Tekstweergave van MC_1927_01_01_0001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Twee
en
Twintigste
Jaargang.
!*n.
1130.
MEDEMBLIKKER
COURANT.
Nieuws-
en
Advertentieblad
ZATERDAG
M
EC
F.
P»V
a
Lik
«ei
voor
Medemblik
en
Omstreken
JANUARI
1927
ABONNEMENTSPRIJS:
Per
3
maanden
50
ets.
—
Franco
per
post
65
ets.
Abonnementen
en
Advertentiën
worden
aangenomen
bij
alle
Boekhandelaren
en
Postid
ministration.
Dit
blad
verschijnt
des
VRIJDAGSAVONDS.
WtTGUGrwCK
■
R.
H.
I
OEM
A
•renniraiK,
Intercommunale
Telefoon
No.
6.
Postrekening
No
661)14.
ADVERTENTIËN:
Van
1—5
regels
4-0
ets.
—
Elke
repel
meer
8
ets.
4
Plaatsingen
e<
nor
zelfde
advertentie
worden
3
maal
berekend.
Voor
aboRnem«nt
vrage
men
prijsopgave.
Pal-
en
Telegrufkantsor
-
Medeabllk.
Oeopend
op
werkdagen
van
voorm.
8
tot
nam.
3,30
en
van
4,30
tot
7,30
u.
voor
post,
telegraaf
en
telefoon.
Van
8
tot
8
uur
alleen
gesprekken
voor
abonné's.
Op
Zon-
en
Feestdagen
geopend
van
8
tot
9
uur
voorm.
(ook
voor
telefoon¬
verkeer).
Voorts
gelegenheid
tot
afhaling
van
correspondentie,
van
10—10,20
v.m.
Voor
postwissels,
kwitanties
en
den
dienst
der
Rijksverzekeringsbank
alleen
op
werkdagen
van
8,30
v.m.
tot
3
uur
n.tn.
Laatste
lichting
brievenbus,
richting
Hoorn,
op
werkdagen
voorm.
7,—,
0,47,
nam.
2,51,
4,58
en
7,—
uur;
op
Zomen
Feestdagen
alleeu
voorna.
7,—
uur.
Bijbrievenbus
Hoogesteeg.
6,35
v.m.,
12,30
n.m.
en
5,35
n.m.
N.B.
Met
de
treinen
9,47
v.m.
ea
7,—
n.m.
kunnen
geen
aangeteekende
brieven
verzonden
worden.
De
laatste
Dag.
Stilstaan
en
herdenken
—
is
dat
niet
een
behoefte,
die
onuitbluschbaar
leeft
in
's
menschen
hart?
Toen,
vele
jaren
geleden,
een
be¬
roemd
spoorweg-koning
in
Amerika
gestorven
was,
heeft
men
zijn
nage¬
dachtenis
geëerd
door
op
zijn
sterfdag
alle
treinen
van
het
geheele
spoorweg¬
net
op
een
afgesproken
oogenblik
vijf
minuten
te
laten
stilstaan.
Een
aan-
grijpend
moment,
die
vijf
minuten:
het
gansche
raderwerk
van
het
reuzen-
verkeer
onbewegelijk
stil
en
alle
reizigers,
die
de
treinen
vulden,
met
hun
gedachten
bij
dien
koning,
wiens
geniale
wilskracht
zulk
een
zegen
voor
zijn
land
was
geweest.
Stilstaan
en
herdenken
—
dat
wil¬
len
ook
wij
doen,
thans,
nu
de
laatste
dag
van
het
jaar
is
gekomen.
Wij
ontworstelen
ons
aan
den
greep
van
het
jagende
leven
om
te
overzien
het
tijdvak,
dat
met
dezen
dag
besloten
wordt.
Wat
al
gevoelens
wellen
op
uit
de
diepten
onzer
ziel!
Zelfverwijt
striemt
ons
in
felle
on-
meedoogendheid.
Want
beschuldigend
staan
ze
voor
ons
onze
zonden
en
tekortkomingen,
die
wij
op
dezen
laatsten
dag
zien
opgestapeld
tot
zulk
een
beangstigend-hoogen
berg;
daar
FEUILLETON.
De
verdwenen
Bruid
door
C.
N.
en
A.
M.
Williamson.
33.
Hij
nam
uit
een
lade
van
een
prachtige
schrijftafel
in
Empirestijl
een
olijfhouten
kistje,
ongeveer
van
de
grootte
van
een
handschoenendoos,
en
ging
Dagon
toen
voor
naar
boven.
Pan's
kamers
waren
op
de
bovenste
verdieping,
want
een
uitbouw
aan
de
achterzijde
van
het
huis
gaf
overvloed
van
ruimte
voor
de
bedienden.
Ken
Haste
opende
een
deur,
die
niet
op
slot
was,
en
bracht
den
detective
in
een
kamer,
die
de
zitkamer
van
een
dame
uit
den
eersten
tijd
van
Victoria
kon
zijn
geweest
en
met
veel
smaak
was
ingericht.
„Pandora
is
slechts
mijn
aangenomen
zuster,
zooals
u
weet,"
zeide
Ken,
„maar
zij
hield
van
het
oude
huis
en
zijn
meubels.
Ik
gaf
er
nooit
om,
doch
zij
schreide
als
een
klein
kind,
toen
ik
besloot
het
huis
en
het
grootste
deel
der
meubelen
te
verkoopen.
U
ziet,
dit
huis
is
werkelijk
niet
groot
genoeg
voor
de
groote,
soliede
meubel¬
stukken
uit
mijn
vaders
tijd.
En
ik
kon
mij
Eve
niet
voorstellen
in
zulk
een
omgeving."
is
ook
ons
schromelijk
plichtsverzuim,
waarvan
het
voorbijgegane
jaar
zoo
menigmaal
getuige
is
geweest;
daar
zijn
de
vele
uren,
in
nietsdoen
ver¬
gooid
en
verknoeid!
Drie
dingen
—
zoo
zegt
een
Ooster-
sche
spreuk
—
drie
dingen
keeren
nimmer
terug:
de
afgeschoten
pijl,
het
gesproken
woord
en
de
verbeuzelde
tijd.
Hoeveel
pijlen
hebben
wij
niet
af¬
geschoten
en
zij
kwetsten
smartelijk
onzen
naaste,
want
zij
waren
gedoopt
in
het
vergif
van
laster
en
haat!
Hoeveel
woorden
hebben
wij
niet
gesproken,
woorden
van
boosheid
en
wrok
en
vijandschap,
woorden
scherp
als
puntige
zwaarden
en
harder
dan
staal!
Hoeveel
tijd,
zoo
noodig
voor
nut¬
tig
werk,
is
verbeuzeld
in
eerlooze
ledigheid!
Heden,
op
den
laatsten
dag
van
het
jaar,
bepeinzen
wij
ons
leven
—
het
zelfverwijt
vlamt
door
de
ziel
en
uit
de
diepte
klinkt
de
kreet
om
vergeving
aan
Hem,
die
aller
schep¬
selen
Vader
is.
Maar
de
Oudejaarsdag
is
niet
de
dag
van
zelfverwijt
alleen.
Ook
wee¬
moed
doet
hij
oprijzen
in
ons
hart,
weemoed
over
de
vergankelijkheid
van
al,
wat
op
aarde
bestaat.
Onze
jaren
der
jeugd,
welk
een
zalige
tijd!
Glanzende
oogen,
tintelende
wangen,
laaiende
levensvreugd!
Hoe
stout
onze
plannen,
hoe
hoopvol
onze
verwachtingen,
hoe
bruisend
onze
moed
en
onze
durf
en
onze
kracht!
Dat
hij
mocht
blijven
in
onverwelk-
baren
bloei,
de
tijd
onzer
jeugd
—
maar
de
jaren
klimmen,
de
tijd
staat
niet
stil,
de
jetigd
is
niet
blijvend,
ze
gaat
voorbij.
Onze
idealen,
hoe
vullen
zij
ons
hart,
hoe
stuwen
zij
ons
leven
naar
den
bergtop
omhoog!
Dat
ze
toch
mochten
blijven,
ons
mochten
verge¬
zellen
als
lichtende
sterren
aan
's
levens
trans;
zonder
idialen
is
de
mensch
immers
levende
dood!
Maar
met
de
jaren
verbleken
de'idealen,
ze
schrompelen
weg
onder
den
killen
adem
der
werkelijkheid,
ze
gaan
voorbij.
Onze
dierbaren,
wat
zouden
wij
niet
willen
geven
om
ze
te
houden
in
ons
huis,
aan
onze
zij!
Hun
hart
is
ge¬
bonden
aan
ons
hart
met
banden
zoo
teer
en
zoo
hecht,
hun
lot
is
inge¬
weven
in
ons
lot,
hun
bestaan
is
Dagon
keek
met
de
grootste
belang¬
stelling
overal
rond.
Zijn
hart
klopte
snel.
Hij
had
een
gevoel
als
kinderen
hebben,
die
verstoppertje
spelen,
wanneer
iemand
roept:
„Je
bent
warm!"
„Die
ouderwetsche
meubels
zijn
prachtig,
vind
ik,"
zeide
hij,
trachtend
kalm
te
zijn.
„Die
oude
secretaire
bijvoorbeeld
daar
tusschen
de
vensters
met
het
kastje
er
onder
en
de
gedraaide
pilaren
langs
de
zijden."
„Aan
dat
oude
ding
is
Pan
in
het
bijzonder
gehecht,"
antwoordde
Haste,
voor
een
oogenblik
zijn
leed
vergetend.
„Zij
bewaart
al
de
herinneringen
van
haar
intrede
in
onze
familie
in
dat
kastje."
Dat
was
het
juist,
wat
Dagon
had
willen
vernemen,
zonder
er
ronduit
naar
te
vragen
en
nu
wist
hij
het
precies.
„Tot
zoover
gaat
alles
goed!"
zeide
hij
tot
zichzelf.
Maar
het
was
nog
niet
ver
genoeg
en
evenmin
goed
genoeg.
Hij
moest
verder
gaan.
Maar
hij
moest
zich
vooral
niet
overhaasten.
Haste
noodigde
hem
uit
plaats
te
nemen
op
een
groote
oude
sofa,
waar
Dagon
xich
het
meisje
voorstelde,
een
dutje
diende,
of
een
roman
lezende
tusscherU
de
ouderwetsche
kussens.
En
aan
Pandora
Haste,
toen
hij
\rieven
ontving,
die
haar
n
broeder
uit
het
olijfhouten
hij
dach
eenige
aangeno:
kistje
na*
„Ik
hai
glooit
gedacht,
Eve's
dierbare
leven
van
ons
leven,
wij
kunnen
ze
niet
missen,
dat
ze
toch
blijven
—•
maar
ze
blijven
niet,
de
dood
eischt
ze
op,
ze
gaan
voorbij....
alles
gaat
voorbij.
Welzalig
de
mensch.
die
te
midden
der
vergankelijkheid,
weet
van
Eén,
die
eeuwig
is,
eeuwig
in
alllen-
omvattende
liefde,
eeuwig
in
allen-
omvattende
trouw!
Heden
is
het
de
laatste
dag,
het
zelfverwijt
schrijnt
door
onze
ziel,
de
weemoed
zingt
zijn
klagend
lied
—
maar
boven
dat
alles
uit
klinkt
hoog
en
blij
de
vreugde-toon
der
dankbaar¬
heid.
Het
is
niet
goed
afscheid
te
nemen
van
het
Oude
jaar
en
niet
tevens
te
herdenken
de
vele
weldaden,
waarmee
dat
oude
jaar
ons
zoo
dikwijls
heeft
verrast
en
verkwikt.
Gelijk
een
mensch,
die
naar
den
helderen
avond¬
hemel
blikt,
steeds
meer
sterren
ont¬
dekt,
naarmate
hij
langer
en
aan¬
dachtiger
kijkt
—
zoo
vinden
wij
in
het
afgeloopen
jaar
voortdurend
meer
weldaden
en
dus
voortdurend
meer
reden
tot
erkentelijkheid,
naarmate
wij
het
nader
beschouwen
en
onder¬
zoeken.
Misschien
had
gij
in
1926
een
moei¬
lijke
levenstaak
te
verrichten;
al
uw
krachten
werden
gevergd,
heel
uw
geest
werd
gespannen
en
zie,
nu
is
de
taak
voleindigd.
Zou
er
dan
nu
geen
diepe
dank
opwellen
uit
uw
hart?
Wellicht
was
het
afgeloopen
jaar
getuige
van
een
zware
beproeving,
die
U
werd
opgelegd
en
die
gij
zoo
dapper
hebt
doorstaan
of
van
een
zorgvollen
strijd
om
het
dagelijksch
brood,
dien
gij
moedig
volstreden
hebt,
of
misschien
bracht
1926
een
gevaar
lijke
ziekte
in
uw
huisgezin,
maar
Gode
zij
dank,
de
dood
ging
voorbij!
Wederom,
is
er
geen
reden
voor
u
om
erkentelijk
te
zijn?
Zóó
treden
wij
het
Nieuwe
jaar
in:
het
zelfver¬
wijt
is
overwonnen,
de
weemoed
tot
zwijgen
gebracht,
alleen
de
dank,
de
dank
blijft
over.
Met
dien
dank
in
het
hart
nemen
wij
afscheid
van
het
oude
jaar,
het
nieuwe
land
ligt
voor
ons
open
—-
wij
gaan
voorwaarts
met
vroolijken
moed!
briefjes
aan
iemand
te
zullen
toonen/'
zeide
Ken.
„Maar
als
u
denkt,
dat
u
er
iets
uit
kunt
ontdekken,
dat
ons
van
nut
kan
zijn
—
wel
natuurlijk
zou
ik
dan
een
dwaas
zijn,
als
ik
ze
achter
hield.
Er
zijn
een
paar
die
mij
te
heilig
zijn.
Er
staat
niets
in
dan
over
onszelf.
Maar
de
overige
moogt
u
lezen."
Het
waren
aardige
brieven
—
Eve
op
haar
best.
Maar
haar
grootste
vereerder
had
moeilijk
kunnen
zeggen,
dat
zij
geen
coquette
was.
En
hier
en
daar
kwam
dat
duidelijk
uit
in
deze
geparfumeerde
bladzijden.
„Die
arme
Rawdon
Wells!
Ik
ben
bang,
dat
ik
afschuwelijk
jegens
hem
ben
geweest.
Maar
dat
is
jouw
schuld,
Ken.
Jij
bent
in
mijn
leven
gekomen
en
hebt
mij
het
hof
gemaakt,
toen
ik
juist
op
het
punt
was
verliefd
te
worden
op
hem
—
of
was
het
op
zijn
huis?
Nu
denk
ik
haast,
dat
het
alleen
op
het
huis
moet
zijn
geweest;
want
ik
kan
niet
gelooven,
dat
ik
ooit
met
hart
en
ziel
van
een
anderen
man
dan
jou
kan
hebben
gehouden.
O,
lieveling,
ik
zie
er
tegen
op,
Rawdon
het
nieuwtje
mee
te
deelen.
Zijn
oogen
kunnen
vreeselijk
zijn.
Ik
heb
nooit
eerder
beseft,
hoe
Italiaansch
en
primitief
hij
nog
is.
Maar,
den
hemel
zij
dank,
wij
leven
toch
in
de
20ste
eeuw.
Ik
zou
niet
met
Rawdon
Wells
willen
teruggaan
naar
de
—
laten
wij
zeggen
naar
de
zestiende
of
zeven¬
tiende
eeuw,'
voor
niets
ter
wereld.
Genie?n!eraa(l
-
Mtdembük
Maandag
27
Dec.
1926.
Voorz.
de
E.A.
Heer
P.
Schoutseri.
Secr.
de
heer
H.
Kagei.
Na
opening
worden
de
notulen
dei-
beide
vorige
vergaderingen
ongewij¬
zigd
goedgekeurd,
met
dank
aan
den
Secretaris.
Voorz.
doet
mededeeling
van
de
volgende
ingekomen
stukken:
a.
Van
de
Bank
v.
d.
Ned.
Ge¬
meenten
bericht
dat
zij
bereid
is
de
leeningen
met
de
gemeente
aan
te
gaan
op
onderhandsche
schuldbeken¬
tenis,
tegen
den
koers
van
100
pCt.,
onder
voorwaarde
dat
in
de
eerste
5
jaar
niet
tot
versterkte
aflossing
mag
worden
overgegaan.
B.
en
W.
stellen
voor,
hierop
in
te
gaan;
er
zijn
nog
een
paar
aanvra¬
gen
gedaan,
waarop
van
een
éen
weige¬
rend
antwoord
is
ingekomen
en
van
een
ander
nog
geen
antwoord
is
ont¬
vangen.
Wel
zal
de
rente
Vs
PCt-
hooger
moeten
zijn,
maar
er
zijn
dan
ook
geen
extra
kosten.
De
hr.
Koomen:
Was
het
vorige
aanbod
niet
voordeeliger
?
Voorz.:
Ja,
toen
was
de
rente
45/g
en
thans
43/4
pCt.;
de
Landbouwbank
moest
echter
eerst
nog
een
onderzoek
instellen
en
dan
werd
liet
te
laat.
Het
voorstel
wordt
goedgekeurd.
b.
Van
Zuiderzeewerken
een
schrij¬
ven,
waarin
betoogd
wordt
dat
in
der
tijd
besloten
is,
vrijdom
van
havengelden
te
verleenen
voor
vaar¬
tuigen,
die
materialen
aanvoeren.
Er
is
geen
sprake
van,
dat
die
vaartuigen
er
zelf
van
profiteeren.
De
leveranciers
zijn
ermede
bekend
en
rekenen
op
de
vrijstelling,
moge¬
lijk
is
alleen
dat
een
enkele
zetschip-
per,
die
voor
het
eerst
hier
komt,
er
niet
van
afwist.
Voorz.
stelt
voor,
dit
schrijven
voor
kennisgeving
aan
(e
nemen.
De
hr.
Kooy
vraagt
of
het
onder¬
zoek
hiermede
gesloten
is.
Dit
schrij¬
ven
is
gelijkluidend
met
het
vorige.
Spr.
weet
stellig
dat
een
particulier
schipper
en
sleepboot
niets
Yan
den
vrijdom
afwisten.
Voorz.
wijst
op
het
contract
met
Zuiderzeewerken
;
deze
zaak
is
daar
toegelicht
zooals
door
den
hr.
Kooy
was
medegedeeld
en
daarop
is
dit
Het
zou
te
gevaarlijk
zijn.
Zelfs
jij
zoudt
mij
dan
niet
kunnen
redden."
Dit
was
één
brief.
In
een
anderen
sprak
Eve
over
een
man-,
wiens
naam
zij
niet
noemde.
„Toen
ik
een
ondeugend
klein
meisje
was,"
schreef
zij,
„placht
ik
te
schreien
om
dingen,
die
ik
niet
kon
krijgen.
En
als
ze
mij
werden
gegeven,
begeerde
ik
ze
niet
meer.
Helaas,
ik
ben
dat
gevoel
nooit
te
boven
gekomen,
eer
jij
mij
hebt
genezen
door
je
mij
voor
altijd
onontbeerlijk
te
maken.
Ja,
de
»Afgod«
was
een
treurig
geval.
Ik
was
woest,
toen
ik
dacht,
dat
hij
niet
om
mij
gaf,
maar
alleen
om
mijn
geld.
Toen
ik
ontdekte,
dat
hij
mij
liefhad
en
hoe
hij
eigenlijk
was
—
o,
Ken,
hij
deed*
mij
walgen
en
dat
zeide
ik
hem.
Later
sloten
wij
een
soort
vrede,
om
geen
aanleiding
te
geven
tot
praatjes,
dat
was
tenminste
mijn
reden
—
doch
ik
zal
het
mijn
leven
lang
niet
vergeten."
Alvorens
eenige
opmerking
te
maken,
las
Dagon
alle
brieven,
welke
Haste
hem
had
gegeven,
acht
in
aantal;
maar
in
geen
der
andere
was
iets,
dat
hem
belang
inboezemde,
behalve
iets,
dat
Pan
betrof.
„Het
spijt
mij,
dat
zij
niet
van
mij
houdt,
maar
ik
kan
het
het
arme
ding
niet
kwalijk
nemen,
alles
in
aanmerking
genomen
—
en
een
paar
dingen
kunnen
haar
zijn
verteld
door
—
je
weet
wien!
Ik
zal
trachten
haar
te
winnen
—
ja,
zooals
ik
nooit
antwoord
ontvangen.
De
hr.
Kooy:
Dan
moet
U
maar
eens
aan
den
charter
vragen.
Spr.
heeft
zelf
den
charterbrief
gezien
en
verklaart
dat
de
schipper
er
niet
van
afwist,
't
Gaat
niet
tegen
Zuiderzee¬
werken
;
deze
hebben
er
geen
voor-
of
nadeel
van.
De
sleepboot
behoorde
aan
Gebr.
Goedkoop,
dus
't
geld
par¬
ticulieren.
Wij
hebben
het
geld
hard
noodig.
Voorz.
wijst
nog
op
het
schrijven
over
den
huur
van
grond,
waaruit
duidelijk
vrijstelling
van
havengeld
blijkt.
De
hr.
Bos:
In
het
thans
ingeko¬
men
schrijven
wordt
verondersteld
dat
een
enkele
schipper
ermede
on¬
bekend
kan
zijn
geweest.
De
hr.
Kooy:
Er
zijn
er
wellicht
wel
25
geweest.
Er
zijn
particuliere
schippers,
die
er
f
15,
-
voordeel
van
hebben.
Voorz.
zal
de
zaak
nog
eens
onder¬
zoeken.
c.
van
Ged.
Staten
goedgekeurd
terug,
de
verordening?
Voor
kennisgeving
aangenomen.
d.
Van
den
hr.
J.
A.
de
Vries
ver¬
zoek
om
ontheffing
van
belasting
voor
zijn
trekhonden.
B.
en
W.
stellen
voor
deze
te
ver¬
leenen,
waartoe
wordt
besloten.
Zijn
alle
trekhonden
vrij?
vraagt
de
hr.
Kooy.
Neen,
antwoordt
Voorz.,
maaf
De
Vries
moet
er
zijn
brood
mee
ver¬
dienen.
De
Raad
kan
over
elk
geval
afzonderlijk
beslissen.
e.
van
den
hr.
J.
W.
Bot
bericht,
dat
hij
den
voorgestelden
aankoop
van
grond
aanneemt.
Voor
kennisgeving
aangenomen.
f.
van
den
hr.
C.
A.
Schillemans
be¬
richt,
dat
hij
tegen
3
Jan.
a.s.
benoemd
is
tot
onderwijzer
te
Zaandam,
waarom
hij
ontslag
vraagt
als
onderwijzer
aan
de
L.
O.
en
Mulo-school
alhier.
Voorz.
stelt
voor,
dit
ontslag
meest
eervol
te
verleenen,
waartoe
wordt
besloten.
g.
Van
den
hr.
A.
Boekei
bericht
van
aanneming
zijner
benoeming
tot
Gasthuisvoogd.
h.
van
Mevr.
Koopman—Gagel
idem
als
Regentes
van
het
Geref.
Weeshuis.
Beide
voor
kennisgeving
aange¬
nomen.
i.
van
den
heer
Jb.
Dol
verzoek
om
toestemming
tot
demping
van
een
heb
getracht,
als
ik
op
het
hardst
coquetteerde,
nadat
jij
en
ik
onze
wittebroodsweken
hebben
doorgebracht
in
dat
heerlijke
huis
van
den
armen
Rawdon
Wells.
Dan
verandert
zij
misschien
van
meening
en
wil
bij
ons
blijven
in
haar
eigen
ouderwetsche
kamers
en
niet
doen,
waarmee
zij
nu
dreigt,
n.l.
de
wijde,
wijde
wereld
ingaan,
ver
van
je
liefhebbende
Eve!"
Pandora
Haste
had
dus
gedreigd,
haar
aangebeden
Ken
en
zijn
huis
te
verlaten!
En
Rawdon
Wells
was
Italiaansch
en
primitief
geweest
en
zijn
oogen
waren
„vreeselijk"
geweest,
toen
Eve
hem
haar
verloving
met
zijn
vriend
Kennedy
Haste
meedeelde!
Maar
wat
hem
het
meest
in
tresseerde,
was
de
brief
over
den
ongenoemden
»Afgod«.
„Zoudt
u
mij
willen
zeggen,
wie
de
man
is,
waarop
Miss
Carroll
doelt
?"
vroeg
hij,'
Haste
die
bladzijde
voor¬
houdend.
Ken
las
de
woorden
en
bloosde
tot
aan
zijn
haarwortels.
„Vraag
mij
iets
anders,"
zeide
h\j,
„ik
kan
u
dat
niet
zeggen."
„Bedoelt
u,
dat
u
niet
kunt
—
of
dat
u
niet
wilt?"
„Ik
—
ik
vrees
—
dien
naam
juist
te
zijn
vergeten.
Er
waren
zoo
velen,
die
verliefd
waren
op
Miss
Carroll,"
stamelde
Ken.
«
Wordt
vervolgd.