Tekstweergave van MC_1906_01_13_0001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Eerste
Jaargang.
No.
37.
MEDEMBLIKKER
COURANT.
Nieuws-
en
Advertentieblad
ZATERDAG
voor
Medemblik
en
Omstreken,
13
JANUARI
1906.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per
3
maanden
....
25
ets.
Franco
per
post
....
30
ets.
Abonnementen
en
Advertentiën
worden
aangenomen
bij
alle
Boekhandelaren
en
P"£tadministraties.
Dit
blad
verschijnt
des
iFFIJDAGSAVONDS.
UITGEVER:
K.
H.
IDEMA,
MEDEMBLIK.
A
DVERTENTIEN:
Van
1
—
5
regels
....
25
ets.
Elke
regel
meer
....
5
ets.
4
Plaatsingen
eener
zelfde
advertentie
worden
3
maal
berekend.
Voor
abonnement
vrage
men
prijsopgave.
WEES
WA
AH.
Welk.
een
rijkdom
van
gedachten
weet
de
taal
toch
niet
uit
te
drukken
door
een
paar
woorden!
Hoe
kern¬
achtig,
spreekt
zij
soms
een
wereld
van
denkbeelden
uit
in
een
een-
voudigen
zin.
„Wees
waar,"
zegt
ze
en
die
twee
woorden
geven
ons
een
bevel,
uiten
een
wensch,
roepen
ons
eene
waar¬
schuwing
toe.
't
Is
de
waardige
uitdrukking
eener
edele
gedachte.
Even
eenvoudig
als
de
vorm,
waarin
het
is
uitgedrukt,
even
eenvoudig
is
het
voorschrift.
„Mensch!"
zoo
luidt
het,
„toon
u
zooals
gij
zijt,
wees
natuurlijk,
huichel
niet!"
Gemakkelijk
niet
waar?
Wie
zou
ook
anders
willen?
Wie
zou
het
masker
van
den
logen
willen
dragen,
en,
zijn
waren
aard
daarachter
ver¬
bergende,
zijne
medemenschen
be¬
driegen
?
En
toch,
en
toch,
wie
onzer
zou
durven
beweren
waar
te
zijn,
altijd
en
overal
en
in
alles?
Waar
in
zijn
spreken,
in
zijne
handelingen,
in
zijne
verhouding
tot
anderen
?
En
zoo
het
ons
al
moeielijk
valt.
ons
zeiven
te
beschuldigen
(immers
het
spreekwoord
van
den
splinter
en
den
balk
is
hier
van
volle
kracht),
wie
heeft
dan
niet
dikwijls
opge¬
merkt,
dat
anderen
niet
waar
zijn?
Al
is
het
niet,
dat
wij
van
onzen
medemensch
moeten
getuigen:
„Al
uw
zeem'len,
al
uw
zuchten,
Al
uw
doen
is
laria,
Ieder
zuchtje
is
een
Judas,
Ieder
glimlach
is
een
list."
toch
zullen
wij
honderd
kleine
trekjes
opmerken,
die
ons
doen
zeggen:
„ook
zij
zijn
het
niet
waar!"
Niet
de
diplomaten
alleen
zijn
geboren
huichelaars,
maar
op
zijn
tijd
zijn
wij
het
allen.
De
traditie
en
de
samenleving
scheppen
verhoudingen,
welke
die
soort
van
innerlijke
onwaarheid
niet
alleen
als
geoorloofd
doen
beschouwen,
maar
zelfs
tot
plicht
schijnen
te
maken.
Daar
gaat
een
lijkstatie:
er
is
een
FEUILLETON
De
strijd
oin
het
bestaan.
(37
Ëdilh
liet
hare
poging
varen.
Zij
liet
den
arm,
dien
zij
hem
om
den
hals
geslagen
had,
zinken
en
wendde
zich
al
met
een
bedrukt
gezicht.
Haar
echtgenoot
nam
liefkoozend
haar
hooft
tusschen
de
handen
en
zeide,
terwij
hij
een
vroolijker
toon
trachtte
aan
te
slaan:
„Trek
u
dat
niet
zoo
aan,
mijn
lieveling,
't
Kan
ook
zijn,
dat
hel
nog
niet
zoo
erg
is,
als
men
mij
wil
doen
gelooven;
misschien
ook
dat
Ingeborg
hem
nog
van
zijn
verderfelijken
weg
weet
al
te
brengen
en
aan
den
rant
van
den
algrond
te
ontrukkken
Ik
hat
geen
plan
gehad
uwe
stemming
te
bederven;
alleen
het
overvol
gemoei
heeft
mij
doen
spreken.
Ik
ben
buiten
dien
reeds
genoodzaakt,
u
eene
minder
vroolijke
tijding
mee
te
deelen.
„Nog
al
meer,
Lndwig?
Toch
geen
heele
erge
tijding,
wil
ik
hopen?"
„Zoo
heel
erg
niet.
Gij
zult
hel
we
overleven",
sprak
hij
en
poogde
te
schertsen.
„Ik
moet
voor
eenige
weken
van
huis."
„Zonder
mij!"
pruilde
zij.
„En
waarheen
dan?"
„Naar
Weenen.
Het
geldt
een
onder
?oek,
waarvoor
de
Oostenrijksche
regee
man,
een
rijk
man
gestorven.
Is
het
nu
alleen
de
koetsier,
die
„zoo
deftig,
zoo
treurig
verheven
zijn
in
t
zwart
begraven
hoofd
schudt,
of
e
neef,
die
bij
het
graf
van
zijn
erf-oom
een
toespraak
houdt,
is
hij
iet
alleen,
die
zooals
de
Genestet
;t:
„zijn
aard
en
zijn
wezen
verkracht?"
En
toch,
wie
onzer
zal
hun
ver¬
achtend
toeroepen:
mannen,
weest
toch
waar!
En
als
in
een
gezelschap
de
com¬
plimenten
elkander
kruisen,
wie
zal
dan
den
comedian
ten
bestraffend
aten
hooren:
„och
menschen,
weest
toch
waar;
niemand
schat
die
hulde
toch
hooger,
dan
een
verplichte
en
ïoogst
fatsoenlijke
leugen."
Die
beschouwing
is
zeker
niet
ïartverheffend.
Zij
geeft
ons
geen
ïoog
denkbeeld
van
anderen
en
van
—
ons
zelf;
zij
verhoogt
niet
ons
gevoel
van
menschenwaarde.
Integen¬
deel,
zoo
iets,
dan
schijnt
dit
in
staat
om
ons
met
minachting
het
hoofd
te
doen
afwenden
van
het
tooneel
van
zooveel
onware
vertooning.
Doch,
wie
hierin
aanleiding
moge
vinden
om
pessimist
te
worden,
niet
wij.
De
menschen
zijn
inderdaad
zoo
slecht
niet,
dat
zij
niet
waar
zouden
willen
zijn.
Maar
het
is
niet
genoeg
tot
iemand
te
zeggen:
wees
u
zelf;
menigeen
kan
het
niet:
hij
is
niemand.
„Durf
i'
zelf
zijn!"
ziedaar
de
aansporing,
zooals
zij
voor
menigeen
zou
moeten
luiden.
Er
is
moed
toe
noodig,
zich
te
toonen
in
zijn
karakter,
in
zijn
gevoelens
en
wenschen,
in
zijn
gebreken
vooral.
Hoe
dikwijls
heeft
vrees
en
onverschillligheid,
eigenbelang
en
voorzichtigheid
een
overwegenden
invloed.
Niet
altijd
is
die
invloed
een
gevolg
van
het
be¬
rekenend
verstand
of
listige
bereke¬
ning;
meestal
werkt
hij
onbewust
als
de
geheime
drijfveer
onzer
handelingen.
Hoe
gelukkig
zouden
we
wezen,
indien
we
altijd
waar
konden
zijn!
Maar
al
kunnen
wij
het
niet,
]we
dienen
er
naar
te
streven.
Wees
waar.
Dit
is
een
bevel,
tot
ieder
onzer
gericht,
't
Is
onze
plicht,
we
moeten
er
ons
op
toe¬
leggen,
zooveel
mogelijk
waar
te
zijn.
We
zijn
het
verschuldigd
aan
ons
zeiven,
onze
medemenschen
hebben
recht,
het
van
ons
te
eischen,
opdat
zij
weten,
waaraan
zij
zich
te
houden
hebben.
Wees
waar.
Dat
zij
een
wensch,
voor
en
door
ieder
onzer
uitgesproken.
Hij,
die
dien
wensch
der
vervulling
nader
brengt,
werkt
aan
de
opbou¬
wing.
laat
ons
zeggen,
aan
de
ver¬
edeling
van
zijn
geluk.
Wie
het
bewustzijn
in
zich
omdraagt,
dat
hij
waar
is,
tenminste
het
tracht
te
zijn,
gevoelt
zijne
kracht
en
zijne
waarde.
Dat
alleen
is
reeds
geluk,
en
de
achting
der
weldenkenden
zal
hem
niet
onthouden
worden.
Wees
waar!
Dat
klinke
ons
als
eene
ernstige
waarschuwing
in
de
ooren.
Wie
niet
waar
is,
om
welke
reden
ook,
staat
zijn
eigen
geluk
in
de
weg;
hij
veronaangenaamt
het
even
van
zich
en
anderen;
hij
geeft
een
grondslag
voor
veinzerij
en
legt
getuigenis
af
van
eigen
zwakheid.
Het
is
niet
gemakkelijk,
om
immer
waar
te
zijn,
maar
zooals
de
dichter
zegt:
„Gelukkig
op
de
gladde
paan
Des
levens,
die
't
vermag.
Die
man
zal
reclit
en
veilig
gaan
En
eischt
ontzag."
ring
mijn
bijstand
heeft
ingeroepen
Die
uilnoodiging
is
zoo
vereerend,
dat
ik.haar
onmogelijk
kan
afstaan.
Zoodra
ik
de
toeslemming
van
den
minister
verkregen
heb,
die
ik
welstaanshalve
moet
vragen,
maak
ik
mij
tol
de
afreis
gereed."
De
droefheid,
die
thans
door
Edith
aan
den
dag
werd
gelegd,
was
al
te
zeer
in
tegenspraak
met
hare
vroegere
stijlheid,
dan
dal
een
onbevoorooideelde
haar
voor
ongeveinsd
had
kunnen
houden
Professor
Wallroth
scheen
aan
hare
oprechiheid
geen
oogenblik
te
twijlelen.
Hij
deed
al
zijn
best
haar
te
troosten
en
te
overtuigen
van
de
onmogelijkheid
haar
op
reis
mee
te
nemen.
En
werkelijk
gelukte
hel
hem,
schoon
ook
niet
geheel,
de
wolk,
die
op
haar
blanke
voorhoofd
rustte,
te
verdrijven
en
haar,
toen
hij
alschcid
nam
om
zich
aan
zijne
werkzaamheden
te
begeven,
door
fijne
scherts
een
glim¬
lach
of
te
persen.
Liefdevol
klonken
hare
woorden,
die
zij
aan
de
deur
van
het
vertrek
tol
hem
sprak:
„Als
gij
u
nu
maar
niet
te
sterk
inspant,
Ludwig!
Een
man
van
uwe
verdiensten
moest
eigenlijk
reeds
op
zijne
lauweren
kunnen
rusten."
Toen
echter
de
deur
achter
hem
ge¬
sloten
en
Edith
weder
alleen
was,
toen
was
opeens
alle
droelheid
en
zorg
ver¬
dwenen.
De
schoone
vrouw
blikte
wel
voldaan
in
het
rond
en
rekte
zich
als
BUITENLAND.
In
Rusland
zegeviert
de
reactie.
Nu
de
regeering
in
slroomen
bloods
den
opstand
heelt
gesmoord,
lieedl
zij
weer
zoo
reactionair
op,
dal
de
klove
direct
weer
verwijd
wordt.
Zij
maakt
p
onedele
manier-misbruik
van
haar
macht,
dal
blijkt
uil
alles
De
Tsaar
blijlt
steeds
op
den
achtergrond
En
toch
zou
een
nadere
aanraking
tusschen
vorst
en
volk
zooveel
goed
kunnen
stichten
Hoelang
heeft
hel
niet
ge¬
duurd,
voor
hel
eenvoudige
Russische
volk
zich
van
„vadertje"
alkeerde?
Nog
lang
heeft
inert
zich
vastgeklemd
aan
de
gedachte,
dat
de
Tsaar
door
zijn
ambtenaren
bedrogen
werd,
niets
wist
van
hel
lijden,
de
ontberingen,
de
nooden
van
zijn
volk.
Als
„vadertje"
het
maar
wist,
dan
zou
er
wel
ver¬
andering
komen.
Allengs
zijn
de
oogen
opengegaan;
in
den
laalsten
opstand
begon
het
anders
te
worden.
Toen
ging
men
hel
portret
van
den
Tsaar
verbranden
en
doorsteken
als
blijk
van
afkeer
en
ver¬
achting,
maar
nog
lang
niet
algemeen
is
de
ommekeer
en
als
de
Tsaar
maar
durlde
en
zich
ging
losmaken
van
zijn
omgeving
en
zijn
kliek,
die
hein
be¬
waakt
en
zich
open
en
vrij
aan
zijn
volk
ging
vertoonen,
dan
zou,
gelooven
wij,
de
band
tusschen
vorst
en
volk
direct
weer
beslaan
Persoonlijke
aanraking
is
zoo
gewenscht,
't
zou
een
blijk
zijn
van
vertrouwen,
een
bewijs
van
moed,
een
daad,
waarop
hel
volk
wacht.
Intusschen
nadert
den
tijd,
dat
de
Doema
bijeenkomt,
en
de
Tsaar
den
eed
op
de
grondwet
zal
afleggen.
Zal
hij
zich
bij
die
gelegenheid
als
een
vrij
vorst
aan
een
vrij
volk
vei
toonen
of
door
dichte
drommen
soldaien
om¬
ringd,
angstvallig
bewaakt,
de
aanraking
met
zijn
volk
zoo
veel
mogelijk
ver¬
mijden?
De
reactie
zegeviert,
daarmee
is
alles
gezegd.
In
verschillende
Stalen
van
Zuitl-
Aieicwiku
gaat
men
zich
verzetten
tegen
den
steeds
wassenden
invloed,
door
de
Noordelijke
Unie
over
geheel
Amerika
uitgeoefend
In
Juni
zal
een
congres
gehouden
worden
van
algevaar¬
digden
uil
alle
belangstellende
Staten
Op
hel
program
slaat
o.a.
direct
ver¬
keer
met
Europa
en
het
beramen
van
maatregelen,
om
niet
economisch
al-
ïankelijk
te
worden
van
de
Vereenigde
Staten.
liet
heel.
olficieel,
dal
de
rust
in
Moskou
heisteld
is.
Een
treffend
staaltje,
hoe
bevreesd
men
is
voor
her¬
taling
der
ongeregeldheden
en
aanslagen
op
overheidspersonen,
is
wel
het
vol¬
gende.
De
gouverneur-generaal
zou
ter
gelegenheid
van
hel
Russische
Kerstleest
de
godsdiensloelening
bij¬
wonen.
De
politie
had
bevolen
om
langs
den
geheelen
weg
van
het
paleis
tot
de
kerk
de
vensters
te
sluiten.
Bovendien
was
een
sterke
troepen¬
macht
ter
bewaking
aanwezig.
Het
rijtuig
was
omringd
door
huzaren,
die
dreigden
op
iedereen
te
schieten,
die
ol
zij
na
een
verkwikkende
slaap
ontwaakte.
„0,
welk
een
uitkomst!"
lispelde
zij
„Benige
dagen
vrij
zijn,
een
pauze
in
de
vervelende
comedie!
En
dan
meent
hij
nog,
dat
ik
graag
mee
zou
gaan
—
ik
!
't
Is
om
te
lachen!'
Lachen
deed
zij
echter
niet,
want
hare
vreugde
werd
alras
getemperd
door
eene
bijkomende
gedachte.
Zij
snelde
naar
hare
kamer,
sloot
de
deur
met
zorg
dicht
en
ging
zitten
schrijven.
Zij
nam
niet
haar
gewone
met
een
monogram
versierd
papier
en
schreef
niets
boven
of
onder
den
brief,
dien
zij
toen
hij
gereed
was
in
een
enveloppe
sloot
en
aan
hare
kameniet
overreikte,
die
op
haar
schellen
was
binnen
ge¬
lreden.
„Gij
moet
dezen
briel
voor
mij
be
zorgen,
Emilie,"
sprak
zij,
„maar
hel
is
noodig,
dat
gij
hem
aan
dokter
Arlois
zeiven
in
handen
geeft."
„Goed,
mevrouw;
dus
niet
aan
de
woning
van
mijnheer
algeven."
„Neen,
in
de
club.
Gij
weet
hel
clublocaal
en
ook
wanneer
de
dokter
daar
te
vinden
is.
Hel
spreekt
van
zeil
dal
niemand
er
van
weten
mag.
Hel
meisje
gaf
door
een
gebaar
te
kennen,
hoe
goed
zij
deze
laatste
woor¬
den
begreep
en
wilde
heengaan.
Doch
eer
zij
op
den
drempel
stond,
scheen
haar
gebiedster
reeds
weer
van
gedach¬
ten
veranderd.
zich
aan
de
vensters
zou
vertoon
ti.
Toch
heel
het
rustig
in
Moskou!
Naarmate
de
datum
der
Marok-
kaansche
conferentie
nadert,
s<
hijnt
zich
een
groote
onrust
te
doen
ge¬
voelen
in
verschillende
Dniische
kringen,
ten
aanzien
van
den
internationalen
toestand
en
van
de
voorwaarden,
waaronder
de
vertegenwoordigers
der
mogendheden
zich
zullen
vereenigen,
om
hel
Marokkaansche
vraagstuk
te
onderzoeken.
De
keus
van
Visconti
Venosla
als
vertegenwoordiger
van
Italië
is
een
groote
tegenvaller
voor
Duilschland.
't
Bewijst,
dat
dit
land
zich
schaart
aan
de
zijde
van
Frankrijk
en
Duilsch¬
land
geheel
alleen
zijn
belangen
zal
moeten
verdedigen.
Koning
Leopold
van
Relgië
schijnt
er
aan
te
denken,
de
lasten
van
het
Koningschap
op
jeugdigen
schouders
te
wentelen.
De
Koning
moet
zeer
ont¬
moedigd
zijn
over
de
oppositie
der
meerderheid
in
zake
de
legervoorstellen.
Prins
Albert
wordt
genoemd
als
de
troonopvolger,
niet
wien
de
Koning
een
samenkomst
heeft
gehad,
om
be¬
langrijke
besluiten,
den
Staat
betreffende,
te
bespreken.
De
uilslag
van
de
verkiezingen
voor
den
Senaat
kan
een
beslist
succes
voor
de
links-republikeinsche
partij
in
Frankrijk
genoemd
worden.
Haar
candidaten
werden
overal
herkozen
en
ook
in
verschillende
departementen
werden
de
rechls-republikeinen
door
radicalen
vervangen.
Deze
uitslag
wordt
algemeen
beschouwd
als
een
votum
van
vertrouwen
in
de
regeering,
voor¬
namelijk
met
het
oog
op
de
scheiding
van
Kerk
en
Staat
en
de
politiek
van
Bouvier.
Sir
Campbell
Bannerman
heelt
in
een
manilesl
aan
de
kiezers,
ton
opzichte
van
de
buitenlandsche
politiek
verklaard,
dat
de
nieuwe
regeering
de
verbinte
nissen,
welke
door
de
vorige
regeering
zijn
aangegaan,
naar
letter
en
geest
zal
nakomen.
De
nieuwe
regeering
denkt
er
niet
aan,
te
gaan
tornen
aan
het
verdrag
met
Japan
en
de
verstand¬
houding
met
Frankrijk.
„Wachf-mog
even,
Emilie!"
riep
zij.
„Geef
den
briel
nog
eens
terug.
Ik
moet
er
nog
wal
in
veranderen
en
zal
u
straks
wel
terug
roepen
"
Pas
was
hel
meisje
weg,
ol
zij
scheurde
het
biljet
in
stukken
en
wierp
het
op
hel
vuur.
„Foei,
wal
zou
ik
daar
eene
domheid
begaan
bebben,"
sprak
zij
bij
zich
zelve.
„Alsol
hij
niet
bij
mij
zou
ko¬
men,
als
hij
het
veld
ruim
vindt.
Laat
hij
de
minste
zijn
!"
De
kamenier
wachtte
den
geheelen
dag
te
vergeefs
op
de
boodschap,
die
zij
zoo
graag
gedaan
zou
hebben,
om-
dal
zij
door
ondervinding
wist,
dat
er
een
goede
looi
op
stond
XII.
Nat
en
koud
was
het
weer.
Volgens
de
almanak
was
hel
voorjaar
reeds
ingetreden,
doch
daar
viel
op
de
natte,
glibberige
stralen
der
hoofdstad
niet
veel
van
te
bespeuren
'l
Was
zeker
niet
voor
zijn
pleizier,
dat
dokter
Sieg-
mund
Artois
daar
langs
een
en
dezellde
straal
schijnbaar
doelloos
heen
en
weer
liep,
de
handen
in
de
zakken
van
zijn
demi-saison
en
met
een
schuwen
blik
nu
en
dan
op
een
deltig
heerenhuis,
waar
hij
op
eenigen
afstand
voorbij
liep.
Daar
sloeg
een
met
twee
prachtige
paarden
bespannen
rijtuig
den
hoek
om
en
hield
stil
voor
het
heerenhuis.
Een
zwaarlijvig
heerschap
van
middel¬
baren
leeftijd
steeg
uit
een
en
verdween
door
de
fraai
bewerkte
voordeur.
Artois
wachtte
een
paar
minuten
en
stapte
toen
langzaam
op
hel
groote
huis
toe.
„HARDERS
k
ZOON,
bankiers"
—
stond
in
vergulde
letters
op
een
wit
marmeren
deurplaat.
Een
portier
met
een
gelen
band
om
de
pet
wees
den
bezoeker,
die
naar
den
ingang
van
het
kantoor
vroeg,
terecht.
Een
jong
beambte
vroeg
naar
zijn
kaartje
en
ver¬
zocht
hem,
na
dit
binnen
vertoond
te
hebben,
even
te
wachten,
daar
de
heer
Harders
op
dit
oogenblik
bezet
was.
Artois
beet
zich
op
de
lippen.
Deze
ontvangst
scheen
hem
in
geen
aange¬
name
stemming
te
brengen.
Toch
durfde
hij
door
niets
te
laten
blijken,
dat
hot
wachten
hem
vreeselijk
ver¬
veeld
had.
Met
een
glimlach,
zoo
vriendelijk
alsol
hem
de
beleefdste
ontvangst
ten
deel
gevallen
was,
trad
hij
den
corpu-
lenten,
blonden
beer
met
uitgestoken
hand
tegemoet,
denzellden
wiens
terug¬
keer
van
de
beurs
hij
zoo
lang
had
algewachl.
Wordt
vervolgd.