Tekstweergave van NHC_1903_02_14_0001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Tweede
Jaargang.
Zaterdag
14
Februari
1903.
No
200.
NIEUWE
HOORNSCHE
COURANT.
Nieuws»
en
Advertentieblad.
Verschijnt:
WOENSDAG
en
ZATERDAG.
ABONNEMENT;
franco
aan
huis
per
3
maanden
75
cents.
Voor
het
Buitenland
met
verhooging
dor
port.
Blieven,
Ingezonden
stukken,
enz.
in
te
zenden
bij
den
Uitgever,
Afzonderlijke
nummers
5
ets.
UITGEVER:
.A.
C.
BOLDINGH.
KAASMARKT
12
—
HOORN.
ADVERTENTIEN;
Per
rcgel
4
cents.
Handelsadvertentiën
bijzonder
lage
prijzen.
Dienstaanbiedingen
10
cents,
KAKELHOF.
Daar
tentoonstellingen
van
kippen
en
vogels
in
Hoorn
nog
tot
de
vrome
wenschen
blijven
behooren,
kon
ik
den
lust
niet
weerstaan,
eenige
dagen
in
de
Residentie
logeerende,
om
de
zoo
merkwaardige
verzameling
van
onze
gevleugelde
vrienden
in
den
Dierentuin
te
gaan
zien.
Een
oorverdoovend
gekakel
klinkt
U
bij
het
binnentreden
te
gemoet;
het
is,
alsof
de
beesten
jammeren,
dat
ze,
in
kooien
afzonderlijk
opgesloten,
van
hun
vrijheid
beroofd,
hier
worden
tentoongesteld.
En
alle,
of
zij
het
hoogste
wonnen
of
met
minder
tevreden
moeten
zijn,
staan
even
waar¬
dig
en
onbewegelijk
in
blanke
of
kleurige
vederpracht,
nietsdoende
pronkers
met
zwarte
kraaloogjes,
verwaand
de
wereld
inkijkend,
bewondering
vragend
van
den
bezoeker.
Enkele,
nijdig
en
vinnig,
zouden
u
graag
aanvliegen,
zoo
zij
er
maar
uit
konden,
maar
,„„p,
s„aMB
nu
met
gele
of
roode
of
oranje
snavels
wend-
kraal-oogen
te
lezen:
,Ben
ik
niet
mooi?
den
zij
wanhopige
pogingen
aan,
om
u
te
™
Niet
allemaal,
eenige
zijn
te
loom,
hun
schoonheid
zoekend
in
machtigen
omvang,
de
oogen
bijna
wegzinkend
tusschen
de
veder¬
massa
die
het
vette
lichaam
bekleedt.
Die
vederen,
hun
kleeding,
een
coquetterie
op
zich
zelf,
niet
alleen
in
kleuren-verschei-
denheid,
maar
ook
in
snit.
De
kopveeren,
het
hoofdhaar
van
het
pluim¬
gedierte,
bij
de
een
sierlijk
opgekuifd
als
het
model
voor
een
dansmeester,
bij
de
ander
slap
op
zij
neerhangend
a
la'
Cléo
de
Mêrode,
bij
een
derde
zorgvuldig
gegolfd
of
gekruld,
alsof
een
kapper
zijn
brandijzer
er
op
had
beproefd.
En
de
overige
vederdosch,
nauwsluitend
om
liet
vogellichaam
bij
den
een,
meer
reform¬
achtig
bij
zijn
buurman,
zoo
velerlei
opvat¬
ting,
dat
het
niet
is
te
beschrijven!
Denk
niet,
dat
het
alleen
kakelende
hoen¬
ders
zijn,
die
n
pralend
aanstaren;
de
zoo¬
genaamde
nederige,
zachte,
onschuldige
blauw¬
grijze
duifjes,
rekken
de
slanke
lichamen
met
de
onuitgesproken
vraag,
in
hun
strakke
zwarte
doen
voelen
hun
hoogheid
van
gekroonde
hoofden.
Zij
dragen
het
purper
om
hals
en
op
het
hoofd,
waarop
zij
fier
de
graven-
of
hertogs¬
kroon
wiegen,
want
elke
afdeeling
van
de
bloedroode
kam
vervangt
vermoedelijk
de
parel
van
de
adelijke
kroon,
en
is
dus
toon¬
gevend
voor
de
inbeelding
van
den
bezitter.
De
roode
das
om
mijnheer
zijn
hals
doet
ook
al
mee
aan
mode;
de
een
heeft
aan
dit
sieraad
heelemaal
geen
zorg
besteed
en
laat
de
lange
slippen
onbekommerd
neervallen,
.
de
ander
heeft
het
tot
een
klein
nuffig
strikje
verwerkt,
enz.
Schitterend
van
kleuren,
meent
een
derde
in
zijn
bont
pakje
zulke
versieringen
niet
noodig
te
hebben,
en
blaast
hoogmoedig
de
borst
op
tegen
den
onverschilligen
voorbij¬
ganger,
die
zijn
catalogus
raadpleegt,
zoekende
„zijn"
inzending,
eerste,
tweede
of
derde
prijs,
en
dus
zonder
oog
voor
de
glanzend-witte,
gitzwarte,
gespikkelde,
geslobkousde,
gekuifde
en
gekroonde
hanen,
die
in
onderlinge
afgunst
elkaar
jaloersche
flitsen
uit
hun
zwarte
kraaltjes
toewerpen.
Feuilleton.
Het
Testament.
Naar
het
Duitsch
van
Fr.
THIEME.
(2.)
Thans
was
het
doel
bereikt,
de
deur
ge¬
hoorzaamde
aan
den
druk.
Ze
ging
naar
binnen
open.
Maar
als
ze
kraakte
of
piepte?
Door
voorzichtig
te
zijn,
kon
hij
dat
vermijden.
Nadat
hij
zorgvuldig
de
schuif
van
zijn
lantaren
had
gesloten
en
deze
in
den
zak
had
laten
glijden,
beproefde
hij
de
deur
langzaam
open
te
schui¬
ven.
Slechts
een
duim
breedte,
toen
hield
hij
eerst
op.
Vervolgens
ging
het
duim
voor
duim
verder
—
alles
bleef
stil.
Zich
zoo
klein
ma¬
kend,
als
hem
mogelijk
was,
sloop
hij
in
de
kamer
en
drukte
de
deur,
die
gelukkig
onhoor¬
baar
in
haar
scharnieren
draaide,
weer
aan,
opdat
geen
koude
luchtstroom
de
slapenden
zou
wekken.
Want
ze
sliepen,
sliepen
nog
vast,
hun
regelmatige,
diepe
ademhaling
be¬
wees
dat.
Daardoor
geruster
geworden,
richtte
de
dief
zich
op.
Hij
herinnerde
zich
nog
tamelijk
goed
de
inrichting
van
het
vertrek,
daar
hij
En
dat
krijschen
ze
in
veelstemmig
koor
elk
op
eigen
wijze,
hoog
of
laag,
de
gevederden,
zelfs
die
gepluimden,
met
hun
afschuwelijke
gezwellen
om
de
oogen
of
op
de
snavels;
ge
houdt
't
voor
eer
ziekelijk
verschijnsel?
In¬
tegendeel
de
vogels
zijn
kerngezond,
het
is
zoo
de
voortreffelijkheid
van
hun
soort.
Hebben
de
kalkoenen
ze
niet
in
de
lellen,
als
onsmakelijke
baarden,
van
hun
kin
neer¬
hangend
?
Misschien
is
dat
wel
de
zetel
van
hun
vermaarde
kwaadheid.
ITier
we
schijnen
nu
zoowat
aangeland
in
de
afdeeling
„nut"
—
moeten
ze
het
maar
doen
met
het
gezelschap
der
ganzen.
Hun
voorvaderen
hebben
het
Kapitool
gered,
dat
is
nog
de
eenige
troost
voor
een
kalkoenschen
haan.
als
hij
in
één
kamer
moet
zitten
met
zoo'n
„domme"
gans.
De
snaterende
ganzenschaar
—
geloovend
dat
ze
zwanen
zijn,
steken
de
halzen
in
de
lucht,
zoo
hoog
ze
kunnen,
maar
een
gans
blijft
maar
een
gans!
In
deze
zaal
is
de
afzondering
minder
ge¬
handhaafd;
het
pleit
misschien
voor
den
min¬
deren
strijdlust
der
gevleugelden,
hier
aanwezig,
al
zijn
er
ook
cacatoe's
bij.
Maar
het
gezelligst
hebben
het
de
kleine
zang-
en
luxevogeltjes.
Als
zieltjes
zonder
zorg,
leven
zij
om
gevierd
te
worden,
licht
en
luchtig
rondspringend,
kwinkeleerend
met
hun
zessen
tegelijk
op
een
stokje,
niet
boos
over
de
kooi,
waarin
zij
immers
hun
levenlang
gewend
waren,
niet
verstoken
van
het
gezel¬
schap
van
broertjes
en
zusjes,
vriendjes
en
vriendinnetjes.
En
bij
de
warmte
van
de
groote
Kachel
in
dit
vertrek,
droomen
zij
misschien
van
het
land
der
zon,
waar
hun
voorvaderen
het
levenslicht
aanschouwden.
Zij
zijn
de
liefste
en
de
aardigste
van
alle,
en
daarom
de
grootste
aantrekkelijkheid
voor
wie
niet
rondloopt
met
roode
of
blauwe
strik
als
teeken
van
autoriteit
in
het
vak;
voor
ieder
wie
de
tentoonstelling
niet
is
nut,
maar
genoegen.
Bij
de
volledigheid
van
deze
verzameling
van
pluimgedierte,
ontbreekt
het
natuurlijk
niet
aan
de
beroemde
„aanverwante
vakken",hier
in
don
vorm
van
reclame
voor
voedsel
en
voedselbakjes,
kooien
en
wat
de
gepluimden
meer
voor
hun
bestaan
noodig
hebben.
Even¬
min
mist
men
de
benauwde
lucht,
behoorend
bij
deze
omgeving.
Dit,
vermengd
met
het
werk
voor
oor
en
oogen,
geeft
dus
driedubbel
genot!
En
als
ge
eindelijk
het
terrein
verlaat,
hoort
ge
nog
van
verre,
als
het
uitnoodigend
geschet¬
ter
voor
een
kermistent,
het
luidruchtig
slem-
menkoor
der
prijswinnors,
den
bezoekers
reeds
onmiddellijk
den
weg
wijzend
naar
het
aller¬
heilige.
Marie.
2lit
lotifcen.
er
herhaaldelijk
in
was
geweest
om
den
notaris,
wanneer
deze
wegens
ongesteldheid
het
bed
moest
houden,
brieven
ter
onderteekening
voor
te
leggen.
Alleen
de
notaris
en
zijn
echt-
genoote
sliepen
in
het
vertrek
—
beiden
waren
aanwezig,
zooals
hij
uit
het
geluid
van
de
ademhaling
kon
opmaken.
Tusschen
het
ledi¬
kant
van
den
notaris
en
het
venster
stond
het
tafeltje
met
de
cassette.
Erheerschte
werkelijk
een
Egyptische
duisternis.
Niet
zonder
opzet
had
de
misdadiger
een
nacht
gekozen,
dat
de
maan
niet
scheen.
Zich
weer
vooroverbuigend
gleed
hij
op
handen
en
voeten
vooruit
—
maar
plotseling
stiet
hij
zijn
hand
tegen
een
stoelpoot.
Haastig
trok
hij
haar
terug,
maar
het
was
reeds
te
laat.
De
stoel
verschoof
een
weinig
en
dat
ging
niet
zonder
gedruisch.
Het
hart
van
den
inbreker
begon
zoo
hevig-
te
klopper,
dat
hij
vreesde
zich
reeds
daar¬
door
te
verraden.
Een
der
slapenden
hield
blijkbaar
den
adem
in.
De
kussens
van
het
eene
ledikant
veroorzaakten
een
zacht
ge¬
druisch.
Zoo
dicht
als
hij
kon,
drukte
hij
zich
tegen
den
muur.
In
het
volgende
oogenblik
vertrok
zich
zijn
gelaat,
alsof
hij
aan
kramp
leed.
Hij
hoorde
een
gedempte
stem.
—
Herman,
word
wakker.
De
indruk,
dien
Londen
bij
avond
maakt,
is
geheel
verschillend,
al
naar
het
gedeelte
van
deze
groote
wereldstad,
waar
men
zich
bevindt.
Er
zijn
geheele
reeksen
straten,
vooral
in
het
Noordelijk
gedeelte,
waar
men
bij
avond
zou
wanen
niet
in
de
grootste
stad
ter
wereld,
maar
in
een
dorp
te
vertoeven,
waar
de
huizen
kleinsteedsche
tuintjes
voor
de
deur
hefflben
en
waar
het
straatplaveisel
uit
grint
bestaat.
Is
hier
overdag
het
verkeer
zeer
gering,
bij
avond
zijn
de
straten
geheel
verlaten;
de
eer¬
zame
burgers,
die
in
deze
buurten
in
grooten
getale
wonen,
begeven
zich
om
tien
uur
ge
Geen
antwoord.
—
Herman,
word
wakker.
—
Wat
...
is
er
dan
?
Met
deze
woorden
kwam
de
notaris,
nog
half
in
slaap,
overeind.
—
Ik
hoorde
iets.
.
.
—
Och,
onzin
..
.
—
Een
zacht
gedruisch
...
er
werd
iets
verschoven.
—
Maar,
Dora,
je
hoort
zoo
vaak
iets
.
.
.
en
telkens
blijkt
het,
dat
er
niets
is.
Je
hebt
misschien
gedroomd.
—
Dat
is
ook
wel
mogelijk,
antwoordde
de
echtgenoote
van
den
njtaris
sussend.
Ik
weet
het,
ik
ben
een
..
.
—
Een
klein
vreesachtig
haasje,
zei
hij,
nu
geheel
wakker.
Ze
lachte
zacht.
De
dief
haalde
weer
ruimer
adem,
—
Je
weet,
dat
ik
reden
heb
om
ailes
te
vermijden,
wat
mijn
slaap
kan
storen,
ver-
rvoonlijk
te
bed
en
korten
tijd
daarop
is
alles
in
donker
gebuid
en
uitgestorven.
Een
soort¬
gelijke
toestand
heerscht
in
de
City
des
avonds.
Wordt
het
verkeer
overdag
in
dit
gedeelte
nergens
ter
wereld
overtroffen,
's
avonds
zijn
zelfs
de
drukste
straten
geheel
verlaten.
Déze
stilte
vloeit
echter
uit
andere
oorzaken
voort
dan
die
in
het
noordelijk
district,
waarvan
ik
zooeven
repte.
Bestaat
dit
laatste
gedeelte
ge¬
heel
uit
privaatwoningen,
waarin
zich
de
familie
's
avonds
bevindt,
in
de
City
komen
alleen
handelshuizen
voor,
waarin
na
kantoortijd
nie¬
mand
verblijf
houdt
en
die
des
nachts
geheel
overgelaten
worden
aan
de
waakzaamheid
der
City-politie.
De
City
van
Lorden,
hoewel
slechts
een
betrekkelijk
klein
gedeelte
der
wereldstad,
heeft,
zoogoed
als
een
eigen
burgemeester,
ook
een
eigen
rechtspraak
en
een
eigen
politie.
De
waakzaamheid
dezer
politie
over
de
ver¬
laten
gebouwen
is
enorm.
Nauwelijks
zijn
de
kantoren
gesloten,
of
de
huizen
worden
stuk
voor
stuk
door
de
agenten
geïnspecteerd.
In
het
algemeen
laten
de
sluitingen
weinig
te
wenschen
over.
5
aak
worden
geheele
onder¬
puien
door
een
enkel
ijzeren
rolluik
afgesloten,
zoodat
zoowel
deur
als
vensters
beschermd
worden.
Een
klein
ijzeren
deurtje,
waarin
een
opening
voor
een
brievenbus,
is
dan
de
eenige
toegang.
Desniettemin
vindt
de
politie
avond
aan
avond
tientallen
gebouwen
ongesloten,
waar
of
de
nalatige
sluiter
den
sleutel
in
.de
ijzeren
deur
heeft
laten
zitten,
óf
geheel
ver¬
geten
heeft
die
te
sluiten.
In
dusdanige
ge¬
vallen
worden
posten
nabij
de
onvoldoend
gesloten
gebouwen
geplaatst.
Eigenaardigzijn
ook
de
voorzorgsmaatregelen,
die
bij
het
vallen
van
den
avond
ten
behoeve
van
dè
Bank
o/
England
tegen
inbraak
ge¬
nomen
worden.
Deze
bank,
eén
der
grootste
gebouwen
ter
wereld,
heeft
de
eigenaardigheid,
dat
zij
geen
vensters
aan
den
buitenkant
heeft;
alle
ramen
zijn
op
de
binnenplaatsen
aange¬
bracht.
Des
avonds
nu
wordt
een
afdeeling
soldaten
in
de
bank
toegelaten
en
op
het
platte
dak
geposteerd,
waar
zij
dan
geregeld
de
wacht
houden
gedurende
den
nacht.
Bij
het
vallen
van
den
avond,
beternogdan
bij
dag,
ziet
men,
op
hoevele
punten,
door
geheel
Londen
verspreid,
stations
der
brand¬
weer
zijn
aangebracht.
De
brandladders
staan
vo!
1-.-1.
de
tien
moorden
op
mijn
geweten
had,
kon
ik
er
niet
erger
aan
toe
zijn.
—
Je
bent
wat
zenuwachtig...
—
Ja,
zou
iemand
dan
niet
zenuwachtig
worden,
als
hij
zulke
dingen
tot
een
goed
einde
moet
brengen!
Dit
vervalschte
testament
van
Friederici
..
.
—
Ja,
dat
verschrikkelijk
testament!
Kon
je
dat
niet
laten?
—
De
verleiding
was
te
groot,
Dora
het
aanbod
was
werkelijk
schitterend.
—
Iloe
staat
het
er
nu
mee,...
je
bent
het
toch
al
met
je
zeiven
eens,
hoe
je
de
vervalsching
van
het
testament
wilt
bewerk¬
stelligen
?
—
Niet
alleen
dat.
.
.
het
is
reeds
gedaan!
—
Ach
..
.
Naar
het
scheen
boog
de
notaris
zich
verder
tot
zijn
vrouw
voorover
en
beiden
fluisterden
een
poos
met
elkaar,
maar
zoo
zacht,
dat
Hessenbeck,
ofschoon
hij
zijn
ooren
tot
het
notaris
na
een
poosje.
Deze
slape-
uiterste
inspande,
slechts
weinige
omsamen-
loosheid,
welke
mij
nu
ai
twee
weken
plaagt,
deze
overlading
met
inspannenden
arbeid
...
—
Wees
niet
boos,
beste
man.
—
Waarachtig,
ik
..
.
ik
ben
als
een
ge¬
jaagd
stuk
wild,
zuchtte
de
notaris.
Als
ik
hangende
woorden
verstond.
Eindelijk
werd
de
stem
van
mevrouw
Edler
weer
wat
luider,
toen
ze
zei:
—
Ja,
zeker,
zoo
gaat
het.
Maar
Friederici.
.?
(Wordt
vervolgd.)