Tekstweergave van MC_1909_01_09_0001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
» Vierde Jaargang. No. 194. MEDEMBLIKKER COURANT Nieuws- en Advertentieblad ZATERDAG voor Medemblik en Omstreken 16 JANUARI 1909. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden .... 25 ets. Franco per post .... 30 ets. Abonnementen en Advertentiën worden aamgenomen bij alle Boekhandelaren en Postadministraties. Dit blad verschijnt des VRIJDAGSAVONDS. UITGEVER : K. H. IDEMA. HEDEHBLIK. Intercommunale Telefoon No. 6. Post- en Telegraafkantoor MËUËIIBLIk. Geopend: op werkdagen: van 7,50 tot 12,50 (stadstijd). . 1,50 3,20 5,20 8,50 Ook voor het telefoonverkeer. Op Zon- en Feestdagen : Van 7,50—8,50 stadstijd. , 12,50-1,50 Ook voor het telefoonverkeer. Voor postwissels, quitantiën en den dienst der Rijks-Verzekeringsbank, alleen op werkdagen: Van 8,50 v.m. 2,50 n.m. GUNST voor KUNST. Ia China, waar zooals men weet, alles uitstekend is ingericht, waar men voor alles raad weet en troost, heeft men ook professors in de kunst, om het anderen naar den zin te maken. Een van deze geleerden woont te Peking, dicht bij het keizerlijk pa¬ leis, en boven zijn deur staan in gulden letters deze woorden te lezen : King - kong - tse-Pe-kuang- pe, die in goed Hollandsch willen zeggen: „Treed binnen, vriend! gij zult u niet beklagen." Bij dezen kwam op zekeren morgen een jongeling, wiens naam was Peri Wanhoop sprak er uit zijn blik; diepe rimpels, door de zorg gegroefd, stonden in zijn hleek gelaat, en zuchtend sprak hij: „och, professor, geef mij raad; leer mij de kunst, waardoor ik de gunst kan herwinnen van drie personen, die mij kort ge¬ leden nog zeer genegen waren, doch die nu niets van mij willen weten. Ik had een vriend, een voortreffelijk dichter in de hoogere Chineesche poëzie; ik had een beschermer, een mandarijn, die het zoo wel met mij meende; en oh! ik beminde een lieflijke, ja eene hemelscne jonge- maagd, wier smalle oogjes zoo'n schoonen hoek vormden, wier voetjes nauwelijks vier duim groot waren, FEUILLETON. Een Hollandsche Erfenis. (U.) Hij wachtte nu niet langer totdat het Henri was gelukt om een getuige bij te brengen, die hem als Erich Rein- kens aanwees, maar legde het rech¬ terlijk college, dat de erfeniszaak Braun behandelde, Henri's papieren voor en een bijlage, waarin hij be¬ toogde, dat zijn cliënt, ontegenzeggelijk de erfgenaam van Óen in Amsterdam overleden Oswald Braun moest zijn "ij trachtte aan te toonen, dat de getuigen voor zijn identiteit af¬ gaande op het leven, dat hij geleid had niet waren bij te brengen. De schepen, waarop Eriich Reinkens gediend had, doorkruisten immers alle zeeën, zij konden nu in den Atlantischen- en na verloop van korter of langer tijd misschien in den Indischen Oceaan of in de stille Zuidzee zijn. Hij liet echter gelijktijdig in de voornaamste couranten van verschil¬ lende havensteden oproepen plaatsen naar scheepskapiteins, op wier schepen een Erich Reinkens, geboren te New- York den 15den Februari 1868, gediend kon hebben. Daarvan zeide hij echter tegen Henri Bussrum, die een bijna en wier zwarte haran, tot een kegel opgebonden, zoo bevallig wiegelden op het spitse hoofdje; maar ach, vriend en beschermer en beminde keeren mij den rug toe en willen niets meer van mij weten." Boor aandoening overstelpt, stokte de stem van den jongeling; door smart overweldigd, zonk hij met tranen in de oogen ter aarde. ,,Kom, kom, ik zal u troosten," sprak de geleerde met zachte stem, terwijl hij hem van den grond op¬ richtte. „Ik ken iemand, wiens kunst alle harten betooverde, en die u zijne kunst leeren zal." Met deze woorden schoof hij een gordijn op zijde, dat het vertrek in tweeën verdeelde; en Peri zag nu eene groote, majestueuze menschen- figuur van porselein, wiens hoofd, met een reusachtigen diepen schotel bedekt, onophoudelijk knikte, als wilde hij zich zelf in slaap wiegen; met andere woorden: een groote Chineesche pop. „Mijn jonge vriend", zoo begon de professor, „beschouw met eerbied dezen zeldzamen man; want deze man, zooals hij hier zit, was langen tijd de gunsteling eens ministers; ja zelfs de Keizer heeft hem meermalen hoogelijk onderscheiden; en wat het schoone geslacht betreft, ik geloof niet, dat er velen zijn, die meer harten hebben veroverd, dan hij." „Gij schertst," zei de jongeling, terwijl hij naar het beeld ging en met zijn stok er op sloeg, zoodat het.een hollen weerklank gaf. „Hoe zou dat mogelijk zijn? Deze holle, hersenlooze pop, die een gunsteling, niet alleen van een minister, maar zelfs van de dames 1" „Stil", was het antwoord, „be¬ zondig u niet met woorden, noch laster, hetgeen gij niet kent! Zeker, het is waar, deze merkwaardige man is hol, en hij kan alleen met het hoofd knikken; maar juist dit knikken: is zijn hoofdverdienste en zijne holheid is zijne hoogste deugd. Door denvorm van zijne borst geeft hij op hetzelfde oogenblik het geluid, dat hij hoort als echo terug. En wordt hij onder¬ vraagd, terstond geeft hij zijn ant¬ woord als orakel. Ga vóór hem staan ! ziekelijken angst voor openbaarheid had, niets. Hij behandelde immers de zaak voor zich zeil, Henri kon daar¬ tegen r.iels doen. Was deze Reinkens de gezochte niet, waaraan de advocaat echter niet twijfelde, dan ging hem de zaak in 't geheel niet aan. Was hij daarentegen wel de gezochte erfge¬ naam, dan deed Rembold hem door zijn handelwijze in geen geval schade De oproepen verschenen in de cou¬ ranten, ook in de Amsterdamsche bladen, doch Gaudentia bevend zich thans in een geestes- en gemoedstoe¬ stand, dat zij geen couranten meer inzag. Henri maakte het zich met couranten lezen nooit druk. Gaudentia las ook de „Amsterdam¬ sche Courant" niet meer, die zij anders van a tot z naploos. De verschillende nummers lagen oningezien op haar werktafel en daar zij inzag, dat zij door zich nu nog aan het lezen van al die couranten te zetten, te veel tijd zou verspillen, wierp zij de oude nummers in de mand met papieren, die zij des winters gebruikte om er de kachels mee aan te maken. Zij dacht aan niets anders dan aan den leeuwentemmer, omtrent wien zij op alle mogelijke wijzen inlichtingen trachtte te krijgen. Bij het vertrek uit het circus had zij, trots haar opgewondenheid, bemerkt, dat Henri den portier van het gebouw heilgymnastiek en passage. Ónder de Boompjes 19, HOORN. AD YERTENTIEN: Va-n 1 5 regels .... 25 ets. Elke regel meer .... 5 ets. 4 Plaatsingen eener zelfde advertentie worden 3 maal berekend. Voor abonnement vrage men prijsopgave. Genezing van zenuw en spier• pijnen, verstijvingen enz., door M AÜSAGG. De behandeling kan bij de patiënten aan huis geschieden. Uilsluitend op Medisch advies. Aanbevelend, H. W. F. HETTERSCHIJ. Herhaal dan duidelijk en krachtig, wat uw beminde, wat uw vriend en wat de mandarijn u zeide, den laat- strn maal, vóór zij in boosheid u den rug toekeerden; want echte wijsheid, raad en hulp en troost, hij zal ze u schenken in één enkel woord." „O. ik herinner mij alles nog zeer goed," riep Pe.i uit. Hij ging vóór het beeld staan en herhaalde met luide stem de woorden, die de man¬ darijn tot hem sprak: „Gij weet, dat ik gisteren door een mijner soldaten het hoofd liet afslaan aan dien ouden, verminkten bedelaar, die 't ons alle dagen met zijn gejammer zoo lastig maakte. Ik geloof, dat ik wijs daarin handelde. Maar gij. jonge vriend, zeg mij eens openhartig uwe meening; was dat eene daad van onrecht of van recht ?" „Recht," klonk de echo uit het beeld; en terwijl het hoofd onop¬ houdelijk knikte, hoorde Peri nog herhaaldelijk : „recht - recht - recht." „Ik zei van onrecht," zuchtte Peri. Nu bootste hij de stem van zijn vriend na en deelde mee, wat deze hem gezegd had, namelijk: „Beste der vrienden, wiens oordeel mij als volle waarheid geldt; wiens lof mij veel meer waard is, dan de lof van alle anderen o, zeg mij, wat gij denkt van mijn bekroond gedicht, waarin ik aantoon, dat de thee, het verre wint van de koffie; dat lang gedicht, dat kort geleden ik u toezond; vind ge dat maar zoo had gegroet. Het beeld van dien man had zij zich in het geheugen geprent En de anders nooit uitgaande juffrouw Bussum, die met haar tijd even cuinig omging als met haar geld, vond er nu volstrekt geen been in om hoed en mantel voor den dag te halen en zich op weg te begeven naar het circus Zij maakte van den tram gebruik, alsof dat geen geld kostte. Een tijd lang liep zij voor het circusgebouw rond; zij wist niet, hoe zij een voorwendsel zou vinden om naar binnen te kunnen gaan. Men zou haar natuurlijk vragen wat zij ver langde en dan moest zij een aan¬ nemelijke reden kunnen opgeven Plotseling liep zij op den ingang toe. In het halfdonker, dat in de vestibule en gangen heerschte, zag zij verschil¬ lende mannen in werkliedencostuum bezig met poetsen en schoonmaken. In een van dezen herkende zij den portier. Zij liep op hem toe. „Ik heb gisteren op den tweeden rang, eerste rij no. 26 gezeten en daar een kost¬ baren tooneelkijker vergeten. Hebt u hem misschien ook gevonden?" vroeg zij den man. Deze bracht haar vraag weer aan de andere werklieden over, maar niemand had een bynocle gevonden. „U zult hem onderweg verloren hebben, bij ons raakt nooit iets zoek", gaf de man haar tot bescheid. matig of bijzonder goed?" „Goed", riep de pop, en knarsend in zijn hals door het krachtig knikken, bleef hij maar roepen: goed- goed - goed." „En ik", zuchtte Peri, „trok mijn schouders op. Voor de derdemaal ondervroeg Perid en wijzen man. Hij herhaalde nu de woorden van zijn geliefde, toen hij haar de laatste maal sprak: „Lieveling, wien ik mijn hart en ziel en leven heb toegewijd, wat zegt ge van de schoone, zwarte, fraai ge¬ bogen wenkbrauwen, die ik mij met dit fijn penseel boven de oogen heb geteekend. Zeg, vindt ge me nu niet eens zoo schoon?" „Schoon!" riep de wijsheid van den wonderman nu uit; en uit zijne borst bleef de echo maar steeds zeggen : „schoon - schoon - schoon !" De geleerde glimlachte. De jonge¬ ling stond in gedachten. Maar plotseling hief hij het hoofd op, en sprak hij 'met gevoel en overtuiging: ,Ja, gt.i hebt gelijk, o wijze, wien ik beschimpte, omdat ik uwe diepe leegheid niet bevroedde, en niet be¬ greep de zoete kern van de holheid van uw wezen. Ja, gij hebt gelijk; en als in een spiegel zie ik thans in uwe woorden mijn toestand weerge¬ geven, maar ook de oorzaak. Maar kan mijn fout dan niet meer worden goed gemaakt ? Nog knikt gij en ik aanvaard die troost. Gij zijt mijn meester; ik ben voortaan uw leer¬ ling." Hij ging. Maar de geschiedenis meldt ons met troostvolle zekerheid, dat hij binnen drie dagen de verloren ge¬ negenheid van drie harten terugwon, Ja, voortaan ging hij met onwankel¬ baar en onafgebroken geluk door het leven; want, bestendig knikkende, liet hij aan ieder nooit een ander antwoord hooren, dan de weerklank van de eigene, dierbare stem des vragers. Nu is hij reeds mandarijn, in het bezit van acht pauwenveeren, van een geel vest en van zestien vrouwen, die hem beminnen, tot dolwordeas toe. Ja, zelfs de Keizer heeft hem onderscheiden en hem den titel verleend van „Zeggo - echo", ,,'t Zou mogelijk kunnen zijn", mompelde Gaudentia, schijnbaar be¬ droefd. Zij dankte den portier voor inlichtingen en gaf hem een kwartje. De man sloeg aan. „Heelt mijnheer Rinconi zijn vrouw ook mee naar Europa gebracht? ' vroeg Gaudentia. „Zijn vrouw?" sprak de man vroolijk lachend. , Mijnheer Rinconi heeft geen vrouw hij leeft slechts voor zijn leeuwen. Hij zou er liefjes genoeg op na kunnen houden, want de vrouwen zijn dol op hem, maar hjj wil van de liefde niets weten." Gaudentia's gelaal klaarde op. „Dat had ik wel gedacht", sprak zij in zich zelf. Op dit oogenblik kwam er uit de donkere gang, die om den eigenlijken circus loopt, een heer, gekleed in jager- costuum met een groenen hoed op het hoofd, te voorschijn. „Mijnheer Rinconi", riep de portier nog altijd lachend uit, „hier wordt naar uw vrouw gevraagd." Nu herkende Gaudentia den man met wien zij dweepte; zij wilde weg- loopen, maar haar knieën beelden zoo, dat zij geen stap meer kon doen; haar hart dreigde te barsten. Erich maakte beleefd een buiging voor de slanke, welgevormde dame. Hij zag, dat zij doodelijk verlegen was en dat deed hem pijn, hij wilde daarom wat op zijn Hollandsch wil zeggen: „een alleraardigste man." Hier breekt het Chineesche hand¬ schrift, waaruit ik bovenstaande ge¬ trouwelijk vertaalde, plotseling af We zien ook uit deze vertelling, dat China een land is, vér hier vandaan, om zoo te zeggen, oneindig ver. En evenals alle zeden en gewoonten in China juist het tegendeel zijn van de onze, zoo ook deze: Bij ons weet men van geen na¬ bouwende jabroers. Bij ons is alles openheid, vrijmoedigheid, zelfstandig¬ heid. Niet waar? Bij ons kunnen minnende meisjes niet alleen complimentjes aanhooren, maar ook wel eens aanmerkingen verdragen. Niet waar? Bij ons beschouwt men juist hem als onzen waren vriend, die ons niet alleen prijst, maar ons ook onze feilen weet te toonen. Niet waar ? Bij ons ziet men het in een mindere wel gaarne, dat hij openhartig zijne afkeuring uii spreekt over de daden van hooger geplaatsten. Nietwaar? Bij ons komt juist hij het best vooruit, die maar rond en open voor zijne meeningen uitkomt. Niet waar ? O, bij ons is alles zoo geheel anders, dan in dat verre Achterland. BUITENLAND. Het groote politieke feit van den dag is de aanneming door de Porte van hei voorstel der Oostenrijksch- Hongaarsche regeering, om 2*/2 millioen Turksche ponden schadeloosstelling te verleenen voor het verlies van domein¬ goederen, gelegen in de geannexeerde gewesten Bosnië en Herzegowina. Het oorlogsgevaar schijnt daarmee bezworen te zijn. Von Aehrental heeft een succes behaald, al moet toege¬ geven worden, dat Oostenrijk, tegen zijn oorspro'nkelijke bedoeling in, Turkije tegemoet is gekomen. boycol der Oostenrijksche waren in de Turksche havens en de enorme schade, die de handel daarvan ondervond, gevoegd bij de besliste houding der Turksche regeering, hebben de groote Donau- mogendheid wel wat toeschietelijker gemaakt. De Turken, wel bemerkende, de ongepaste scherts van den portier weer goed maken. Hij sprak daarom tot den man: „Waarom zou ik niet getrouwd hebben kunnen zijn ?" Daarna wendde hij zich tot Gaudentia, zag haar met zijne schoone, bruine oogen vriendelijk aan en zeide: „Ik dank u voor uw belangstelling." „Ik heb u bewonderd", stotterde Gaudentia, terwijl er een blos op haar gelaat kwam, die onmiddellijk echter weer voor bleekheid plaats maakte, „buitengemeen bewonderd." „0, dat mag geen naam hebben!" sprak de leeuwentemmer afwerend. „Hel is volstrekt niet zoo moeilijk als het wel lijkt. Ik dank u", voegde hij er nog bij, maakte een buiging voor Gaudentia, nam zijn hoed voor haar af en ging zijns weegs. Juflrouw Bussum verliet nu het circus als in een roes. Hij was alzoo onge¬ huwd en niet verloofd, dus nog „vrij"! Hij had haar zoo vriendefijk behandeld en haar zelfs voor haar belangstelling in zijn persoon bedankt! Hij was van nabij gezien, zonder zijn opgedirkte kleeding, nog veel knapper dan bij de voorstelling. Zij ging als in een droom naar huis, overstelpt door een gevoel van geluk¬ zaligheid en het hart vervuld van hoop. (Wordt vervolgd.)