Tekstweergave van NHC_1906_08_04_0001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Zesde
Jaargang.
Zaterdag
4
Augustus
ith
6
N
560
NIEUWE
I00RNSCKE
COURANT
Nieuws-
en
Advertentieblad.
VerscMint:
WOENSDAG
su
ZATERDAG.
ABONNEMENT
franco
aan
huis
per
3
maanden
50
cents;
buiten
de
stad
„3
„
65
„
Voor
het
Buitenland
met
verhooging
der
port,
Afzonderlijke
nummers
5
ets.
UITGEVER;
A.
O.
BOLDINGïï,
KAASMARKT
12
—
HOORN,
ADVERTENTIEN;
1—10
regels
40
Cts.,
iedere
regel
meer
4
Cts.
Handelsadvertentiën
volgens
speciaal
tarief,
Brieven,
Ingezonden
stukken,
eru-
in
te
zenden
bij
den
Uitgever.
Dit
hef
binnenland
van
Celebes.
Over
de
toestanden
in
het
binnenland
van
Celebes
worden
interessante
bijzonderheden
medegedeeld
in
de
„Nieuwe
Soerab.
Courant".
Op
een
zeer
eigenaardige
manier
—
aldus
lezen
we
—
worden
hier
huwelijken
gesloten.
Een
man
die
plan
heeft
om
een
jong
meisje
uit
zijn
eigen,
dan
wel
uit
een
andere
kam¬
pong
te
trouwen,
maakt
zijn
familieleden
met
dat
plan
bekend.
De
ouders
van
het
jonge
meisje
worden
gewaarschuwd
en
deze
geven
daarvan
ook
aan
hunne
familie
kennis.
Op
een
bepaalden
dag,
dien
van
het
huwelijk,
worden
de
familieleden
van
beide
huwelijkscandidaten
in
de
huizen
der
Ouders
verzameld.
De
man
wordt
dan
door
zijn
familie
naar
het
huis
der
bruid
geleid.
Vóór
de
deur
wordt
hij
met
eenig
eerbewijs
ontvangen
en
door
den
vader
of
de
moeder
der
bruid
naar
binnengeleid
en
neemt
plaats
naast
de
bruid,
die
hem
reeds
wacht.
Alle
familieleden
komen
binnen,
bruid
en
brui¬
degom
eten
samen
pinang
en
de
overigen
doen
hieraan
mee.
Vervolgens
geven
allen
elkaar
de
hand,
ten
teek-en
van
zegen
voor
het
jonge
paar.
Hiermede
is
het
officieele
gedeelte
der
plechtigheid
afgeloopen
en
volgt
in
den
regel
een
soort
slametan,
voor
rekening
van
den
man;
andere
onkosten
vordert
het
sluiten
van
een
huwelijk
niet.
Wordt
het
huwelijk
geweigerd
door
het
meisje
of
wel
door
hare
familieleden,
dan
wordt
de
man
bij
zijn
komst
aan
het
huis
der
bruid
niet
ontvangen.
De
man
mag
méér
dan
ééne
vrouw
trouwen.
De
echtscheiding
geschiedt
op
even
gemakke¬
lijke
wijze.
Wil
de
vrouw
tot
echtscheiding
over¬
gaan,
dan
brengt
ze
naar
de
ouders
van
den
man
sirih,
lobak
en
gambir.
Laat
de
vrouw
bij
haar
vertrek
deze
artikelen
daar
liggen,
dan
is
de
echtscheiding
tot
stand
gekomen
en
de
man
moet
ér
in
berusten.
De
man
handelt
op
dezelfde
manier.
De
kinderen
blijven
bij
de
moeder.
De
gescheiden
echtgenooten
mogen
on¬
middellijk
hertrouwen,
hetzij
met
elkaar,
hetzij
met
anderen.
Sterft
één
der
echtgenooten
dan
mag
de
andere
pas
trouwen
na
afloop
der
plech¬
tigheden,
die
op
het
sterfgeval
volgen.
Welvarend
is
de
bevolking
slechts
in
gerin¬
ge
mate.
De
vorsten
en
hunne
familieleden
heb-
Peuilleton.
CLARA.
14.
Hij
wist
niet
meer
hoe
hij
het
zou
aanleggen,
en
nu
hij
inzag,
dat
hij
er
op
die
manier
niet
komen
kon,
nam
hij
eene
uitvlucht
en
vroeg:
„Anna,
hoe
jong
was
je,
toen
je
ouders
stierven?"
„Heel
jong,"
zei
ze.
„Ik
kan
het
mij
niet
meer
herinneren."
„Hebt
ge
nooit
uwe
moeder
gekend?"
Frans
voelde
niet
hoe
pijnlijk
die
vraag
haar
trof,
anders
zou
hij
haar
gespaard
hebben.
„Mijne
moeder
heeft...."
Ze
kon
niet
verder.
Ze
viel
op
den
stoel
neder.
Ze
trok
hare
hand
uit
de
zijne.
„Kom,"
zei
Frans,
„wees
bedaard,
kan
je
je
niets
meer
herinneren?"
„0!"
snikte
zij.
„Ik
mag
—
ik
kan
het
niet
zeggen.
Zij
is
dood!"
Haar
hoofd
viel
op
hare
borst
en
zij
weende.
Hij
stond
bij
haar
en
staarde
doelloos
naar
den
donkeren
achtergrond.
Het
was
stil
en
hij
hoorde
het
nokken
en
snikken
van
het
kind,
dat
om
hare
moeder
weende.
Zoo
gingen
eenige
oogenblikken
voorbij.
Toen
viel
er
weer
een
lichtstraal
door
hef
ben
bezittingen
aan
karbouwen,
paarden,
wat
goud
en
kleedingstukken.
De
kleederdracht
der
vrouwen
bestaat
uit
sarong
en
baadje.
De
sarong
is
vervaardigd
van
foeja.
Ter
hoogte
van
de
heup
wordt
de
foeja
naar
beneden
omgeslagen,
zoodat
de
sa¬
rong
den
vorm
heeft
van
een
rok
met
strooken.
Het
baadje
is
vervaardigd
van
foeja
of
van
ka¬
toen,
meestal
zwart
met
daarin
enkele
stuk¬
ken
wit
en
rood.
Het
baadje
van
foeja
is
bruin
of
zwart,
de
rok
steeds
bruin,
slechts
in
en¬
kele
gevallen
wit.
Het
baadje
is
de
zoogenaam¬
de
badjoe
koerong
met
nauwsluitende
mouwen.
Van
het
beneden-einde
staat
't
wijd
uit,
om
op
de
strooken
van
den
rok
te
rusten.
Als
versiering
dragen
ze
op
het
hoofd
een
band
van
schors,
wit
of
van
figuren
voorzien.
In
dien
band,
bijna
1
decimeter
hoog,
ligt
het
haar.
Sommige-,
nl.
de
voorname
dames,
dra¬
gen
een
hoofddoek
van
foeja,
van
veel
kleuren
voorzien.
Deze
hoofddoek
wordt
echter
op
een
andere
manier
opgemaakt,
dan
die
der
man¬
nen.
Dan
behoort
bij
de
kleederdracht
der
vrou¬
wen
nog
een
kleine
soort
klewang
of
wel
een
dolk,
die
ze
steeds
bij
zich
dragen
hetzij
om
hout
te
kappen
of
wel
pinang
te
snijden
voor
de
sirih.
Als
versiering
worden
door
haar
nog
gedra¬
gen
armbanden
van
kralen
of
wortels,
halsket¬
tingen
van
kralen
en
ook
wel
van
witte
bee-
nen
knoopen,
ringen
van
lood
met
ontzaglijk
groote
steenen,
die
ook
aan
de
duimen
wor¬
den
gedragen.
Dan
bestaat
ook
nog
de
gewoon¬
te
om
gezicht
en
handen
met
roet
te
sieren.
Op
het
gezicht
worden
dan
met
een
mengsel
van
roet
en
water
allerlei
figuren
geteeke-nd
over
voorhoofd,
neus,
wangen
en
kin.
Op
den
bovenkant
der
handen
komen
eveneens
figu¬
ren.
Onder
gewone
omstandigheden
zijn
't
een¬
voudige
strepen,
hier
en
daar
op
het
gezicht
en
handen
aangebracht.
Bij
feestelijke
gelegen¬
heden
worden
deze
strepen
echter
vermeer¬
derd
en
zijn
naar
haar
smaak
prachtig,
't
Is
afschuwelijk,
zoo'n
toegetakelde
vrouw
te
zien.
Het
gelaat
der
vrouw
wordt
ook
op
een
af¬
schuwelijke
manier
bedorven.
De
gewoonte
be¬
staat
nl.
om
de-
snijtanden
bij
het
meisje
van
12
al3
jaar
uit
den
mond
te
slaan.
Hiertoe
steekt
men
een
staafje
ijzer
tusschen
de
tan¬
den.
Door
er
met
een
ander
stuk
ijzer
tegen
aan
te
slaan,
worden
de
tanden
ter
hoogte
van
het
tandvleesch
afgebroken.
achtervenster
op
de
vaten
en
de
pakken
zee¬
gras,
die
door
dat
tooverachtige
witte
licht
een
spookachtig
aanzien
kregen.
Hij
huiverde.
„Anna!"
Hij
boog
zich
voorover
en
fluisterde,
alsof
hij
bevreesd
was
dat
iemand
het
zou
hooren.
„Anna!
als
zij,
uwe
moeder,
nog
leefde,
als
zij
u
ruste-loos
had
gezocht
tot
nu
toe
—
als
ze
u
eens
vond!"
Het
meisje
zag
hem
vragend
aan;
ze
begreep
het
niet.
Het
klonk
haar
in
de
ooren
als
in
een
droom
en
ze
bleef
hem
eenige
oogenblik¬
ken
zoo
vragend
aanzien.
„Zeg
dat
nog
eens,
als
mijne
moeder....
wat?
—
Spreek!"
Hij
kon
het
niet
langer
zwijgen.
„Zij
leeft,
Anna!
Zij
is
hier!"
borst
hij
uit.
Het
was
te
veel.
Zij
wankelde
—
zij
viel
tegen
hem
aan.
„Anna!
Anna!"
riep
hij,
„o
God!
ze
sterft,"
want
hij
voelde
hare
hand
ijskoud
worden.
Hij
wide
haar
op
den
stoel
neerzetten,
doch
zij
was
koud
en
stijf
als
een
lijk....
Zij
verroerde
zich
niet.
Zachtjes
liet
hij
haar
op
den
grond
glijden
en
wilde
naar
beneden
gaan
om
huV
Eenige
oogenblikken
stond
hij
stil,
vertwijfeld,
niet
wetende
wat
te
doen,
toen
de
deur
ope-n-
gestooten
werd
en
Clara
met
den
uitroep:
„O
God!
mijne
dochter,
mijne
Anna!"
binnenstoof.
Toen
Anna
naar
beneden
gebracht
was
en
weer
hare
oogen
opsloeg,
toen
zij
de
vrouw
ip
het
gelpat
zag,
wier
beeld
haar
nog
altijd
Dit
ontbreken
der
snijtanden
geeft
aan
nog
jonge
vrouwen
een
zeer
ouwelijk
aanzien.
Als
reden
van
deze
gewoonte
wordt
opgegeven,
dat
de
grootmoeders
geen
voortanden
hebben
en
dat
de
kleinkinderen
ze
daarom
ook
niet
mogen
hebben.
De
kleederdracht
der
mannen
over
't
alge¬
meen
bestaat
uit
een
k
orte,
nauwsluitende
b-ro-ek,
die
tot
ongeveer
een
decimeter
boven
de
knie
reikt.
Sommige
dragen
een
baadje,
an¬
deren
weer
niet.
Een
hoofddoek
wordt
gedra¬
gen
van
goed
of
foeja,
't
liefst
zooveel
mo¬
gelijk
van
kleuren
voorzien,
die
daarop
ge¬
bracht
worden
door
kasoemba
of
roet.
De
meeste
mannen
dragen
aan
een
touwtje
om
het
middel
een
matje
of
wel
een
stuk
gelten-
vel
achter
op
het
zitvlak
en
dat
dient,
om
er
op
te
zitten,
zooals
men
hier
altijd
zijn
stoel
bij
zich
heeft.
Ook
ziet
men
mannen
loopen
geheel
onge¬
kleed.
Ze
hebben
dan
een
stuk
goed
of
wel
foeja
om
het
middel
en
tusschen
de
beenen
doorgehaald.
Iedere
man
draagt
met
zich
zijn
sirih-benoodigdheden
in
een
zakje.
Dit
zakje
wordt
gedragen
in
een
stuk
goed
of
foeja,
dat
wn
bandelière
overal
meegevoerd
wordt.
De
sirih-benoodigdheden
bevinden
zich
dan
op
den
rug.
A!s
wapen
wordt
gedragen
een
klewang
en
een
lans.
Bij
een
sterfgeval
worden
er
festiviteiten
ge¬
houden.
Dit
gebeurt
7
dagen,
14
en
21
dagen
na
den
dood.
Op
den
21sten
dag
hebben
de
grootste
en
laatste
festiviteiten
plaats.
Van
alle
kampongs
verzamelen
de
bewoners
zich
in
de
kampong,
waar
het
sterfgeval
heeft
plaats
ge¬
had.
Het
feest
begint
dan
met
het
drinken
van
„baroe"
(toewak),
het
slachten
van
kar¬
bouwen
en
het
verdeelen
daarvan
onder
de
feestvierenden.
Deze
hebben
al
hun
hebben
en
hoüe-n
bij
zich,
omdat
het
feest
minstens
2
dagen
duurt.
Ongeveer
een
1000
menschen
zijn
er
bij
elkaar,
maar
nlen
merkt
er
niets
van.
't
Is
even
stil
als
anders,
in
verschillende
groepjes
zitten
ze
bij
elkaar,
mannen
en
vrou¬
wen,
ieder
afzonderlijk.
Ze
zitten
te
eten,
sirih
te
kauwen
en
met
elkaar
te
praten,
's
Avonds
tegen
9
uur
begint
er
eenige
beweging
te
ko¬
men.
Ze
maken
zich
gereed
voor
de
„raëgo"
en
de
„gambéro".
De
„raëgo
is
een
soort
dans,
uitgevoerd
door
mannen
en
vrouwen.
Allen
heb¬
ben
ze
hun
beste
plunje
aan,
die
niet
veel
ver¬
schilt
van
hun
dagelijksche.
De
mannen
heb-
als
een
flauwe
schim
was
bijgebleven,
sloeg
zij
hare
armen
om
Clara's
hals
en
fluisterde
haar
woorden
van
liefde
toe,
zoo
zacht,
dat
zij
al¬
leen
ze
verstond.
En
nu
zat
Clara
beneden
in
den
leuningstoel,
toen
Anna
binnentrad.
„Hoe
is
het
er
mede?"
vroeg
ze,
en
toen
Anna
verteld
had
dat
de
zieke
rustig
had
ge¬
slapen,
zei
ze:
„Anna!
kom
nu
hier
dicht
bij
mij
zitten,
kind!
en
laat
ik
je
hand
vasthouden."
Anna
schoof
haar
stoel
dichter
bij,
en
ter¬
wijl
zij
haar
moeders
hand
vatte,
lei
zij
het
hoofd
op
haar
moeders
schoot,
keek
dan
weer
op
en
zag
haar
met-
zulke-
liefdevolle
blikken
aan,
dat
Clara
het
blondlokkige
hoofd
tegen
zich
aan
drukte
en
hartstochtelijk
kuste.
„Kind,
ik
ben
zoo
gelukkig,
ik
heb
je
zoo
innig
lief!"
'-
mi-
En
daarboven
zat
tante
Donker
voor
het
ledi¬
kant.
Ze
had
Donkers
hand
in
de
hare
en
zag
hem
aan.
„Gij
moet
nog
niet
sterven,"
fluisterde
zij.
„Ik
heb
je
zoo
lief!"
„Ik
ben
zoo
gelukkig
—
?"
Neen,
dat
kon
haar
niet
over
de
lippen.
'
"•"I
'•
.
"75
Het
was
nacht.
Stilte
heerschte
overal,
nu
en
dan
slechts
afgebroken
door
het
rollen
van
rijtuig,
dat
juffrouw
Donker
veel
harder
en
veel
langer
in
de
ooren
klonk
dan
gewoonlijk.
ben
allen
de
klewang
op
zijde.
Door
de
man¬
nen
wordt
een
groote
kring
gevormd,
waarbij
ieder
een
hand
legt
op
den
schouder
van
zijn
voorman.
De
vrouwen
staan
in
den
kring.
Eén
van
de
vrouwen
zingt,
waarna
de
mannen
in¬
vallen
met
afschuwelijk
gebrul.
Wat
gezongen
wordt
hangt
van
omstandig¬
heden
af.
Zoo
woonde
de
corresp.
der
„Nieuwe
So-erah.
Cour."
te
Koelamie
ook
zoo'n
raëgosdans
bij.
Eén
der
vrouwen,
de
voorzangster,
zong:
„Wat
zijn
jelui
mannen
toch
lammelingen,
om
niet
te
kunnen
beletten,
dat
de
compagnie
van
ons
land
bezit
nam."
Waarop
de
mannen
ant¬
woordden:
„Wat
kunnen
wij
eraan
doen?
Alle
moeite
hebben
we
gedaan,
om
ze
tegen
te
hou¬
den,
maar
tegen
de
kogels
vdn
de
companie
waren
we
niet
bestand."
Verder
zongen
de
vrou¬
wen:
„Maar
de
companie
is
goed,
ze
laat
vrou¬
wen
en
kinderen
met
rust,
ze
besproeit
onze
hoofden
met
odeur
en
geeft
aan
de
mannen
sigaretten;
wij
zullen
ons
in
ons
lot
schikken."
De
mannen
antwoordden
met
een
vervaarlijk,
heesch
gebrul.
Onder
het
zingen
gaat
men
met
ongeveer
mazurkapas
langzaam
in
't
rond.
Bij
de
„garbèro"
ziet
men
een
rij
mannen
en
een
rij
vrouwen,
die
elkaar
om
het
middel
vasthouden,
tegenover
elkaar
staan.
Hierbij
wordt
ook
beurtelings
door
mannen
en
vrou¬
wen
gezongen.
Bij
dit
gezang
doen
ze
elkaar
vragen
of
wel
vertellen
de
een
of
andere
ge¬
schiedenis
van
het
land.
Hierbij
is
't
toege¬
staan,
dat
een
der
mannen
aan
een
der
vrou¬
wen
vraagt,
of
ze
reeds
verloofd
is,
wat
ze
wel
zeggen
zou,
als
hij
haar
kwam
vragen.
In
gewone
omstandigheden
wordt
dit
kwalijk
ge¬
nomen,
maar
in
't
gezang
van
de
gambèro
niet.
Zoo'n
festiviteit
duurt
dan
een
heelen
nacht
achter
elkaar,
zonder
dat
daarbij
iets
gegeten
of
gedronken
wordt.
De
rechtspraak
wordt
uitgeoefend
door
den
madika
van
Banda,
den
pabitjara
en
den
gla-
rang,
onder
toezicht
van
den
civiel-bestuurder.
De
slavernij
bestond
hier
ook,
doch
moest,
bij
het
onder
rechtstreeksch
bestuur
brengen,
on¬
middellijk
afgeschaft
worden.
Schulden
en
op¬
gelegde
boeten
werden
betaald
met
menschen,
karbouwen
en
paarden.
Stil
was
het
op
de
bovenkamer
—
zelfs
het
tikken
der
pendule
had
opgehouden,
want
nie¬
mand
had
er
aan
gedacht
die
op
te
winden.
Het
geknabbel
en
geritsel
van
eene
muis
ach¬
ter
het
behangsel
deed
haar
soms
verschrikt
opzien.
De
zieke
was
rustig,
en
door
de
stilte
om
haar
heen
en
ook
door
de
vermoeidheid
dom¬
melde
zij
eindelijk
in.
De
gordijnen
waren
half
open
geschoven
om
de
lucht
vrijen
toegang
te
geven
—
—
ook
vrijen
toegang
voor
iemand
anders?
—
Daar
kwam
hij
en
plaatste
zich
aan
het
voe¬
teneinde
en
wachtte,
totdat
het
tijd
zou
wezen.
Maar
het
was
nog
geen
tijd
—
hij
wachtte.
Tante
Donker
sliep
—
maar
hij
wachtte.
Toen
het
morgenlicht
door
de
gordijnen
kwam
gluren,
toen
het
eerste
hanengekraai
weer¬
klonk,
toen
was
het
tijd.
Hij
ging
bij
het
hoofdkussen
zitten....
neen,
nog
even.
Dof
en
somber
weergalmden
er
zeven
lange
slagen.
Hij
stond
op,
drukte
zijne
lange
magere
vin¬
gers
op
de
oogen
van
den
zieke,
raakte
zijn
hart
aan,
wenkte
en
verdween
zoo
onhoorbaar
als
hij
gekomen
was.
Toen
werd
het
stil
en
koud
en
doodsch
in
het
vertrek,
Het
was
gedaan.
Alles
was
voorbij.
('
Wordt
vervolgd),