Tekstweergave van NHC_1911_10_28_0002
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Buitenlandsch
Overzicht.
De
voornemens
van
Italië.
De
correspondent
van
de
Matin
te
Rome,
wien
nog
al
eens
goede
inlich¬
tingen
zijn
verstrekt,
schrijft
aan
zijn
blad
:
Het
vraagstuk,
dat
op
dit
oogen-
blik
het
meest
besproken
wordt,
is
dat
van
de
uitbreiding
der
vijandelijk¬
heden.
Men
was
reeds
zoo
ver
gekomen,
dat
het
voornemen
daartoe
een
vol¬
dongen
feit
genoemd
werd,
dat
de
vloot
bevelen
in
dien
zin
had
ontvangen
en
een
operatie
was
begonnen.
Ik
ben
in
staat,
met
betrekking
tot
dit
onderwerp,
nadere
bijzonderheden
te
geven.
Een
onderneming
van
de
Italiaansche
vloot
tegen
de
Turksche
eilanden
en
kusten
kan
een
mogelijk¬
heid
genoemd
worden,
die
door
de
Italiaansche
regeering
overwogen
wordt,
maar
de
uitvoering
is
nog
verre
en
wordt
aan
de
omstandigheden
onder¬
geschikt
gemaakt.
De
onderneming
zal
in
elk
geval
noch
de
kusten
van
Albanië,
noch
de
Dardanellen
tot
oorlogsterrein
hebben.
Op
dit
oogenblik
is
het
veld
van
werkzaamheid
voor
Italië
begrensd
tot
Tripoli
en
Barka
en
dit
zal
zoo
blijven
zoolang
veilige
en
blijvende
verbin¬
dingen
tusschen
de
verschillende
havens
aan
de
kust
niet
zijn
gevestigd
en
de
Italiaansche
troepen
niet
algeheel
mees¬
ter
zullen
zijn
geworden
van
het
binnenland,
op
een
wijze,
dat
het
aan
de
mogendheden
geheel
duidelijk
zal
zijn,
dat
de
verovering
van
Tripolitanië
een
voldongen
feit
is.
Zekere
symptomen
wijzen
er
op,
dat
generaal
Caneva
zijn
opmarsch
gaat
beginnen
of
zelfs
reeds
begonnen
heeft.
Het
is
mogelijk,
dat
Turkije
zich
in
den
loop
dezer
krijgsverrichtingen
rekenschap
geeft
van
de
nutteloosheid
van
een
verder
voort
te
zetten
tegen¬
stand
en
dat
het
vredesonderhande¬
lingen
aanknoopt
op
een
grondslag,
die
ernstiger
gemeend
is
dan
wat
het
tot
dusver
langs
een
omweg
heeft
voorgesteld.
Indien
het
zich
niet
bij
den
staat
van
zaken
neerlegt
als
de
krijgsver¬
richtingen,
waarvan
ik
boven
sprak,
zullen
zijn
volvoerd,
dan,
maar
ook
dan
alleen,
zal
Italië,
zonder
meer
op
tegenstand
van
de
zijde
der
mogend¬
heden
te
stuiten,
bevelen,
om
tot
de
reeds
overwogen
krijgsverrichtingen
ter
zee
over
te
gaan.
Wat
de
voorwaarden
betreft,
waarop
Italië
bereid
zou
zijn
vrede
te
sluiten,
zij
zijn
de
reeds
meer
gemelde:
in¬
lijving
van
de
twee
provincies,
zonder
suzereiniteit
van
den
Sultan,
doch
met
handhaving
van
zijn
godsdienstig
gezag.
De
ondergang'
van
de
„Liberté".
In
verband
met
hetgeen
de
ingenieur
Massin
over
de
oorzaak
van
het
ongeluk
met
de
Liberté,
in
den
Alge-
gemeenen
Raad
van
het
dép.-Finistère
heeft
medegedeeld,
publiceert
de
„
Matin"
eenige
uitlatingen
van
een
Fransch
zee-officier.
Wanneer
Massin,
zegt
deze,
na
het
ongeluk
met
de
Jena
aan
den
Minister
van
oorlog
mede¬
gedeeld
heeft,
dat
het
aan
de
marine
geleverd
kruit
feitelijk
van
ouderen
datum
was,
dan
is
dat
voor
ons
geen
nieuws.
Alle
artillerie-officieren
van
de
vloot
weten,
dat
de
datum
van
het
hun
geleverd
kruit,
algemeen
onbe¬
trouwbaar
is.
Eerst
wordt
hiermede
in
de
kruitfabrieken
de
hand
gelicht,
dan
nog
eens
in
de
pyrotechnische
inrichting
bij
het
maken
der
patronen.
Wanneer
het
kruit
aan
boord
van
de
Liberté
gezegd
wordt
van
1906
te
zijn
geweest,
en
de
ouderdom
veilig
op
10
jaar
meer
gesteld
moet
worden,
behoeft
men
zich
daarover
niet
al
te
zeer
te
verwonderen.
Inmiddels
hebben,
naar
uit
Parijs
wordt
gemeld,
de
conclusies,
waartoe
de
commissie
van
onderzoek
naar
de
oorzaken
der
ramp
eenerzijds
geko¬
men
is,
en
de
uitlatingen
van
Massin
anderzijds
een
ernstige
verdenking
geworpen
op
de
kruitfabriek
van
Pont-
de-Buis.
De
ontploffing
op
de
Jena
werd
veroorzaakt
door
het
kruit
uit
deze
fabriek,
en
evenzoo
hoogstwaar¬
schijnlijk
ook
die
op
de
Liberté.
Het
verdachte
kruit
van
de
Liberté
is
van
1906
gedateerd,
in
welk
jaar
Massin
het
directeurschap
over
de
fabriek
van
Louppe
overnam
;
in
een
brief
in
dat
zelfde
jaar
aan
een
der
Ministers
ge¬
richt,
heeft
Massin
zijn
voorganger
van
grove
nalatigheid
beticht-
Bedor¬
ven
kruit
zou
hij
door
toevoeging
van
chemische
preparaten
weder
„opge-
frischt"
hebben,
en
als
nieuw
hebben
afgeleverd.
Dit
schrijven
is
in
handen
van
den
toenmaligen
Minister
van
oorlog,
generaal
Picquart,
gekomen,
die
het
aan
den
directeur-generaal
der
kruitiabrieken
deed
toekomen.
Deze
zond
een
controleur-generaal
naar
de
kruitfabrieken
van
Pont-de-Buis
en
Moulin
Blanc,
welke
laatste
eveneens
onder
leiding
van
Louppe
gestaan
had.
Het
rapport,
door
den
controleur-
generaal
uitgebracht,
is
echter
nimmer
bekend
gemaakt.
In
elk
geval
bleef
alles
bij
het
oude.
Niemand
werd
ter
verantwoording
geroepen
en
daar
vrij¬
wel
vaststaat,
dat
de
ondergang
der
Liberté
aan
het
kruit
uit
Pont-de-Buis
moet
worden
toegeschreven,
wordt
door
velen
aan
de
beweringen
van
Massin
groote
waarde
toegekend.
Binnenland.
Tweede
Kamer.
In
de
Tweede
Kamer
wordt
voortgezet
de
behandeling
van
de
Militiewet.
Tot
dusver
is
de
Minister,
die
een
uitstekende
verdediging
hield
van
het
ontwerp,
zoo
gelukkig
zijn
denkbeelden
te
zien
aanvaard.
Eenmaal
vond
hij
het
wenschelijk
de
ministers-questie
te
stellen.
Ook
de
groep
Arts
der
Katholieken
steunde
den
Minister.
Vrijdag
werd
op
voorstel
van
den
heer
Van
Karnebeek
besloten,
dat
voortaan
ook
de
kinderen
van
in
Indië
wonende
Neder¬
landers
zullen
moeten
dienen.
De
tegen¬
stemmers
wezen
er
op,
dat
men
Indische
jongens
voor
opleiding
zou
drijven
naar
vreemde
landen.
Daarna
bestreed
de
heer
Duijs
de
vrij¬
stelling
van
den
dienst
voor
geestelijken.
Het
argument
in
het
Voorloopig
Verslag
te
berde
gebracht,
zei
spr.,
dat
de
Staat
niet
over
de
diensten
der
theologen
mag
beschikken,
tenzij
de
kerk
daarin
toestemt,
zou
de
kerk
in
staatszaken
tot
de
meerdere
maken
van
den
Staat.
Dan
behoefde
de
kerk
in
het
vervolg
maar
uit
te
maken,
dat
zij
geen
belasting
meer
wil
betalen
of
zich
niet
aan
de
uitspraak
van
den
rechter
wil
onderwerpen
om
zich
aan
belastingbetaling
of
aan
onze
rechtspraak
te
kunnen
ont¬
trekken.
Dat
gaat
niet
aan.
Te
vier
uur
brak
spr.
zijn
rede
af.
Nog
93
artikelen
met
54
amendementen
moeten
worden
behandeld...
en
dat
liefst
in
één
week!
Iets
over
oude
kunst
in
Hoorn.
Een
medewerker
schrijft:
Ik
wensch
geen
Kunstbeschouwing
te
houden
ln
dit
artikeltje,
dus
ook
menschen
die
niet
van
Kunst
houden,
ja
zelfs
hun
in
't
bijzonder,
raad
lk
aan
't
volgende
goed
te
lezen.
Hoorn
is
een
oude
stad
en
in
ver¬
vlogen
tijden
een
bloeiende
stad
ge¬
weest.
Uit
dat
groote
bloei-tijdperk
dateeren
nog
vele
prachtige
gebouwen,
antiquiteiten
op
architectonisch
gebied.
Niet
over
de
particuliere
huizen,
die
nog
uit
dien
tijd
zijn
overgebleven,
wilde
ik
het
hebben,
maar
over
de
rijks-
en
stadsgebouwen.
Wat
particulieren
toch
met
hun
eigendommen
doen,
gaat
ons
minder
aan,
wel
echter
hoe
de
staat,
de
pro¬
vincie
of
de
gemeente
met
hunne
bezittingen
omspringen.
En
nu
wil
ik
direct
wel
dit
zeggen,
dat
ik
een
vurig
bewonderaar
ben
van
de
kunst,
die
spreekt
uit
een
gevel
als
die
van
Stadhuis,
Museum,
Waag,
om
bij
die
drie
voorloopig
maar
te
blijven.
Ik
sta
b.v.
veel
liever
een
kwartier
voor
ons
pas
gerestaureerde
antieke
Westfriesche
Museum
te
kijken,
met
zijn
prachtige
gekleurde
wapens,
met
zijn
sierlijken
gevelvorm,
dan
dat
ik
één
minuut
de
allermodernste
draai-
orgelmuziek
moet
aanhooren,
waarop
we
wekelijks
eenige
malen
worden
vergast.
Maar
die
bewondering
krijgt
direct
een
zeer
onaangenamen
bijsmaak,
als
ik
ga
bedenken,
dat
ik
aan
die
her¬
nieuwing,
waarvan
de
kosten
in
de
tienduizenden
loopen,
ongevraagd
ook
mijn
penningske
heb
moeten
offeren.
En
dat
penningske
wordt
o
zoo
snel
een
penning,
als
ik
zoo
dat
eene
gebouw
in
Hoorn
voeg
bij
het
ont¬
zettend
groote
aantal
rijksantiquiteiten,
dat
jaarlijks
voor
dringende
herstelling
in
aanmerking
komt.
Mijn
aandeel
in
dat
reuzenbedrag
breng
ik
bij
het
betalen
van
grond-,
personeele-,
bedrijfsbelasting
en
bij
het
inkoopen
van
alle
artikelen,
waarop
de
ignobele
indirecte
belasting
haar
percenten
legt.
Nu
draai
ik
me
om
op
den
Rooden
Steen,
zoodat
ik
den
rug
keer
naar
het
Museum
en
ik
het
oog
laat
vallen
op
de
Waag.
Die
ziet
er
erbarmelijk
uit,
dat
moet
ik
toegeven.
Als
je
dan
pas
dat
frissche
figuur
van
het
kantongerechtsgebouw
hebt
gezien,
krijg
je
net
een
gevoel
of
ze
je
in
eens
van
een
jongedames¬
kostschool
naar
een
oude-vrouwenhof
hebben
gebracht,
maar....
En
let
nu
vooral
op,
o
menschen
die
de
kunst
niet
minnen,
die
liever
die
eene
minuut
naar
het
draaiorgel
luisterden
en
geen
mooie
gevels
zagen.
Zoolang
dat
waaggebouw
nog
niet
is
hersteld,
houd
ik
ook
de
centen
(zijn
het
misschien
ook
kwartjes
of
guldens?)
in
den
zak,
die
ik
voor
die
herstelling
moet
bijdragen.
Nuchter
hè
!
Akelig
prozaisch
!
Luister
verder.
Daar
was
eens
een
afstammeling
van
een
oud
adellijk
geslacht.
Trotsch
was
zijn
gang,
fier
zijn
houding,
adel
sprak
uit
zijn
manieren.
Maar
zooals
dat
wel
meer
met
oud
adellijke
geslachten
gaat,
was
de
adel
ook
het
eenige
wat
nog
uit
vroegere
tijden
was
overgebleven.
De
financiën
stonden
slecht
en
het
eertijds
zoo
prachtige
kasteel,
dat
hij
bewoonde,
was
in
langen
tijd
niet
onderhouden.
Daar
komt
een
vriend
bij
hem
logee-
ren,
iemand
die
in
jaren
niet
bij
hem
was
geweest.
Hij
ziet
den
vervallen
staat,
waarin
het
gebouw
verkeert
en
zegt:
„Kerel,
daar
moet
je
toch
wat
aan
doen,
dat
is
zonde
en
schande
om
het
zóó
te
laten
verwaarloozen."
De
adellijke
heer
was
het
geheel
met
hem
eens.
Ook
hem
ging
het
ter
harte,
het
eenmaal
zoo
mooie
kasteel
zóó
te
zien
verworden,
maar
.
....
de
financiën.
„Och,
wat
financiën"
zegt
de
ander,
„je
kunt
toch
wel
leenen;
voor
4,
4'/a
7o
doe
je
een
boel."
En
hij
liet
zich
bepraten.
Het
voor¬
vaderlijke
slot
werd
geheel
gerestau¬
reerd,
wat
hem
vele
duizenden
kostte.
Doch
toen
de
eerste
termijn
van
rente
betaling
verschenen
was,
merkte
hij
wel,
dat
zijn
uitgaven
grooter
gewor¬
den
waren,
maar
zijn
inkomen
in
't
geheel
niet
vermeerderd
was.
Ik
zal
u
het
verdere
van
de
geschie¬
denis
sparen.
In
zeker
gedeelte
van
ons
land
zegt
men:
„Waar
af
en
gaat,
en
niet
bij
en
komt,
dat
ver¬
mindert."
En
dezelfde
vraag,
welke
die
adel¬
lijke
heer
zich
toen
stelde,
zou
ik
ook
u
willen
doen:
„Was
die
groote
uit¬
gave
wel
gemotiveerd
?"
Is
het,
in
deze
ontzettend
dure
tijden
vooral,
wel
goed
voor
Staat,
Provincie
zoowel
als
Gemeente
om
eenige
duizenden
(over
de
dertig)
guldens
uit
te
geven
alleen
om
een
oud
gebouw
weer
een
jong
aanzien
te
geven
?
Want
of
Staat
en
Provincie
in
deze
al
subsidieeren
blijft
voor
ons
vrij
wel
't
zelfde.
Uit
de
belastingen
waar¬
aan
wij
allen
min
of
meer
moeten
deelnemen,
worden
toch
per
slot
van
rekening
alle
kosten
bestreden.
En
nu
zou
ik
deze
vraag
willen
doen
aan
den
Raad,
voordat
die
straks
haar
medewerking
tot
die
uitgaven
gaat
verleenen:
Kunt
ge
uw
stem
geven
aan
zóó'n
post
op
de
gemeente-begrooting,
waar
nog
kort
geleden
de
Politieagenten
een
verhooging
van
hun
maximum-salaris
vroegen
van
f
50.—.
Waar
er
nog
groote
open
riolen
in
onze
stad
be¬
staan
als
Onder
de
Boompjes,
Nieuw-
land,
Munnikenveld
en
Drieboomlaan.
Waar
de
verlichting
bij
zoogenaamde
maneschijn
hier
nog
zoo
treurig
is!
*
Is
het
niet
roerend
te
lezen
van
gemeentebeambten,
die
dag
en
nacht
voor
onze
rust
en
veiligheid
hebben
te
waken
en
in
deze
tijden
van
aan¬
houdende
stijging
der
prijzen
van
de
eerste
levensmiddelen
een
maximum
salaris
genieten
van
f
625.
Heusch,
als
er
iemand
is,
die
gaarne
het
vervallen
Waaggebouw
zou
willen
gerestaureerd
zien,
zoodat
het
een
waardig
pendant
van
ons
Museum
zou
worden,
ben
ik
het
wel.
Maar
waar
met
de
groote
som,
welke
die
herstelling
vordert,
nog
zooveel
nut¬
tiger
werk
gedaan
kan
worden,
daar
acht
ik,
voorloopig
althans,
die
post
op
de
gemeentebegrooting
allerminst
op
zijn
plaats.
NICO.
*
Zie
mijn
stukje
„Groote-Stadslicht"
in
het
nummer
van
Dinsdag
17
October.
Onderschrift
der
redactie:
„Zooveel
hoofden,
zoo
veel
zinnen",
zegt
het
spreekwoord.
We
hebben
onzen
gezelligen
babbelaar
en
geach-
ten
medewerker,
gaarne
gelegenheid
gegeven,
zijn
meening
te
zeggen,
al
zijn
we
het
deze
week
nu
niet
heele-
maal
met
hem
eens!
Dat
we
ernstige
tijden
beleven
ook
wij
zijn
er
zeker
ten
volle
van
overtuigd.
En
onzen
politie-mannen
gunnen
we
van
ganscher
harte
de
gevraagde
verhooging,
die
o.
i.
zeker
niet
over¬
dadig
is
te
achten.
Maar
toch
—
zouden
wij
het,
eerlijk
gezegd,
voor
ons
geweten
niet
kunnen
verantwoorden,
indien
de
schatten
der
oudheid,
ons—
als
schakel
tusschen
het
verleden
en
de
toekomst
—
toe¬
vertrouwd,
door
ons
zouden
worden
opgeofferd
ter
wille
van
misschien
eenige
dure
maanden.
O.
i.
moet
men
hier
in
's
Hemelsnaam
het
eene
maar
doen
en
—
het
andere
dan
maar
coüte
qui
coüte
(het
koste
wat
het
wil)
niet
laten.
Plaatselijk
Nieuws.
De
Raad
der
gemeente
Hoorn
wordt
opgeroepen
ter
vergadering,
welke
zal
worden
gehouden
op
Dinsdag
31
October,
's
nam.
te
1
uur.
Punten
van
behandeling.
1.
Resumtie
der
notulen.
2.
Mededeeling
van
goedgekeurde
raadsbesluiten,
ingekomen
stukken,
enz.
3.
Voorstel
tot
het
toestaan
van
een
crediet
tot
aanschaffing
van
een
nieuwe
klok
voor
het
torentje
der
Oosterkerk.
4.
Idem
alsvoren
voor
aanleg
van
plant¬
soen
op
het
terrein
der
vroegere
gymna-
stiekschool.
5.
Idem
tot
wegruiming
en
verkoop
van
boomen,
die
voor
de
veiligheid
gevaarlijk
worden
geacht.
6.
Idem
op
het
verzoek
van
C.
G.
Kat
om
eervol
ontslag
als
onderwijzer
aan
de
Tweede
Burgerschool
voor
jongens
en
meisjes.
7.
Idem
tot
benoeming
van
een
direc¬
teur
voor
de
op
te
richten
waterleiding
en
tot
regeling
van
het
aan
die
betrekking
te
verbinden
salaris.
8.
Benoeming
van
een
onderwijzer
aan
de
school
voor
kosteloos
onderwijs.
9.
Voorstel
nopens
de
Begrooting
van
het
Stadsziekenhuis
voor
1912.
10.
Idem
alsvoren
voor
het
Kerken-
armenfonds.
11.
Idem
alsvoren
van
het
Brandwezen.
12.
Idem
alsvoren
van
de
Gasfabriek.
13.
Idem
alsvoren
van
de
Gemeente¬
begrooting.
De
Zwemplaats
buiten
de
Westerpoort.
Van
de
overige
Bestuursleden
der
Hoornsche
Bad-
en
Zweminrichting
hebben
we
nog
niets
vernomen
be¬
treffende
hun
standpunt
inzake
de
quaestie
van
de
zwemplaats
buiten
de
Westerpoort,
waarin
de
heer
Schottee
de
Vries
ons
ten
onrechte
van
on¬
waarheid
betichtte
(welke
beschuldiging
nog
niet
is
ingetrokken).
Naar
wij
vermoeden
zal
men
dus
wel
met
een
ernstig
onderzoek
bezig
zijn.
Gaarne
willen
we
ook
verder
van
onzen
kant
het
bestuur
ter
wille
zijn
en
geregeld
pubiceeren
de
klachten,
die
ons
nog
ter
oore
komen,
tenzij
het
be¬
stuur
zelf
verklaart
reeds
voor
een
onderzoek
over
genoeg
materiaal
te
beschikken.
Heden
vernamen
we
nog
een
geval
van
iemand,
zijn
naam
willen
we
het
bestuur
gaarne
opgeven,
die
tien
jaar
in
de
zwemplaats
baadde
en
nooit
bij
betaling
een
kaartje
heeft
ontvangen.
Hij
kwam
op
een
Zondagochtend
om
half
tien
zwemmen
en
vond
de
inrichting,
zonder
voorafgaande
aan¬
kondiging
gesloten.
Thans
getroost
hij
zich
als
arbeider
de
voor
hem
hooge
kosten
der
andere
zweminrichting,
alleen
terzake
van
de
hondsche
bejegening
van
den
badman
aan
de
inrichting
buiten
de
Westerpoort.
Waarlijk,
het
is
meer
dan
ergerlijk!
Mocht
eventueel
tegen
onzen
redacteur
een
klacht
worden
ingediend
dan
is
ook
hij
ten
volle
bereid
voor
dezen
te
komen
getuigen.
Onze
redacteur
beschikt
dus
reeds
over
een
vendel
van
een
half
dozijn
ge¬
tuigen.
De
zaak
gaat
dus
waarlijk
aardig
zoo
!
Onpartijdig
willen
we
nog
wel
mel¬
den,
dat
we
heden
bezoek
kregen
van
den
badman,
die
beloofde
verstandig
te
zullen
zijn
en
zijn
handen
te
zullen
thuis
houden,
en
ons
voorts
ter
lezing
bood
eendrietal
briefkaarten
van
lieden,
die
tevreden
waren
over
de
bediening.
Vrijdagavond
ontvingen
we
van
het
stadhuis
de
mededeeling,
dat
de
Gemeenteraad
tegen
Dinsdag
ter
ver¬
gadering
wordt
opgeroepen,
mede
ter
behandeling
van
de
Gemeente-begroo¬
ting.
Zooals
men
weet
wordt
voorgesteld,
de
uitkeering
van
gemeentewege
aan
de
Zweminrichting
buiten
de
Wester¬
poort
te
verhoogen
van
f
300
op
f
500.
Nogmaals:
We
hebben
niets
tegen
een
verhoogde
uitkeering
voor
een
zoo
nuttige
instelling,
doch
hopen
ernstig,
dat
de
Raad
toezegging
moge
krijgen
of
desnoods
zal
eischen
van
een
in
alle
opzichten
beter
beheer.
Het
West-Friesch
Museum.
In
de
oudheid
verstond
men
onder
Museum
(Grieksch
Mouseion)
elke
aan
de
muzen
(zanggodinnen)
gewijde
plaats
en
verder
elke
plaats,
waar
men
bijeenkomsten
hield
ter
beoefening
van
wetenschap
en
kunst.
Beroemd
is
het
te
Alexandrië
gestichte
Museum,
waar
binnen-
en
buitenlandsche
ge¬
leerden
op
kosten
des
konings
leef¬
den
om
zich
uitsluitend
aan
de
weten¬
schap
te
wijden.
Later
werd
het
woord
Museum
in
velerlei
andere
beteeke-
nissen
gebezigd,
o.a.
om
letterkundige
vergaderplaatsen
aan
te
duiden
of
ook
wel
als
titel
voor
tijdschriften,
maar
vooral
noemde
men
Museum
een
ver¬
zameling
van
voorwerpen,
in
een
daartoe
ingericht
gebouw
bijeengebracht,
en
het
gebouw
zelf.
Waar
nu
Hoorn
en
West-Friesland
de
dragers
zijn
van
een
groot
en
schoon
verleden
is
het
niet
te
ver¬
wonderen,
dat
hier
nog
tal
van
voor¬
werpen
worden
aangetroffen,
die
aan
dat
roemrijk
verleden
herinneren.
Ze
zijn
bijeengebracht
in
het
West-Friesch
Museum,
het
oude
Proostenhuis.
De
gevel
van
het
oude
huis
dreigde
in
te
vallen
en
ook
binnen
in
het
gebouw
had
heel
wat
door
den
tand
des
tijds
onhoudbaar
geleden.
Het
Rijk,
aan
wie
het
gebouw
be¬
hoort,
heeft
het
sedert
1877,
toen
de
Rechtbank
van
Hoorn
naar
Alkmaar
werd
verplaatst,
als
Museum
beheerd
;
Besloten
werd
tot
restauratie
naar
het
oud
model.
Het
gebouw
is
zeker
een
alles¬
zins
merkwaardig
tvpe
uit
den
verval¬
tijd
der
Renaissance.
Als
voornaamste
veranderingen
noemen
we
het
aanbrengen
van
kruis-
vensters
en
het
plaatsen
van
een
schoorsteen
in
de
groote
benedenzaal.
In
het
Museum
is
thans
ingericht
een
afzonderlijke
Merenszaal
speciaal
bestemd
voor
de
schilderijen
van
de
familie
Merens.
Alles
ziet
er
keurig
uit.
Alleen
ruikt
de
vernis
er
nog
een
beetje
nieuw
voor
een
antiquiteiten-gebouw.
De
kleine
in
lood-gevatte
ruitjes
passen
zeker
heel
wat
beter
in
dit
stukje
oudheid,
dan
de
vroegere
groote
nieuwerwetsche
ramen.
Voorts
heeft
men
wat
ruimte
gekre¬
gen,
daar
ook
de
derde
etage
in
ge¬
bruik
is
genomen
door
het
Museum.
Hier
onder
volgt
het
verslag
van
een
wandeling
door
het
Museum.
In
de
groote
eere-zaal
treffen
we
aan
de
Schuttersstukken
van
den
Hoornschen
schilder
J.
A.
Rotius,
die
aan
de
werken
van
Hals
en
Van
der
Helst
doen
denken.
De
stukken
van
den
genialen
schilder
Frans
Hals
brengen
heden-
ten
dage
ontzaggelijke
kapitalen
op,
terwijl
Rotius
buiten
Hoorn
vrij
wel
een
onbekende
is.
En
toch
is
het
ook
ongetwijfeld
buitengewoon
knap
werk,
die
schuttersstukken,
met
hun
als
levende
figuren.
Die
stukken,
af
komstig
uit
den
Doelen,
zijn
alleen
reeds
een
bezoek
aan
het
Museum
waard.
Voorts
is
in
deze
zaal
aangebracht
een
antieke
schouw
of
schoorsteen,
zooals
die
daar
vroeger
moet
zijn
geweest.
In
dezelfde
zaal
treffen
we
aan,
de
portretten
van
den
grooten
Hoornaar
Jan
Pieterszoon
Coen
en
zijn
echtge-
noote,
Eva
Ment.
De
koperen
kroon
is
uit
de
Oosterkerk
afkomstig.
Verschillende
schilderstukken
doen
ons
zien,
hoe
Hoorn
er
vroeger
moet
hebben
uitgezien.
Zoo
zien
we
afbeel¬
dingen
van
het
vroegere
stadhuis
in
1795
voor
afbraak
verkocht,
van
het
Waaggebouw
met
een
houten
kap
(zooals
we
reeds
meldden
zal
de
ijze¬
ren
met
de
restauratie
verdwijnen),
van
de
nog
ongedempte
Turfhaven
en
het
Leprozen
poortje
(nog
aanwezig).
Een
merkwaardige
Japansche
kist
is
afkomstig
uit
het
legaat
van
mevr.
De
Vicq.
Eigenaardig
is
bij
het
werk
der
Japansche
kunstenaars
alle
afwe¬
zigheid
van
het
begrip
perspectief;
ze
schilderen
alles
maar
boven
elkaar,
zonder
te
beseffen,
dat
de
verder
van
het
oog
verwijderde
voorwerpen
op
het
netvlies
een
kleiner
beeld
vormen
dan
de
voorwerpen
dichtbij
ons.
Langs
het
mooie
trappenhuis
komen
we
in
de
bovenvertrekken.
Een
der
beide
zalen
is
ingericht
als
oude
Taveerne
en
ziet
er
met
de
in
lood-gevatte
ruiten,
rieten-matten-
stoelen
met
hooge
leuningen
en
reuzen-
bekers
echt
gezellig
uit.
Maar
één
ding
ontbreekt
daar:
een
buffet
.
.
.
met
een
buffetjuffer.
In
de
aangrenzende
zaal
is
o.
a.
ten¬
toongesteld
een
fraaie
collectie
prachtig
porcelein
(uit
het
legaatvanmevr.de
Vicq),
zegels
en
oude
boeken,
voorts
prachtige
antieke
kasten,
wapenen
en
zilverwerk,
(Hoorn
had
vroeger
nog
al
zilverindustrie)
miniatuur-voorwerpen
en
kinderspeelgoed,
en
voorwerpen
af¬
komstig
van
de
gilden.
Voor
een
zeld¬
zaam
schilderstuk
van
den
schilder
Van
Gooijen
is
reeds
f
30.000
geboden.
In
zeer
goeden
staat
bevinden
zich
nog
de
kussens
van
Heeren
gecommit¬
teerden.
Het
museum
zou
zeker
gebrekkig
onvolledig
zijn
indien
we
hier
niets
aantroffen,
dat
herinnert
aan
Pieter
Florisz
of
Florissen
(Floriszoon)
een
dapper
Nederlandsch
vice-admiraal
gehoren
te
Hoorn,
waarschijnlijk
tusschen
1605
en
1610.
Hij
voerde
in
1652
als
Schout-bij-nacht
onder
Tromp
het
bevel
over
12
schepen
der
Admiraliteit,
om
de
koopvaarders
door
Het
Kanaal
te
brengen
en
tegen
Engelsche
kapers
te
beveiligen.
In
een
gevecht
fegen
den
bekenden
Engelschen
vlootvoogd
Blake
toonde
hij
grooten
moed
en
bleef
bij
de
poging
van
Tromp
om
de
Engelschen
op
de
Theems
te
bestoken
met
13
oorlogs¬
schepen
achter,
om
voor
de
koop¬
vaardijvloot
te
zorgen.
Toen
hij
in
het
begin
van
het
volgende
jaar
weder
met
Tromp
een
aantal
rijkbeladen
koopvaardijschepen
naar
het
vaderland
wilde
brengen
geraakte
hij
den
28sten
Februari
op
de
hoogte
van
Portland
slaags
met
een
sterk
Engelsch
eskader
en
verwierf
nieuwe
lauweren
in
den
Driedaagschen
slag.
Zijn
schip
werd
reddeloos
doorschoten.
De
Staten
schonken
hem
een
gouden
keten
met
een
eerepenning
van
hetzelfde
metaal.
Hij
nam
voorts
deel
aan
de
zeeslagen
van
12
Juli,
8
en
10
Augustus
van
dat
jaar
en
toen
bij
laatstgenoemd
treffen
de
luitenant-admiraal
Tromp
den
heldendood
stierf
was
men
het
aan
het
beleid
van
Florisz
verschuldigd,
da*
de
vloot
bij
haar
vechtend
wijken
behouden
bleef.
Den
llden
Nov.
1643
werd
hij
tot
vice-admiraal
benoemd.
Ook
na
den
vrede
met
Engeland
1654
werd
hij
voortdurend
uitgezonden
ter
bescherming
der
vloot.
In
1657
vertrok
hij
om
die
reden
naar
de
Oostzee,
en
tevens
om
Dantzig
te
ontzetten,
dat
door
den
koning
van
Zweden
belegerd
werd.
In
hetzelfde
jaar
ging
hij
onder
het
opperbevel
van
den
luit.-admiraal
Van
Wassenaar
naar
de
Sond
om
den
koning
van
Denemarken
tegen
de
Zweden
bij
te
staan,
voerde
het
gezag
over
het
eskader
van
het
Noorderkwartier,
bood
in
den
slag
op
den
8sten
Nov.
aan
de
Zweedsche
zeemacht
onder
admiraal
Wrangel
moedig
het
hoofd,
noodzaakte
den
vijand,
die
reeds
zijn
schip
besprong
tot
2
maal
toe
te
wijken,
doch
werd
zelf
doodelijk
gewond,
zoodat
hij
niet
meer
het
genot
smaakte
de
Zweden
te
zien
afdeinzen
en
de
vloot
zegevierend
Kopenhagen
te
zien
binnenzeilen.
Het
lijk
werd
op
last
van
den
koning
van
Denemarken
gebalsemd
en
in
de
prachtige
kist,
waarvan
we
hier
nog
het
deksel
zien,
naar
Nederland
gezonden
en
te
Hoorn
ter
aarde
besteld.
De
Staten
schonken
aan
zijn
weduwe
3000
gulden
tot
het
stichten
van
een
praalgraf,
dat
door
Compfort
ontworpen
en
vervaardigd,
maar
door
den
brand
van
1838
vernield
werd.
Ook
zijn
wapenrusting
is
hier
in
het
museum
aanwezig.
Ze
doet
zien,
dat
de
groote
man,
niet
groot
van
lichaam
is
geweest.
Trouwens
dit
is
een
bijna
algemeen
verschijnsel.
Menschen
van
middelmatige
lengte
uit
onzen
tijd
kunnen
de
oude
harnassen
niet
dragen.
Trouwens
de
fabel,
dat
de
menschen
vroeger
zoo
groot
zouden
zijn
geweest
beschouwen
we
al
lang
als
..
.
een
fabel.
De
onpartijdige
metingen
der
lotelingen
gedurende
de
taatste
vijftig
jaar
hebben
doen
zien,
dat
het
menschenras
in
lengte
toeneemt.
Zien
we
in
het
museum
de
onge¬
looflijk
smalle
slaapplaats,
dan
is
het
onbegrijpelijk,
hoe
daarin
een
mensch
heeft
gelegen.
Een
merkwaardig
oud
stuk
is
de
tryptiek,
afkomstig
van
het
stadhuis.
Het
werk
doet
denken
door
zijn
pri¬
mitieven
schildertrant
aan
de
Eyken.
Het
dateert
vermoedelijk
ook
uit
veertien
honderd
zooveel,
en
is
be¬
taald
met
een
boete,
opgelegd
aan
iemand,
die
een
ander
verwond
had.
In
het
museum
treffen
we
voorts
aan
het
model
van
een
oude
bagger¬
molen,
in
stukken
en
brokken,
door
den
heer
Kerkmeyer
op
het
stadhuis
gevonden
tusschen
een
hoop
hout.
De
baggermolen
is
vermoedelijk
een
Hoornsche
uitvinding.
In
zulk
een
molen
liep
een
paard
in
de
rondte,
om
de
machine
in
be¬
weging
te
brengen.
Nog
in
1850
werden
dergelijke
molens
gebruikt.
Voorts
vinden
we
er
een
model
van
een
zeer
eigenaardig
toestel,
met
behulp
waarvan
hooge
kerkmuren
werden
schoongemaakt.
Op
den
zolder,
waar
nog
veel
ge¬
sorteerd
moet
worden,
hebben
vele
oude
steenen
een
plaatsje
gevonden,
o.
a.
de
oude
koeien
van
de
voor¬
malige
Koepoort
en
de
eerste
steen
van
het
graf
van
Florisz.
Op
het
uithangbord
van
een
vroegere
bakkerij
op
het
Groote
Noord
lezen
we:
Het
fijngemalen
graan,
door
arbeid,
kunst
en
zweet,
Wordt
door
mij
en
mijn
volk
tot
voedzaam
brood
gekneed.
Door
middel
van
het
vuur
en
verder
door
den
oven,
Maak
ik
het
graan
tot
brood,
dat
God
ons
schenkt
van
boven.
Wat
kan
ik
bij
mijn
werk
nog
meer
dan
vreugde
wenschen,
Als
zegen
van
den
Heer
en
gunst
van
goede
menschen?
Men
vindt
hier
ook
nog
het
zwaard
van
den
beul.
Martelwerktuigen
zijn
er
niet;
daaraan
heeft
men
gelukkig
hier
nooit
zoo
heel
veel
gedaan.
Ook
vindt
men
er
aan
stukken
en
brokken
de
Roode
Steen
(de
naam
wordt
nog
vaak
gebruikt),
die
indertijd
onder
de
galg
heeft
gelegen.
Er
zijn
lieden
genoeg,
die
de
musea
van
Brussel
Parijs
en
Londen
op
hun
duimpje
kennen
en
zich
nooit
de
moeite
gaven
de
stad
hunner
inwoning
eens
systematisch
als
toerist
te
gaan
verkennen.
Kennen
alle
Hornaars
bijv.
de
zoo
interessante
in
het
West-Friesch
Mu¬
seum
bijeengebrachte
verzameling
schil¬
derijen,
antiquiteiten
enz.?
Toch
is
ze
zeker
alleszins
een
bezoek
waard.
Men
stelt
dikwijls
een
bezoek
al
maar
uit
en
wacht
als
het
ware
op
een
aanleiding.
Welnu,
zulk
een
aanleiding
is
er
thans,
nu
het
meseum
nadat
het
gerui-
men
tijd
voor
een
groote
restauratie
ge¬
sloten
was
—
zijn
deuren
weder
voor
belangstellende
bezoekers
heeft
ge¬
opend.
Men
stelle
dus
nu
weder
niet
uit
tot
de
komst
van
de
volgende
logés
(met
hen
kan
immers
even
goed
nog
eens
terugkomen?)
En
die
op
zolder
of
kelder
nog
iets
heeft,
voor
het
Museum
van
waarde,
die
sta
het
te
algemeen
nutte
af.
Ten
slotte
nog
een
kleine
opmer¬
king,
ons
s.echts
ingegeven
door
den
waarachtigen
drang
om
het
prestige
van
het
vak
der
journalistiek,
dat
ons
lief
is,
hoog
te
houden.
Op
de
gedrukte
uitnoodigings-circu-
laire
luidende:
„Wij
hebben
de
eer
U
te
berichten,
dat
wij
voornemens
zijn
het
Museum
van
af
24
Oct.
e'k.
weder
voor
het
publiek
te
openen,
en
zouden
er
prijs
op
stellen
dat
U
met
de
leden
van
uw
gezin
vóór
dien
tijd
de
nieuwe
inrichting
wildet
komen
bezichtigen,
waartoe
U
de
gelegenheid
zult
vinden
op
Zondag
22
of
Maan¬
dag
23
Oct.
tusschen
1
en
4
uur",
waren
met
inkt
doorgestreept
de
woor¬
den
„met
de
leden
van
uw
gezin".
Andere
invités
werden
dus
wel
ge-
noodigd
met
hun
gezinsleden.
Waarom,
zoo
vragen
we
ons
af,
de
pers
niet?
Vooral
in
die
moedwillige
uitzondering
door
een
speciale
door¬
streping
school
hier
voor
ons
iets
stui¬
tends.
Als
men
uit
een
oogpunt
van
publi¬
citeit
of
reclame
de
pers
noodig
heeft
weet
men
haar
heel
goed
te
vinden
;
waarom
voor
haar
dan
een
uitzonde¬
ring
gemaakt,
waar
men
in
de
gelegen¬
heid
is,
haar
ook
eens
een
beleefdheid
te
bewijzen
—
als
aan
anderen?
Bij
vele
gelegenheden,
zelfs
bij
too-
neeluitvoeringen
en
concerten
is
het
een
vast
gebruik,
den
verslaggever
uit
te
noodigen
met
een
of
zelfs
twee
dames.
We
willen
echter
gaarne
aannemen
dat
we
hier
te
doen
hebben
met
de