Tekstweergave van MC_1927_01_01_0001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Twee en Twintigste Jaargang. !*n. 1130. MEDEMBLIKKER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad ZATERDAG M EC F. P»V a Lik «ei voor Medemblik en Omstreken JANUARI 1927 ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 50 ets. Franco per post 65 ets. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen bij alle Boekhandelaren en Postid ministration. Dit blad verschijnt des VRIJDAGSAVONDS. WtTGUGrwCK R. H. I OEM A •renniraiK, Intercommunale Telefoon No. 6. Postrekening No 661)14. ADVERTENTIËN: Van 1—5 regels 4-0 ets. Elke repel meer 8 ets. 4 Plaatsingen e< nor zelfde advertentie worden 3 maal berekend. Voor aboRnem«nt vrage men prijsopgave. Pal- en Telegrufkantsor - Medeabllk. Oeopend op werkdagen van voorm. 8 tot nam. 3,30 en van 4,30 tot 7,30 u. voor post, telegraaf en telefoon. Van 8 tot 8 uur alleen gesprekken voor abonné's. Op Zon- en Feestdagen geopend van 8 tot 9 uur voorm. (ook voor telefoon¬ verkeer). Voorts gelegenheid tot afhaling van correspondentie, van 10—10,20 v.m. Voor postwissels, kwitanties en den dienst der Rijksverzekeringsbank alleen op werkdagen van 8,30 v.m. tot 3 uur n.tn. Laatste lichting brievenbus, richting Hoorn, op werkdagen voorm. 7,—, 0,47, nam. 2,51, 4,58 en 7,— uur; op Zomen Feestdagen alleeu voorna. 7,— uur. Bijbrievenbus Hoogesteeg. 6,35 v.m., 12,30 n.m. en 5,35 n.m. N.B. Met de treinen 9,47 v.m. ea 7,— n.m. kunnen geen aangeteekende brieven verzonden worden. De laatste Dag. Stilstaan en herdenken is dat niet een behoefte, die onuitbluschbaar leeft in 's menschen hart? Toen, vele jaren geleden, een be¬ roemd spoorweg-koning in Amerika gestorven was, heeft men zijn nage¬ dachtenis geëerd door op zijn sterfdag alle treinen van het geheele spoorweg¬ net op een afgesproken oogenblik vijf minuten te laten stilstaan. Een aan- grijpend moment, die vijf minuten: het gansche raderwerk van het reuzen- verkeer onbewegelijk stil en alle reizigers, die de treinen vulden, met hun gedachten bij dien koning, wiens geniale wilskracht zulk een zegen voor zijn land was geweest. Stilstaan en herdenken dat wil¬ len ook wij doen, thans, nu de laatste dag van het jaar is gekomen. Wij ontworstelen ons aan den greep van het jagende leven om te overzien het tijdvak, dat met dezen dag besloten wordt. Wat al gevoelens wellen op uit de diepten onzer ziel! Zelfverwijt striemt ons in felle on- meedoogendheid. Want beschuldigend staan ze voor ons onze zonden en tekortkomingen, die wij op dezen laatsten dag zien opgestapeld tot zulk een beangstigend-hoogen berg; daar FEUILLETON. De verdwenen Bruid door C. N. en A. M. Williamson. 33. Hij nam uit een lade van een prachtige schrijftafel in Empirestijl een olijfhouten kistje, ongeveer van de grootte van een handschoenendoos, en ging Dagon toen voor naar boven. Pan's kamers waren op de bovenste verdieping, want een uitbouw aan de achterzijde van het huis gaf overvloed van ruimte voor de bedienden. Ken Haste opende een deur, die niet op slot was, en bracht den detective in een kamer, die de zitkamer van een dame uit den eersten tijd van Victoria kon zijn geweest en met veel smaak was ingericht. „Pandora is slechts mijn aangenomen zuster, zooals u weet," zeide Ken, „maar zij hield van het oude huis en zijn meubels. Ik gaf er nooit om, doch zij schreide als een klein kind, toen ik besloot het huis en het grootste deel der meubelen te verkoopen. U ziet, dit huis is werkelijk niet groot genoeg voor de groote, soliede meubel¬ stukken uit mijn vaders tijd. En ik kon mij Eve niet voorstellen in zulk een omgeving." is ook ons schromelijk plichtsverzuim, waarvan het voorbijgegane jaar zoo menigmaal getuige is geweest; daar zijn de vele uren, in nietsdoen ver¬ gooid en verknoeid! Drie dingen zoo zegt een Ooster- sche spreuk drie dingen keeren nimmer terug: de afgeschoten pijl, het gesproken woord en de verbeuzelde tijd. Hoeveel pijlen hebben wij niet af¬ geschoten en zij kwetsten smartelijk onzen naaste, want zij waren gedoopt in het vergif van laster en haat! Hoeveel woorden hebben wij niet gesproken, woorden van boosheid en wrok en vijandschap, woorden scherp als puntige zwaarden en harder dan staal! Hoeveel tijd, zoo noodig voor nut¬ tig werk, is verbeuzeld in eerlooze ledigheid! Heden, op den laatsten dag van het jaar, bepeinzen wij ons leven het zelfverwijt vlamt door de ziel en uit de diepte klinkt de kreet om vergeving aan Hem, die aller schep¬ selen Vader is. Maar de Oudejaarsdag is niet de dag van zelfverwijt alleen. Ook wee¬ moed doet hij oprijzen in ons hart, weemoed over de vergankelijkheid van al, wat op aarde bestaat. Onze jaren der jeugd, welk een zalige tijd! Glanzende oogen, tintelende wangen, laaiende levensvreugd! Hoe stout onze plannen, hoe hoopvol onze verwachtingen, hoe bruisend onze moed en onze durf en onze kracht! Dat hij mocht blijven in onverwelk- baren bloei, de tijd onzer jeugd maar de jaren klimmen, de tijd staat niet stil, de jetigd is niet blijvend, ze gaat voorbij. Onze idealen, hoe vullen zij ons hart, hoe stuwen zij ons leven naar den bergtop omhoog! Dat ze toch mochten blijven, ons mochten verge¬ zellen als lichtende sterren aan 's levens trans; zonder idialen is de mensch immers levende dood! Maar met de jaren verbleken de'idealen, ze schrompelen weg onder den killen adem der werkelijkheid, ze gaan voorbij. Onze dierbaren, wat zouden wij niet willen geven om ze te houden in ons huis, aan onze zij! Hun hart is ge¬ bonden aan ons hart met banden zoo teer en zoo hecht, hun lot is inge¬ weven in ons lot, hun bestaan is Dagon keek met de grootste belang¬ stelling overal rond. Zijn hart klopte snel. Hij had een gevoel als kinderen hebben, die verstoppertje spelen, wanneer iemand roept: „Je bent warm!" „Die ouderwetsche meubels zijn prachtig, vind ik," zeide hij, trachtend kalm te zijn. „Die oude secretaire bijvoorbeeld daar tusschen de vensters met het kastje er onder en de gedraaide pilaren langs de zijden." „Aan dat oude ding is Pan in het bijzonder gehecht," antwoordde Haste, voor een oogenblik zijn leed vergetend. „Zij bewaart al de herinneringen van haar intrede in onze familie in dat kastje." Dat was het juist, wat Dagon had willen vernemen, zonder er ronduit naar te vragen en nu wist hij het precies. „Tot zoover gaat alles goed!" zeide hij tot zichzelf. Maar het was nog niet ver genoeg en evenmin goed genoeg. Hij moest verder gaan. Maar hij moest zich vooral niet overhaasten. Haste noodigde hem uit plaats te nemen op een groote oude sofa, waar Dagon xich het meisje voorstelde, een dutje diende, of een roman lezende tusscherU de ouderwetsche kussens. En aan Pandora Haste, toen hij \rieven ontving, die haar n broeder uit het olijfhouten hij dach eenige aangeno: kistje na* „Ik hai glooit gedacht, Eve's dierbare leven van ons leven, wij kunnen ze niet missen, dat ze toch blijven —• maar ze blijven niet, de dood eischt ze op, ze gaan voorbij.... alles gaat voorbij. Welzalig de mensch. die te midden der vergankelijkheid, weet van Eén, die eeuwig is, eeuwig in alllen- omvattende liefde, eeuwig in allen- omvattende trouw! Heden is het de laatste dag, het zelfverwijt schrijnt door onze ziel, de weemoed zingt zijn klagend lied maar boven dat alles uit klinkt hoog en blij de vreugde-toon der dankbaar¬ heid. Het is niet goed afscheid te nemen van het Oude jaar en niet tevens te herdenken de vele weldaden, waarmee dat oude jaar ons zoo dikwijls heeft verrast en verkwikt. Gelijk een mensch, die naar den helderen avond¬ hemel blikt, steeds meer sterren ont¬ dekt, naarmate hij langer en aan¬ dachtiger kijkt zoo vinden wij in het afgeloopen jaar voortdurend meer weldaden en dus voortdurend meer reden tot erkentelijkheid, naarmate wij het nader beschouwen en onder¬ zoeken. Misschien had gij in 1926 een moei¬ lijke levenstaak te verrichten; al uw krachten werden gevergd, heel uw geest werd gespannen en zie, nu is de taak voleindigd. Zou er dan nu geen diepe dank opwellen uit uw hart? Wellicht was het afgeloopen jaar getuige van een zware beproeving, die U werd opgelegd en die gij zoo dapper hebt doorstaan of van een zorgvollen strijd om het dagelijksch brood, dien gij moedig volstreden hebt, of misschien bracht 1926 een gevaar lijke ziekte in uw huisgezin, maar Gode zij dank, de dood ging voorbij! Wederom, is er geen reden voor u om erkentelijk te zijn? Zóó treden wij het Nieuwe jaar in: het zelfver¬ wijt is overwonnen, de weemoed tot zwijgen gebracht, alleen de dank, de dank blijft over. Met dien dank in het hart nemen wij afscheid van het oude jaar, het nieuwe land ligt voor ons open —- wij gaan voorwaarts met vroolijken moed! briefjes aan iemand te zullen toonen/' zeide Ken. „Maar als u denkt, dat u er iets uit kunt ontdekken, dat ons van nut kan zijn wel natuurlijk zou ik dan een dwaas zijn, als ik ze achter hield. Er zijn een paar die mij te heilig zijn. Er staat niets in dan over onszelf. Maar de overige moogt u lezen." Het waren aardige brieven Eve op haar best. Maar haar grootste vereerder had moeilijk kunnen zeggen, dat zij geen coquette was. En hier en daar kwam dat duidelijk uit in deze geparfumeerde bladzijden. „Die arme Rawdon Wells! Ik ben bang, dat ik afschuwelijk jegens hem ben geweest. Maar dat is jouw schuld, Ken. Jij bent in mijn leven gekomen en hebt mij het hof gemaakt, toen ik juist op het punt was verliefd te worden op hem of was het op zijn huis? Nu denk ik haast, dat het alleen op het huis moet zijn geweest; want ik kan niet gelooven, dat ik ooit met hart en ziel van een anderen man dan jou kan hebben gehouden. O, lieveling, ik zie er tegen op, Rawdon het nieuwtje mee te deelen. Zijn oogen kunnen vreeselijk zijn. Ik heb nooit eerder beseft, hoe Italiaansch en primitief hij nog is. Maar, den hemel zij dank, wij leven toch in de 20ste eeuw. Ik zou niet met Rawdon Wells willen teruggaan naar de laten wij zeggen naar de zestiende of zeven¬ tiende eeuw,' voor niets ter wereld. Genie?n!eraa(l - Mtdembük Maandag 27 Dec. 1926. Voorz. de E.A. Heer P. Schoutseri. Secr. de heer H. Kagei. Na opening worden de notulen dei- beide vorige vergaderingen ongewij¬ zigd goedgekeurd, met dank aan den Secretaris. Voorz. doet mededeeling van de volgende ingekomen stukken: a. Van de Bank v. d. Ned. Ge¬ meenten bericht dat zij bereid is de leeningen met de gemeente aan te gaan op onderhandsche schuldbeken¬ tenis, tegen den koers van 100 pCt., onder voorwaarde dat in de eerste 5 jaar niet tot versterkte aflossing mag worden overgegaan. B. en W. stellen voor, hierop in te gaan; er zijn nog een paar aanvra¬ gen gedaan, waarop van een éen weige¬ rend antwoord is ingekomen en van een ander nog geen antwoord is ont¬ vangen. Wel zal de rente Vs PCt- hooger moeten zijn, maar er zijn dan ook geen extra kosten. De hr. Koomen: Was het vorige aanbod niet voordeeliger ? Voorz.: Ja, toen was de rente 45/g en thans 43/4 pCt.; de Landbouwbank moest echter eerst nog een onderzoek instellen en dan werd liet te laat. Het voorstel wordt goedgekeurd. b. Van Zuiderzeewerken een schrij¬ ven, waarin betoogd wordt dat in der tijd besloten is, vrijdom van havengelden te verleenen voor vaar¬ tuigen, die materialen aanvoeren. Er is geen sprake van, dat die vaartuigen er zelf van profiteeren. De leveranciers zijn ermede bekend en rekenen op de vrijstelling, moge¬ lijk is alleen dat een enkele zetschip- per, die voor het eerst hier komt, er niet van afwist. Voorz. stelt voor, dit schrijven voor kennisgeving aan (e nemen. De hr. Kooy vraagt of het onder¬ zoek hiermede gesloten is. Dit schrij¬ ven is gelijkluidend met het vorige. Spr. weet stellig dat een particulier schipper en sleepboot niets Yan den vrijdom afwisten. Voorz. wijst op het contract met Zuiderzeewerken ; deze zaak is daar toegelicht zooals door den hr. Kooy was medegedeeld en daarop is dit Het zou te gevaarlijk zijn. Zelfs jij zoudt mij dan niet kunnen redden." Dit was één brief. In een anderen sprak Eve over een man-, wiens naam zij niet noemde. „Toen ik een ondeugend klein meisje was," schreef zij, „placht ik te schreien om dingen, die ik niet kon krijgen. En als ze mij werden gegeven, begeerde ik ze niet meer. Helaas, ik ben dat gevoel nooit te boven gekomen, eer jij mij hebt genezen door je mij voor altijd onontbeerlijk te maken. Ja, de »Afgod« was een treurig geval. Ik was woest, toen ik dacht, dat hij niet om mij gaf, maar alleen om mijn geld. Toen ik ontdekte, dat hij mij liefhad en hoe hij eigenlijk was o, Ken, hij deed* mij walgen en dat zeide ik hem. Later sloten wij een soort vrede, om geen aanleiding te geven tot praatjes, dat was tenminste mijn reden doch ik zal het mijn leven lang niet vergeten." Alvorens eenige opmerking te maken, las Dagon alle brieven, welke Haste hem had gegeven, acht in aantal; maar in geen der andere was iets, dat hem belang inboezemde, behalve iets, dat Pan betrof. „Het spijt mij, dat zij niet van mij houdt, maar ik kan het het arme ding niet kwalijk nemen, alles in aanmerking genomen en een paar dingen kunnen haar zijn verteld door je weet wien! Ik zal trachten haar te winnen ja, zooals ik nooit antwoord ontvangen. De hr. Kooy: Dan moet U maar eens aan den charter vragen. Spr. heeft zelf den charterbrief gezien en verklaart dat de schipper er niet van afwist, 't Gaat niet tegen Zuiderzee¬ werken ; deze hebben er geen voor- of nadeel van. De sleepboot behoorde aan Gebr. Goedkoop, dus 't geld par¬ ticulieren. Wij hebben het geld hard noodig. Voorz. wijst nog op het schrijven over den huur van grond, waaruit duidelijk vrijstelling van havengeld blijkt. De hr. Bos: In het thans ingeko¬ men schrijven wordt verondersteld dat een enkele schipper ermede on¬ bekend kan zijn geweest. De hr. Kooy: Er zijn er wellicht wel 25 geweest. Er zijn particuliere schippers, die er f 15, - voordeel van hebben. Voorz. zal de zaak nog eens onder¬ zoeken. c. van Ged. Staten goedgekeurd terug, de verordening? Voor kennisgeving aangenomen. d. Van den hr. J. A. de Vries ver¬ zoek om ontheffing van belasting voor zijn trekhonden. B. en W. stellen voor deze te ver¬ leenen, waartoe wordt besloten. Zijn alle trekhonden vrij? vraagt de hr. Kooy. Neen, antwoordt Voorz., maaf De Vries moet er zijn brood mee ver¬ dienen. De Raad kan over elk geval afzonderlijk beslissen. e. van den hr. J. W. Bot bericht, dat hij den voorgestelden aankoop van grond aanneemt. Voor kennisgeving aangenomen. f. van den hr. C. A. Schillemans be¬ richt, dat hij tegen 3 Jan. a.s. benoemd is tot onderwijzer te Zaandam, waarom hij ontslag vraagt als onderwijzer aan de L. O. en Mulo-school alhier. Voorz. stelt voor, dit ontslag meest eervol te verleenen, waartoe wordt besloten. g. Van den hr. A. Boekei bericht van aanneming zijner benoeming tot Gasthuisvoogd. h. van Mevr. Koopman—Gagel idem als Regentes van het Geref. Weeshuis. Beide voor kennisgeving aange¬ nomen. i. van den heer Jb. Dol verzoek om toestemming tot demping van een heb getracht, als ik op het hardst coquetteerde, nadat jij en ik onze wittebroodsweken hebben doorgebracht in dat heerlijke huis van den armen Rawdon Wells. Dan verandert zij misschien van meening en wil bij ons blijven in haar eigen ouderwetsche kamers en niet doen, waarmee zij nu dreigt, n.l. de wijde, wijde wereld ingaan, ver van je liefhebbende Eve!" Pandora Haste had dus gedreigd, haar aangebeden Ken en zijn huis te verlaten! En Rawdon Wells was Italiaansch en primitief geweest en zijn oogen waren „vreeselijk" geweest, toen Eve hem haar verloving met zijn vriend Kennedy Haste meedeelde! Maar wat hem het meest in tresseerde, was de brief over den ongenoemden »Afgod«. „Zoudt u mij willen zeggen, wie de man is, waarop Miss Carroll doelt ?" vroeg hij,' Haste die bladzijde voor¬ houdend. Ken las de woorden en bloosde tot aan zijn haarwortels. „Vraag mij iets anders," zeide h\j, „ik kan u dat niet zeggen." „Bedoelt u, dat u niet kunt of dat u niet wilt?" „Ik ik vrees dien naam juist te zijn vergeten. Er waren zoo velen, die verliefd waren op Miss Carroll," stamelde Ken. « Wordt vervolgd.