLEINE NOORD 9, HOORN. VAIN 1-5 KbAjhLb 30 CEN1. ELKE REGEu MEER 6 CENT. LOSSE NUMMERS 5 CENT PER EXEMPLAAR TELEFOON INTERCOMMUNAAL 99. VOOR ADVERTENTIËN BIJ ABONNEMENT ZEER LAAG TARIEF. Al onze betalende abonné's zijn zonder eenige betaling hun¬ nerzijds, verzekerd tegen ongevallen, met nitkeeringen van f800 bil geheele blijvende ongeschiktheid, van f400 bij ge¬ deeltelijke blijvende ongeschiktheid en van f 200 bij overlijden, een en ander gewaarborgd door de Ongevallen-Verzekering- Maatschappij „Fatum" Piet-Heinplein 6, 's-Gravenhage. Gelieve bij Uw aangifte als Abonné, ook Voornaam, Leeftijd en Beroep te vermelden. Populaire kwartguldens Annonce-rubriek. Ten einde ook kleine adverteerders in 9taat te stellen te profiteeren van de groote publiciteit, die ons blad te Hoorn en in de omliggende dorpen biedt zijn we besloten tot de instel¬ ling van een: „Populaire kwartguldens Annonce-rubriek". Voor het luttel bedrag van 25 ets. plaatsen wij betreffende vraag en aanbod (op het gebied van dienst¬ betrekking), huur of verhuur, koop of verkoop een advertentie van 5 regels. Elke regel meer 5 ets. Men gelieve op de enveloppe echter duidelijk te vermelden de woorden: Populaire kwartguldens Annonce-rubriek. Men zegge het voort! Vrede door Recht. Door den Bond Vrede door Recht was in Den Haag een buitengewone openbare bijeenkomst belegd ter be¬ spreking naar aanleiding van de gebeurtenissen van den laatsten tijd van den oorlog uit internationaal-poli- Biek, uit economisch, uit volkenrechte¬ lijk en uit sociaal ethisch oogpunt. In de uitnoodiging tot deze bijeen¬ komst werd medegedeeld, dat „wel is waar de Italiaansch-Turksche oorlog Ie onbewuste aanleiding is geweest ;ot deze vergadering, doch dat het geenszins in de strekking dier bijeen¬ komst lag om haar te doen zijn een protest tegen dezen oorlog in het 3ijzonder; het, integendeel, slechts hare jedoelig is om het ongewenschte en onrechtvaardige in den tegenwoordigen ijd van eiken oorlog, anders dan een verdedigingsoorlog, aan te toonen." De zaal, welke was versierd met Jroen en het vaandel van den bond, vulde zich met een talrijk publiek, vaaronder een aantal leden der Tweede Kamer werden opgemerkt. De eerste spreker, ds. mr. J. Anker- "nan, lid van de Tweede Kamer, de lanwezigen oproepend ten strijde tegen len oorlog, wees er daarbij op, dat lie strijd niet zou gaan om illusies, velke niet te bereiken zijn. Toch zijn 2r, vooral in deze dagen, motieven :e over om tegen de ontzettende gru¬ welen van den oorlog te protesteeren. Immers niet alleen in Tripoli, maar schier overal op de wereld is de aorlog ontbrand of heeft gedreigd te antbranden. Zij het dan ook niet de bedoeling van deze bijeenkomst te protesteeren speciaal tegen den Ita- liaansch-Turkschen oorlog, toch kan spr. niet nalaten te getuigen van zijn antroering bij de berichten, welke van F Ë UI L L ETON. Arie's Huwelijk. Door NELLY HOEKSTRA—Kapteijn. 5. Wat zou dat beduiden? Hijl uit in der beste goed en dat op 'n indeweekschen dag. Griet liet van schrik de koffiekan bijna uit haar handen vallen. Ook Harmen keek naar buiten. „Zou 't niet goed wezen met den ouwen?" fluisterde hij zacht... „Zou hij?" „'t Ken best" grijns¬ lachte Griet en met 'n blik op de knechts: „Zelle het straks wel hooren, aè?" Daarna-vraagt ze gejaagd: „Nog toffie, Gijs en jij Thijs?" „Dankie, vrouw, we gane maar weer an 't werk." Met een zucht van verlichting zien Harmen en Griet elkaar aan als de jongens de keuken, waar het erg warm is, verlaten hebben. Even later stapt Hijltje binnen. „Gedag samen, Harmen en Griet!" „Ook gedag, Hijltje, nog goed met je? Ga zitten!" dezen oorlog door de verschillende correspondenten werden gegeven. Wij zullen, zegt spr., niet meedoen met deze correspondenten, waar zij uiting gaven aan hun afschuw over de ge¬ ziene gruwelen, want het is niet spe¬ ciaal in dezen oorlog dat zij voorkomen. Zij zijn a la guerre comme a la guerre noodzakelijk aan den oorlog verbonden en daarom kan het protest gaan slechts tegen den oorlog in het algemeen. Was oudtijds de krijg meer een strijd van man tegen man, van stam tegen stam, later van het eene volk tegen het andere, droeg de oorlog min of meer een privaat karakter, thans dragen de oorlogen een niet te miskennen interna¬ tionaal karakter. Wel is waar was hij dat ook bij de oude Oostersche volken, bij de Grieken en Romeinen, thans is dat karakter veel sterker nog, ten gevolge van het geweldige internationaal verkeer, speciaal van den wereldhandel. Waar een oorlog in onze dagen is een internationale ramp, doet zich• de vraag voor wat gedaan kan worden om die ramp te voorkomen. Er zijn in de internationale politiek twee stroomin¬ gen. De eene, vooral voorkomend onder de regeeringen, wil dat middel zien in een zeer sterke bewapening; wij nemen gaarne aan, dat het die regeeringeu ernst is, maar men vraagt zich af of het voortgaan op dien weg niet moet leiden tot een bankroet van alle volken. Daarom moeten de volkeren mede spreken, niet op de wijze die voert naar revolutie, maar op de wijze van den Internationalen Bond Vrede door Recht. Anderen meenen, dat de uitvindin¬ gen welke thans in de eerste plaats in dienst worden gesteld van den oorlog, zoo ver moeten voeren, dat een oorlog feitelijk onmogelijk wordt. Ook met hen is spr. het niet eens. Spr. noemt een aantal voorbeelden van internationale politiek welke er op wijzen, dat algemeen thans het streven is: vrede door recht; internationale ziekenverpleging, interparlementaire conferenties, vredesconferenties. Dan ook worden de resultaten der weten¬ schap ten bate van alle volken in één codex samengebracht. Spr. meent dan ook dat er reden is de toekomst met hoop tegemoet te gaan, en wijst ten slotte op den goeden invloed welke het Christendom heeft op den oorlog. De tweede spreker, prof. mr. D. van Embden, hoogleeraar in de staathuis¬ houdkunde aan de Amsterdamsche Universiteit, begint met op te merken, dat oorlogen om dynastieke redenen, uit den tijd zijn. Men schrijft thans den oorlog toe uitsluitend aan econo¬ mische oorzaken. Maar de economie kan voor die rol bedanken. De oor¬ logen leveren, ook voor den overwinnaar, geen batig saldo op. En de oorlog om „Met mijn is 't best, zegt Hijltje, op den rieten leuningstoel bij het kleine venster plaats nemende. „Met Arieneef toch geen zwarigheid? De ouwe man is toch niet ziek?" vraagt Harmen met een valschen loerenden grijns in zijn oogen. „Ziek, neen, veel erger!" barst Hijltje nit. „Veel erger menschen!" „Wat dan.... is.... is tie dood?" vraagt Griet kwasie medelijdend. „Heit ie het het afgeleid? De arme man.... en dat zoo in ééne!" „Ja, dat is wel gauw" voegt Harmen er bij, groote moeite doende om zijn blijdschap voor de oude meid te ver¬ bergen „Wanneer is het beurd?', „Beurd, wat' beurt ?" „Wel... wel van Arie.... wanneer is tie gestorven?" „Arie gestorven!,' valt Hijltje uit. „Waar zit jullie nou? „Is tie dan niet dood?" „Dood.... Arie dood.... weineen, hij is springlevend hoor!" „En je zei..." begint Griet.... je zei veul erger, nou en toen dachten wij natuurlijk, dat tie overleden was..." „Zoo... Nou hij is zoo frisch als economische oorzaken is ook niet nood¬ zakelijk. Spr. geeft een overzicht van de economische taak van de individuen en zet uiteen welke de factoren zijn, noodig om de uitvoering van die taak te verzekeren en die verschaft worden door den Staat. Tusschen die beide taken, die van het volk en die van het staatsgezag, is een eigenaardig verschil. De taak van het Staatsgezag is gebonden aan de staatsgrenzen, voor de economische taak is de richting, de ligging, het bestaan van die grenzen, onverschillig. Traditioneel is er heel wat verbonden aan die grenzen, maar economisch zijn zij futiel. De econo¬ mie is al lang aangewezen op den wereldstaat. Door den handel genieten wij de gaven van de gansche wereld, mits maar de rust op akkers, mijnen enz. gehandhaafd wordt. Wij bezitten de geheele planeet. Spr. gaat dan na wat dan de redenen kunnen zijn om tegen elkaar oorlog te voeren. Er is de quaestie der koloniën. Maar men vraagt zich af of nu bijv. voor de groote koloniale mogendheid, Engeland, de winst van de oorlogen, om die koloniën gevoerd wel zoo groot is. En wanneer de moederlanden hun koloniën verliezen, gaat het hun er niet minder goed om. Het is een hol¬ heid, het gewelddadig verleggen van staatsgrenzen, het gewelddadig an- nexeeren. De landen die annexeeren, bezitten die feitelijk meer ? Geenszins. Bezit Duitschland de mijnen en fa¬ brieken van den Elzas ? Geenszins. Zij blijven het eigendom van particu¬ lieren, en eenvoudig de opperadmini¬ stratie gaat van een ander bureau niet uit. Is dat nu waard de hooge kosten, de gruwelen, alle andere nadeelen van den oorlog? Een land, dat een ander land overwint, dus ruïneert, ruïneert daarmee feitelijk zijn klant, zijn leveran¬ cier, zijn vervoerder, zijn bankier. Is dat nu voordeelig? vraagt spr. en hij toont met voorbeelden aan, dat het dit niet is. Elke wissel, elk aandeel, die van het eene land naar het andere gaan, zijn een reden te meer om geen oorlog te voeren. Japan heeft de Russische vloot ver¬ nield, én Ruslands financiën zijn verbeterd, terwijl Japan er op is achter¬ uitgegaan. Spr. bestrijdt dan de meening, dat een sterke vloot economisch sterk maakt. Ook de oorlogsschatting acht spr. geen voordeel. De beruchte 5 milliard in IS70 door Frankrijk aan Duitschland betaald, een plotseling eenzijdig bezit, bestaande uit een overvloed van niets dan betaal¬ middelen, is, naar spr. meent, oorzaak van de groote crisis in Duitschland van IS 73 geweest. Voor dit bedrijf nu, dat niet het minste nuttig resultaat heeft, dat niet anders is dan een „verarmingsbedrijf", worden milliarden besteed, welke dus onttrokken worden aan andere, zoo vele nuttige en noodzakelijke maatre¬ gelen. Men zegt nu, dat de bewape¬ ning louter defensief is bedoeld. Maar dat is nonsens. Een universeele defen¬ sie is onmogelijk. Maar het is een gevaarlijke nonsens, want die nonsens werkt irriteerend. Ook de sterkeren moeten leeren het steriele, het schadelijke van den oorlog, zfi moeten leeren, dat alleen in arbeid een hoentje hoor!" 't Zei met hem best lukken.... maar ik kom hier, om jullie 'n groot nieuws te vertellen. Ik zei 't gewoon in ééne zeggen: hij gaat trouwen." „Hè.... wat!" stamelden Harmen en zijn vrouw. „Wat vertel je nou?" „De waarheid, menschen. Vanmid¬ dag heit tie me verteld, as dat tie 'n tweede huwelijk an zei gaan, ja, ja..." „Mit jou?" vroeg Griet nijdig. „Mit mijn! Ken je denken... Nee, ik ga in 't lest van de week weg." „Jij weg?.... Dat meen je toch niet?" „Zeker, wat docht je? Hij ken mijn missen as kiespijn hoor!" „Maar met wie gaat ie nou trouwen? Mensch nog toe, ik ken het niet ge- looven. 't Is dat ik het uit je eigen mond hoor en dat je hier zeivers naar toe komt. Mensch, mensch, die ouwe lijkt wel mal in zijn kop!" „Wat docht je anders?" viel Hijltje uit, terwijl Griet haar kopje vol slappe koffie schonk en Harmen als versuft voor zich uit zat te staren. „Dat heb ik hem vanmiddag voor zijn schenen gegooid, maar 't gaf niks en verdraagzaamheid ligt de welvaart der volkeren. Prof. mr. J. de Louter uit Utrecht besprak daarna den oorlog uit het oogpunt van volkerenrecht. Het verwondert hem, dat men zoo weinig de noodzakelijkheid ook van dit standpunt jegens den oorlog inziet. Bertha van Suttner roept allerlei bond- genooten tegen den oorlog op, doch niet het Recht. Het beprip, dat de oorlog zelf een soort „recht" zou zijn, een weliswaar uiterst rechtsmiddel, acht hij ten eenen- male onlogisch: recht toch is een ethisch begrip, oorlog: geweld, is een ruw feit. Deze beide kunnen elkaar nooit dekken, al behoeft daarom de oorlog niet steeds en per se onrecht te zijn. Oorlog is een pathologisch verschijnsel, een ziekteverschijnsel. Ziekte eischt nauwkeurige diagnose, onderzoek naar oorzaken en naar middelen om de gevolgen te bestrijden. De veroveringsoorlogen anders dan ook kolo7tiaal bezit behooren tot het verleden, omdat de oorzaak ervoor ver¬ dween. Het is evenzoo met de godsdienstoor¬ logen, die hun ontstaan hadden te danken aan den waan, dat godsdienst staatszaak zou zijn, en met de dynastieke oorlogen, ontstaan uit den waan, dat de vorst de staat zou zijn. Maar nu: de economische oorlogen, de koloniale vooral. Deze eindigen door het zegevieren van het begrip van vrijen handel. Zoo ziet men, dat een voor een alle soorten van oorlog verdwijnen door het voortschrijden van de be¬ schaving: door de godsdienstvrijheid, de staatkundige vrijheid, de vrijheid van den wereldhandel. Dat er nog steeds oorlogen worden gevoerd is eenvoudig een gevolg daar¬ van, dal de ethische en intellectueele ontwikkeling van de menschen ook in onzen tijd nog niet ver genoeg is gevorderd. Hebzucht en naijver, kwalijk bedekt door een soort fictief recht, waren ook oorzaak van den thans gevoerd wor¬ denden oorlog. Toch is er reden tot tevredenheid en dankbaarheid: men is reeds op weg naar een vaster recht tusschen de staten, langs den weg van arbitrage, maar men make zich niet de illusie, dat de eeuwige vrede al verzekerd is. Arbitrage is een soort rechtspraak. Deze echter is niet denkbaar zonder een vast recht. De ontwikkeling van het internationaal recht zelve moet dus voorafgaan aan een algemeene verplichte arbitrage tusschen alle cul¬ tuurvolken. Hoe weinig aantrekkelijk deze stelling ook is, zij moet worden aanvaard. Het bleek daaruit o.a., dat toen bij de instelling van het Prijzenhof werd bepaald, dat men in geval van het ontbreken van vaststaande voorschrif¬ ten zou moeten rechtspreken volgens recht en billijkheid, de voornaamste staten zich daartegen verzetten. Pas de code, pas de cour. Men kan niet aandringen op algemeene arbitrage, wanneer niet eerst het recht is gemaakt, dat den scheidsrechter tot grondslag moet trekken voor zijn vonnis. Ieder werke dus mede, opdat dit recht tot stand kome. hoor, ik kon goed praten, of kmaad worden, 't was boter an de galg ge¬ smeerd, zeggen ze wel is. Zoo was 't nou mit de baas net eender, hij had de kolder in z'n kop." „Dat heit tie zeker," zuchtte Har- men, die geel zag van nijd, „maar Hijltje, meid, ben je nou niet aan de weet gekomen, met wie dat tie gaat trouwen? Die ouwe gek!" „Nee, dat heit tie me niet verteld," antwoordde Hijltje, alleen zei die dat het was met 'n jonk knap wijf, een weduwvrouw." „'n Jonk knap wijf en een weduwe" viel Griet Hijltje in de rede, „nou, dan ken het niemand anders wezen as de weduwe van Hein Vermeer." „Daar zeg je zoo wat vrouw! Ja, hoor, zij zei 't wezen, die flodder¬ madam! Dat ik daar niet eerder an gedacht heb!" „Ant Verzijl, wel potdorie!" viel nu Harmen uit, „die nakende, kale rot, die op 'n huurspul zit, waar ze, zeggen ze, nog nooit huur van betaald het na den dood van Hein. Wordt die nu boerin op „Weltevreden?" Gossie- mijne nog toe! Zoo'n kale sloerie! Ds. S. Lulof, uit Utrecht, was de vierde spreker. Hij besprak den oorlog van sociaal-ethisch standpunt. Van daaruit bezag hij in de eerste plaats de verschrikkingen van den oorlog: de gesneuvelden, de vermink¬ ten enz., verder de booze hartstocht die de oorlog opwekt: wraak, bloed¬ dorst en hardvochtigheid. Spr. herinnert,aan de tooneelen uit den Russisch-Japanschen oorlog, aan andere uit den Italiaansch-Turkschen, aan de wreedheid, die over menschen is gekomen, welke vóór dat de oorlog als een bittere druppel in hun leven viel, zachtaardig en goedmoedig waren. De oorlog is voorts de verkrachting van het hoog en heilig rechtsbeginsel, dat niemand zijn eigen rechter mag zijn, rechtsbeginsel, dat immers tus¬ schen burgers van denzelfden staat hoog wordt gehouden. Dit is dus een misdadige dwaasheid. De oorlog verkracht de oorspronke¬ lijke neiging van den mensch om lijden te verzachten : zoodra gewonden op het slagveld buiten gevecht zijn, helpen en steunen zij elkaar. Voor den oorlog wordt soms aan¬ gevoerd, dat hij edele eigenschappen bij den mensch aankweekt. Alsof daar¬ voor geen betere scholen bestaan! Zoo bestrijdt de heer Lulof ook de andere argumenten: de opruiming van het teveel aan menschen b.v., terwijl toch juist de krachtigsten, meest productieve elementen in den oorlog verloren gaan en de anderen, die wèl verbruiken, maar niet produceeren, overblijven. Er zijn er ook, die den oorlog niet verdedigen, maar hem onuitroeibaar achten, omdat de mensch nu eenmaal krijgszuchtig van natüre zou zijn en de menschelijke natuur onveranderlijk. Wie zoo spreken, zijn het gevaar¬ lijkst voor den vrede. Maar hun mee¬ ning is een dwaling. Veranderen er niet reeds vele on¬ veranderlijk gedachte zaken ? Is niet de slavernij afgeschaft, wordt het duel niet in vele landen verouderd geacht ? Deze spr. vestigt zijn hoop op de arbitrage. Zij is logisch, zij ligt in de lijn van de ontwikkeling der rechts¬ begrippen, zij bevredigt ons rechtsge¬ voel, zij heeft reeds vele oorlogen voorkomen. Men spreekt wel veel van de vitale belangen der volkeren, die zij niet aan arbitrage zouden willen overlaten, doch zouden die ook niet veilig zijn in handen van goede, onpartijdige, bekwame rechters? Men zie niet neer op de pogingen die reeds gedaan worden, op het vredespaleis en zoo meer. In 't eind zullen, aldus spr., recht en liefde de overwinning behalen op onrecht en ruwheid. Jezus was geen droomer, toen hij het voorspelde. Buitenlandsch Overzicht. De oorlog. Uit Tripoli wordt thans gemeld dat alles voor den tocht naar het binnen¬ land bijna gereed is en dat het er spoedig toe zal komen. Een eigenaardig geval heeft zich nabij Berlijn voorgedaan. Daar heeft een „Schuldirector" een klacht inge¬ diend tegen de weduwe van een rit- En die verdringt nou jou, Hijltje! 't Is hard voor je, meid, heel hard!" „Ja," zei nu Griet op haar beurt, „tien jaar lang den boel knap gehouden en nou op je ouwen dag nog verjaagd te worden voor zoo'n kale, flodder¬ madam. 't Zei je motte gebeuren, mensch nog toe, ik ken der inkom me wat dat voor je wezen zei, as je van Weltevreden af mot." „Maar voor jullie is het nog veul erger," zei Hijltje niet zonder leed¬ vermaak, „as je denken later boer en boerin op zoo'n mooi gedoe te worden een vrij 'n aardig stuivertje op den koop toe te krijgen, want rekent er op dat Arie ze heit, hoor en nou alles in één slag te zien verdwijnen, menschen, 't is om uit je vel te springen." „Maar zou er nou niks, niemendal an te doen wezen, vader?" vroeg Griet. „Niks, lieve schepsel, dat zeg ik je", antwoordde Hijltje in Harmen's plaats. „Je ken praten as Brugmans, maar 't geeft je geen zier. Hij is nou eenmaal meer is mal en zei 't doorzetten ook, geloof dat maar gerust. meester, wier villa dicht bij de school stond en die daar een soort dieren¬ park had: twee poneys, eenige eenden, een varken, een toom kippen en een haan. Hij achtte de nabijheid var, deze gelegenheid met 't oog op de gedragingen van den haan gevaarlijk voor de zedelijkheid der kinderen. Lettende op 't geen te Wageningen is gebeurd, b ijkt er dus nog altijd baas boven baas te zijn. De politie, die door het schoolhoofd in de armen werd genomen, liet de weduwe weten, dat op den haan moest worden gepast, een aanmaning, waar¬ aan zij niet voldeed. Zij richtte zich daarentegen tot het bestuur van het district Teltow, waarin zij woont en verzocht, dat de politiebeschikking buiten werking zou worden gesteld. Haar advocaat stelde eerst voor een onderzoek in loco te houden, maar dit werd onder algemeene vroolijkheid gewezen van de hand. 't Districts- bestuur verklaarde daarna de beschik¬ king voor ongeldig. De opstand in China. Uit Tientsin wordt geseind, dat de wapenstilstand Donderdag geëindigd is en de vijandelijkheden door de opstandelingen zijn hervat. Binnenland. Gezondheidstoestand de plattelands bevolking. Op de nationale en internationale landbouwtentoonstelling, welke in 1913 door de koninklijke Nederlandsche Landbouwvereeniging te 's Graven- hage gehouden zal worden, komt in afdeelingXlX betreffende Maatregelen ter verbetering van den toestand ten platte lande, inzonderheid van den toestand ten platte lande, inzonder¬ heid van den landarbeider, ook de gezondheidstoestand der plattelands¬ bevolking ter sprake; hierbij behoort o.a. de voorziening in geneeskundige hulp en de ziekenverpleging. De commissie van voorbereiding stelt voor een overzicht te geven van de ziekenhuizen ten platte lande en daarbij te voegen afbeeldingen van het in- en uitwendige. Ten einde in staat te zijn bedoelde afbeeldingen te laten vervaardigen heeft zij de gezondheidscommisieën per circulaire verzocht mede te willen deelen of er binnen haar kring zie¬ kenhuizen bestaan en zoo ja, waar die gelegen zijn. Vervoer van zieke koeien. Men meldt ons uit Haarlemmermeer: De Kantonrechter heeft heden den landbouwer Bulk veroordeeld tot f 5.— wegens het vervoer van koeien lijdende aan mond- en klauwzeer. Bovendien werden de koeien ter waarde van f900.— verbeurd verklaard. Niet betalen op Zondag! Men meldt ons uit Stellendam: Terzake van de Zondagsheiliging geeft de Raad dezer gemeente het havenreglement gewijzigd in dien zin, dat van schepen, die op Zondag van de'Stellendamsche haven gebruik ma¬ ken, voor dien dag geen havengeld zal geheven worden. „'t Is wat, 't is wat!" bromde Har¬ men Griet balde in machtelooze woede haar vuist, dat het vette kluifje hun toch nog ontgaan zou. Ze hadden veel en hard gewerkt in hun leven, 't Was ploeteren en sparen van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, om de huur bij mekaar te krijgen en de kinderen fatsoenlijk en knap voor den dag te laten komen. Griet waschte en deed alles zelf en als ze soms doodmoe even op 'n stoel neer¬ viel, om uit te blazen, lachte haar altijd dat heerlijk vooruitzicht toe later boerin op Weltevreden te zijn, dan behoefde zij zich niet langer krom te sjouwen, dan kon ze meiden nemen, de .kinderen niooi kleeden, lekker eten en drinken. „Weltevreden", o, 't woord alleen deed een glimlach op haar mager, gerimpeld gezicht komen, 's Avonds als ze beiden, moe en afgesloofd op de bank voor het huis zaten, Harmen en zij, troostten zij elkaar met het heerlijke vooruitzicht, eenmaal boer en boerin op die mooie plaats te zullen zijn, dan was 't werken gedaan en konden ze commandeeren. (Wordt vervolgd).