Tekstweergave van NHC_1912_01_09_0001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
1ste
JAARGANG.
DINSDAG
9
JANUARI
1912.
No.
47.
NIEUWE
MWCHE
COURANT
ABONNEMENTSPRIJS
VOOR
ALLE
PLAATSEN
VAN
NEDERLAND
I
VERSCHIJNT
DINSDAG.
DONDERDAG
EN
ZATERDAG.
I
?
ADV^XN£Ï^ï
tpmt
f
0.75
PER
KWARTAAL.
UITGEVERS:
GEBR.
GROOT.
REDACTEUR:
B.
THöENES.
^AN
1-5
REGELS
3C'CENT
ELKE,
REGEL
MEER
6
CEN1.
VOOR
HET
BUITENLAND
BIJ
VOORUITBETALING
f6.-PER
JAAR.
BUREAU
REDACTIE
EN
ADMINISTRATIE:
KLEINE
NOORD
9,
HOORN.
DIENSTAANBIEDINGEN)SPECIAALGOEDKOOPE
ADVERTENTIE-
LOSSE
NUMMERS
5
CENT
PER
EXEMPLAAR.
TELEFOON
INTERCOMMUNAAL
99.
RUBRIEK
25
CENT.
Al
onze
betalende
abonné's
zijn
zonder
eenige
betaling
hun¬
nerzijds,
verzekerd
tegen
ongevallen,
met
uitkeeringen
van
f890
bij
geheele
blijvende
ongeschiktheid,
van
£409
bij
ge¬
deeltelijke
blijvende
ongeschiktheid
en
van
1200
bij
overlijden,
een
en
ander
gewaarborgd
door
de
Ongevallen-Verzekering-
Maatschappij
„Fatum"
Piet-Heinplein
6,
's-Gravenhage.
jjag"
Gelieve
bij
Uw
aangifte
als
Abonné,
ook
Voornaam,
Leeftijd
en
Beroep
te
vermeiden.
Ie
zaak
Vm
der
Breggen.
In
ons
nummer
van
Dinsdag
j.l.
namen
wij
op
een
ons
toegezonden
stuk
omtrent
de
veelbesproken
zaak
Van
der
Breggen.
Het
Haagsche
dagblad
„Het
Vader¬
land"
nam
in
het
Tweede
Avondblad
van
Donderdag
j.l.
—
natuurlijk
met
vermelding
van
bron
—
het
tweede
gedeelte
van
dit
stuk
geheel
over,
daarin
echter
spatieerende
de
woorden
„allicht
heel
spoedig
alle
ransels
in
de
slooten
zouden
worden
gegooid."
En
dan
merkte
het
daaromtrent
op:
„Wij
wenschen
in
zake
het
door
ons
gespatieerde
op
te
merken,
dat
wij
schrijver's
vermoeden
omtrent
de
ran-
sel-weggooierij
betreuren
en
volstrekt
niet
deelen.
Integendeel.
Met
dit
ver¬
moeden
wordt,
dunkt
ons,
de
nage¬
dachtenis
van
wijlen
milicien
Van
der
Breggen
niet
geëerd.
De
jongeman,
die
onder
zijn
omstandigheden
aan
de
discipline
gehoorzaamde,
zou
zich
zeker
nog
eerder,
wanneer
de
nood
des
vaderlands
hem
riep,
over
alle
lichamelijke
leed
heengezet
en
het
geweer
gegrepen
hebben!
En
velen
met
hem."
Wij
vestigden
hierop
de
aandacht
van
onzen
inzender,
en
ontvingen
van
hem
het
volgende
antwoord
:
„Het
Vaderland"
leest
in
de
gespa¬
tieerde
woorden
werkelijk
iets
anders
dan
ik
daarmede
bedoelde.
Ik
blijf
van
meening
dat
de
waarschijnlijkheid
groot
is,
dat
in
werkelijken
oorlogstijd
bij
moordende
marschen
de
ransels
in
slooten
zullen
worden
gegooid
—
in
slooten
en
niet
langs
den
weg,
opdat
de
vijand
er
niet
bij
eventueel
nood¬
zakelijken
terugtocht
profijt
van
zal
hebben
—
maar
mijn
bedoeling
is
niet
dat
dit,
zooals
„Het
Vaderland"
schijnt
te
onderstellen,
zal
geschieden
als
een
vergrijp
tegen
de
discipline,
door
de
manschappen
op
eigen
gezag.
Neen,
ik
meen
dat
dit
geschieden
zal
met
goedvinden
en
op
last
van
de
aan¬
voerders,
om
taktische
redenen.
Hieruit
volgt,
dat
in
het
door
mij
geschrevene
ook
allerminst
dient
te
worden
gezocht
een
goedkeuring
van
of
aansporing
tot
vergrijpen
tegen
de
discipline.
Er
is
echter
verschil
van
meening
mogelijk
over
hetgeen
men
meent,
dat
in
oorlogstijd
door
de
bevelvoering
als
discipline
zal
worden
beschouwd,
en
als
„Het
Vaderland"
meent,
dat
daar¬
toe
zal
worden
gerekend
het
onder
welke
omstandigheden
ook
blijven
torsen
van
den
ransel,
dan
waag
ik
het
met
de
geachte
redactie
van
mee¬
ning
te
verschillen.
Deze
kwestie
is
natuurlijk
niet
met
zekerheid
uit
te
maken,
omdat
wij
daarvoor
in
een
werkelijken
oorlogstoestand
zouden
moeten
verkeeren.
Ik
wil
echter
in
het
kort
aangeven
waarop
mijn
meening
berust,
n.l.
op
de
vaste
overtuiging,
dat
de
ransel
het
groote
belemmerings-
FEUILLETON.
De
Schrijfmap.
Roman
van
E.
F.
BENSON.
26.
Of
geluk
ons
goedmaakt,
is
eene
nog
niet
uitgemaakte
kwestie.
Maar
zóóveel
staat
vast,
dat
het
geluk
van
heden
ons
doet
vergeten
hoe
slecht
wij
gisteren
zijn
geweest.
En
dus
leek
het
den
heer
Faynton,
terwijl
hij
daar
in
zijne
koele
eetkamer
zat
en
met
buitengewonen
eetlust
zijn
lamscote-
letje
verorberde,
dat
hij
niet
meer
de¬
zelfde
man
was,
die
het
geld
van
zijnen
cliënt
verdobbeld
had
—
dat
dit
fieltenstuk
door
een
geheel
ander
persoon
was
begaan.
Het
was
ook
een
ander
persoon
geweest,
die
een
paar
dagen
geleden
nog,
den
gemee-
nen
streek
van
Mills
had
toegejuicht,
toen
deze
den
jongen
Morris
bij
Sir
Richard
Templeton
belasterd
had.
Nu
voelde
hij
dat
hij
zelf
—
zooals
hij
daar
nu
zat
—
tot
zulk
eene
laagheid
niet
in
staat
was.
En,
den
Hemel
zij
dank
—
het
was
nooit
te
laat
voor
voorwerp
is,
dat
hetfiverkrijgen
van
een
goede
marschvaardigheid
van
den
troep
tegenhoudt.
De
redactie
van
„Het
Vaderland"
heeft
misschien
nooit
een
marschje
gemaakt
met
een
model-
gepakten
ransel
op
den
rug.
Laat
zij
het
maar
eens
doen,
en
het
zal
voor
haar
een
openbaring
zijn.
Het
kan
zijn
dat
ik
mij
vergis,
maar
ik
meen
dat
de
ruggen
van
de
Japan-
sche
soldaten
in
den
Russisch-Japan-
schen
krijg
onberanseld
waren,
en
dat
daaraan
de
groote
beweeglijkheid
van
de
Japanners
te
danken
was.
Dat
onze
Padvinders
en
leden
van
weerbaarheidscorpsen
in
zulk
een
goede
conditie
lange
tochten
ondernemen,
schrijf
ik
dan
ook
in
hoofdzaak
hieraan
toe,
dat
zij
niets
of
hoogstens
een
Rücksack
dragen,
waarvan
het
gewicht
met
dat
van
een
ransel
niet
te
ver¬
gelijken
is.
Men
neemt
nu
in
het
leger
reeds
proeven
met
andere
schoenen,
teneinde
door
betere
en
lichtere
voetbekleeding
de
marschvaardigheid
te
verhoogen.
Laat
men
ook
in
plaats
van
den
ransel
den
soldaten
geven
een
eenvoudigen
lichten
Rücksack,
met
daarin
alleen
de
hoogst
noodige
bagage,
dan
meen
ik
ter
geruststelling
van
„Het
Vader¬
land"
wel
de
verwachting
te
mogen
uitspreken,
dat
deze
rugbekleeding
in
oorlogstijd
nimmer
tot
plaveisel
van
slootenbodems
zal
worden
gedegra¬
deerd.
De
Land-
en
Tuinbouw-
Ongevallenverzekering.
II.
Welke
verschillen
bestaan
er
tusschen
de
Land-
en
Tuinbouw-Onderlinge
en
de
Ongevallenwet
en
waarom
zijn
die
verschillen
in
het
leven
geroepen?
Men
schrijft
ons:
Bij
de
oprichting
van
de
land-
en
tuinbouw-onderlinge
heeft
deze
groote
en
grootsche
gedachte
voor
gezeten,
eene
organisatie
in
het
leven
te
roepen,
die
geheel
passen
zou
voor
het
be¬
drijf.
Daarvoor
was
noodig,
dat
die
organisatie
zou
wortelen
in
het
bedrijf,
zich
zou
ontwikkelen
naar
het
bedrijf,
en
worden
bestuurd
door
de
beoefe¬
naars
van
het
bedrijf.
De
organisatie
zou
dus
uit
het
bedrijf
opgroeien,*en
zou
daardoor
worden
eene
practische
or¬
ganisatie,
aansluitend
aan
het
bedrijf.
Is
een
wet
uitgevaardigd,
dan
zien
wij,
dat
de
practijk
van
het
leven,
van
het
bedrijf,
zich
daaraan
moet
aanpassen,
en
als
dit
nu
niet
gaat,
dan
ontstaan
er
botsingen.
Dan
moet
de
wet
worden
herzien,
doch
omdat
dit
niet
ieder
oogenblik
kan
geschieden,
—
de
staatsmachine
werkt
niet
snel
—
blijven
vele
gebreken
zeer
lang
bestaan,
en
wekken
daardoor
onte¬
vredenheid.
Soms
blijkt,
dat
de
geheele
opzet
van
eene
wet
foutief
is
geweest,
en
dan
wordt
het
nog
erger.
Dit
alles
een
mensch
om
zich
te
beteren.
Van
dezen
dag
af
zou
hij
het
eervolle
en
achtenswaardige
leven
gaan
leiden,
dat
de
wereld
—
behalve
zijn
compagnon
—
hem
altoos
toegeschreven
had.
Hij
koesterde
zich
in
den
vollen
zonneschijn
dezer
aangename
gedach¬
ten,
terwijl
ook
de
midzomerzon
aan
den
hemel
hem
met
hare
stralen
koesterde
bij
de
kleine
wandeling,
dié"
hij
na
het
2e
ontbijt
langs
de
strand-
promenade
ondernam.
Eensklaps
ech¬
ter
was
het
hem,
of
er
over
de
zon
aan
den
hemel
een
waas
zich
spreidde,
en
tegelijkertijd
zoo
iets
als
een
in¬
nerlijk
waas
heentrok
over
zijn
ge¬
luk.
Er
scheen
een
bezwaar,
eene
be¬
denking
in
hem
te
zijn
gerezen.
Maar
eene
korte
overweging
deed
hem
be¬
grijpen
dat
een
heel
tenvoudige
stap
zijnerzijds
alles
weer
in
het
reine
brengen
kon,
en
met
vluggeren
stap,
dan
waarmee
hij
was
uitgegaan,
wan¬
delde
hij
terug
naar
de
stad.
Niet
echter
naar
zijne
eigene
wo¬
ning
begaf
hij
zich,
maar
naar
het
huis,
waar
de
heer
Mills
zijne
kamers
had
om
daar
aan
den
portier
te
vra¬
gen
of
zijn
compagnon
nog
niet
was
voorkomt
men,
door
zooals
bij
de
Land-
en
Tuinbouw-Onderlinge
is
ge¬
daan,
de
regeling
te
laten
groeien
uit
het
bedrijf
op;
al
groeiende
ontstaat
dan
de
boom,
die
van
jongsaf
geleid
is
geworden.
De
fouten,
die
men
maakt
worden
spoedig
ontdekt
en
da¬
delijk
hersteld,
doch
bij
een
wet
gaat
dat
zoo
maar
niet,
De
wet
begint
van
boven
af,
maar
de
Land-
en
Tuinbouw-Onderlinge
zijn
begonnen
van
onder
op;
vandaar
de
groote
verschillen,
waarop
wij
nu
even
willen
wijzen,
en
waarbij
dan
vanzelf
de
goede
kwaliteiten
van
de
Land-en
Tuinbouw-Onderlinge
zullen
uitkomen.
Ie
De
uitvoering
van
de
Land-
en
Tuinbouw-Onderlinge
is
geheel
in
handen
van
de
land-
en
tuinbouwers
zelf,
van
menschen
dus,
die
het
be¬
drijf
en
het
leven
van
de
arbeiders
door
en
door
kennen.
Omdat
zij
ook
de
plaatselijke
toestanden
zoo
goed
kennen,
weten
zij
precies
op
welke
wijze
het
best
kan
worden
opgetreden.
Het
spreekt
van
zelf,
dat
dit
alles
veel
doelmatiger
en
sneller
en
goed-
kooper
gaat,
dan
wanneer
dit
moet
geschieden
door
ambtenaren,
die
buiten
het
leven
van
de
arbeiders
staan,
en
niet
bekend
zijn
met
de
plaatselijke
omstandigheden.
2e.
Omdat
het
werk
voor
de
land¬
en
tuinbouw-onderlinge
verricht
wordt
door
de
leden
zelf,
behoeven
deze
werkzaamheden
niet
duurder
te
zijn
dan
de
leden
zelf
willen.
Worden
ambtenaren
door
de
regeering
met
deze
werkzaamheden
belast,
dan
kost
dit
in
ieder
geval
heel
wat
meer.
3e.
Bij
de
land-
en
tuinbouw-onder¬
linge
worden
de
onkosten
na
het
einde
van
ieder
jaar
omgeslagen
over
de
leden,
zoodat
alleen
betaald
worden
de
werkelijke
onkosten,
niet
meer
en
niet
minder.
Deze
betaling
is
ook
de
billijkste.
Het
rijk
schat
de
vermoede¬
lijke
onkosten
en
omdat
er
geen
te
korten
mogen
onstaan,
schat
de
re¬
geering
wat
ruim
naar
den
veiligen
kant
voor
haar,
te
meer,
omdat
zij
reeds
zooveel
leergeld
heeft
gegeven.
Gedurende
de
vijf
eerste
jaren,
dat
de
ongevallenwet
heeft
gewerkt,
is
een
te
kort
ontstaan
van
'vier
millioen
gulden.
Wij
kunnen
er
dan
ook
zeker
van
zijn,
dat
als
de
Regeering
de
land-
en
tuinbouw-ongevallenverzeke-
ring
zou
ter
hand
nemen,
er
hooge
premiën
zouden
moeten
betaald
worden.
4e.
Zoodra
de
land-
en
tuinbouwers
zich
geheel
hebben
ingeleefd
in
de
organisatie
en
de
uitvoering
van
de
Land-
en
Tuinbouw-Onderlinge
en
dat
hebben
zij
meestal
spoedig
—
dan
geschiedt
de
behundeling
der
onge¬
vallen
zeer
vlug,
wat
vooral
daardoor
wordt
bevorderd,
dat
de
behandeling
plaatselijk
geschiedt.
5e.
Het
plaatselijk
karakter
van
de
Land-
en
Tuinbouw-Onderlinge
brengt
ook
mede,
dat
de
controle
zeer
een¬
voudig
en
doelmatig
is
en
bovendien
niets
kost,
omdat
de
patroons
gemak¬
kelijk
op
de
hoogte
kunnen
blijven
van
den
toestand
van
de
getroffenen.
6o.
Het
is
in
het
belang
zoowel
van
de
knechts
als
van
de
patroons,
dat
er
zoo
weinig
mogelijk
ongevallen
gebeuren.
Afgescheiden
van
zijn
pijn¬
lijk
lichamelijk
letsel,
ontvangt
de
arbeider
toch
hoogstens
maar
7/10
van
zijn
daggeld,
zoodat
elk
ongeval
teruggekeerd.
Hetzeltde
antwoord
van
vroeger
werd
hem
gegeven;
en
daar¬
op,
onder
voorwendsel
dat
hij
een
acte
noodig
had,
die
de
heer
Mills
drie
dagen
tevoren
had
meegenomen,
steeg
hij
in
de
lift
naar
boven
en
schelde
aan
de
woningdeur.
Doch
zie!
—
hier
deed
niet
de
bediende
van
Mills
hem
open,
maar
de
hoofd-in-
specteur
Figgis.
Begrijpelijkerwijze
was
dit
voor
een
heer
Faynton
nu
eenigermate
een
schok.
Een
ander
gezicht
te
ontmoe¬
ten,
dan
men
verwachtte,
is
meestal
eene
onaangename
verrassing.
Al
heel
spoedig
echter
had
de
heer
Faynton
zich
daarover
heengezet,
en
nu
ver¬
klaarde
hij
het
oogmerk
van
zijne
komst.
„Mijn
compagnon",zeide
hij,
„heeft
verleden
Dinsdag
een
papier
meege¬
nomen,
dat
ik
in
mijne
zaken
noodig
heb.
Wilt
u
mij
wel
eens
daarnaar
laten
rondkijken?"
De
heer
Figgis
bedacht
zich
even
en
antwoordde:
„Er
mag
niets
worden
verlegd
of
weggenomen
in
deze
kamers,
vóór
wij
met
onze
huiszoeking
gereed
zijn".
hem
achteruit
brengt.
Ook
den
pa¬
troons
kosten
de
ongevallen
geld,
omdat
zij
de
onkosten
moeten
betalen.
Daarom
zullen
de
land-
en
tuin¬
bouwers
zooveel
mogelijk
beveiligingen
in
hun
bedrijf
aanbrengen
en
dit
ge¬
schiedt
dan
ook
reeds.
Door
de
Land¬
en
Tuinbouw-Onderlinge
is
reeds
de
aandacht
gevestigd
op
beveiligingen
die
aan
dorsch-
en
hakselmachines
kun¬
nen
worden
aangebracht
en
op
een
constructie
voor
eene
beveiliging
aan
den
voet
van
ladders.
In
deze
richting
wordt
voortgewerkt,
zoodat
het
gevaar
voor
de
knechts
minder
wordt.
7e.
Van
niet
minder
belang
is
het
feit,
dat
de
Land-
en
Tuinbouw-Onder¬
linge
opvoedend
werken,
omdat
zij
de
aangesloten
land-
en
tuinbouwers
leeren
zelf
hun
eigen
bedrijf
te
rege¬
len
en
zelf
de
lasten
te
dragen,
die
het
bedrijf
medebrengt.
Daardoor
komen
krachten
tot
ontwikkeling,
die
anders
sluimerend
bleven,
en
nu
weer
aanleiding
geven
tot
anderen
arbeid,
het
bedrijfsleven
rakend.
Maar
het
allergrootste
voordeel
is,
dat
men
door
de
ervaring,
die
men
nu
reeds
met
de
Land-
en
Tuinbouw-
Onderlinge
heeft
opgedaan,
gekomen
is
tot
een
land-
en
tuinbouw-ongeval-
lenverzekering,
die
geheel
aanpast
aan
het
bedrijf
en
waarover
werkgever
en
arbeider
in
hooge
mate
tevreden
zijn.
De
Land-
en
Tuinbouw-Onderlinge
is
een
sociale
regeling,
opgekomen
en
getoetst
aan
de
practijk
van
het
be¬
drijf,
en
daardoor
eene
regeling
bij
uitnemendheid.
De
toestand
is
dan
ook
zóó,
dat
de
Land-
en
Tuinbouw-Onderlinge
thans
voorbeelden
zijn
voor
de
Regeering,
hoe
men
sociale
regelingen
practisch
in
elkaar
moet
zetten.
Als
de
Tweede
Kamer
de
regeling
van
de
Land-
en
Tuinbouw-Onderlinge
aanneemt
voor
steun
van
arbeiders
die
ongevallen
in
het
land-
en
tuinbouw-bedrijf
krijgen,
dan
heeft
men
de
meest
bruikbare
Land-
en
Tuinbouw-ongevallenwet.
De
vredesgeruchten
tusschen
Italië
en
Turkije
blijven
aanhouden,
maar
't
zijn
geruchten,
zonder
dat
er
nadere
aanwijzingen
volgen
omtrent
de
bron
van
waaruit
hier
geput
wordt.
Het
laatste
woord,
uit
Konstantinopel
ge¬
seind,
dat
niet
gedacht
wordt
aan
afstand
van
grondgebied,
zal
vermoe¬
delijk
de
hoop
der
vredesvrienden
en
van
Italië
—
dat
ongetwijfeld
gaarne
zonder
verderen
krijg
zou
behouden
wat
het
door
den
onverhoedschen
aanval
verkreeg
—
verminderen.
De
boycot-beweging
breidt
zich
ook
voortdurend
verder
uit,
zeer
ten
na-
deele
van
Italië's
handel.
Dat
blijkt
0.a.
uit
de
berichten
van
Zanzibar.
Daar
zijn
de
havens
voor
de
Italiaan-
sche
waren
geboycott
en
wat
dit
beteekent
kan
men
afleiden
uit
het
feit,
dat
een
der
handelsmaatschappijen,
die
op
Zanzibar
booten
doet
loopen,
geen
vrachten
uit
Italië
meer
aan¬
neemt.
De
houding
der
Italiaansche
autori¬
teiten
blijft
intusschen
dezelfde.
Weer
zijn
eenige
correspondenten,
die
't
gewaagd
hadden
iets
te
vermelden
dat
niet
geheel
en
al
in
't
voordeel
van
Italië
was,
uit
Rome
weggestuurd.
De
opstand
in
China.
Van
allerlei
berichten
komen
er
uit
Shanghai.
Een
voorloopig
republi-
keinsch
ministerie
is
daar
reeds
ge¬
vormd,
enz,
enz.
Wij
zullen
met
de
vermelding
der
namen
nog
maar
een
dag
of
wat
wachten,
't
zal
wel
weer
veranderen.
De
Sun-Yat-Sen,
de
president
der
nog
in-de-lucht-hangende
Chineesche
republiek,
heeft
reeds
vroeger
uiteen¬
gezet,
hoe
hij
zich
de
indeeling
van
het
groote
rijk
voorstelde.
Hij
splitst
het
in
vijf
deelen
:
Mand-
schaerije,
Mongolië,
Tsoengarije,
Thi¬
bet
en
het
eigenlijke
China.
Dit
laatste
wordt
verdeeld
in
vijf
groote
districten
:
1.
de
drie
steden
(Hankou,
Hanjang
en
Wuchang),
2.
Kanton,
3.
Hang-schoe,
4.
Peking,
5.
Yunnau.
De
republikeinsche
regeering
is
al
begonnen
met
een
manifest
te
richten
aan
de
„bevriende
naties"
tegenover
het
Mandschu
bestuur.
Yoen
Tsi
Kai
schijnt
zijnerzijds
—
en
dat
zegt
heel
wat,
ofschoon
het
begrijpelijk
is
—
het
geduld
te
ver¬
liezen
en
heeft
de
„republikeinenn"
meer
stellige
voorwaarden
gesteld.
Te
Brussel
is
het
congres
tegen
het
alcoholisme-bedrijf
in
Afrika
geopend,
't
Congres
is
belegd
door
Duitschland
en
Engeland
en
heeft
ten
doel
hinder¬
palen
te
stellen
aan
het
toenemen
van
het
alcoholisme
in
de
verschillende
streken
waar
de
mogendheden
hun
invloed
kunnen
doen
gelden.
De
eerste
opening
droeg
een
formeel
krakter.
Gelijkheid
van
tractementen.
La
Fran5aise
deelt
mee,
dat
in
November
door
de
Fransche
Kamer
een
gewichtig
debat
is
gehouden
over
gelijke
salarissen,
van
onderwijzers
en
onderwijzeressen.
De
afgevaard.
Louis
Marin,
die
zich
steeds
moeite
heeft
gegeven
voor
de
vrouwenzaak,
herin¬
nerde
de
regeering
haar
belofte
in
dezen;
de
rapporteurs
Cheron
en
Viviani
hebben
zich
namens
de
be-
„Ik
ben
naar
het
station
geweest,
Wilkinson,"
zeide
hij,
„en
daar
heb
ik
in
het
depót
het
valies
van
Mills
gevonden.
Het
was
daar
Donderdag¬
avond
aangekomen.
Maar
de
eigenaar
schijnt
niet
meegekomen
te
zijn"
„Het
lijkt
wel
dat
hij
te
Falmer
is
uitgestapt,"
zeide
Wilkinson.
Figgis
bedacht
zich
rijpelijk.
„Dat
is
mogelijk",
zeide
hij.
„Het
is
óók
mogelijk,
dat
hij
zijne
bagage
in
den
trein
naar
Londen
heeft
mee¬
gegeven,
en
daarna
zelf
den
trein
heeft
gemist."
Nu
begonnen
zij
samen
de
gevon¬
dene
papieren
door
te
snuffelen,
of
die
hen
misschien
op
een
spoor
kon¬
den
helpen
Zij
vonden
echter
niets
van
beteekenis.
De
brieven
betroffen
slechts
zakelijke
aangelegenheden
en
waren
geen
van
alle
later
dan
Don¬
derdagmorgen.
Eindelijk
bleef
er
nog
slechts
eene
verfrommelde
enveloppe
uit
de
snippermand
over,
maar
geen
brief
daarbij
behoorend.
Zij
was
ge¬
adresseerd
in
een
haastige,
jongens¬
achtige
hand.
„Dit
couvert
maakt
me
niet
veel
wijzer",
zeide
Figgis,
Maar
wij
zullen
het
tóch
maar
eens
bewaren".
Wordt
vervolgd.
H®
fr-iVi»
f.
Ruïne
in
öhirsa
(Xr
ïpoh's)
Solum
&
Tripolis.
•
De
beide
vijandige
partijen
in
Tripoli
toonen
zich,
nadat
zij
eenigen
tijd
door
verschillende
omstandigheden,
o.a.
het
slechte
weer,
tot
gedeeltelijke
werkeloosheid
gedoemd
zijn,
weer
actiever.
Voorstelling
rechts
boven.
De
Italianen
hebben
o.a.
een
veldspoorweg
van
Tripoli
naar
Ainzara
aangelegd,
die
het
transport
van
de
troepen,
zoomede
van
het
benoodigde
materiaal
en
levensmiddelen,
zeer
zal
vergemakkekijlen.
Voorstelling
links.
Bij
de
schoutwerken
bij
Chinsa
is
door
de
Italianen
eene
prachtige
oude
romeinsche
ruïne
blootgelegd.
Voorstelling
onderaan.
In
het
naburige
Solum,
waarop
de
Italianen
reeds
het
oog
hadden
laten
vallen,
hebben
de
Engelschen
zich
genesteld.
Buitenlandsch
Overzicht.
DE
OORLOG.
Er
moet
weer
bij
Bergasi
zijn
ge¬
vochten.
Er
is
alleen
een
Italiaansch
bericht
van,
zoodat
de
aanval
is
afge¬
slagen
en
de
aanvallers
verscheiden
dooden
achterlieten.
„Huiszoeking?"
vroeg
de
heer
Faynton.
„Waarom?"
„Naar
eene
mogelijke
aanduiding
in
verband
met
het
verdwijnen
van
mijnheer
Mills.
Maar
binnen
tien
minuten
zal
ik
hier
klaar
wezen,
als
u
zoolang
wachten
wilt."
„Ik
wensch
niets
weg
te
nemen",
zeide
de
notaris.
„Ik
wou
enkel
even
nazien
—
—"
Op
dit
oogenblik
kwam
er
een
tweede
man,
in
burgerkleeding,
uit
de
aangrenzende
kamer.
Hij
had
in
zijne
hand
een
paar
brieven
en
eenige
ver¬
frommelde
stukken
papier.
Daar
waren
ook
een
paar
enveloppen
bij.
„Wij
zijn
klaar,
mijnheer,"
zeide
hij
tot
den
hoofd-inspecteur.
De
heer
Figgis
wendde
zich
tot
den
notaris,
die
stond
te
staren
naar
het¬
geen
de
andere
man
in
zijne
hand
had.
„Mijn
document
kan
onder
die
pa¬
pieren
zijn",
zeide
de
heer
Faynton.
De
heer
Figgis
overhandigde
hem
nu
het
gevondene.
Er
waren
twee
enveloppen,
beiden
geadresseerd
aan
Mills,
dan
nog
eenig
scheurpapier
en
drie
of
vier
brieven.
In
een
telegram
uit
Rome
aan
de
Liberté
vinden
wij
vermeld,
dat
de
Italianen
van
den
aanvang
van
den
strijd
in
Noord-Afrika
af
1800
man
verloren
zouden
hebben.
Van
welke
zijde
dit
bericht
komt
en
of
het
een
officieus
karakter
draagt
blijkt
niet.
„Is
het
hier
bij?"
vroeg
Figgis.
De
heer
Faynton
keek
toe
en
ant¬
woordde:
„Neen.
Het
was
een
groot,
blauw
papier,
in
groot
formaat."
Niets
van
dien
aard
heb
ik
gevon¬
den,"
zeide
de
tweede
man.
„Dat
is
onaangenaam",
zeide
de
notaris.
„Misschien
heeft
hij
het
meegeno¬
men
naar
Londen",
bracht
Figgis
in
het
midden.
„Maar
wilt
u
zelf
eens
nog
rondkijken?"
Dit
deed
de
heer
Faynton.
Hij
keek
ook
in
de
snippermand;
maar
die
was
ledig.
Dus
keerde
hij
huiswaarts,
om
zich
gereed
te
maken
tot
het
ontvan¬
gen
van
zijne
gasten.
Maar
zijn
voor¬
hoofd
bleet
betrokken.
Dit
„document",
wat
het
dan
ook
wezen
mocht,
scheen
hem
dwars
te
zitten.
De
eenvoudige
stap
dien
hij
zich
had
voorgesteld,
scheen
niet
geleid
te
hebben
in
de
de
gewenschte
richting.
De
hoofd-inspecteur
en
zijn
helper
keerden
na
het
vertrek
van
den
no¬
taris
in
de
zitkamer
terug,
en
de
heer
Figgis
haalde
zijn
notitie-boekje
te
voorschijn.