Tekstweergave van MC_1905_05_27_0001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Eerste Jaargang No. 4. Nieuws- en Advertentieblad ZATERDAG voor Medemblik en Omstreken. 27 MEI 1905. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden .... 25 ets. Franco per post .... 30 ets. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen bij allo Boekhandelaren en Postadministraties. Dit blad verschijnt des VRIJDAGSAVONDS. UITGEVER : K. H. IbEMA, MEDEMBLIK. ADYERTENTIEN: Van 1 5 regels .... 30 ets. Elke regel meer .... 5 ets. 4 Plaatsingen eener zelfde advertentie worden 3 maal berekend. Voor abonnement vrage men prijsopgave. Met liet oog op den Hemelvaartsdag, wordt voor liet volgend No. vroegtijdige toezending van copie verzocht. Bekendmaking-. NATIONALE MILITIE. Onderzoek van Verlofgangers. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gem. MEDEMBLIK, maken bekend, dat het onderzoek van alle in deze Gemeente gevestigde verlofgangers der Militie te land zal worden gehouden te Medemblik in het Muntgebouw, op Woens¬ dag, den 7 Juni aanstaande, des middags te 12 uren. Aan dat onderzoek behoeft niet te worden deelgenomen door: a. verlofgangers, die in het loopende jaar vóór vermelden dag uit anderen hoofde dan krachtens art. 124 of art. 131 der Militiewet 1901 (Staats¬ blad No. 212 van 1901) d.i. voor straf onder de wapenen, zijn geweest; b. verlofgangers, die bestemd zijn, in het loopende jaar krachtens art. 108, art. 109 of art. Ill van genoemde wet onder de wapenen te worden geroepen; c. verlofgangers, die krachtens de derde zinsnede van art. 123 dier wet, van het bijwonen van het onder¬ zoek zijn vrijgesteld, en d. verlofgangers, aan wie krachtens artikel 99 van het Koninklijk be¬ sluit van 2 December 1901 (Staats¬ blad No. 230) is vergund, het onder¬ zoek in November of December van het loopende jaar te ondergaan. Voorts wordt de aandacht gevestigd op de volgende Wetsbepalingen: dat de verlofganger bij dit onderzoek moet verschijnen in uniform gekleed, en voorzien van de kleeding- en uit¬ rustingstukken, hem bij zijn vertrek met verlof medegegeven, van zijn zakboekje en van zijn verlofpas; dat een arrest van twee tot zes dagen, te ondergaan in de naastbij gelegen provoost of het naastbij zijnde huis van bewaring, door don Militie-Commissaris FEUILLETON. De strijd om het bestaan. 4) llij stond op, greep hare hand en sprak op een toon, als waarmede men een vreesachtig kind gerust tracht te stellen: „Het zal het schrikbeeld van de booze stielmoeder uit het sprookje zijn, dat u zoo aangrijpt, lieve Ingeborg. Gij denkt u eene heerschzuchtige kijfachtige vrouw, die over u de baas wil spelen, en zich tusschen u en mij indringt, is het niet zoo, irujn lieve¬ ling? Maar wat dit betreft, kunt gij geiust zijn. Ik houd te veel van u en heb te veel gezond verstand, om zulk eene dwaasheid te begaan. Ik geloof zells niet, dat ik tot den gewichtigen stap ware besloten, wanneer niet het lot mij in aanraking gebracht had met eene vrouw, die uwe liefde en hoog¬ achting niet enkel verdient, maar die reeds bezat, nog voor zij de mijne gewonnen had. 't Is geen vreemde, die ik u als tweede moeder wil opdringen, maar eene lieve vriendin, met wie ik u nog nader in betrekking wil brengen. Ik vertrouw dal gij u geheel met mijne plannen zult verzoenen, wanneer ik u zeg, dat het Edith van Manslein is, die in het vervolg onzen naam zal •dragen.' kan worden opgelegd aan den verlof¬ ganger: 1. die zonder geldige roden niet bij het onderzoek verschijnt; 2. die, daarbij verschenen zijnde, zonder geldige reden niet voorzien is van de hiervoren vermelde voorwerpen ; 3. wiens kleeding-ot uitrustingstukken bij het onderzoek niet in voldoenden staat worden bevonden; 4. die kleeding- of uitrustingstukken, aan een ander behoorende, als de zijne vertoont; dat de manschappen der militie te land worden geacht onder de wapenen te zijn niet alleen gedurende den tijd, dien het onderzoek duurt, maar in het algemeen, wanneer zij in uniform zijn gekleed, zoodat zij, die ongeregeldheden plegen of zich aan strafbare feiten schuldig maken, hetzij bij het gaan naar de plaats voor het onderzoek be¬ stemd, hetzij gedurende het onderzoek of bij' het naar huis keoren, te dier zake zullen worden gestraft volgons het Crimineel Wetboek en het Regle¬ ment van Krijgstucht voor het krijgs¬ volk te lande. De verlofganger, die niet voldoet aan eene oproeping tot werkelijken dienst, wordt als deserteur behandeld. MEDEMBLIK, den 25 Mei' 1905. Bukg. en Weth. voornoemd, De Burgemeester, B. VAN HOUWENINGE. De waarnemend Secretaris, B. MEINDERSMA. Iets over mest en bemesting. Toen de Uitgever dezer courant me verzocht, zoo nu en dan eens een hoofdartikel over landbouwbelan¬ gen voor zijn blad te schrijven, bedacht ik me niet lang, om dat verzoek toestemmend te beantwoor¬ den, omdat ik meen, op deze wijze weer iets bij te kunnen dragen tot den bloei van het landbouwbedrijf. Toen ik me echter de vraag stelde, hoe ik de beperkte ruimte, waarover ik uit den aard der zaak zal kunnen beschikken, zoo nuttig mogelijk zou kunnen gebruiken, stond ik reeds dadelijk voor een moeielijkheid. Nu ik slechts om de drie a vier weken Ingeborg baalde diep adem Zij was hare aandoening in zooverre meester geworden, dal zij thans, hoewel bijna onhoorbaar, weder uitdrukking kon geven aan haar gevoel. „Is die hel'?'' klonk het zacht, maar luider vervolgde zij: „Nu, dat is goed, want zij zal er nooit toe overgaan uwe vrouw te worden." Professor Wallrolh keek verbaasd op. „Dat is eene onderstelling, die in elk ander geval weinig vereerend voor mij zou zijn. En waarom zou Edith dan naar uwe meening mijn aanzoek afslaan V' „Waarom? Kunt gij dat nog vragen, vader? Is zij niet gedurende de laatste levensjaren mijner moeder onze huis¬ vriendin geweest? En heeft zij ons niet duizendmaal verzekerd, dat zij de overledene vereerd en liel gehad had als eene eigene moeder? Zij zou immers hel ellendigste schepsel zijn, als " De professor zag haar op eens scherp in bet gezicht en bijna dreigend was zijn toon, toen bij zijne dochter in de rede viel: „Wacht u, hel woord uit te spreken, dat u, als het uitgesproken was, be¬ rouwen zou. ik kan met den besten wil niet inzien, waarom de eerbied voor eene overledene Edith zou beletten, eene levende hare genegenheid te schenken. Gelukkig heeft zij aan die soort van dweperij ook niet toegegeven, toen ik een artikel kan leveren, ben ik wel gedwongen, uit de zoo ruime stof een greep te doen en, daar de be¬ mesting van het land één van de belangrijkste zaken voor den land¬ bouwer is, heb ik gemeend, me allereerst met dat onderwerp bezig te moeten houden. Ik zal, hetgeen ik schrijf, met mijn naam en woonplaats onderteekenen. Misschien, dat deze of gene lezer van dit blad daarin aanleiding vindt, mij over het een.of ander, waarmee hij niet op de hoogte is (natuurlijk op het gebied van landbouw) te schrijven. Indien hij dan een post¬ zegel voor antwoord insluit, zal hij me altijd bereid vinden, hem zooveel ik kan, van advies te dienen. En nu ter zake. Waarom bemesten we ons land? Natuurlijk om onze aardappelen, mosterd, boonen, gras of welke gewassen ook, flink te doen groeien. We voeren met onze mest plantenvoedsel aan. Als we dus rationeel, d.w.z. zoo goed en zoo goedkoop mogelijk willen bemesten, dienen we toch eenigszins op de hoogte te zijn van de eischen, welke onze gewassen ten opzichte van de voeding stellen, of anders gezegd. we moeten ons afvragen: Wat dient der plant tot voedsel en hoe neemt zij het op? Allereerst zullen we ons dus met die vraag heel kort bezighouden. Wat gebruikt een plant, tot voedsel ? Als we het plantenlichaam onder¬ zoeken, blijkt, dat het uit minstens 13 verschillende stoffen bestaat. Die stoffen heeft de plant dus uit den grond of uit de lucht opgenomen. Die stoffen vormen dus haar voedsel. Gelukkig echter behoeft de land¬ bouwer al die stoffen niet met zijn mest aan te voeren, hetzij, omdat de {plant ze uit de lucht kan halen, zooals b.v. de zuurstof, hetzij, omdat ze in onze gronden van nature ruim voldoende aanwezig zijn. Vooral op onze meer of minder kleihoudende gronden hebben wij bij onze besmetting slechts met vier stolfen rekening te houden en wel met stikstof', phosphorzuur, kalk en kali. Niet zelden zelfs kunnen we van deze vier de kali en de kalk haar mijne hand aanbood Ik heb baai- jawoord, Ingeborg, en heb mij gisteren vormelijk met haar verloold." Weder ontsnapte aan het meisje een kreet, maar nu niet van ontzetting Veeleer was het een kreet van veront¬ waardiging, die zich ook in haar van toorn vlammenden blik uitsprak. „Als dat waar is, vader, als zij zich zoo ver vergelen heeft, dan kan van gemeenschap tusschen haar en mij voortaan geen sprake meer zijn. Ik verklaar u, dat ik geen uur met haar ond.-r één dak zal kunnen leven " Nog nooit had prolessor Wallrolh zijn kind zoo hooren spreken. Dat het onderhoud, door hem op zoo jovialen toon gevoerd, deze wending zou nemen, dat had hij niet kunnen denken. Bijna radeloos van schrik en ontzetting stond hij daar. „Kind, kind!" begon hij weer, „gij weet niet, wal ge zegt. Ik had ver¬ wacht u eene verrassende, blijde tijding mee te deelen " „Eene blijde tijding, de mededeeling dat gij mijne lieve, edele moeder wilt doen vervangen door eene gewelenlooze kokette, die enkel uit koele berekening haar jawoord geeft .... Dal eene blijde tijding? 0, ik weet niet, wal nnj onaangenamer had kunnen treffen." „Uwe vriendschap voor Edith schijnt niet zeer oprecht geweest te zijn, als gij meent haar zoo liefdeloos te tnoeten nog wel missen. En nu, hoe nemen de planten deze stoffen op? De wortels van onze planten, dit weten we, nemen een belangrijk aandeel in de voedsel- opname. Die wortels kunnen echter niet anders dan vloeistoffen opnemen. Tegelijk daarmee moeten de voedings¬ stoffen in het plantenlichaam worden gebracht. De voedingsstoffen moeten dus in het bodemvocht opgelost zijn. Maar nu zijn we er nog niet. Stik¬ stof, leerden we allen, is een bestand¬ deel van de lucht. Moet nu die stikstof als zoodanig in het bodem- vocht oplossen, om zoo tot planten¬ voedsel te kunnen dienen ? Volstrekt niet. Op die wijze zou de plant er niets aan hebben. De stifstof kan ook een zeer innig bestanddeel zijn van andere stoffen, zooals b.v. van eiwit, van ammoniak (het prikkelende gas, dat we vooral in paardenstallen kunnen ruiken) van salpeterzuur of sterkwater enz. enz. Ik noemde met voordacht deze drie stoffen, omdat die bij de be¬ mesting een belangrijke rol spelen. Ammoniak en salpeterzuur kunnen zich weer zeer innig met andere stoffen verbinden. Zoo bestaat b.v. het bekende salmiak voor een deel uit ammoniak, chilisalpeter, kalisal¬ peter enz., voor een deel uit salpeter¬ zuur. Zulke stoffen noemen we zouten en het is nu in dien vorm, en dan nog wel bij voorkeur in den vorm van salpeterzure zouten, dat onze planten hun stikstof opnemen. En niet alleen hun stikstof, ook de andere genoemde voedingsstoffen nemen ze in den vorm van zouten op. Thans zijn we, waar we wezen willen. De planten nemen hun stikstof, phosphorzuur. kalk en kali (en ook de meeste andere voedingsstoffen) op in den vorm van zouten, opgelost in het bodemvocht. Nu nog een kleine opmerking, voor ik aan de behandeling van de meststoffen (want dat is mijn doel) kari beginnen. We spraken boven van dertien voedingsstoffen, welke we spoedig tot vier. terugbrachten en zeiden, dat de plant die allen bepaald noodig veroordeelen," sprak hij na eenig zwij¬ gen. „Ik moet bekennen, dat ik lol nu toe hoogere gedachten had van de oprechtheid uwer vriendschapsbewijzen. Maar hoe dit zij, wij hebben nu met afgedane leiten te rekenen en ik ver¬ trouw dat gij u zult wachten, nog eens over de bruid van uwen vader te spreken op eene wijze, als nu. Ik zou ze u niet voor de tweede maal ten goede houden lk moet u daarvoor in uw eigen belang waarschuwen. Gij zult, daaraan twijlel ik niet, ook spoedig genoeg inzien, dal gij u omtrent Edith al te onbedacht hebt uilgelaten." Ingeborg hiel hel hoofd op en droogde hare tranen. „Nooit!" verklaarde zij met beslist¬ heid. ,,Edith heelt op schandelijke wijze misbruik gemaakt van mijn ver¬ trouwen en met onze vriendschap is hel voortaan uit. Maar hel schijnt wel, dal gij mij niet begrijpen wilt, en als wij te doen hebben met eene afgemaakte zaak, zal het beter zijn er niet verder over te spreken. Wanneer zal dan . . . het huwelijk worden gesloten?" „Daaromtrent wilde ik niet besluiten, voor ik met u gesproken had Ge zult echter begrijpen, dat onder de gegeven omstandigheden een lang uitstel niel wenschelijk is, hoogstens een paar maanden nog. Zijt gij het daarmede eens?" Een bittere glimlach plooide de wan- heeft. Dit is echter nog niet nauw¬ keurig genoeg uitgedrukt. Er bestaat in de behoefte aan die verschillende stoffen een zekere verhouding, die v.oor alle planten niet gelijk is. Ik zal trachten, dit zoo duidelijk moge¬ lijk uit te drukken. Stel b.v. er is in den grond een zekere hoeveelheid stikstof, voor, laten we zeggen, onze aardappelen, aanwezig. De andere voedingsstoffen veronderstellen we in zeer ruime mate voorhanden. Is de hoeveelheid stikstof niet groot, dan zal ons gewas betrekkelijk weinig aan den overvloed van andere stof¬ fen hebben. Vermeerderen we de hoe¬ veelheid stikstof, dan zullen de planten ook meer phosphorzuur, kali, kalk, enz. opnemen. Evenzoo is het, wanneer er betrekkelijk weinig van één der andere voedingsstoffen aan¬ wezig is. Een plant regelt zijn groei naar die voedingsstof, welke er be¬ trekkelijk het geringst aanwezig is. We noemen dit de wet van het minimum. Als er dus een tekort aan eenige planten-voedingsstof is, geeft het ons bitter weinig, als we van de andere voedingsstoffen meer aanvoeren, zoo¬ lang we niet eerst het tekort hebben aangevuld. Laten we dit in ons oor knoopen. Wie goed en goedkoop wil bemesten, kan deze wetenschap te pas te komen. Hoe brengen we nu de noodige voedingsstoffen aan? Vroeger ge¬ bruikten we daarvoor grootendeels of uitsluitend slootaarde en de uit¬ werpselen onzer landbouwdieren, dus stalmest. Meer en meer vindt het gebruik van de z.g. kunst- of hulp- meststolïen ingang. Laat ik maar dadelijk zeggen, dat ik dit een zeer verblijdend verschijnsel vind. Er zijn vooral twee omstandigheden, die het algemeen gebruik van kunstmest totnogtoe in den weg staan, n.l.: le. dat doelmatig gebruik van kunst¬ mest eenige kennis vereischt en 2e. het dwaze geloof, dat door gebruik van kunstmest het land achteruit gaat. Dit laatste nu is niet waar, mits men van de kunstmest een goed gebruik maakt. Wie nooit anders dan b.v. chilisalpeter gebruikt, ja, die haalt zijn land thuis. Maar wie de andere voedingsstoffen gen van het meisje. „Wat komt het er veel op aan ol ik het goed vind? Het is mij genoeg te weten, dal ik twee maanden tijd zal hebben om mijne maatregelen te treilen." „Uwe maatregelen? Wat moet dat nu weer beleekenen?" „Ik zeide u reeds," hernam Ingeborg, „dat ik met uwe tweede vrouw niet onder het zelfde dak wil leven, en na acht weken zal ik toch wel ergens een heenkomen, een dienst of betrekking vinden, die mij van die noodzakelijk¬ heid ontslaat." „Hoor eens, Ingeborg, ge stelt mijn geduld werkelijk op een al te harde proet. Denkt gij dan, dal ik tot zulk een dwaasheid ooit mijne toestemming zal geven professor Wallroth's eenig kind in eene ondergeschikte be¬ trekking? Wat zouden de lastertongen in onze goede stad een stof hebben tot pralerij! Ik geef niet veel om het gepraat van de menschen, maar men doet wijs, ze geen aanleiding te geven tot gebabbel." „Het zou de eerste maal zijn, dat ik u weerstreefde," sprak Ingeborg, zich langzaam naar de deur wendende, „maar ik kan niets beloven, wat ik niet vervullen kan." Wordt vervolgd.