Tekstweergave van NHC_1912_01_09_0001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
1ste JAARGANG. DINSDAG 9 JANUARI 1912. No. 47. NIEUWE MWCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJS VOOR ALLE PLAATSEN VAN NEDERLAND I VERSCHIJNT DINSDAG. DONDERDAG EN ZATERDAG. I ? ADV^XN£Ï^ï tpmt f 0.75 PER KWARTAAL. UITGEVERS: GEBR. GROOT. REDACTEUR: B. THöENES. ^AN 1-5 REGELS 3C'CENT ELKE, REGEL MEER 6 CEN1. VOOR HET BUITENLAND BIJ VOORUITBETALING f6.-PER JAAR. BUREAU REDACTIE EN ADMINISTRATIE: KLEINE NOORD 9, HOORN. DIENSTAANBIEDINGEN)SPECIAALGOEDKOOPE ADVERTENTIE- LOSSE NUMMERS 5 CENT PER EXEMPLAAR. TELEFOON INTERCOMMUNAAL 99. RUBRIEK 25 CENT. Al onze betalende abonné's zijn zonder eenige betaling hun¬ nerzijds, verzekerd tegen ongevallen, met uitkeeringen van f890 bij geheele blijvende ongeschiktheid, van £409 bij ge¬ deeltelijke blijvende ongeschiktheid en van 1200 bij overlijden, een en ander gewaarborgd door de Ongevallen-Verzekering- Maatschappij „Fatum" Piet-Heinplein 6, 's-Gravenhage. jjag" Gelieve bij Uw aangifte als Abonné, ook Voornaam, Leeftijd en Beroep te vermeiden. Ie zaak Vm der Breggen. In ons nummer van Dinsdag j.l. namen wij op een ons toegezonden stuk omtrent de veelbesproken zaak Van der Breggen. Het Haagsche dagblad „Het Vader¬ land" nam in het Tweede Avondblad van Donderdag j.l. natuurlijk met vermelding van bron het tweede gedeelte van dit stuk geheel over, daarin echter spatieerende de woorden „allicht heel spoedig alle ransels in de slooten zouden worden gegooid." En dan merkte het daaromtrent op: „Wij wenschen in zake het door ons gespatieerde op te merken, dat wij schrijver's vermoeden omtrent de ran- sel-weggooierij betreuren en volstrekt niet deelen. Integendeel. Met dit ver¬ moeden wordt, dunkt ons, de nage¬ dachtenis van wijlen milicien Van der Breggen niet geëerd. De jongeman, die onder zijn omstandigheden aan de discipline gehoorzaamde, zou zich zeker nog eerder, wanneer de nood des vaderlands hem riep, over alle lichamelijke leed heengezet en het geweer gegrepen hebben! En velen met hem." Wij vestigden hierop de aandacht van onzen inzender, en ontvingen van hem het volgende antwoord : „Het Vaderland" leest in de gespa¬ tieerde woorden werkelijk iets anders dan ik daarmede bedoelde. Ik blijf van meening dat de waarschijnlijkheid groot is, dat in werkelijken oorlogstijd bij moordende marschen de ransels in slooten zullen worden gegooid in slooten en niet langs den weg, opdat de vijand er niet bij eventueel nood¬ zakelijken terugtocht profijt van zal hebben maar mijn bedoeling is niet dat dit, zooals „Het Vaderland" schijnt te onderstellen, zal geschieden als een vergrijp tegen de discipline, door de manschappen op eigen gezag. Neen, ik meen dat dit geschieden zal met goedvinden en op last van de aan¬ voerders, om taktische redenen. Hieruit volgt, dat in het door mij geschrevene ook allerminst dient te worden gezocht een goedkeuring van of aansporing tot vergrijpen tegen de discipline. Er is echter verschil van meening mogelijk over hetgeen men meent, dat in oorlogstijd door de bevelvoering als discipline zal worden beschouwd, en als „Het Vaderland" meent, dat daar¬ toe zal worden gerekend het onder welke omstandigheden ook blijven torsen van den ransel, dan waag ik het met de geachte redactie van mee¬ ning te verschillen. Deze kwestie is natuurlijk niet met zekerheid uit te maken, omdat wij daarvoor in een werkelijken oorlogstoestand zouden moeten verkeeren. Ik wil echter in het kort aangeven waarop mijn meening berust, n.l. op de vaste overtuiging, dat de ransel het groote belemmerings- FEUILLETON. De Schrijfmap. Roman van E. F. BENSON. 26. Of geluk ons goedmaakt, is eene nog niet uitgemaakte kwestie. Maar zóóveel staat vast, dat het geluk van heden ons doet vergeten hoe slecht wij gisteren zijn geweest. En dus leek het den heer Faynton, terwijl hij daar in zijne koele eetkamer zat en met buitengewonen eetlust zijn lamscote- letje verorberde, dat hij niet meer de¬ zelfde man was, die het geld van zijnen cliënt verdobbeld had dat dit fieltenstuk door een geheel ander persoon was begaan. Het was ook een ander persoon geweest, die een paar dagen geleden nog, den gemee- nen streek van Mills had toegejuicht, toen deze den jongen Morris bij Sir Richard Templeton belasterd had. Nu voelde hij dat hij zelf zooals hij daar nu zat tot zulk eene laagheid niet in staat was. En, den Hemel zij dank het was nooit te laat voor voorwerp is, dat hetfiverkrijgen van een goede marschvaardigheid van den troep tegenhoudt. De redactie van „Het Vaderland" heeft misschien nooit een marschje gemaakt met een model- gepakten ransel op den rug. Laat zij het maar eens doen, en het zal voor haar een openbaring zijn. Het kan zijn dat ik mij vergis, maar ik meen dat de ruggen van de Japan- sche soldaten in den Russisch-Japan- schen krijg onberanseld waren, en dat daaraan de groote beweeglijkheid van de Japanners te danken was. Dat onze Padvinders en leden van weerbaarheidscorpsen in zulk een goede conditie lange tochten ondernemen, schrijf ik dan ook in hoofdzaak hieraan toe, dat zij niets of hoogstens een Rücksack dragen, waarvan het gewicht met dat van een ransel niet te ver¬ gelijken is. Men neemt nu in het leger reeds proeven met andere schoenen, teneinde door betere en lichtere voetbekleeding de marschvaardigheid te verhoogen. Laat men ook in plaats van den ransel den soldaten geven een eenvoudigen lichten Rücksack, met daarin alleen de hoogst noodige bagage, dan meen ik ter geruststelling van „Het Vader¬ land" wel de verwachting te mogen uitspreken, dat deze rugbekleeding in oorlogstijd nimmer tot plaveisel van slootenbodems zal worden gedegra¬ deerd. De Land- en Tuinbouw- Ongevallenverzekering. II. Welke verschillen bestaan er tusschen de Land- en Tuinbouw-Onderlinge en de Ongevallenwet en waarom zijn die verschillen in het leven geroepen? Men schrijft ons: Bij de oprichting van de land- en tuinbouw-onderlinge heeft deze groote en grootsche gedachte voor gezeten, eene organisatie in het leven te roepen, die geheel passen zou voor het be¬ drijf. Daarvoor was noodig, dat die organisatie zou wortelen in het bedrijf, zich zou ontwikkelen naar het bedrijf, en worden bestuurd door de beoefe¬ naars van het bedrijf. De organisatie zou dus uit het bedrijf opgroeien,*en zou daardoor worden eene practische or¬ ganisatie, aansluitend aan het bedrijf. Is een wet uitgevaardigd, dan zien wij, dat de practijk van het leven, van het bedrijf, zich daaraan moet aanpassen, en als dit nu niet gaat, dan ontstaan er botsingen. Dan moet de wet worden herzien, doch omdat dit niet ieder oogenblik kan geschieden, de staatsmachine werkt niet snel blijven vele gebreken zeer lang bestaan, en wekken daardoor onte¬ vredenheid. Soms blijkt, dat de geheele opzet van eene wet foutief is geweest, en dan wordt het nog erger. Dit alles een mensch om zich te beteren. Van dezen dag af zou hij het eervolle en achtenswaardige leven gaan leiden, dat de wereld behalve zijn compagnon hem altoos toegeschreven had. Hij koesterde zich in den vollen zonneschijn dezer aangename gedach¬ ten, terwijl ook de midzomerzon aan den hemel hem met hare stralen koesterde bij de kleine wandeling, dié" hij na het 2e ontbijt langs de strand- promenade ondernam. Eensklaps ech¬ ter was het hem, of er over de zon aan den hemel een waas zich spreidde, en tegelijkertijd zoo iets als een in¬ nerlijk waas heentrok over zijn ge¬ luk. Er scheen een bezwaar, eene be¬ denking in hem te zijn gerezen. Maar eene korte overweging deed hem be¬ grijpen dat een heel tenvoudige stap zijnerzijds alles weer in het reine brengen kon, en met vluggeren stap, dan waarmee hij was uitgegaan, wan¬ delde hij terug naar de stad. Niet echter naar zijne eigene wo¬ ning begaf hij zich, maar naar het huis, waar de heer Mills zijne kamers had om daar aan den portier te vra¬ gen of zijn compagnon nog niet was voorkomt men, door zooals bij de Land- en Tuinbouw-Onderlinge is ge¬ daan, de regeling te laten groeien uit het bedrijf op; al groeiende ontstaat dan de boom, die van jongsaf geleid is geworden. De fouten, die men maakt worden spoedig ontdekt en da¬ delijk hersteld, doch bij een wet gaat dat zoo maar niet, De wet begint van boven af, maar de Land- en Tuinbouw-Onderlinge zijn begonnen van onder op; vandaar de groote verschillen, waarop wij nu even willen wijzen, en waarbij dan vanzelf de goede kwaliteiten van de Land-en Tuinbouw-Onderlinge zullen uitkomen. Ie De uitvoering van de Land- en Tuinbouw-Onderlinge is geheel in handen van de land- en tuinbouwers zelf, van menschen dus, die het be¬ drijf en het leven van de arbeiders door en door kennen. Omdat zij ook de plaatselijke toestanden zoo goed kennen, weten zij precies op welke wijze het best kan worden opgetreden. Het spreekt van zelf, dat dit alles veel doelmatiger en sneller en goed- kooper gaat, dan wanneer dit moet geschieden door ambtenaren, die buiten het leven van de arbeiders staan, en niet bekend zijn met de plaatselijke omstandigheden. 2e. Omdat het werk voor de land¬ en tuinbouw-onderlinge verricht wordt door de leden zelf, behoeven deze werkzaamheden niet duurder te zijn dan de leden zelf willen. Worden ambtenaren door de regeering met deze werkzaamheden belast, dan kost dit in ieder geval heel wat meer. 3e. Bij de land- en tuinbouw-onder¬ linge worden de onkosten na het einde van ieder jaar omgeslagen over de leden, zoodat alleen betaald worden de werkelijke onkosten, niet meer en niet minder. Deze betaling is ook de billijkste. Het rijk schat de vermoede¬ lijke onkosten en omdat er geen te korten mogen onstaan, schat de re¬ geering wat ruim naar den veiligen kant voor haar, te meer, omdat zij reeds zooveel leergeld heeft gegeven. Gedurende de vijf eerste jaren, dat de ongevallenwet heeft gewerkt, is een te kort ontstaan van 'vier millioen gulden. Wij kunnen er dan ook zeker van zijn, dat als de Regeering de land- en tuinbouw-ongevallenverzeke- ring zou ter hand nemen, er hooge premiën zouden moeten betaald worden. 4e. Zoodra de land- en tuinbouwers zich geheel hebben ingeleefd in de organisatie en de uitvoering van de Land- en Tuinbouw-Onderlinge en dat hebben zij meestal spoedig dan geschiedt de behundeling der onge¬ vallen zeer vlug, wat vooral daardoor wordt bevorderd, dat de behandeling plaatselijk geschiedt. 5e. Het plaatselijk karakter van de Land- en Tuinbouw-Onderlinge brengt ook mede, dat de controle zeer een¬ voudig en doelmatig is en bovendien niets kost, omdat de patroons gemak¬ kelijk op de hoogte kunnen blijven van den toestand van de getroffenen. 6o. Het is in het belang zoowel van de knechts als van de patroons, dat er zoo weinig mogelijk ongevallen gebeuren. Afgescheiden van zijn pijn¬ lijk lichamelijk letsel, ontvangt de arbeider toch hoogstens maar 7/10 van zijn daggeld, zoodat elk ongeval teruggekeerd. Hetzeltde antwoord van vroeger werd hem gegeven; en daar¬ op, onder voorwendsel dat hij een acte noodig had, die de heer Mills drie dagen tevoren had meegenomen, steeg hij in de lift naar boven en schelde aan de woningdeur. Doch zie! hier deed niet de bediende van Mills hem open, maar de hoofd-in- specteur Figgis. Begrijpelijkerwijze was dit voor een heer Faynton nu eenigermate een schok. Een ander gezicht te ontmoe¬ ten, dan men verwachtte, is meestal eene onaangename verrassing. Al heel spoedig echter had de heer Faynton zich daarover heengezet, en nu ver¬ klaarde hij het oogmerk van zijne komst. „Mijn compagnon",zeide hij, „heeft verleden Dinsdag een papier meege¬ nomen, dat ik in mijne zaken noodig heb. Wilt u mij wel eens daarnaar laten rondkijken?" De heer Figgis bedacht zich even en antwoordde: „Er mag niets worden verlegd of weggenomen in deze kamers, vóór wij met onze huiszoeking gereed zijn". hem achteruit brengt. Ook den pa¬ troons kosten de ongevallen geld, omdat zij de onkosten moeten betalen. Daarom zullen de land- en tuin¬ bouwers zooveel mogelijk beveiligingen in hun bedrijf aanbrengen en dit ge¬ schiedt dan ook reeds. Door de Land¬ en Tuinbouw-Onderlinge is reeds de aandacht gevestigd op beveiligingen die aan dorsch- en hakselmachines kun¬ nen worden aangebracht en op een constructie voor eene beveiliging aan den voet van ladders. In deze richting wordt voortgewerkt, zoodat het gevaar voor de knechts minder wordt. 7e. Van niet minder belang is het feit, dat de Land- en Tuinbouw-Onder¬ linge opvoedend werken, omdat zij de aangesloten land- en tuinbouwers leeren zelf hun eigen bedrijf te rege¬ len en zelf de lasten te dragen, die het bedrijf medebrengt. Daardoor komen krachten tot ontwikkeling, die anders sluimerend bleven, en nu weer aanleiding geven tot anderen arbeid, het bedrijfsleven rakend. Maar het allergrootste voordeel is, dat men door de ervaring, die men nu reeds met de Land- en Tuinbouw- Onderlinge heeft opgedaan, gekomen is tot een land- en tuinbouw-ongeval- lenverzekering, die geheel aanpast aan het bedrijf en waarover werkgever en arbeider in hooge mate tevreden zijn. De Land- en Tuinbouw-Onderlinge is een sociale regeling, opgekomen en getoetst aan de practijk van het be¬ drijf, en daardoor eene regeling bij uitnemendheid. De toestand is dan ook zóó, dat de Land- en Tuinbouw-Onderlinge thans voorbeelden zijn voor de Regeering, hoe men sociale regelingen practisch in elkaar moet zetten. Als de Tweede Kamer de regeling van de Land- en Tuinbouw-Onderlinge aanneemt voor steun van arbeiders die ongevallen in het land- en tuinbouw-bedrijf krijgen, dan heeft men de meest bruikbare Land- en Tuinbouw-ongevallenwet. De vredesgeruchten tusschen Italië en Turkije blijven aanhouden, maar 't zijn geruchten, zonder dat er nadere aanwijzingen volgen omtrent de bron van waaruit hier geput wordt. Het laatste woord, uit Konstantinopel ge¬ seind, dat niet gedacht wordt aan afstand van grondgebied, zal vermoe¬ delijk de hoop der vredesvrienden en van Italië dat ongetwijfeld gaarne zonder verderen krijg zou behouden wat het door den onverhoedschen aanval verkreeg verminderen. De boycot-beweging breidt zich ook voortdurend verder uit, zeer ten na- deele van Italië's handel. Dat blijkt 0.a. uit de berichten van Zanzibar. Daar zijn de havens voor de Italiaan- sche waren geboycott en wat dit beteekent kan men afleiden uit het feit, dat een der handelsmaatschappijen, die op Zanzibar booten doet loopen, geen vrachten uit Italië meer aan¬ neemt. De houding der Italiaansche autori¬ teiten blijft intusschen dezelfde. Weer zijn eenige correspondenten, die 't gewaagd hadden iets te vermelden dat niet geheel en al in 't voordeel van Italië was, uit Rome weggestuurd. De opstand in China. Van allerlei berichten komen er uit Shanghai. Een voorloopig republi- keinsch ministerie is daar reeds ge¬ vormd, enz, enz. Wij zullen met de vermelding der namen nog maar een dag of wat wachten, 't zal wel weer veranderen. De Sun-Yat-Sen, de president der nog in-de-lucht-hangende Chineesche republiek, heeft reeds vroeger uiteen¬ gezet, hoe hij zich de indeeling van het groote rijk voorstelde. Hij splitst het in vijf deelen : Mand- schaerije, Mongolië, Tsoengarije, Thi¬ bet en het eigenlijke China. Dit laatste wordt verdeeld in vijf groote districten : 1. de drie steden (Hankou, Hanjang en Wuchang), 2. Kanton, 3. Hang-schoe, 4. Peking, 5. Yunnau. De republikeinsche regeering is al begonnen met een manifest te richten aan de „bevriende naties" tegenover het Mandschu bestuur. Yoen Tsi Kai schijnt zijnerzijds en dat zegt heel wat, ofschoon het begrijpelijk is het geduld te ver¬ liezen en heeft de „republikeinenn" meer stellige voorwaarden gesteld. Te Brussel is het congres tegen het alcoholisme-bedrijf in Afrika geopend, 't Congres is belegd door Duitschland en Engeland en heeft ten doel hinder¬ palen te stellen aan het toenemen van het alcoholisme in de verschillende streken waar de mogendheden hun invloed kunnen doen gelden. De eerste opening droeg een formeel krakter. Gelijkheid van tractementen. La Fran5aise deelt mee, dat in November door de Fransche Kamer een gewichtig debat is gehouden over gelijke salarissen, van onderwijzers en onderwijzeressen. De afgevaard. Louis Marin, die zich steeds moeite heeft gegeven voor de vrouwenzaak, herin¬ nerde de regeering haar belofte in dezen; de rapporteurs Cheron en Viviani hebben zich namens de be- „Ik ben naar het station geweest, Wilkinson," zeide hij, „en daar heb ik in het depót het valies van Mills gevonden. Het was daar Donderdag¬ avond aangekomen. Maar de eigenaar schijnt niet meegekomen te zijn" „Het lijkt wel dat hij te Falmer is uitgestapt," zeide Wilkinson. Figgis bedacht zich rijpelijk. „Dat is mogelijk", zeide hij. „Het is óók mogelijk, dat hij zijne bagage in den trein naar Londen heeft mee¬ gegeven, en daarna zelf den trein heeft gemist." Nu begonnen zij samen de gevon¬ dene papieren door te snuffelen, of die hen misschien op een spoor kon¬ den helpen Zij vonden echter niets van beteekenis. De brieven betroffen slechts zakelijke aangelegenheden en waren geen van alle later dan Don¬ derdagmorgen. Eindelijk bleef er nog slechts eene verfrommelde enveloppe uit de snippermand over, maar geen brief daarbij behoorend. Zij was ge¬ adresseerd in een haastige, jongens¬ achtige hand. „Dit couvert maakt me niet veel wijzer", zeide Figgis, Maar wij zullen het tóch maar eens bewaren". Wordt vervolgd. fr-iVi» f. Ruïne in öhirsa (Xr ïpoh's) Solum & Tripolis. De beide vijandige partijen in Tripoli toonen zich, nadat zij eenigen tijd door verschillende omstandigheden, o.a. het slechte weer, tot gedeeltelijke werkeloosheid gedoemd zijn, weer actiever. Voorstelling rechts boven. De Italianen hebben o.a. een veldspoorweg van Tripoli naar Ainzara aangelegd, die het transport van de troepen, zoomede van het benoodigde materiaal en levensmiddelen, zeer zal vergemakkekijlen. Voorstelling links. Bij de schoutwerken bij Chinsa is door de Italianen eene prachtige oude romeinsche ruïne blootgelegd. Voorstelling onderaan. In het naburige Solum, waarop de Italianen reeds het oog hadden laten vallen, hebben de Engelschen zich genesteld. Buitenlandsch Overzicht. DE OORLOG. Er moet weer bij Bergasi zijn ge¬ vochten. Er is alleen een Italiaansch bericht van, zoodat de aanval is afge¬ slagen en de aanvallers verscheiden dooden achterlieten. „Huiszoeking?" vroeg de heer Faynton. „Waarom?" „Naar eene mogelijke aanduiding in verband met het verdwijnen van mijnheer Mills. Maar binnen tien minuten zal ik hier klaar wezen, als u zoolang wachten wilt." „Ik wensch niets weg te nemen", zeide de notaris. „Ik wou enkel even nazien —" Op dit oogenblik kwam er een tweede man, in burgerkleeding, uit de aangrenzende kamer. Hij had in zijne hand een paar brieven en eenige ver¬ frommelde stukken papier. Daar waren ook een paar enveloppen bij. „Wij zijn klaar, mijnheer," zeide hij tot den hoofd-inspecteur. De heer Figgis wendde zich tot den notaris, die stond te staren naar het¬ geen de andere man in zijne hand had. „Mijn document kan onder die pa¬ pieren zijn", zeide de heer Faynton. De heer Figgis overhandigde hem nu het gevondene. Er waren twee enveloppen, beiden geadresseerd aan Mills, dan nog eenig scheurpapier en drie of vier brieven. In een telegram uit Rome aan de Liberté vinden wij vermeld, dat de Italianen van den aanvang van den strijd in Noord-Afrika af 1800 man verloren zouden hebben. Van welke zijde dit bericht komt en of het een officieus karakter draagt blijkt niet. „Is het hier bij?" vroeg Figgis. De heer Faynton keek toe en ant¬ woordde: „Neen. Het was een groot, blauw papier, in groot formaat." Niets van dien aard heb ik gevon¬ den," zeide de tweede man. „Dat is onaangenaam", zeide de notaris. „Misschien heeft hij het meegeno¬ men naar Londen", bracht Figgis in het midden. „Maar wilt u zelf eens nog rondkijken?" Dit deed de heer Faynton. Hij keek ook in de snippermand; maar die was ledig. Dus keerde hij huiswaarts, om zich gereed te maken tot het ontvan¬ gen van zijne gasten. Maar zijn voor¬ hoofd bleet betrokken. Dit „document", wat het dan ook wezen mocht, scheen hem dwars te zitten. De eenvoudige stap dien hij zich had voorgesteld, scheen niet geleid te hebben in de de gewenschte richting. De hoofd-inspecteur en zijn helper keerden na het vertrek van den no¬ taris in de zitkamer terug, en de heer Figgis haalde zijn notitie-boekje te voorschijn.