Tekstweergave van NHC_1911_10_28_0002

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Buitenlandsch Overzicht. De voornemens van Italië. De correspondent van de Matin te Rome, wien nog al eens goede inlich¬ tingen zijn verstrekt, schrijft aan zijn blad : Het vraagstuk, dat op dit oogen- blik het meest besproken wordt, is dat van de uitbreiding der vijandelijk¬ heden. Men was reeds zoo ver gekomen, dat het voornemen daartoe een vol¬ dongen feit genoemd werd, dat de vloot bevelen in dien zin had ontvangen en een operatie was begonnen. Ik ben in staat, met betrekking tot dit onderwerp, nadere bijzonderheden te geven. Een onderneming van de Italiaansche vloot tegen de Turksche eilanden en kusten kan een mogelijk¬ heid genoemd worden, die door de Italiaansche regeering overwogen wordt, maar de uitvoering is nog verre en wordt aan de omstandigheden onder¬ geschikt gemaakt. De onderneming zal in elk geval noch de kusten van Albanië, noch de Dardanellen tot oorlogsterrein hebben. Op dit oogenblik is het veld van werkzaamheid voor Italië begrensd tot Tripoli en Barka en dit zal zoo blijven zoolang veilige en blijvende verbin¬ dingen tusschen de verschillende havens aan de kust niet zijn gevestigd en de Italiaansche troepen niet algeheel mees¬ ter zullen zijn geworden van het binnenland, op een wijze, dat het aan de mogendheden geheel duidelijk zal zijn, dat de verovering van Tripolitanië een voldongen feit is. Zekere symptomen wijzen er op, dat generaal Caneva zijn opmarsch gaat beginnen of zelfs reeds begonnen heeft. Het is mogelijk, dat Turkije zich in den loop dezer krijgsverrichtingen rekenschap geeft van de nutteloosheid van een verder voort te zetten tegen¬ stand en dat het vredesonderhande¬ lingen aanknoopt op een grondslag, die ernstiger gemeend is dan wat het tot dusver langs een omweg heeft voorgesteld. Indien het zich niet bij den staat van zaken neerlegt als de krijgsver¬ richtingen, waarvan ik boven sprak, zullen zijn volvoerd, dan, maar ook dan alleen, zal Italië, zonder meer op tegenstand van de zijde der mogend¬ heden te stuiten, bevelen, om tot de reeds overwogen krijgsverrichtingen ter zee over te gaan. Wat de voorwaarden betreft, waarop Italië bereid zou zijn vrede te sluiten, zij zijn de reeds meer gemelde: in¬ lijving van de twee provincies, zonder suzereiniteit van den Sultan, doch met handhaving van zijn godsdienstig gezag. De ondergang' van de „Liberté". In verband met hetgeen de ingenieur Massin over de oorzaak van het ongeluk met de Liberté, in den Alge- gemeenen Raad van het dép.-Finistère heeft medegedeeld, publiceert de Matin" eenige uitlatingen van een Fransch zee-officier. Wanneer Massin, zegt deze, na het ongeluk met de Jena aan den Minister van oorlog mede¬ gedeeld heeft, dat het aan de marine geleverd kruit feitelijk van ouderen datum was, dan is dat voor ons geen nieuws. Alle artillerie-officieren van de vloot weten, dat de datum van het hun geleverd kruit, algemeen onbe¬ trouwbaar is. Eerst wordt hiermede in de kruitfabrieken de hand gelicht, dan nog eens in de pyrotechnische inrichting bij het maken der patronen. Wanneer het kruit aan boord van de Liberté gezegd wordt van 1906 te zijn geweest, en de ouderdom veilig op 10 jaar meer gesteld moet worden, behoeft men zich daarover niet al te zeer te verwonderen. Inmiddels hebben, naar uit Parijs wordt gemeld, de conclusies, waartoe de commissie van onderzoek naar de oorzaken der ramp eenerzijds geko¬ men is, en de uitlatingen van Massin anderzijds een ernstige verdenking geworpen op de kruitfabriek van Pont- de-Buis. De ontploffing op de Jena werd veroorzaakt door het kruit uit deze fabriek, en evenzoo hoogstwaar¬ schijnlijk ook die op de Liberté. Het verdachte kruit van de Liberté is van 1906 gedateerd, in welk jaar Massin het directeurschap over de fabriek van Louppe overnam ; in een brief in dat zelfde jaar aan een der Ministers ge¬ richt, heeft Massin zijn voorganger van grove nalatigheid beticht- Bedor¬ ven kruit zou hij door toevoeging van chemische preparaten weder „opge- frischt" hebben, en als nieuw hebben afgeleverd. Dit schrijven is in handen van den toenmaligen Minister van oorlog, generaal Picquart, gekomen, die het aan den directeur-generaal der kruitiabrieken deed toekomen. Deze zond een controleur-generaal naar de kruitfabrieken van Pont-de-Buis en Moulin Blanc, welke laatste eveneens onder leiding van Louppe gestaan had. Het rapport, door den controleur- generaal uitgebracht, is echter nimmer bekend gemaakt. In elk geval bleef alles bij het oude. Niemand werd ter verantwoording geroepen en daar vrij¬ wel vaststaat, dat de ondergang der Liberté aan het kruit uit Pont-de-Buis moet worden toegeschreven, wordt door velen aan de beweringen van Massin groote waarde toegekend. Binnenland. Tweede Kamer. In de Tweede Kamer wordt voortgezet de behandeling van de Militiewet. Tot dusver is de Minister, die een uitstekende verdediging hield van het ontwerp, zoo gelukkig zijn denkbeelden te zien aanvaard. Eenmaal vond hij het wenschelijk de ministers-questie te stellen. Ook de groep Arts der Katholieken steunde den Minister. Vrijdag werd op voorstel van den heer Van Karnebeek besloten, dat voortaan ook de kinderen van in Indië wonende Neder¬ landers zullen moeten dienen. De tegen¬ stemmers wezen er op, dat men Indische jongens voor opleiding zou drijven naar vreemde landen. Daarna bestreed de heer Duijs de vrij¬ stelling van den dienst voor geestelijken. Het argument in het Voorloopig Verslag te berde gebracht, zei spr., dat de Staat niet over de diensten der theologen mag beschikken, tenzij de kerk daarin toestemt, zou de kerk in staatszaken tot de meerdere maken van den Staat. Dan behoefde de kerk in het vervolg maar uit te maken, dat zij geen belasting meer wil betalen of zich niet aan de uitspraak van den rechter wil onderwerpen om zich aan belastingbetaling of aan onze rechtspraak te kunnen ont¬ trekken. Dat gaat niet aan. Te vier uur brak spr. zijn rede af. Nog 93 artikelen met 54 amendementen moeten worden behandeld... en dat liefst in één week! Iets over oude kunst in Hoorn. Een medewerker schrijft: Ik wensch geen Kunstbeschouwing te houden ln dit artikeltje, dus ook menschen die niet van Kunst houden, ja zelfs hun in 't bijzonder, raad lk aan 't volgende goed te lezen. Hoorn is een oude stad en in ver¬ vlogen tijden een bloeiende stad ge¬ weest. Uit dat groote bloei-tijdperk dateeren nog vele prachtige gebouwen, antiquiteiten op architectonisch gebied. Niet over de particuliere huizen, die nog uit dien tijd zijn overgebleven, wilde ik het hebben, maar over de rijks- en stadsgebouwen. Wat particulieren toch met hun eigendommen doen, gaat ons minder aan, wel echter hoe de staat, de pro¬ vincie of de gemeente met hunne bezittingen omspringen. En nu wil ik direct wel dit zeggen, dat ik een vurig bewonderaar ben van de kunst, die spreekt uit een gevel als die van Stadhuis, Museum, Waag, om bij die drie voorloopig maar te blijven. Ik sta b.v. veel liever een kwartier voor ons pas gerestaureerde antieke Westfriesche Museum te kijken, met zijn prachtige gekleurde wapens, met zijn sierlijken gevelvorm, dan dat ik één minuut de allermodernste draai- orgelmuziek moet aanhooren, waarop we wekelijks eenige malen worden vergast. Maar die bewondering krijgt direct een zeer onaangenamen bijsmaak, als ik ga bedenken, dat ik aan die her¬ nieuwing, waarvan de kosten in de tienduizenden loopen, ongevraagd ook mijn penningske heb moeten offeren. En dat penningske wordt o zoo snel een penning, als ik zoo dat eene gebouw in Hoorn voeg bij het ont¬ zettend groote aantal rijksantiquiteiten, dat jaarlijks voor dringende herstelling in aanmerking komt. Mijn aandeel in dat reuzenbedrag breng ik bij het betalen van grond-, personeele-, bedrijfsbelasting en bij het inkoopen van alle artikelen, waarop de ignobele indirecte belasting haar percenten legt. Nu draai ik me om op den Rooden Steen, zoodat ik den rug keer naar het Museum en ik het oog laat vallen op de Waag. Die ziet er erbarmelijk uit, dat moet ik toegeven. Als je dan pas dat frissche figuur van het kantongerechtsgebouw hebt gezien, krijg je net een gevoel of ze je in eens van een jongedames¬ kostschool naar een oude-vrouwenhof hebben gebracht, maar.... En let nu vooral op, o menschen die de kunst niet minnen, die liever die eene minuut naar het draaiorgel luisterden en geen mooie gevels zagen. Zoolang dat waaggebouw nog niet is hersteld, houd ik ook de centen (zijn het misschien ook kwartjes of guldens?) in den zak, die ik voor die herstelling moet bijdragen. Nuchter ! Akelig prozaisch ! Luister verder. Daar was eens een afstammeling van een oud adellijk geslacht. Trotsch was zijn gang, fier zijn houding, adel sprak uit zijn manieren. Maar zooals dat wel meer met oud adellijke geslachten gaat, was de adel ook het eenige wat nog uit vroegere tijden was overgebleven. De financiën stonden slecht en het eertijds zoo prachtige kasteel, dat hij bewoonde, was in langen tijd niet onderhouden. Daar komt een vriend bij hem logee- ren, iemand die in jaren niet bij hem was geweest. Hij ziet den vervallen staat, waarin het gebouw verkeert en zegt: „Kerel, daar moet je toch wat aan doen, dat is zonde en schande om het zóó te laten verwaarloozen." De adellijke heer was het geheel met hem eens. Ook hem ging het ter harte, het eenmaal zoo mooie kasteel zóó te zien verworden, maar . .... de financiën. „Och, wat financiën" zegt de ander, „je kunt toch wel leenen; voor 4, 4'/a 7o doe je een boel." En hij liet zich bepraten. Het voor¬ vaderlijke slot werd geheel gerestau¬ reerd, wat hem vele duizenden kostte. Doch toen de eerste termijn van rente betaling verschenen was, merkte hij wel, dat zijn uitgaven grooter gewor¬ den waren, maar zijn inkomen in 't geheel niet vermeerderd was. Ik zal u het verdere van de geschie¬ denis sparen. In zeker gedeelte van ons land zegt men: „Waar af en gaat, en niet bij en komt, dat ver¬ mindert." En dezelfde vraag, welke die adel¬ lijke heer zich toen stelde, zou ik ook u willen doen: „Was die groote uit¬ gave wel gemotiveerd ?" Is het, in deze ontzettend dure tijden vooral, wel goed voor Staat, Provincie zoowel als Gemeente om eenige duizenden (over de dertig) guldens uit te geven alleen om een oud gebouw weer een jong aanzien te geven ? Want of Staat en Provincie in deze al subsidieeren blijft voor ons vrij wel 't zelfde. Uit de belastingen waar¬ aan wij allen min of meer moeten deelnemen, worden toch per slot van rekening alle kosten bestreden. En nu zou ik deze vraag willen doen aan den Raad, voordat die straks haar medewerking tot die uitgaven gaat verleenen: Kunt ge uw stem geven aan zóó'n post op de gemeente-begrooting, waar nog kort geleden de Politieagenten een verhooging van hun maximum-salaris vroegen van f 50.—. Waar er nog groote open riolen in onze stad be¬ staan als Onder de Boompjes, Nieuw- land, Munnikenveld en Drieboomlaan. Waar de verlichting bij zoogenaamde maneschijn hier nog zoo treurig is! * Is het niet roerend te lezen van gemeentebeambten, die dag en nacht voor onze rust en veiligheid hebben te waken en in deze tijden van aan¬ houdende stijging der prijzen van de eerste levensmiddelen een maximum salaris genieten van f 625. Heusch, als er iemand is, die gaarne het vervallen Waaggebouw zou willen gerestaureerd zien, zoodat het een waardig pendant van ons Museum zou worden, ben ik het wel. Maar waar met de groote som, welke die herstelling vordert, nog zooveel nut¬ tiger werk gedaan kan worden, daar acht ik, voorloopig althans, die post op de gemeentebegrooting allerminst op zijn plaats. NICO. * Zie mijn stukje „Groote-Stadslicht" in het nummer van Dinsdag 17 October. Onderschrift der redactie: „Zooveel hoofden, zoo veel zinnen", zegt het spreekwoord. We hebben onzen gezelligen babbelaar en geach- ten medewerker, gaarne gelegenheid gegeven, zijn meening te zeggen, al zijn we het deze week nu niet heele- maal met hem eens! Dat we ernstige tijden beleven ook wij zijn er zeker ten volle van overtuigd. En onzen politie-mannen gunnen we van ganscher harte de gevraagde verhooging, die o. i. zeker niet over¬ dadig is te achten. Maar toch zouden wij het, eerlijk gezegd, voor ons geweten niet kunnen verantwoorden, indien de schatten der oudheid, ons— als schakel tusschen het verleden en de toekomst toe¬ vertrouwd, door ons zouden worden opgeofferd ter wille van misschien eenige dure maanden. O. i. moet men hier in 's Hemelsnaam het eene maar doen en het andere dan maar coüte qui coüte (het koste wat het wil) niet laten. Plaatselijk Nieuws. De Raad der gemeente Hoorn wordt opgeroepen ter vergadering, welke zal worden gehouden op Dinsdag 31 October, 's nam. te 1 uur. Punten van behandeling. 1. Resumtie der notulen. 2. Mededeeling van goedgekeurde raadsbesluiten, ingekomen stukken, enz. 3. Voorstel tot het toestaan van een crediet tot aanschaffing van een nieuwe klok voor het torentje der Oosterkerk. 4. Idem alsvoren voor aanleg van plant¬ soen op het terrein der vroegere gymna- stiekschool. 5. Idem tot wegruiming en verkoop van boomen, die voor de veiligheid gevaarlijk worden geacht. 6. Idem op het verzoek van C. G. Kat om eervol ontslag als onderwijzer aan de Tweede Burgerschool voor jongens en meisjes. 7. Idem tot benoeming van een direc¬ teur voor de op te richten waterleiding en tot regeling van het aan die betrekking te verbinden salaris. 8. Benoeming van een onderwijzer aan de school voor kosteloos onderwijs. 9. Voorstel nopens de Begrooting van het Stadsziekenhuis voor 1912. 10. Idem alsvoren voor het Kerken- armenfonds. 11. Idem alsvoren van het Brandwezen. 12. Idem alsvoren van de Gasfabriek. 13. Idem alsvoren van de Gemeente¬ begrooting. De Zwemplaats buiten de Westerpoort. Van de overige Bestuursleden der Hoornsche Bad- en Zweminrichting hebben we nog niets vernomen be¬ treffende hun standpunt inzake de quaestie van de zwemplaats buiten de Westerpoort, waarin de heer Schottee de Vries ons ten onrechte van on¬ waarheid betichtte (welke beschuldiging nog niet is ingetrokken). Naar wij vermoeden zal men dus wel met een ernstig onderzoek bezig zijn. Gaarne willen we ook verder van onzen kant het bestuur ter wille zijn en geregeld pubiceeren de klachten, die ons nog ter oore komen, tenzij het be¬ stuur zelf verklaart reeds voor een onderzoek over genoeg materiaal te beschikken. Heden vernamen we nog een geval van iemand, zijn naam willen we het bestuur gaarne opgeven, die tien jaar in de zwemplaats baadde en nooit bij betaling een kaartje heeft ontvangen. Hij kwam op een Zondagochtend om half tien zwemmen en vond de inrichting, zonder voorafgaande aan¬ kondiging gesloten. Thans getroost hij zich als arbeider de voor hem hooge kosten der andere zweminrichting, alleen terzake van de hondsche bejegening van den badman aan de inrichting buiten de Westerpoort. Waarlijk, het is meer dan ergerlijk! Mocht eventueel tegen onzen redacteur een klacht worden ingediend dan is ook hij ten volle bereid voor dezen te komen getuigen. Onze redacteur beschikt dus reeds over een vendel van een half dozijn ge¬ tuigen. De zaak gaat dus waarlijk aardig zoo ! Onpartijdig willen we nog wel mel¬ den, dat we heden bezoek kregen van den badman, die beloofde verstandig te zullen zijn en zijn handen te zullen thuis houden, en ons voorts ter lezing bood eendrietal briefkaarten van lieden, die tevreden waren over de bediening. Vrijdagavond ontvingen we van het stadhuis de mededeeling, dat de Gemeenteraad tegen Dinsdag ter ver¬ gadering wordt opgeroepen, mede ter behandeling van de Gemeente-begroo¬ ting. Zooals men weet wordt voorgesteld, de uitkeering van gemeentewege aan de Zweminrichting buiten de Wester¬ poort te verhoogen van f 300 op f 500. Nogmaals: We hebben niets tegen een verhoogde uitkeering voor een zoo nuttige instelling, doch hopen ernstig, dat de Raad toezegging moge krijgen of desnoods zal eischen van een in alle opzichten beter beheer. Het West-Friesch Museum. In de oudheid verstond men onder Museum (Grieksch Mouseion) elke aan de muzen (zanggodinnen) gewijde plaats en verder elke plaats, waar men bijeenkomsten hield ter beoefening van wetenschap en kunst. Beroemd is het te Alexandrië gestichte Museum, waar binnen- en buitenlandsche ge¬ leerden op kosten des konings leef¬ den om zich uitsluitend aan de weten¬ schap te wijden. Later werd het woord Museum in velerlei andere beteeke- nissen gebezigd, o.a. om letterkundige vergaderplaatsen aan te duiden of ook wel als titel voor tijdschriften, maar vooral noemde men Museum een ver¬ zameling van voorwerpen, in een daartoe ingericht gebouw bijeengebracht, en het gebouw zelf. Waar nu Hoorn en West-Friesland de dragers zijn van een groot en schoon verleden is het niet te ver¬ wonderen, dat hier nog tal van voor¬ werpen worden aangetroffen, die aan dat roemrijk verleden herinneren. Ze zijn bijeengebracht in het West-Friesch Museum, het oude Proostenhuis. De gevel van het oude huis dreigde in te vallen en ook binnen in het gebouw had heel wat door den tand des tijds onhoudbaar geleden. Het Rijk, aan wie het gebouw be¬ hoort, heeft het sedert 1877, toen de Rechtbank van Hoorn naar Alkmaar werd verplaatst, als Museum beheerd ; Besloten werd tot restauratie naar het oud model. Het gebouw is zeker een alles¬ zins merkwaardig tvpe uit den verval¬ tijd der Renaissance. Als voornaamste veranderingen noemen we het aanbrengen van kruis- vensters en het plaatsen van een schoorsteen in de groote benedenzaal. In het Museum is thans ingericht een afzonderlijke Merenszaal speciaal bestemd voor de schilderijen van de familie Merens. Alles ziet er keurig uit. Alleen ruikt de vernis er nog een beetje nieuw voor een antiquiteiten-gebouw. De kleine in lood-gevatte ruitjes passen zeker heel wat beter in dit stukje oudheid, dan de vroegere groote nieuwerwetsche ramen. Voorts heeft men wat ruimte gekre¬ gen, daar ook de derde etage in ge¬ bruik is genomen door het Museum. Hier onder volgt het verslag van een wandeling door het Museum. In de groote eere-zaal treffen we aan de Schuttersstukken van den Hoornschen schilder J. A. Rotius, die aan de werken van Hals en Van der Helst doen denken. De stukken van den genialen schilder Frans Hals brengen heden- ten dage ontzaggelijke kapitalen op, terwijl Rotius buiten Hoorn vrij wel een onbekende is. En toch is het ook ongetwijfeld buitengewoon knap werk, die schuttersstukken, met hun als levende figuren. Die stukken, af komstig uit den Doelen, zijn alleen reeds een bezoek aan het Museum waard. Voorts is in deze zaal aangebracht een antieke schouw of schoorsteen, zooals die daar vroeger moet zijn geweest. In dezelfde zaal treffen we aan, de portretten van den grooten Hoornaar Jan Pieterszoon Coen en zijn echtge- noote, Eva Ment. De koperen kroon is uit de Oosterkerk afkomstig. Verschillende schilderstukken doen ons zien, hoe Hoorn er vroeger moet hebben uitgezien. Zoo zien we afbeel¬ dingen van het vroegere stadhuis in 1795 voor afbraak verkocht, van het Waaggebouw met een houten kap (zooals we reeds meldden zal de ijze¬ ren met de restauratie verdwijnen), van de nog ongedempte Turfhaven en het Leprozen poortje (nog aanwezig). Een merkwaardige Japansche kist is afkomstig uit het legaat van mevr. De Vicq. Eigenaardig is bij het werk der Japansche kunstenaars alle afwe¬ zigheid van het begrip perspectief; ze schilderen alles maar boven elkaar, zonder te beseffen, dat de verder van het oog verwijderde voorwerpen op het netvlies een kleiner beeld vormen dan de voorwerpen dichtbij ons. Langs het mooie trappenhuis komen we in de bovenvertrekken. Een der beide zalen is ingericht als oude Taveerne en ziet er met de in lood-gevatte ruiten, rieten-matten- stoelen met hooge leuningen en reuzen- bekers echt gezellig uit. Maar één ding ontbreekt daar: een buffet . . . met een buffetjuffer. In de aangrenzende zaal is o. a. ten¬ toongesteld een fraaie collectie prachtig porcelein (uit het legaatvanmevr.de Vicq), zegels en oude boeken, voorts prachtige antieke kasten, wapenen en zilverwerk, (Hoorn had vroeger nog al zilverindustrie) miniatuur-voorwerpen en kinderspeelgoed, en voorwerpen af¬ komstig van de gilden. Voor een zeld¬ zaam schilderstuk van den schilder Van Gooijen is reeds f 30.000 geboden. In zeer goeden staat bevinden zich nog de kussens van Heeren gecommit¬ teerden. Het museum zou zeker gebrekkig onvolledig zijn indien we hier niets aantroffen, dat herinnert aan Pieter Florisz of Florissen (Floriszoon) een dapper Nederlandsch vice-admiraal gehoren te Hoorn, waarschijnlijk tusschen 1605 en 1610. Hij voerde in 1652 als Schout-bij-nacht onder Tromp het bevel over 12 schepen der Admiraliteit, om de koopvaarders door Het Kanaal te brengen en tegen Engelsche kapers te beveiligen. In een gevecht fegen den bekenden Engelschen vlootvoogd Blake toonde hij grooten moed en bleef bij de poging van Tromp om de Engelschen op de Theems te bestoken met 13 oorlogs¬ schepen achter, om voor de koop¬ vaardijvloot te zorgen. Toen hij in het begin van het volgende jaar weder met Tromp een aantal rijkbeladen koopvaardijschepen naar het vaderland wilde brengen geraakte hij den 28sten Februari op de hoogte van Portland slaags met een sterk Engelsch eskader en verwierf nieuwe lauweren in den Driedaagschen slag. Zijn schip werd reddeloos doorschoten. De Staten schonken hem een gouden keten met een eerepenning van hetzelfde metaal. Hij nam voorts deel aan de zeeslagen van 12 Juli, 8 en 10 Augustus van dat jaar en toen bij laatstgenoemd treffen de luitenant-admiraal Tromp den heldendood stierf was men het aan het beleid van Florisz verschuldigd, da* de vloot bij haar vechtend wijken behouden bleef. Den llden Nov. 1643 werd hij tot vice-admiraal benoemd. Ook na den vrede met Engeland 1654 werd hij voortdurend uitgezonden ter bescherming der vloot. In 1657 vertrok hij om die reden naar de Oostzee, en tevens om Dantzig te ontzetten, dat door den koning van Zweden belegerd werd. In hetzelfde jaar ging hij onder het opperbevel van den luit.-admiraal Van Wassenaar naar de Sond om den koning van Denemarken tegen de Zweden bij te staan, voerde het gezag over het eskader van het Noorderkwartier, bood in den slag op den 8sten Nov. aan de Zweedsche zeemacht onder admiraal Wrangel moedig het hoofd, noodzaakte den vijand, die reeds zijn schip besprong tot 2 maal toe te wijken, doch werd zelf doodelijk gewond, zoodat hij niet meer het genot smaakte de Zweden te zien afdeinzen en de vloot zegevierend Kopenhagen te zien binnenzeilen. Het lijk werd op last van den koning van Denemarken gebalsemd en in de prachtige kist, waarvan we hier nog het deksel zien, naar Nederland gezonden en te Hoorn ter aarde besteld. De Staten schonken aan zijn weduwe 3000 gulden tot het stichten van een praalgraf, dat door Compfort ontworpen en vervaardigd, maar door den brand van 1838 vernield werd. Ook zijn wapenrusting is hier in het museum aanwezig. Ze doet zien, dat de groote man, niet groot van lichaam is geweest. Trouwens dit is een bijna algemeen verschijnsel. Menschen van middelmatige lengte uit onzen tijd kunnen de oude harnassen niet dragen. Trouwens de fabel, dat de menschen vroeger zoo groot zouden zijn geweest beschouwen we al lang als .. . een fabel. De onpartijdige metingen der lotelingen gedurende de taatste vijftig jaar hebben doen zien, dat het menschenras in lengte toeneemt. Zien we in het museum de onge¬ looflijk smalle slaapplaats, dan is het onbegrijpelijk, hoe daarin een mensch heeft gelegen. Een merkwaardig oud stuk is de tryptiek, afkomstig van het stadhuis. Het werk doet denken door zijn pri¬ mitieven schildertrant aan de Eyken. Het dateert vermoedelijk ook uit veertien honderd zooveel, en is be¬ taald met een boete, opgelegd aan iemand, die een ander verwond had. In het museum treffen we voorts aan het model van een oude bagger¬ molen, in stukken en brokken, door den heer Kerkmeyer op het stadhuis gevonden tusschen een hoop hout. De baggermolen is vermoedelijk een Hoornsche uitvinding. In zulk een molen liep een paard in de rondte, om de machine in be¬ weging te brengen. Nog in 1850 werden dergelijke molens gebruikt. Voorts vinden we er een model van een zeer eigenaardig toestel, met behulp waarvan hooge kerkmuren werden schoongemaakt. Op den zolder, waar nog veel ge¬ sorteerd moet worden, hebben vele oude steenen een plaatsje gevonden, o. a. de oude koeien van de voor¬ malige Koepoort en de eerste steen van het graf van Florisz. Op het uithangbord van een vroegere bakkerij op het Groote Noord lezen we: Het fijngemalen graan, door arbeid, kunst en zweet, Wordt door mij en mijn volk tot voedzaam brood gekneed. Door middel van het vuur en verder door den oven, Maak ik het graan tot brood, dat God ons schenkt van boven. Wat kan ik bij mijn werk nog meer dan vreugde wenschen, Als zegen van den Heer en gunst van goede menschen? Men vindt hier ook nog het zwaard van den beul. Martelwerktuigen zijn er niet; daaraan heeft men gelukkig hier nooit zoo heel veel gedaan. Ook vindt men er aan stukken en brokken de Roode Steen (de naam wordt nog vaak gebruikt), die indertijd onder de galg heeft gelegen. Er zijn lieden genoeg, die de musea van Brussel Parijs en Londen op hun duimpje kennen en zich nooit de moeite gaven de stad hunner inwoning eens systematisch als toerist te gaan verkennen. Kennen alle Hornaars bijv. de zoo interessante in het West-Friesch Mu¬ seum bijeengebrachte verzameling schil¬ derijen, antiquiteiten enz.? Toch is ze zeker alleszins een bezoek waard. Men stelt dikwijls een bezoek al maar uit en wacht als het ware op een aanleiding. Welnu, zulk een aanleiding is er thans, nu het meseum nadat het gerui- men tijd voor een groote restauratie ge¬ sloten was zijn deuren weder voor belangstellende bezoekers heeft ge¬ opend. Men stelle dus nu weder niet uit tot de komst van de volgende logés (met hen kan immers even goed nog eens terugkomen?) En die op zolder of kelder nog iets heeft, voor het Museum van waarde, die sta het te algemeen nutte af. Ten slotte nog een kleine opmer¬ king, ons s.echts ingegeven door den waarachtigen drang om het prestige van het vak der journalistiek, dat ons lief is, hoog te houden. Op de gedrukte uitnoodigings-circu- laire luidende: „Wij hebben de eer U te berichten, dat wij voornemens zijn het Museum van af 24 Oct. e'k. weder voor het publiek te openen, en zouden er prijs op stellen dat U met de leden van uw gezin vóór dien tijd de nieuwe inrichting wildet komen bezichtigen, waartoe U de gelegenheid zult vinden op Zondag 22 of Maan¬ dag 23 Oct. tusschen 1 en 4 uur", waren met inkt doorgestreept de woor¬ den „met de leden van uw gezin". Andere invités werden dus wel ge- noodigd met hun gezinsleden. Waarom, zoo vragen we ons af, de pers niet? Vooral in die moedwillige uitzondering door een speciale door¬ streping school hier voor ons iets stui¬ tends. Als men uit een oogpunt van publi¬ citeit of reclame de pers noodig heeft weet men haar heel goed te vinden ; waarom voor haar dan een uitzonde¬ ring gemaakt, waar men in de gelegen¬ heid is, haar ook eens een beleefdheid te bewijzen als aan anderen? Bij vele gelegenheden, zelfs bij too- neeluitvoeringen en concerten is het een vast gebruik, den verslaggever uit te noodigen met een of zelfs twee dames. We willen echter gaarne aannemen dat we hier te doen hebben met de