Tekstweergave van MC_1930_01_18_0003
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
lansver
55
lüü
475
925
Electriciteit,
Radio,
Sanit.
Artikelen
eooals
Closets,
WaschUfels
ea
Badkuipea,
Gras-
en
Waterleidingen,
Zinkwerken
ens,
VRAAGT
PRIJS
JE
ADRES
BELEEFD
AANBEVELEND
J.
«I.
3KOOTER
Westersingel
39
Medemblik
Concert
&
en
Theaterbnrean
DIEDERICHS,
Vechtstr.
7,
A'dam
HOTEL
„HET
WAPEN
VAN
MEDEMBLIK"
A.
v.
Oveibeeke
Medemblik
DINSAG
21
IANUAR1,
's
AVONDS
8
UUR
op
veelvuldig
verzoek
en
wegens
enorm
succes
wederom
optreden
van
den
beroemden
Zingenden
Telepaath
ALOITZ
bijgenaamd:
(De
Politie-sponihond)
o.a.
ASSA-SUGGESTIE
AGNETISME
en
het
opsporen
van
Nieuwe
verbluffende
experimenten.
een
DIEFSTAL
Verder
optreden
van
den
Humorist-Excentriek
met
geheel
nieuw
repertoir.
Aan
den
Vleugel:
MEVROUW
HEYKENS.
Toegangsprijs
f
0,75
plus
rechten.
Plaatsbespreken
vanaf
heden
aanbevolen.
Hoornsche
Crediet-
&
Effectenhank.
HOORN,
Dal
8
ALKMAAR,
Qudegracbi
297
-
-
Zitdag
te
Medemblik
is
„bet
Wapen
van
-
-
Medemblik"
Dinsdagmorgens
van
91/*—li1/®
uur.
SAFE-DEPOSIT
IV
CSEPA.ÜTSEItDE
KLUIS.
Volkomen
veilige
bewaarplaats
voor
GELD
en
GELDSWAARDIG
PAPIER.
HEERLIJK
ROOKVLEESCH
PER
HALF
POND
Machinaal
gesneden
ALBERT
HEIJN
|
Medemblik,
Nip
uwsfr
Wijk
II
No.
21
-
Tel.
90
I
R
15
Bekend
door
prima
kwali'eit
S2
LAAGST
VOOR
DE
JEUGD
De
Page
van
Gravin
HilswiWe
door
E.
Molt.
Op
den
hoogen
kijktoren
had
je
een
bijzonder
ver
uitzicht.
Je
kon
de
Waal
en
de
Maas
in
haar
loop
een
heel
eind
volgen.
Je
zag
al
de
velden
van
de
Bommelerwaard,
de
weiden,
de
bos-
schen,
de
moerassen,
hier
en
daar
boerenwoningen.
„Kijk
eens,"
riep
Arnoud,
terwijl
hij
zich
over
den
trans
boog.
„Waar,
waar?"
sprak
de
vrouwe
verrast.
„Ginds,
in
het
oosten,
is
dat
geen
stofwolk?"
„Of
de
rook
van
een
vuur."
„Ik
weet
't
niet
;
ja
toch,
een
vuur
kan
het
niet
zijn,
daar
naderen
ruiters."
„Nu
vlug
naar
beneden.
Daar
zal
waarschijnlijk
mijn
lieve
gemaal
zijn."
Beiden
daalden
de
trappen
af,
en
begaven
zich
naar
het
hek
in
de
palissade,
om
de
komenden
af
te
wachten.
Verscheidene
hovelingen
en
hoorigen
omringden
de
edelvrouw,
die
in
spanning
stond
uit
te
kijken.
,,'t
Zijn
ruiters,
dat
is
duidelijk,
maar
ik
betwijfel
het,
of
heer
Ansfried
er
bij
is.
Wat
zeg
jij,
Arnoud,
zie
jij
mijn
gemaal?"
„Neen,
eedle
vrouwe,
maar
ik
kan
zelfs
geen
der
ruiters
herkennen.
Ik
geloof
niet,
dat
ze
tot
de
onzen
behooren."
„Dan
moeten
we
voorzichtig
zyn.
misschien
komen
ze
wel
met
vijandige
bedoelingen."
„O,
ho,"
lachte
Arnoud,
„wie
zou
het
wagen,
heer
Ansfried's
kasteel
te
overrompelen?"
„Je
weet
het
niet;
gauw
naar
binnen
en
jij
Arnoud,
zorg,
dat
alles
goed
gesloten
wordt.
Laat
de
brug
ophalen
en
roep
dan
de
mannen
bijeen.
Zie,
de
vreemdelingen
naderen
al.
Korten
tijd
daarna
hoorde
men
de
ruiters
halt
houden.
Arnoud
kwam
naar
zijn
meesteres
en
sprak:
,,'t
Is
de
heer
van
Wezemale.
Hy
komt
uit
den
strijd
en
wenscht
u
te
verwei
komen
op
zyn
reis
naar
Utrecht."
„O,"
riep
de
vrouwe
verblyd
uit,
„laat
hem
binnen;
zorg
goed
voor
zijn
mannen
en
paarden;
hij
kan
mis¬
schien
tijding
brengen."
Enkele
oogenblikken
later
zat
de
vreemdeling
in
de
hooge
zaal
van
de
burcht
en
luisterde
vrouwe
Hilswinde
naar
de
verhalen,
die
hij
deed.
„En
leeft
mijn
man?"
was
het
eerste,
wat
ze
vroeg.
„De
stryd
heeft
uw
gemaal
onge¬
deerd
gelaten."
„O,
gelukkig,
wat
ben
ik
u
dank¬
baar,
dat
ge
mij
zulke
goede
tijding
brengt.
Hij
heeft
zich
zeker
met
roem
overladen
?"
De
vreemde
antwoordde
niet
op
die
vraag,
maar
sprak
koel:
„Ansfried
leeft,
maar
't
had
weinig
gescheeld,
edele
vrouwe,
of
ge
zoudt
zijn
dood
moeten
betreuren."
Het
gelaat
der
goede
edelvrouw
betrok.
„Is
hy
zoo
in
gevaar
geweest?
Ja,
ik
maak
mij
niet
ten
onrechte
bezorgd;
hij
waagt
zich
zooveel;
heer
Ansfried
is
zoo
moedig."
„Hij
was
geheel
door
vijanden
omringd;
vruchteloos
deed
heer
Ansfried
pogingen
om
te
ontkomen;
en
hij
zou
verloren
zijn
geweest..."
„En
zijn
vriend
Lotker
dan?
Zag
die
dat
alles
dan
zoo
maar
aan?"
„Zijn
vriend
Lotker
had
genoeg
met
zich
zelf
te
doen."
„En
gij...."
„Wij
hebben
het
gevaar
te
rechter
tijd
opgemerkt.
Met
alle
macht
zijn
we
op
de
vijanden
ingestormd;
we
hebben
hun
ryen
doorbroken;
heer
Ansfried
had
gelegenheid,
zich
in
veiligheid
te
stellen,
en
toen
ging
het
verder
op
den
vyand
in."
„Dus
aan
u
heb
ik
het
leven
van
mijn
lieven
gemaal
te
danken.
O,
wat
ben
ik
u
erkentelijk.
Hoor
je
het,
Arnoud,
hoe
moedig
zich
deze
krijgs¬
man
gehouden
heelt?"
Arnoud
keek
met
ontzag
tegen
den
vreemdeling
op.
„Maar
waar
blijft
mijn
gemaal
nu?
Waarom
is
hij
niet
al
teruggekeerd
?"
„Ik
hoorde,
dat
heer
Ansfried
wat
met
den
keizer
te
bespreken
had.
Wat
mij
betreft,
ik
had
mijn
plicht
gedaan;
ik
ben
met
de
mijnen
teruggekeerd."
„Dat
is
mooi;
zoo
moedig
en
toch
zoo
bescheiden."
„En
nu
wilde
ik
op
den
terugtocht
even
Ansfried's
vrouwe
begroeten."
„En
haar
geruststellen
omtrent
het
lot
van
haar
man,"
viel
de
vrouwe
in.
„Daar
hebtgegoed
aan
gedaan.
Zeg,
Arnoud,
je
hebttoch
mijn
aanwijzingen
goed
opgevolgd?
Heb
je
gezorgd
voor
de
mannen
en
de
paarden?
Welnu,
ik
ga
naar
mijn
vertrekken;
zorg,
dat
het
den
heer
van
Wezemale
aan
niets
ontbreekt.
Ik
verzoeek
u,
deze
burcht
als
de
uwe
te
beschouwen."
Juist
wilde
de
gravin
het
vertrek
verlaten,
toen
er
een
boer
binnentrad.
„Hé,
man,
wat
moet
jij
hier?
Wat
kijk
je
bedrukt.
Er
is
toch
geen
ongeluk
voorgevallen?"
„Met
mij
gelukkig
niet
en
met
mijn
gezin
ook
niet.
Luister,
edele
vrouwe,
wat
er
is
geschied.
Toen
ik
zoo
even
van
uw
akker
terugkeerde,
waar
ik
de
rapen
had
geoogst,
gelijk
me
dooi¬
den
meier
is
opgedragen,
kwam
ik
dwars
over
den
grooten
weg,
waar
heer
Ansfried
langs
moet
rijden,
als
hij
terugkeert.
Op
dien
weg
nu
vond
ik
een
plas
bloed.
Dit
maakte
mijn
argaan
gaande
en
ik
begon'
te
vreezen,
dat
iemand
daar
een
ongeluk
had
gehad.
„Het
spoor
van
het
bloed
volgende,
kwam
ik
dicht
bij
het
beukenboseh;
zooals
u
weet,
staat
er
ook
veel
struikgewas.
Daar
hoorde
ik
kermen;
ik
drong
in
de
struiken
en
zie,
een
ongelukkige
koopman
lag
daar
voor
dood.
Hij
was
deerlijk
mishandeld."
„Vermoord!"
sprak
Arnoud
mede¬
lijdend.
De
gravin
had
tranen
in
haar
oogen.
„Die
arme
man,
'
zei
ze,
„hoe
spijt
het
me,
dat
ik
hem
dadelijk
heb
laten
vertrekken.
En
zeg
me,
leeft
hij
nog?"
„Ja
vrouwe,
maar
het
staat
te
bezien,
of
hij
er
van
zal
opkomen."
„En
heb
je
hem
daar
laten
liggen
?"
(Wordt
vervolgd.)
OPLOSSING
VAN
HET
RAADSEL
IN
HET
VORIG
NUMMER.
Het
geheel
is:
WILHELMINA
De
prijsjes
vielen
ten
deel
aan:
TRIJNTJE
SMIT
p/a
W.
Kramer
Wz.
Medemblik
en
NEELTJE
SMIT
p/a
J.
de
Leeuw
Kz.
Opperdoes