Tekstweergave van NHC_1907_12_31_0001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Zevende
Jaargang.
Dinsdag
31
December
1907.
No
706
HOORNS
COURANT.
Nieuws-
en
Advertentieblad.
Verschiint
WOEHSDAG
ea
ZATERDAG.
ABONNEMENT
franco
aan
buis
per
8
maandcp
50
cents;
buiten
de
stad
„8
„
65
„
Voor
bet
Buitenland
piet
verbooging
der
port,
Afzonderlijke
nummers
5
ets.
UITGEVER;
O.
J30LDINGH,
KAASMARKT
12
—
HOORN.
ADVERTENTIEN:
X—10
regels
40
Cts.,
iedere
regel
meer
4
Cta.
Bandelsadvertentiën
volgens
speciaal
tarkf.
Brieven,
Ingebonden
stukken,
ens.
in
te
zenden
bij
den
Uitgever.
Oudejaarsavond.
Straks
zullen
d:e
doodsklokken
luiden
boven
het
graf
van
het
jaar
1907.
Straks
dbeunen
de
schoten
door
de
ijle
nacht¬
lucht;
waarmee
aan
het
gtervendl
jaar
de
laat¬
ste
eer
wordt
bewezen.
Dan
zullen
db
menschen
het
nastaren,
het
jaar
dbt
voorbijging',
en
zegcen:
„Zie
zoo,
het
is
weg.
Nu
komt
weer
een
rieuw!
Veel
heil
en
zegen
er
in!
Veel
geluk!
Al
wat
wenschelijk
is!"
En
men
zal
elkaar
toedrinken
op
ieders
ge¬
zondheid,
en
een
klein
huiselijk
feest
vieren,
en
vervolgens
den
ouden
tredmolen
jrane
van
het
dagelijksche
leven
weer
opvatten.
Dan
is
het
nieuwe
jaar
ingetreden
zonder
dat
er
bi-
zondere
aandacht
aan
wordt
geschonken.
Doen
we
diaarmedp.
het
oude
jaar
geen
on¬
recht?
Vergeten
we
niet
te
spoedig
wat
het
ons
goeds
bracht?
0,
we
weten
wel,
dat
het
denkbeeld:
Oude
jaar,
het
zelfs!
nog
gewoner,
nog
meer
alle¬
daagse
he
begrip
van
jaar,
slechts
fictief
is.
Er
Verandbrt
in
de
realiteit
des
levens
niets
bij
db
wisseling
des
jaars.
't
Is
slechts
een
afschei¬
ding
in
de
tijdrekening,
een
streepje
onder
een
'tfjdVak,
en
de
realiteit
van
die
wisseling
zal
alleen
dan
blijken
uit
dat
streepje
als
het
heden
in
later
dagen
historie
geworden
is,
als
men
onze
jaarwisseling
noodig
heeft
om
den
tijd
nauwkeurig
te
bepalen.
En
in
werkelijkheid
heeft
dan
ook
het
verspringen
van
den
iaarwijzer
op
het
uurwerk'
dier
eeuwen
geen
andere
beteekenis
dbn
het
eentonig
getik
van
de
klok
in
onze
huiskamer,
die
ons
onverpoosd
den
dood
der
seconden
en
minuten
voortikt.
Beiden
—
èn
de
overgang
van
de
eene
mi¬
nuut
in
die
andere^
èn
de
wisseling
van
de
jaren,
zijn
slchakels
in
dien
keten
der
tijdrekening,
slechts
verschillend'
in
lengte,
in
afmeting.
Toch
—
afgezien
nog
va.n
db
vraag,
of
we
niet
verplicht
zijn,
meerdere
aandacht
te
schen¬
ken
abn
het
wegsnellen
dier
seconden
en
minu¬
ten
van
ons!
zoo
korte
leven
—
lijkt
het
ons
toe,
dat
te
veel
de
beteekenis
der
jaarwisse¬
ling
wordt
onderschat.
Nogmaals,
niet
ten
op¬
zichte
van
's
levens
werkelijkheid
want
dan
is
die
beteekenis
zeker
niet
zoo
heel
groot.
Dat
we
dbn
eenen
dag
nog
©en
7,
en
den
volgenden
een
8
als
het
getal
der
eenheden
in
ons
jaar-
Feuillston-
In
den
vreemde.
(7.
„Ik
wildb
weten,"
ging
de
dame
haastig
voort,
klaarblijkelijk
met
die
vriendelijk©
bedoeling
om
hem
uit
db
verlegenheid
te
helpen,
„wat
uw
naam
in
het
Engelsch
beduidt.
B-jerk!
B-jerk!
diat
moet
toch
iets
bet
eekenen?"
„Bjerk
is
een
boem
—
een
berk.
„Zeer
goed;
Berk
—
berk
—
dat
is
een
heel
fatsoenlijke
naam.
En
uw
voornaam?
Hoe
zeidet
gij
ook
weer?"
„H-a-l-f.d-a.-n."
„Halfdan?
En
niets
verder?
dan
Birke
of
Da¬
niël
Birk.
Dat
is
een
naam
voor
een
Christen-
mensch."
„Tot
uw
dienst,"
murmelde
het
slachtoffer
en
keek
zeer
ongelukkig.
„Gij
moet
mij
vergeven
dlat
ik
zoo
ronduit
spreek.
B-jerk,
ziet
ge,
dat
zou
ik
nooit
kunnen
uitspreken."
„Wat
u
aangenaam
is,
mevrouw,
keur
ik
ook
tal
schrijven,
is
op
zich
zelf
geen
feit
van
bl-il
zondbr
hooge
beteekenis
en
grootere
verande-M
ringen
brengt
ons
het
nieuwe
jaar
al
niet.
j
Maar
we
bedbelen
ten
opzicht©
van
ons
inner-i
lijk,
ons
intiem
leven.
We
glijden,
liefst
nog:
we
vliegen
dbn
mijlpaal
des
levens,
die
het
scbeidbnde
jaar
opricht^
voorbij
en
schenken
er
niet
meer
aandacht
aan,
dan
aan
een
ver¬
vliegende
schaduw.
We
behoeven
toch
waarlijk
geen
beroepsphi-
losofen
te
zijn,
om
eens
een
oogenblik
te
ver-
poozen,
eens
na
te
gaan
wat
er
eigenlijk
ver¬
loren
gbat
in
het-
wegstervend
oude
jaar,
wat
we
eigenlijk
winnen
met
db
komst
van
't
nieu¬
we.
En
dbn
kan
't
niet
anders,
of
de
gedachte
aan
db
scheiding
van
het
oude
jaar,
gelijk
die
aan
ieder©
scheiding,
doet
ons
weemoedig
aan.
Ziedaar
dan
weder
vervlogen
een
stuk
van
ons
leven,
gelijk
het
geheel
eenmaal
vervlogen
zal
zijn
als
onze
laatste
dbg,
ons
laatste
uur,
onze
laatste
minuut
is
aangebroken.
Een
stuk
van
ons
leven
—
men
ondbrschatte
dit
toch
niet,
maar
stelle
zich
de
vraag:
hoe
was
dbt
stuk
leven
voor
mij,
en
hoe
was
IK
voor
dbt
stuk
leven?
Een
gewichtige
vraag,
waarop
db
antwoorden
velerlei
zullen
zijn.
Ge¬
wichtig,
omdat
we
van
niets
zoo
zeker
zijn
als
van
ons
verleden.
Elke
daad
in
dat
ver¬
leden
draagt
zijn
eigen
sluitsteen,
d.
w.
z.
wat
gtedban
is,
blijft
gedaan
—
aan
het
verleden
valt
niet
te
veranderen
of
te
verplooiën.
De
antwoordbn
zullen
velerlei
zijn,
zeiden
we
zooeven.
Het
verleden
is
voor
den
een
roos¬
kleuriger,
vriendelijker
geweest
dan
voor
den
ander,
maar
ongetwijfeld
heeft
het
voor
elk
zijn
schoon©
kleuren
getoond',
zijn
vriendelijke
uren
gehad1.
Zijn
we
tegenover
die
vriendelijk¬
heden
van
het
vervlogen
tijdperk
nu
niet
on¬
dankbaar,
indien
we
het!
nieuwe
jaar
begroeten
met
een
vreugdb,
waarin
geen
enkele
gedachte'
van
weemoedige
herinnering
gewijd
is
aan
dat
wat
achter
ons
ligt?
Zeker
wel.
Voor
dbn
zegen
ons
in
het
afgeloopen
jaar
geschonken,
zij1
die
ook
nog
zoo
klein,
past
dbnkhaarheid
aan
Hem,
die
ze
gaf.
En
al
is
bet
zoo-,
dat
we,
met
te
vergeten
en
het
oog
te
sluiten
voor
wat
achter
ons
ligt,
tevens
db
herinnering
wegdloen
van
„veel
leeds,
dat
ge¬
leden,
veel
strijds,
die
gestreden"
is,
-—
ook
'die
herinnering
verdient
een
langer
leven.
Zij
toch
kan
ens
door
hare
leering
behoeden
voor
veel
leeds
in
de
toekomst.
Het
spreekwoord
blijft
goedl"
„Dat
is
zeer
lief
van
u
en
gij
zult
zien
dbt
het
db
moeite
waard
is
om
mij
te
behagen.
Dus
gij
wilt
gaarne
muziekles
geven.
Als
gij
het
'goed
vindt,
zal
ik
mijn
oudste
dochter
laten
roepen.
Zij
weet
veel
van
muziek
en
als
uw
spel
haar
bevalt,
dbn
zal
ik
u,
volgens
den
wensch
van
mijn
echtgenoot,
aannemen,
niet
als
leermeester
van
Edith,
maar
voor
mijne
jongste
dochter
Clara."
Halfdbn
hoog
en
mevrouw
Van
Kirk
ruischte
db
voorkamer
binnen,
schelde
en
kwam
weer
terug.
Een
knecht
in
liverei
verscheen
en
ver¬
dween
weer
even
gital
als
hij
gekomen
was.
Er
lag
in
dit
stille
komen
en
gaan
voor
onzen
Noor¬
weger
iets
dbt
aan
een
gieest
deed
denken;
hij
was
gewoon
met
harde
hakken
op
naakte
vloe¬
ren
te
stampen
weikei
steedis
aankondigden
dat
er
iemand
kwam.
En
terwijl
hij
daarover
stond
te
dénken
en
te
droomen,
en
schier
vergeten
had'
waar
hij
was;
omgaf
hem
een
kostelijke
geur
en
maakt©'
het
weefsel
zijner
droomen
nog
dichter
en
fantastischer,
„Mijnheer
Birk,"
zei
mevrouw
Van
Kirk,
„dit
is
mijne
dochter,
mejuffrouw
Edith,"
waar,
dbt
de
ondervinding
de
beste
leermeesteres
is
en
vooral
van
droevige
ondervindingen
kan
dit
worden
getuigd.
Een
stuk
van
ons
leven
—
waarin
wij
365
malen
een
nieuwe
bladzijde
in
ons
levensboek
opensloegen.
Waarmedb
die
bladzijden
beschre¬
ven
staan
is
een
vraag
die
voor
ieders
persoon¬
lijk©
beantwoording
openligt.
Moge
het
antwoord
ieder
onzer
niet
al
te
zeer
in
staat
van
be¬
schuldiging
stellen!
Moge
het
geschrevene
op
die
bladzijden
niet
tegen
ons
getuigen,
indien
db
tijd
der
verantwoording
daar
is.
Aan
dat
alles'
denkende,
wordt
het
laatste
uur
van
het
Oudejaar
voer
ons
©en
uur
van
groote
beteekenis.
Hier
zijn
wij,
en
staan
ge¬
reed
een
ganschen
jaarkring
af
te'
sluiten.
En
zouden
we
dan
niet
eens
in
gedachten
nagaan
wat
het
oudb
jaar
ons
bracht,
wat
het
van
ons
nam,
wat
het
ons
gaf,
van
wie
het
ons
schei¬
den
deed?
Neen,
deze
ure
is
een
te
gewichtige,
dan
dat
wij
haar
zoudbn
passeeren,
onder
den
luidruch-
tigbn
roes
eener
ongepaste
feestvreugdb
—
pro-
fanie
bij
db
lijkbaar
van
een
zoo
gewichtigen
dbode!
;
rp
|
Tj'^1
Maar
onze
vreugdb
geldt
het
Nieuwejaar,
en
niet
het
oudb,
zoo
hooren
we
ons1
toeroepen.
Ons
wel!
Een
feestvreugdb
dus
„op
hoop
van
zegen",
zooals
op
sommige
schepen
te
lezen
sltaat.
Want
we
weten
niet
wat
het
Nieuwe
jaar
ons
brengen
zal.
Vreugd
of
leed,
leven
of
dbod?
Wij
weten
het
niet.
Ook
bij
die
intree
van
een
nieuwen
jaarkring
dus,
mogen
we
de
gewichtig©
beteekenis
van
het
oo'genblik
niet
vergeten.
Wij
wenschen
dbt
niet
te
doen.
In
dankbare
herinnering
volgen
wij
het
ge¬
storven
jaar
ten
uitvaart.
Maar
tevens:
met
d'e
beste
wenschen
voor
al
db
onzen,
voor
U,
lezers,
en
de
Uwen
met
wenschen
voor
Uw
welzijn
en
Uw
geluk
in
gansch
d'en
nieuwen
jaarkring;
begroeten
ook
wij
1908.
Moge
het
in
alle
opzichten
voor
ons
allen
een
gelukkig
en
gezegend!
jaar
zijn!
Kin
der
vrae-pn.
Er
heeft
onlangs
iemand
beweerd
dat
een
kind!
altijd
vraagt.
Het
vraagt
van
alles
en
aan
iedbreen.
In
eindelooze
afwisseling'.
Aan
moeder
het
meest,
maar
als
die
geen
antwoord
weet,
verwijst
zij
den
vrager
naar
vader,
die
al-
In
db
uiterste
verwarring
sprong
Halfdan
op
en
boog.
„Edith,"
ging
de
dame
voort,
„dit
is
mijnheer
Birk.
Papa
zendt
hem
hierheen
en
dacht
dat
hij
Clara
misschien
muziekles
kon
geven.
En
wees
nu
zoo
goecfy
lieve
kind,
om
eens
te
zien
wat
mijnheer
Birk
kan.
Ik
weet
niet
genoeg
van
muziek
om
dbt
te'
beoordeelen."
„Als
mijnheer
Birk
zoo
goed
wil
zijn
iets
te-
te
spelen,
zal
ik
er
gaarne
naar
luisteren,"
zei
juffrouw
Edith,
met
eene
stem,
waarvan
de
zil¬
veren
klank
het
fijne
oor
van
Halfdbn
alleraan¬
genaamst
aandeed.
Zwijgend
gaf
hij
zijne
bereidvaardigheid
te
kennen
en
volgdb
de
dames
in
een
kleiner
ver¬
trek,
dbt.
door
vleugeldeuren
van
den
salon
ge¬
scheiden
was.
Het
jonge
meisje,
aan
wier
zijde
hij
nu
ging,
had
zijn
hart
onmiddellijk
vervuld
met
een
gevoel,
waarin
gloed
en
zaligheid
ver¬
mengd'
waren.
Hij
kon
de
oogen
niet
van
haar
afhouden,
hij
scheen
als
tetooverd.-
En
daarbjj
kwelde
hem
het
bewustzijn,
dat
in
den
glans
die
de
schoone
omgaf,
zijne
eigene
armzalige
persoonlijkheid
maar
al
te
zeer
in
de
schaduw
wegzonk.
De
slanke
majesteit
der
gestalte,
de
dus
zijn
autoriteitsbrieven
ontvangt.
Wie
geen
vreemdeling
is
in
de
wereld
der
eerste
kindbrjare-n
weet
wel,
dat
en
hoe
de
vragendb
kleinen
afgescheept,
afgewezen,
af-
geknord
en
afgeschrikt
kunnen
worden.
Vader
heeft
nu
geen
tijd1
en
moteder
heeft
het
van¬
daag
te
druk;
de
kinderjuffrouw
weet
geen
ant¬
woord1
en
beweert
dat
het
lastige
kinderen
zijn,
die
alles
vragen.
Eerst
heeft
het
kind
nog
ge¬
duld,
en
wil
wel
wachten,
of
papa
van
avond
ook
tijd
heeft,
na
tafel;
en
of
mama
het
straks
niet
zoo
druk
heeft,
en...
of
men
toch
begrij¬
pen
zal,
dbit
het-
den
vragbr
hooge
ernst
is
met
al
deze'
dingen?
Doch
ziet:
„altijd
vragen
is
lastig",
zoo
hoort
de
kleine
zich
afschepen,
nog
eens,
en
morgen
weer,
en...
nu
begint
de
vrager
te
zwijgen,
en
stom
te
worden
en
de
belangstelling
te
verliezen.
Vele
kinderen,
van
zes,
zeven
jaar
vragen
nooit
iets
meer;
dte
vraag-
lust
is
dood.
Vooral
in
de
gezinnen
der
onont-
wikkeldbn;
bij
menschen
ook,
die
hun
tijd
en
uren
noodig
hebben
om
den
kost
voor
het
groo¬
tier
wordtend
gezin
te
verdienen,
houden
de
kin¬
deren
spoedig
op,
vragers
te
zijn.
En
ten
plat-
tenlandb
is
het
haast
een
algemeen
verschijn¬
sel,
dbt
de
ter
school
komende
en
ter
school
gaande
jongens
en
meisjes
nooit
iets
te
vragen
hebben.
Hun
tong
schijnt
nog
geboeid'.
Erger
nog
is,
dbt
de
afstomping
nog
verder
doorging
en*'t
waarnemings-vermogen
aantastte;
de
kin¬
deren
zien
en
hooren
niet
meer,
wat
om
hen
is
en
gebeurt,
en
groeit
en
bloeit,
en
waardig
is
hekeken
te
worden.
Nadenkend
stilstaan
bij
iets,
dben
zij
volstrekt
niet
meer;
met
den
dood
van
't
vragen
is
ook
't
waarnemen
gaan
kwij¬
nen
en
gaan
sterven.
Gelukkig
is
daar
de
school,
dié
de
tong
der
kinderen
weer
ontboeit;
de
onderwijzer,
die
den
vraagzin
weer
opwekt,
tot
nieuw
leven
prik¬
kelt
en
oogen
én
ooren
dier
kinderen
open¬
maakt.
En
waarlijk,
dat
opwekken
en
weer
ten
leven
brengen
van
opmerken,
waarnemen
en
vragen
is
in
deze'
dagen,
in
,,de
eeuw
van
't
kind1,"
zouden
we
haast
zeggen,
tot
een
nieuwe
en
eigenaardige
poging
gekomen,
die
overal
waardbering
zal
vinden.
In
een
der
laatst
ver¬
schenen
nummers
van
Volksondbrwijs
is
het
de
heer
G.,
die
er
van
vertelt.
Hij
heeft
in
zijn
school,
behalve
dat
hij
het
vragen
van
den
kant
dier
leerlingen
in
alle
klassen
sterk
aan¬
moedigt,
in
de
hoogste
klasse-
een
„vragenuur"
ingevoerd;
en
dat
uur
bleek
tot
nog
toe-
al¬
tijd!
te
kort.
Prettig
om
het
te
hooren,
want
bekoorlijke
sierlijkheid
hare-r
kleeding,
die
een
volmaakt
voorbeeld1
scheen
der
kunst
die
zich
verbergt,
db
veerkrachtigheid
van
haar
tred
—
dbt
alles
omgaf,
omzweefde
hem
als
een
geurige
sluier,
die
hem
ontrukte-
aan
zijn
leed.
Hij
nam
plaats
voor
den
vleugel
en
speelde
Chopins
Notturno
in
G-Dur,
terwijl
db
dames
achter
hem
verbaasde
blikken
wisselden.
En
in-
dbrdaad,
het
vuur
en
het
gemak
waarmede
zijne
geoefende
hand
de
teere
draden
van
het
gouden
weefsel
weefdb
en
-dooreenweefde,.
en
uit
de
verheven
variaties
terugkeerdb
tot
het
gewone
thema,
waarvan
hij
allen
nuances
recht
liet
We¬
dervaren,
men
begreep
niet
hoe
—
dat
alles
was
zoo
buitengewoon,
dat
ook
een
minder
geoefend
oor
dan
dat
van
Edith,
die
reeds
alle-
muzikale
hulpbronnen
van
New-York
uitgeput
had1,
niet
ongevoelig
zou
zijn
gebleven
voor
zulk
een
spel.
En
zij
voeldb
het
diep.
Toen
de
laatste
tonen
wegstierven
van
de
beide
slotaccoorden
(eene
finale,
zoo
karakteristiek
voor
Chopin)
stond1
zij
op
en
ijldb
op
hem
toe
met
een
ondoordachten
ijver,
die
welsprekender
was
dan
luid-klinkenda
woordien
van
lof.
(Wmdt
wraig4)