Tekstweergave van MC_1906_02_03_0001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Eerste
Jaargang
No.
40.
MEDEMBLIKKER
COURANT.
Nieuws-
en
Advertentieblad
ZATERDAG
voor
Medemblik
en
Omstreken.
3
FEBRUARI
1906.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per
3
maanden
....
25
ets.
Franco
per
post
....
30
ets.
Abonnementen
en
Advertentiën
worden
aangenomen
bij
allo
Boekhandelaren
en
Postadministraties.
Dit
blad,
verschijnt
des
VRIJDAGSAVONDS.
UITGEVER
:
K.
H.
TI)EMA,
HEDElIBIilk.
AD
VENTEN
TIEN:
Van
1
—
5
regels
....
25
ets.
Elke
regel
meer
....
5
ets.
4
Plaatsingen
eener
zelfde
advertentie
worden
3
maal
berekend.
Voor
abonnement
vrage
men
prijsopgave.
Openbare
Kennisgeving.
INRICHTINGEN,
WELKE
GEVAAR,
SCHADE
OP
HINDER
KUNNEN
VEROORZAKEN.
Burgemeester
en
Wethouders
der
gemeente
MEDEMBLIK,
brengen
ter
openbare
kennis,
dat
het
verzoek
van
JOHANNES
GEUSEBROEK,
koperslager,
wonende
alhier,
oin
op
het
perceel,
kadastraal
bekend
in
sectie
A,
No.
2295,
een
bewaarplaats
voor
benzine
te
mogen
oprichten,
door
hen
is
toegestaan.
Medemblik,
30
Jan.
1906.
Burgemeester
en
Wethouders
voorn.,
De
Burgemeester,
H.
J.
DUNSELMAN,
L.
B.
De
Secretaris,
G.
J.
VAN
EMPEL.
Kennisgeving.
De
Burgemeester
van
MEDEMBLIK,
brengt
ter
openbare
kennis,
dat
de
Staten,
bevattende
de
uitkomsten
der
Meting
en
Schatting
van
het
dienstjaar
1906
met
de
daarbij
behoorende
bijlagen,
vanaf
heden
gedurende
dertig
dagen
ter
inzage
liggen
op
de
Secretarie
der
Gemeente.
Medemblik,
1
Febr.
1906.
De
Burgemeester
voornoemd,
H.
J.
DUNSELMAN,
L.-B.
Bekendmaking.
KIEZERSLIJST.
De
BURGEMEESTER
der
gemeente
MEDEMBLIK;
Gelet
op
de
artikelen
11,
12
en
13
der
Kieswet;
Noodigt
de
mannelijke
inwoners
dezer
gemeente
uit,
om,
zoo
zij
in
eene
andere
gemeente
over
het
laatstverloopen
dienst¬
jaar
in
eene
der
Rijks
directe
belastingen
zijn
aangeslagen,
wat
de
grondbelasting
betreft
in
eene
andere
gemeente
of
in
meer
gemeenten
te
zamen,
tot
een
bedrag
van
ten
minste
één
gulden,
daarvan
door
overlegging
der,
overeenkomstig
het
be
bepaalde
bij
art.
la
der
Kieswet,
voor
FEUILLETON.
voldaan
geteekende
aanslagbiljetten
voor
den
15
Febr.
a.s.
te
doen
blijken.
Deze
aanslagbiletten
worden
na
de
vast¬
stelling
der
kiezerslijsten
aan
belang¬
hebbenden
teruggegeven.
Nog
worden
de
mannelijke
inwoners,
die
op
grond
van
het
bepaalde
bij
het
vierde
lid
van
art.
2
der
voormelde
wet
aanspraak
meenen
te
kunnen
maken
om
geplaatst
te
worden
op
de
kiezerslijst,
uitgenoodigd
daarvan
voor
15
Febr.
a.s.
aangifte
te
doen.
De
bewijsstukken,
bij
zoodanige
aan¬
gifte
over
te
leggen,
waartoe
moeten
behooren
het
aanslagbiljet,
of
een
door
den
Ontvanger
gewaarmerkt
kosteloos
af
te
geven
duplicaat
daarvan,
eene
opgaaf
van
het
bedrag
van
het
aandeel
in
den
aanslag
en
de
noodige
bescheiden
ten
bewijze
van
het
gemeenschappelijk
bezit,
worden
r.a
de
vaststelling
der
kiezers¬
lijsten
aan
belanghebbenden
teruggegeven.
Tevens
worden
de
mannelijke
in
wooers
dezer
gemeente,
die
krachtens
art.
lb
der
zelfde
wet
aanspraak
meenen
te
kunnen
maken
om
geplaatst
te
worden
op
de
kiezerslijst,
uitgenoodigd
daarvan
voor
15
Febr.
a.s.
aangifte
te
doen.
Wie
tot
deze
aangifte
bevoegd
zijn,
blijkt
uit
de
artt.
1
en
2
der
Kieswet.
Volgens
art
20
der
Wet
is
voor
hen,
die
krachtons
vroeger
gedane
aan¬
gifte
op
de
loopende
kiezerslijst
voor¬
komen,
hernieuwde
aangifte
onnoodig,
indien
de
plaatsing
op
die
lijst
be¬
rustte
op
:
1°.
bewoning
van
een
huis
of
gedeelte
van
een
huis
of
van
een
vaartuig,
mits
zij
op
31
Jan.
alsnog
hetzelfde
huis
of
een
gedeelte
van
hotzelfde
huis
of
het¬
zelfde
vaartuig
bewonen;
2°.
genot
van
pensioen
of
lijfrente;
3°.
bezit
van
eene
inschrijving
in
de
Grootboeken
der
Natiouale
Schuld
of
van
een
inleg
in
eene
Spaarbanl^;
4°.
aflegging
van
een
examen.
Daarentegen
is
hernieuwde
aangifte
wel
noodig
voor
hen,
wier
plaatsing
op
de
1
ijst
berustte
op:
1°.
bewoning
van
een
huis
of
gedeelte
van
een
huis
of
van
een
vaartuig,
indien
zij
niet
meer
op
31
Jan.
hetzelfde
huis
of
een
gedeelte
van
hetzelfde
huis
of
hetzelfde
vaartuig
bewonen
;
of
2°.
genot
van
inkomon
in
dienst¬
betrekking,
of
als
inwonende
zoon,
in
het
bedrijf
of
beroep
der
ouders
werkzaam,
hetzij
met
of
zonder
genot
van
pensioen
of
lijfrente.
Aan
hen,
die
verkeeren
in
het
laatste
onder
No.
2
vermelde
geval,
wordt
door
den
Burgemeester
een
aangifte-biljet
ter
invulling
toegezonden.
In
de
tabel,
bedoeld
in
de
artt.
1
en
2
der
Kieswet,
is,
voor
zoover
de
gemeente
Medemblik
betre't,
bepaald
:
Huurprijs
op
f
1,—
Minimum
inkomen.
.
„
„
325,—
Vrije
woning
of
inwoning
„
v
50,—
Vrije
kost
en
inwoning
„
„
225,—
De
formulieren
tot
hot
doen
van
aan¬
gifte
zijn
kosteloos
verkrijgbaar
ter
Secre¬
tarie
der
Gemeente.
Medemblik,
den
1
Febr.
1906.
De
Burgemeester
voornoemd,
H.
J.
DUNSELMAN,
L.-B.
De
strijd
om
het
bestaan.
(40
Ingeborg
was
hierbij
volkomen
rustig
gebleven.
Koele
verachting
sprak
uit
bare
houding
en
gelaat.
,,Weet
dan",
sprak
zij,
,,dat
uwe
woorden
mij
geen
vrees
aanjagen,
veel
minder
nog
dan
uwe
vleierijen.
Maak
vrij
gebruik
van
uwe
gewaande
meerderheid;
gij
zult
er
mij
niet
on¬
gelukkiger
door
maken
dan
ik
reeds
ben.
Al
wat
gij
nog
voor
slechts
en
gemeens
verzinnen
wilt,
zal
minder
indruk
op
mij
maken
dan
het
feit,
dat
gij
mij
eens
door
schandelijk
bedrog
het
jawoord
hebt
afgeperst."
Artois
stond
met
gebalde
vuisten
voor
haar.
't
Scheen
ol
hij
gereed
stond
haar
aan
te
grijpen
en
zijn
physiek
overwicht
te
doen
gevoelen.
Doch
haar
onbevreesden
blik
en
hare
waardige
houding
hielden
hem
terug
en
herga
ven
hem
zijne
bezinning.
Hij
wierp
het
hoold
in
den
nek,
keerde
onder
een
krijschend
hoongelach
haar
den
rug
toe
en
verliet
het
vertrek.
XIII.
,,De
prolessor
is
van
huis;
misschien
kan
ik
de
boodschap
overbrengen."
Met
deze
woorden,
waarvan
Artois
Ons
strafrecht,
in
verband
met
de
pas
ingevoerde
Kinderwetten.
ii.
Het
stelsel,
aan
het
slot
van
ons
eerste
opstel
bedoeld,
brengt
mede,
dat
een
kind,
van
welken
leeftijd
ook,
altijd
kan
worden
vervolgd
en
ge¬
straft.
Echter
zal
het
kind
ook,
zonder
straf,
door
den
rechter
aan
zijne
ouders
of
verzorgers
kunnen
worden
teruggegeven.
Ook
kan
het
kind
ter
beschikking
van
de
regeering
worden
gesteld,
in
welk
geval
de
staat
in
de
opvoeding
van
het
kind
zal
voorzien.
Dit
zal
echter
niet
altijd
geschieden
door
plaatsing
in
een
Rijks-opvoedings¬
gesticht.
Integendeel
zal
de
opvoeding
ook
kunnen
worden
toevertrouwd
aan
vereenigingen
en
stichtingen,
die
zich
duurzame
verzorging
van
minder¬
jarigen
voor
oogen
stellen,
en
deze
verzorging
behoeft
volstrekt
niet
in
gestichten
plaats
te
hebben.
Onder
het
noodige
toezicht
en
de
verant¬
woordelijkheid
der
gestichtsbesturen,
is
nu
ook
eene
plaats
toegekend
aan
de
opvoeding
in
het
huisgezin.
Natuurlijk
kan
de
rechter
het
kind
straf
opleggen,
en
dit
kan
dan
ge¬
schieden
op
drieërlei
wijze
Vooreerst
hebben
wij
nu
de
tuchtscholen
ge¬
kregen
,
instellingen,
waarin
het
ondergaan
der
straf
gepaard
gaat
met
toepassing
eener
verstandige
tucht
en
met
opvoeding.
Ook
kan
alleen
in
slaat
was
de
ware
beteeke-
nis
le
vallen,
werd
deze
dien
avond
door
Edilh
ontvangen.
Terwijl
zij
zelve
op
een
der
kleine
divans
plaats
nam,
wees
zij
Ariois
een
daar
dicht
bij
staanden
sloel
aan
Deze
aarzelde
nog.
aan
die
uilnoodiging
ge¬
volg
te
geven
„Ik
had
uw
man
willen
spreken",
antwoordde
hij,
„Wal
ik
hem
le
zeggen
heb,
kan
moeielijk
aan
een
tweede
worden
opgedragen."
„0,
dan
wil
ik
het
ook
niet
weten.
Doch
hebt
gij
nu
zooveel
haast,
dal
er
voor
mij
geen
paar
minuten
op
overschieten?"
„Ik
heb
inderdaad
niet
veel
tijd
en
ook
geen
lust
om
veel
te
praten,
lieve
Edilh.
Gij
verliest
er
niets
bij,
want
mijn
gezelschap
zou
u
toch
niet
be¬
vallen."
„0,
wat
dat
betreft
stel
ik
geen
hooge
eischen
meer.
En,
aangezien
de
prolessor
ook
slecht
(geluimd
was,
meen
ik
zijn
afwezigheid
als
een
geluk
te
moeten
beschouwen."
Na
nog
een
oogenblik
weilelens
legde
Ariois
zijn
hoed
neer,
trok
den
stoel
wat
dichter
bij
en
ging
zitten.
„Uw
woorden
zijn
voor
mij
een
bewijs,
dal
gij
het
doel
van
mijne
komst
wel
raadt",
zeide
hij
op
gedempten
toon.
„Welaan
dan,
laten
wij
ronduit
spre¬
ken."
„Zooals
gij
het
verkiest.
Maar
ik
verklaar
u
nog
eens,
dat
ik
niets
nieuwsgierig
ben
naar
uwe
geheimen
en
dal
ik
volstrekt
geen
plan
heb
daarnaar
te
visschen."
„Eene
vrij
overtollige
verklaring,
lieve
Edilh",
hernam
hij
een
weinig
geraakt.
„Doch
ter
zake.
Ik
verkeer,
helaas,
geheel
niet
in
zoo
gunstige
omslandigheden,
dat
ik
mij
over
die
knorrigheid
van
mijn
schoonvader
als
over
eene
onverschillige
zaak
zou
kunnen
heenzelten.
Ik
heb
hem
nooit
zoozeer
noodig
gehad
als
juist
nu."
„Nu
de
professor
is
niet
van
steen
En
als
hel
nu
maar
geen
geld
is,
wal
gij
van
hem
verlangt
"
„Maar
ik
vei
lang
wel
geld.
Hoe
kuilt
gij
denken,
dut
hel
wat
anders
zou
zijn?"
„Dan,
mijn
waarde,
kan
ik
u
wei
nig
troost
geven.
Juist
op
dit
punt
is
de
professor
ongenaakbaar.
Gij
zult
geen
penning
meer
van
hem
los
krij
8en"
„Hoe
weet
gij
dat
zoo
zeker,
Edith
?
„Ik
heb
het
uit
zijn
eigen
mond
En
dat
liet
hem
deze
maal
ernst
is
daar
ben
ik'
even
zeker
van."
„Dus
heb
ik
zeker
weer
iets,
buiten
mijn
weten,
misdreven,
waardoor
ik
inij
zijne
ongenade
op
den
hals
gehaak
heb
Maar
de
man
zal
toch
leden
verstaan,
vooral
wanneer
gij
vooral
een
goed
woord
voor
mij
zoudt
willen
doen,
Edilh!"
„Stel
u
om
's
hemelswil
niets
meer
van
mijne
tuschenkomst
voor.
Reeds
aan
het
kind
eene
geldboete
worden
opgelegd,
en
hier
hangt
het
natuur¬
lijk
van
omstandigheden
af,
of
die
straf
kan
worden
toegepast
en
of
zij
afschrikwekkend
werkt.
Ten
slotta
ran
ook
worden
opgelegd
de
straf
van
berisping,
welke
op
zichzelf
alleen
bestaat
in
eene
mondelinge
vermaning;
maar
de
rechter
kan
aaraan
eene
voorwaardelijke
tucht-
schoolstraf
verbinden;
ja,
er
zijn
zelfs
gevallen,
waarin
de
berisping
geheel
door
zulk
een
voorwaardelijke
tuchtschoolstraf
kan
worden
ver¬
vangen.
Zulk
een
voorwaardelijke
straf
wordt
voorloopig
niet
toegepast,
doch
feitelijk
uitgevoerd
wanneer
de
veroordeelde
zich
binnen
den
gestelden
iroeftijd
opnieuw
aan
hetzelfde
feit
schuldig
maakt
en
deswege
wordt
veroordeeld.
Anders
vervalt
de
straf.
Eerst
op
18-jarigen
leeftijd
valt
men
onder
het
gewone
strafrecht
3ersonen
welke
dien
leeftijd
nog
niet
bereikt
hebben,
worden
volgens
aijzondere
regelen
berecht.
Dien
leef¬
tijd
van
18
jaar,
noemt
men
de
strafrechterlijke
meerderjarigheid
in
onderscheiding
van
de
burgerrechte-
ijke
meerderjarigheid,
die
op
21-
arigen
leeftijd
aanvangt.
De
strafrechtelijke
meerderjarig-
ïeid
begon
vroeger
reeds
met
den
16-jarigen
leeftijd.
Reeds
in
ons
eerste
opstel
hebben
wij
de
opmerking
gemaakt,
dat
het
vraagstuk
van
het
drankverbruik,
uit
een
oogpunt
van
staatsbelang,
ook
ook
in
nauwe
betrekking
staat
tot
de
criminaliteit.
Men
zal
de
crimi¬
naliteit
en
het
verbruik,
maar
vooral
het
misbruik
van
sterke
dranken
in
direct
verband
met
elkander
moeten
beschouwen.
Het
ergst
zijn
de
zoo¬
genaamde
habitueele
dronkaards,
dat
dat
wil
zeggen,
zij
die
de
gewoonte
van
dronkenschap
hebben.
Hoogst¬
waarschijnlijk
zal
men
er
toe
moe¬
ten
komen,
om
voor
deze
personen
een
staatspatronaat
in
te
stellen,
met
andere
woorden,
ze
aan
een
bijzonder
toezicht
van
staatswege
te
onderwer¬
pen.
Misschien
zal
men
er
ook
toe
bij
mijnteerste
poging
om
hem
gun¬
stiger
voor
u
te
stemmen,
heb
ik
meer
moeten
hooren
dan
mij
aangenaam
was
Hij
weet
dat
gij
speelt
en
veel
geld
verloren
hebt
ook,
en
hij
zal
des
te
onverzoenlijker
zijn,
nu
hij,
zooals
ik
geloof,
hel
voornemen
heelt
om
een
einde
aan
de
zaak
te
maken
"
„Aan
de
zaak
een
einde
maken?"
vroeg
Ariois,
wien
hel
duidelijk
aan
te
zien
was,
dat
hij
het
ergste
begon
te
vreezen.
„Wat
moet
dat
nu
weer
beteekenen
?"
„Als
ik
hem
goed
begrepen
heb,
en
daaraan
kan
ik
haast
niet
twijlelen,
dan
is
hel
hem
le
doen
ojn
eene
aan¬
leiding
te
vinden,
de
hand
geheel
van
u
al
te
trekken
en
Ingeborg
weer
bij
zich
in
huis
le
nemen.
Hij
vermoedt,
dat
zij
niet
gelukkig
getrouwd
is
en
geloolt,
dat
zij
niets
legen
eene
schei¬
ding
zal
hebben.
Gij
zult
zelf
wel
het
best
welen,
mijn
vriend,
of
dit
ver¬
moeden
juist
is."
„Verdoemd!"
bromde
Ailois.
„Heeft
hij
er
zoo
over
gesproken?"
„Ja,
en
heel
emstg
ook.
Hij
schijnt
goed
op
de
hoogte
te
zijn
van
uw
privaat
leven
en
gij
acht
u
reddeloos
verloren,
zoodra
hij
de
hand
van
u
allrekt.
Dat
laatste
zal
hij
nog
te
eer¬
der
doen,
als
uwe
huiselijke
omstan¬
digheden
tot
eene
breuk
leiden
en
hij
zijn
kind
terugvordert."
Dat
zij
den
gevvelenlooze
sterk
zou
trelfen,
had
zij
wel
verwacht,
niet
ech-
komen,
ze
tot
op
zekere
hoogte
als
krankzinnigen
te
behandelen
en
bijzondere
asyls
voor
hen
in
te
richten.
Dit
is
echter
een
veel¬
omvattend
vraagstuk,
dat
eerst
later
aan
de
orde
zal
komen
en
waarop
wij
slechts
terloops
de
aandacht
wilden
vestigen.
In
elk
geval
zijn
de
mannen,
die
zich
van
het
strafrecht
eene
studie
maken
(de
criminalisten)
van
oordeel,
dat
ons
geheele
strafstelsel
behoort
te
berusten
op
de
beginselen
van
opvoeding,
verbetering
en
behoud.
Het
is
niet
de
bedoeling
om
kwaad
met
kwaad
te
vergelden,
maar
het
belang
der
maatschappij
moet
in
alles
op
den
voorgrond
staan.
Vroeger
bepaalde
men
zich
een¬
voudig
tot
veroordeelen
en
opsluiten.
Ten
deele
was
door
de
opvoedings¬
gestichten
hiervan
reeds
afgeweken.
Het
oude
stelsel
kwam
hierop
neer,
dat
men
den
misdadigers
eenigen
tijd
onschadelijk
maakte
voor
de
maat¬
schappij.
Overigens
liet
men
ze
aan
zichzelf
over.
De
ondervinding
leerde
steeds,
dat
over
het
algemeen
de
straf
de
misdadiger
niet
verbeterde
en
dus
aan
de
maatschappij
niet
ten
goede
kwam.
Wat
de
wijze
van
straffen
betreft,
vergeleken
met
die
van
vroegere
tijden,
is
zij
echt
menschelijk.
Voorheen
deed
men
den
menschen
allerlei
kwellingen
ondergaan
en
sloot
ze
op
in
verblijven,
welke
men
thans
voor
een
dier
geheel
ongeschikt
acht.
Hieruit
volgt
echter
geenszins,
dat
onze
tegenwoordige
wijze
van
handelen
beantwoordt
aan
datgene,
wat
het
ware
doel
moet
zijn.
Integendeel
valt
nog
heel
wat
te
verbeteren.
De
uitvoering
der
straf
wordt
slechts
ten
deele
door
de
wet
geregeld.
In
het
Wetboek
van
Strafrecht
vinden
wij
b.v.
eene
bepaling,
waarbij
is
voorgeschreven,
dat
zij
die
tot
gevangenisstraf
of
hechtenis
worden
veroordeeld,
ge¬
durende
de
eerste
twee
dagen
niets
dan
water
en
brood
ontvangen.
Met
het
eigenlijke
strafrecht
heeft
dit
voorschrift
niets
te
maken.
De
be¬
paling
is
gemaakt
met
het
oog
op
ben,
die
wegens
vergrijpen
tot
boete
ter,
dal
hij
er
geheel
door
verpletterd
zou
worden.
Hij
zat
daar,
doodsbleek
en
met
zenuwachtig
trillende
lippen.
Hij
sloeg
de
hand
voor
de
oogen
en
brak
in
klachten
uit.
„Als
het
zóó
staal,
dan
ben
ik
ver¬
loren
1
..
.
.
De
prolessor
was
mijn
laatste
hoop."
En
op
Edith's
gelaat
was
geen
mede¬
lijden,
veeleer
voldoening
te
lezen.
Zij
wierp
zich
achterover
in
haar
zetel
en
wachtte
in
achtelooze
houding
af,
wat
Artois
zou
zeggen.
Het
duurde
een
paar
minuten
voor
hij
vervolgde:
„Ik
heb
mij
dwaas
aan¬
gesteld.
Ik
heb
mij
om
een
geringen
uitzet
aan
een
vrouw
laten
koppelen,
die
mij
evenmin
genegen
is
als
ik
haar.
Maar
ik
had
gerekend
op
het
aanzien¬
lijk
vermogen
van
moeders
zijde,
dat
Ingeborg
toekomt
en
niet
op
de
testa¬
mentaire
beschikkingen,
die
dit
geld
onder
het
beheer
van
den
prolessor
laten.
Ik
heb
de
bekwaamste
advoca¬
ten
geraadpleegd
of
deze
clausule
niet
uil
hel
testament
te
lichten
is,
maar
allen
trokken
de
schouders
op,
al
kon
ik
ze
aanzien
dat
ze
wrel
belust
waren
op
een
vel
proces.
Ik
heb
dus
niets
gevangen.
Integendeel,
ik
ben
de
be¬
drogene
en
kan
mij
zeiven
daze
dom¬
heid
nooit
vergeven."
(
Wordt
vervolgd.)