Tekstweergave van MC_1934_01_27_0001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Acht
en
Twintigste
Jaargang
EERSTE
BLAD
No.
1499
MEDEMBLIKKER
COURANT
Nieuws-
en
Advertentieblad
ZATERDAG
voor
Medemblik
en
Omstreken
27
JANUARI
1934
ABONNEMENTSPRIJS
:
Per
3
maanden
50
ct.
—
Franco
per
post
65
ct.
Abonnementen
en
Advertentiön
worden
aangenomen
b\j
alle
Boekhandelaren
en
Postadministraties.
Dit
blad
verschijnt
des
VRIJDAGSAVONDS.
UITGAVE
FIRMA
A.
A.
IDEMA
MEDEMBLIK
Interc.
Telef.
6
—
Postrekening
66914
ADVERTENTIËN
1—5
regels
50
ct.
—
Elke
regel
meer
10
ct.
4
plaatsingen
eener
zelfde
advertentie
worden
3
maal
berekend.
Voor
abonnement
vrage
men
prijsopgave.
—
Ab.-advertentiën
worden
aangenomen
tot
-uiterlijk
Donderdagsmiddags
2
uur;
kleine
adv.,
familieberichten
enz.
tot
Vrijdagsmorgens
10
uur.
■
aruMtnuuuMi
Wij
herinneren
u
er
aan,
dat
230394
het
Giro-No.
is
van
het
Plaatselijk
Crisis-Comité
Toont
eens,
het
waarom
te
verstaan
Uit
de
geschiedenis
van
Medemblik
De
bloeitijd
(vervolg)
DE
HAVENS
Meer
en
meer
was
Medemblik
als
handelsstad
opgekomen
en
de
scheepvaart
drukker
geworden,
zoo¬
ais
ik
nader
hoop
te
beschrijven.
De
Oude
haven
kon
niet
meer
aan
cie
behoeften
voldoen,
ook
omdat
men
grootere
schepen
bouwde,
waarvoor
de
smalle
haven
zeker
niet
geschikt
was.
Daarom
ging
men
in
1599
over
tot
het
graven
van
de
Nieuwe
haven,
later
de
Ooster
Nieuwe
haven
genoemd,
thans
de
Oosterhaven
geheeten.
Over
den
in¬
gang
bouwde
men
een
klapbrug,
zoodat
men
rechtstreeks
van
de
Oude
E
aven
naar
het
kasteel
en
de
Oosterpoort
kon
loopen
en
geen
wandeling
behoefde
te
maken
de
heele
Oosterhaven
om;
jammer,
dat
men
haar
in*
den
Franschen
tijd
moest
afbreken.
Spoedig
verrezen
aan
de
stads-
zijde
van
de
Nieuwe
haven
meerdere
nieuwe
huizen,
die
in
korten
tijd
een
aaneengesloten
rij
vormden;
ook
de
straten
tusschen
Nieuwst
raat
Oucle
en
Nieuwe
haven
waren
spoe¬
dig
geheel
bebouwd.
Aan
de
andere
zijde
van
de
Nieuwstraat
schoot
het
niet
zoo
hard
op
met
de
bouwerij:
aan
de
Zuidzijde
van
het
Achterom
graasden
in
1599
de
koeien
nog!
Medemblik
was
nu
een
versterkte
stad.
Dc
versterkingen
vormden
een
volledigen
gordel
van
het
kas¬
teel
tot
voorbij
de
Westerpoort.
Van
het
kasteel
af
liepen
ze
langs
den
kant
van
het
Eiland,
dus
langs
het
tegenwoordig
voetbalveld.
Dat
veld
was
een
breede
sloot
of
vesting¬
gracht,
waarin
talrijke
slooten
uit¬
kwamen,
die
tusschen
de
weilanden
door
liepen.
De
versterking
boog
om
bij
het
tegenwoordig
Café
„De
Hoop"'
en
liep
naar
de
Nieuwstraat,
verder
langs
de
stadszijde
van
.
de
(latere)
Westerhaven
en
zette
zich
voort
tot
den
Westerdijk
toe.
Ook
de
reeds
genoemde
vestinggracht
zette
zich
langs
den
geheelen
gordel
voort;
de
Westerhaven
was
toen
ook
nog
niets
anders.
Een
drietal
ver¬
sterkingen,
schansen,
staken
in
het
water
vooruit:
bij
den
hoek
van
de
Hoop,
bij
de
(latere)
Kaasmarkt
en
ongeveer
bij
den
(lateren)
Turf
hoek
(Kleyenburg);
op
de
eerste
stond
een
molen.
Men
vond
slechts
één
brug
over
deze
vestinggracht,
n
l-
bij
de
Westerpoort.
Trouwens
wegen
Zuidwaarts
den
polder
in,
waren
er
niet.
Onder
een
steenen
brug-door
stond
het
water
van
de
Nieywstraat-
gracht
met
het
„polderwater"
in
verbinding.
Dat
was
dus
de
gordel
die
Me¬
demblik
van
de
landzijde
insloot.
De
latere
wallen
waren
'er
nog^niet,
geen
Westerhaven,
geen
gebou¬
wen
men
keek
nog
altijd
van
de
Nieuwstraat
op
talrijke
slooten
en
1
M
E
DEM
BLIK
HA
YEA'S
EH
VESE/H61
VEB.ETA/
Bec^in
ijoeeuw.
poelen
te
midden
van
weilanden.
Een
kaartje
moge
een
en
ander
duidelijk
maken.
Dit
kaartje
is
ver¬
vaardigd
naar
de
kaart
van
P.
Uten-
waal
(1599)
en
naar
die,
voorkomen¬
de
in
Boxhorn,
Toneel
ofte
Beschrij-
vinge
der
Steden
van
H
ollandt;
deze
laatste
moet
tussthen
1600
en
1632
geteekend
zijn.
Behalve
de
havens
en
vesting¬
werken,
heb
ik
er
voor
de
duidelijk¬
heid
ook
de
gracht
van
de
Nieuw¬
straat
op
geteekend.
1—1
is
de
dijk,
2
het
havenhoofd,
3—3
de
Oude
haven,
4
de
nieuwe
of
Oosterhaven,
voor
de
grootere
sche¬
pen;
bij
den
ingang
de
brug
(5),
die
van
de
Oude
haven
naar
het
kasteel
(6)
leidt.
7
is
het
stadhuis,
8
de
Westerpoort,
9
de
Oosterpoo'rt.
|
10
is
een
vestinggracht,
het
tegen¬
woordig
voetbalterrein,
dat
later
de
Eilands-
of
Pekelharingshaven
is
geworden,
de
gracht
grenst
aan
weilanden
met
slooten.
!
De
versterkingen
loopen
van
het
kasteel
naar
een
schans
(11)
met
een
molen
erop;
verder
naar
een
uitstekend
deel
bij
de
tegenwoordige
Kaasmarkt
en
dan
langs
een
twee¬
den
vestinggracht
12—12,
later
ten
deele
vergraven
tot
de
Westerhaven,
ook
hier
vindt
men
een
schans.
Deze
vestinggracht
loopt
door
tot
den
Westerdijk,
alleen
afgebroken
door
een
dam
met
'een
brug,
die
van
de
Westerpoort
naar
den
dijk
loopt
en
de
weg
naar
Opperdoes
is.
Ook
hier
begrenzen
weilanden
aan
de
Zuid¬
zijde
de
gracht.
1
Nadruk
verboden
Het
Koninkrijk
Oods
REIST
per
W.
A.
C.
0.
-
Autobusdienst
naar
HOORN
en
AMSTERDAM
nieuwe
snelverbinding
naar
Hoorn,
met
directe
aansluiting
naar
Edam
en
Amsterdam.
Reist
op
een
W.A.C.O.-
Trajectkaart
naar
Hoorn
32
ct.
naar
Amsterdam
92
ct.
Dienstregelingen
gratis
bij
de
chauffeurs
en
Café
POT
Wij
kennen
de
dingen
door
tegi
I.stellingen.
j/
Hoe
zouden,
wij
weten
wat
licht
;
isi
als
ons
de
duisternis
ombekend
I
was?
En
zouden
wij
koude
ervaren
'
wanneer
wij
haar
niet
kenden
juist
I
door
de
tegenstelling
met
warmte?
j
Op
het
terrein
van
het
zedelijk
!
leven
schijnt
deze
waarheid
zelfs
on¬
betwistbaar.
Wij*
weten
van
zonde
zoodra
wf
ons
naast
Jezus
hebben
geplaatst;
dan
komt
de
tegenstelling
opeens
heel
duidelijk
voor
onze
oogen
te
staan:
hij
in
zijn
ideale
deugd,
wij
in
al
onze
gebrekkigheid
en
onvolmaaktheid.
Wanneer
wij
nu
iets
willen
gaan
FEIÜLf.ETDM
Een
Wonderlijke
Gelijkenis
Uit
het
Engelsch
van
JOSEPH
HOCKING
24.
Peters
stuurde
mij
een
boodschap
dus
ik
heb
geen
reden
om
aan
de
waarheid
van
het
bericht
te
twijfe¬
len.
Hij
vond
dat
ik
het
behoorde
te
weten,
liet
hij
er
bij
zeggen.
Ik
geloof,
dat
ze
op
het
kasteel
biliten
zichzelf
van
vreugde
zijin.
Advocaat
Dulverton
is
hals
over
kop
verdwe¬
nen
en
mevr.
Dixon,
die
al
opge¬
zegd
was,
loopt
schreiend
van
blijd¬
schap
door
het
huis.
Zoo
luiden
tenminste
de
berichten."
,
„U
gaat
zeker
straks
naar
de
Manor?"
vroeg
het
meisje.
„Ik
—
ik
—
ik
ben
het
nog
niet
met
mezelf
eens,
wat
ik
behoor
te
doen,"
antwoordde
de
predikant.
„Robert
heeft
mij
altijd
vrij
onheb¬
belijk
bejegend,
ik
mag
gerust
zeggen,
dat
hij
mij
meermalen
diep
beleedigd
heeft
en
—
ja,
zie
je,
eigenlijk
moet
hij
eerst
zijn
excuses
aanbieden,
eer
van
mij
gevergd
kan
worden
dat
ik
hem
een
bezoek
breng."
„Na
hoeveel
jaren
nog?
Ik
vind
dat
U
zich
wel
op
een
erg
streng
standpunt
stelt,
meneer
Borlase."
j
„Ik
mag
een
ouderwetsch
man
.
zijn,
Miriam,"
klonk
het
met
waar¬
digheid,
„maar
ik
heb
nooit
den
i
naam
bekrompen
gehad.
Je
moet
j
echter
niet
vergeten,
dat
Robert
;
Dulverton
nooit
ook
maar
een
greintje
respect
voor
mij
getoond
j
heeft;
integendeel,
hij
behandelde
j
mij
of
ik
een
kwajongen
was,
in-
\
plaats
van
den
geestelijken
leider
van
de
parochie
en
ik
geloof
nog
altijd
dat
zijn
vader
groot
gelijk
had
met
hem
uit
Engeland
weg
te
sturen.
„Maar
in
den
grond
was
hij
niet
slecht.
Ik
mocht
hem
verbazend
graag
lijden,
veel
liever
dan
Arthur."
„Eerlijk
gezegd
kindlief,
ik
mocht
hem
heelemaal
niet.
Ik
weet
waar¬
schijnlijk
beter
dan
jij,
hoe
Robert
Dulverton
in
werkelijkheid
was
en
een
neger
verliest
zijn
huidkleur
niet
evenmin
als
een
luipaard
zijn
vlekken
Ik
ben
heel
bang
voor
den
invloed,
die
de
nieuwe
landheer
op
de
paro¬
chie
zal
Lebben.
Daarom
zou
het
mij
verheugd
he
bben,
als
Arthur
metter¬
tijd
landheer
was
geworden."
„Als
U
de
verwijdering
tusschen
U
beiden
wilt
laten
voortduren,
is
de
beste
weg
daartoe
hem
flink
te
be¬
spreken,"
merkte
het
meisje
op,
met
een
vleugje
spot
in
haar
stem.
„Ik
voor
mij
ben
van
plan
hem
zoo
gauw
mogelijk
te
gaan
opzoeken."
,
„Ik
zou
het
niet
doen,
als
ik
jou
was,"
raadde
de
predikant.
„Iklweet
zeker,
dat
je
vacler
het
niet
prettig
zou
vinden."
„Maai
waarom
niet?
We
zijn
van
kind
af
aan
kameraad
geweest,"
probeerde
het
meisje.
„Dat
wil
zeg¬
gen,
hn
was
een
paar
jaar
ouder
dan
ik
en
ik
beschouwde
hem
altijd
als
een
soort
grooten
broer."
„Maar
je
bent
nu
geen
kind
meer,
Mirry,
en
ik
blijf
volhouden
dat
je
vader
het
volkomen
met
mijn
stand¬
punt
zal
eens
zijn.
Zooals
te
begrij
pen
is,
heeft
iedereen
den
mond
vol
over
hem
en
als
je
hem
den
dag
van
zijn
thuiskomst
al
ging
opzoeken,
zou
dat
aanleiding
geven
tot
allerlei
ongewenschte
praatjes.
Het
is
na¬
tuurlijk
onvermijdelijk,
dat
jullie
el¬
kaar
binnenkort
zullen
ontmoeten,
maar
laat
die
ontmoeting
op
een
andere
manier
plaats
hebben."
„Het
kan
me
geen
zier
schelen
wat
de
menschen
zeggen,"
verklaar¬
de
het
meisje
minachtend:^,,Ik
zou
naar
hem
toegaan
wanneer'ik
dacht
dat
mijn
bezoek
hem
gelegen
kwam.
Maar
hij
heeft
het
natuurlijk
vreese-
lijk
druk
zoo'n
len
dag
zijn
er
hon¬
derden
dingen
te
doen
en
daarom
is
het
misschien
verstandiger
dat
iik
nu
naar
huis
ga.
Dan
kan
ik
morgen
wel
met
vader
gaan.
Hij
mocht
Bob
zeggen
over
de
zoo
bekende
woor-
!
den,
die
boven
dit
artikel
staan,
j
dan
zullen
wij
derhalve
de
beteeke-
!
nis
van
deze
woorden
het
best
leeren
j
kennen
indien
wij
naast
het
Konink¬
rijk
Gods
plaatsen
datgene
wat
daar-
1
mee
de
scherpe
tegenstelling
vormt:
het
koninkrijk
der
aarde.
De
bijbel
houdt
van
zulke
tegen¬
stellingen.
Hij
spreekt
telkens
weer
van
de
koninkrijken
dezer
wereld,
de
aardsche
rijken
en
diametraal
daar
tegenover
het
hemelsche
ko¬
ninkrijk,
het
koninkrijk
van
God.
Houden
wij
voor
een
oogenbhk
deze
tegenstelling
vast;
eenerzijds
de
koninkrijken
dezer
wereld,
aan
den
anderen
kant
het
Koninkrijk
van
God.
Inderdaad,
de
tegenstel¬
ling
is
wel
heel
treffend.
De
konink¬
rijken
dezer
wereld
zijn
vergankelijk.
Zij
duiken
op
in
de
wereldgeschiede¬
nis,
zij
otwikkelen
zich
van
lager
tot
hooger,
zij
hebben
hun
periodes
van
bloei
en
macht,
doch
daarna
de
ach¬
teruitgang,
de
inzinking,
de
onder¬
gang.
Waar
zijn
de
geweldige
rijken
der
Egyptische
Faraonen,
der
groot-
;
koningen
van
Babyion
en
Assyrië,
j
Meden
en
Perzen,
waar
de
Romein-
sche
keizer-heerschappij
?
Opkomen,
bloeien
en
verzinken
—
't
is
het
oude
lied.
Gods
Koninkrijk
is
onbewegelijk
en
onveranderlijk.
Het
tart
de
tijden,
het
trotseert
alle
stormen,
eeuwig
houdt
het
stand.
Waarom?
En
zie,
nu
komt
de
scherpe,
alles
beheerschende
en
alles
verklarende
tegenstelling:
in
de
rijken
dezer
menschenwereld
geldt
de
wet
der
zelfhandhaving;
zij
is
de
spil
waar¬
omheen
alles
zich
wendt
en
keert,
de
kracht,
die
alle
raderen
der
levensmachine
in
beweging
brengt.
In
het
Koninkrijk
Gods
niet
de
wet
der
zelfhandhaving,
maar
de
wet
der
ook
altijd
graag."
Endillion
kon
het
gespre'k
woord
voor
woord
volgen.
Hij
gaf
er
zich
geen
rekenschap
van
dat
hij
voor
luistervink
speelde,
zoo
interresseer-
de
het
hem
wat
deze
twee
zeiden.
„Ik
heb
kennelijk
nooit
op
bijster
vriendschappelijken
voet
met
den
eerwaarden
heer
gestaan,"
conclu¬
deerde
hij.
„Hij
stelt
Arthur
verre
boven
mij
en
er
wacht
mij
een
tame¬
lijk
koele
begroeting
van
zijn
kant.
Het
meisje
is
natuurlijk
niemand
anders
als
de
Miriam
Donnithorde,
met
wie
ik
zulke
goede
vrienden
placht
te
zijn
en
waarop
neef
Arthur
zijn
zinnen
gezet
heeft.
Er
staat
mij
een
bewogen
tijd
te
wachten,
dat
heb
ik
al
vast
in
de
gaten."
Een
oogenblik
later
kreeg
hij
een
schok.
Een
kromming
in
het
pad
onthulde
hem
niet
alleen
het
gezicht
van
den
predikant,
maar
ook
dat
van
Miriam.
Dat
van
den
ouden
beer
boezemde
hem
vooralsnog
wei¬
nig
belang
in;
zijn
heele
aandacht
w,as
geconcentreerd
op
het
jonge
meisje,
dat
naast
hem
voortliep.
XI.
Miriam
Donnithorne
Het
was
heelemaal
geen
volmaakt
mooi
gezichtje,
waarop
Ralph
En-
dellion's
blik
rustte.
Niemand
zou
Miriam
Donnithorne
bij
den
eersten
aanblik
een
schoonheid
hebben
ge¬
noemd.
Zij
bezat
zoomin
de
verfijnde
zelfverloochening.
Zou
deze
tegenstelling
te
scherp
zijn?
Wij
gelooven
het
niet.
In
het
individueele
leven
der
enkelingen
zoowel
als
in
het
massale
leven
der
groepen
en
volken
zien
wij
in
schrij¬
nende
duidelijkheid
de
wet
der
zelf¬
handhaving.
Wat
de
enkelingen
be¬
treft
komt
dit
zelfs
in
onze
wetge¬
ving
treffend
aan
het
licht:
wanneer
twee
schipbreukelingen
zich
vast¬
klemmen
aan
een
stuk
wrakhout,
dat
niet
groot
of
sterk
genoeg
is
om
beiden
boven
water
te
houden,
dan
heeft
juridisch
elk
dier
twee
schipbreukelingen
het
recht
den
ander
weg
te
stooten
in
de
diepte!
In
andere
omstandigheden
zou
zulks
moord
worden
geacht,
hier
is
het
een
kwestie
van
zelfbehoud,
zelf¬
handhaving,
waarbij
de
dader
juri¬
disch
geheel
vrij
uitgaat.
En
wat
de
onderlinge
verhouding
der
volken
betreft,
men
behoeft
slechts
te
wij¬
zen
op
de
hooge
tariefmuren
waar¬
door
die
volken
ten
huidigen
dage
zich
van
elkaar
afsluiten,
men
heeft
alleen
maar
te
noemen
het
woord
autarkie,
dat
vroeger
voor
niet
wetenschappelijk
gevormden
onver¬
staanbare
wijsheid
was,
doch
nu
door
tienduizenden
maar
al
te
goed
wordt
begrepen,
om
te
heseffen
dat
de
grondwet
van
de
koninkrijken
dezer
aarde
louter
zelfhandhaving
is
en
nimmer
anders
is
geweest.
Daartegenover
het
Koninkrijk
Gods,
waarvan
de
bijbel
spreekt.
Niet
de
zelfhandhaving
maar
wat
daar
de
tegenstelling
van
is:
de
zelfverloochening.
Dat
rijk
is
niet
aan
grenzen
gebonden,
het
telt
zijn
burgers
onder
alle
godsdiensten,
alle
rassen,
alle
talen,
het
is
overal
waar
in
den
mensch
zich
de
groote
omwenteling
voltrekt,
zoodat
de
eigenliefde
plaats
maakt
voor
naas¬
tenliefde
en
de
wet
der
zelfhandha¬
ving
zich
oplost
in
die
der
zelfver¬
loochening.
De
grondslag
van
het
Koninkrijk
U
weet
toch,
dat
wij
een
kraanwagen
hebben,
die
voor
zeer
zwaar
werk
berekend
is?
OFFICIAL
FORD
DEALER
GEERLING
&
WLNKELAAR
Kleine
Noord
18,
Hoorn.
Tel.
252
manieren
als
de
luchtige
élégance
van
een
meisje,
dat
zich
veel
in
de
uitgaande
wereld
beweegt,
maar
daar
stond
tegenover
dat
er
een
on¬
miskenbare
charme
van
haar
uit¬
ging
door
haar
frissche
natuurlijk¬
heid.
Endellion
sloeg
haar
aandachtig
gade.
Hij
had
zich
dikwijls
afge¬
vraagd
wat
voor
type
Miriam
Don¬
nithorne,
het
meisje
waarmede
Robert
Dulverton
had
willen
trou¬
wen,
zou
zijn.
Nu
wist
hij
het.
Ze
was
anders
dan
het
beeld,
dat
zich
in
zijn
geest
had
gevormd,
maar
te¬
leurgesteld
was
hij
niet
hij
verheugde
er
zich
zelfs
al
min
of
meer
op,
haar
weldra
te
zullen
ontmoeten
en
spre-
uitzicht
hem
met
een
zekere
beklem-
zicht
hem
met
een
zekere
beklem¬
ming.
Hij
besefte
dat,
hoe
zwaar
de
vuurproef,
die
hij
reeds
had
door¬
staan,
ook
geweest
was,
de
ontmoe¬
ting
met
dit
jonge
meisje
nog
moei¬
lijker
zou
zijn.
Die
groote,
eerlijke
oogen
zouden
scherper
kijken
dan
die
van
den
achterdochtigen
advo¬
caat.
Niet
dat
hij
bang
was.
Zijn
ondervinding
van
de
laatste
uren
had
hem
vertrouwen
gegeven,
toch,
al
verlangde
hij
ernaar
in
verder
contact
te
komen
met
Miriam
Don¬
nithorne,
voelde
hij
een
vage
twijfel,
dien
hij
niet
verklaren
kon.
Wordt
vervolgd