Tekstweergave van EC_1919_01_07_0001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
No.
3
Postcheque
en
Girodienst
No.
3841.
Vijftigste
Jaargang.
■BS»
Telechuon
No.
1.
1319
ENKHUIZER
COURANT
ALGEMEEN
NIEUWS-
voor
HOLLANDS
Dinsdag
Dit
blad
verschijnt
D
I
N
H
D
A
G-,
DONDERDAG-
«n
ZATERDAGNAMIDDAG,
Weeterstraat
4
Nr.
S.
Prijs
per
kwartaal
voor
Enkhuizen
f
1.15,
daarbuiten
f
l.K,
net
30
ct.
duurtetoeslag.
Weekabomiementen
afgehaald
aan
hef.
Bureau
18\
ct.,
aan
huis
bezorgd
15
cent.
Voor
het
Buitenland
(bij
vooruitbetaiin*)
/
8.50
per
jaar.
Uitgever
A.
EGMOND
te
ENKHUIZEN.
EN
ADVERTENTIEBLAD
NOORDERKWARTIER.
7
Januari
Lotte,
nummers
van
dit
blad
5
cents.
Abonnementen
kunnen
onmiddellijk
aanvangen.
Advertentieprijs:
1—
8
gewone
regels
90
cent,
eiken
regel
méér
10
cent».
Direct
drie
of
meermalen
ter
plaatsing
opgegeven,
éénmaal
koeteloos.
—
Bij
contract
«eer
billijke
voorwaarden.
Groote
letters
en
randen
naar
plaateruimte.
Vóór
's
morgens
10
unr
gelieve
inen
Advertenteéa
in
te
eenden,
groote
AdvertentiCn
en
IngeBcmdesa
stukken
aan
dag
te
voren.
Officieel.
GEMEENTE
CENTRALE
KEUKEN.
MENU
DONDERDAG
9
JAN.:
STAMPPOT.
Zuurkool
met
aardappelen.
VRIJDAG
10
JAN.:
B00NENS0EP.
Verplichte
inlevering
van
bon
no.
177.
Bij
inkoop
bons
voor
de
geheele
week:
12
ets.
per
portie;
bij
inkoop
een
enkele
bon
22
ets.
per
portie.
Bons
verkrijgbaar
tot
Maandag
12
uur
bij:
J.
Ham,
bij
de
Koepoort;
Doedes,
Oude-
gracht;
Coöperatieve
Winkel,
Westerstraat;
Goos,
N.
Haven
en
op
kookdagen
aan
de
keuken.
,
,
Het
eten
kan
tusschen
half
12
cn
half
één
aan
de
Keuken
en
Munt
worden
afgehaald.
Toeslagbons
voor
Schoenen.
Zij
die
nog
nimmer
een
BON
hebben
aangevraagd,
kunnen
zich
hiervoor
als¬
nog
aanmelden
tet
25
JANUARI
ss
Deze
toeslagbons
zijn
geldig
uiterlijk
tot
1
FEBRUARI
a.s.
Toeslagbons
voor
Klompen
jüjjn
voortaan
geldig
voor
alle
klompen,
onverschillig
van
welken
prijs.
De
Burgemeester
voornoemd:
B08MA.
Levensmiddelen-
bedrijf
te
Andijk.
De
Burgemeester
in
de
gemeente
ANDIJK
maakt
bekend,
dat
in
de
week
van
6
JAN.
tot
en
met
12
JAN.
1919
zal
worden
ver¬
strekt
:
Op
bon
:
„
116
2Va
ons
suiker.
h
117
1
ons
gort.
»
118
1
ons
rijst.
v
119
2
ons
capucijners.
Groene
boekjes.
»
120
1
stuk
kalizeep.
»
121
2Va
ons
geconden¬
seerde
melk.
„
9
der
kindersuikerk&art
suiker.
10
der
kindersnikerkaart
kalizeep.
Andijk,
5
Jan.
1919.
De
Burgemeester
voornoemd:
T.
KOOYMAN
Rsn.
Zy,
die
slechts
twee
liter
pe-
troleum
hebben
ontvangen,
kun¬
nen,
zoodra
het
resteerende
der
zending
aankomt,
die
twee
liter
by
den
leverancier
betrekken.
I
""
FEUILLETON.
KAPITEIN
SATAN.
Avonturen
van
Cyrano
de
Bergerac,
van
Louis
Gallet,
naverteld
door
II.
Th.
Chappuis.
37.)
—)o(
„Misschien;
wie
weet?
Ala
jelui
meer
vor¬
dert
dan
ik
beloofd
heb,
rukt
dan.
maar
uit,
bandieten."
„Wil
jij
hem
dan
volstrekt
in
't
leven
houden?"
„Ja."
„Daar
is
ze
tóch
niet
van
af
te
brengen,"
zuchtte
Ben-Joël.
„Vooruit,
Rinaldo!
Dan
maar
doen
wat
het
eerste
noodig
is."
Toen
de
opkomende
zon
Castilian's
gelaat
begon
te
bestralen,
werd
onze
vriend
met
een
zwaar
hoofd
en
nog
geheel
onder
de
werking
van
Marotte's
slaapdrank
wakker.
Hij
trachtte
zijn
gedachten
te
verzamelen;
trapsgewijze
herinnerde
hij
zich
de
voorval¬
len
van
dien
nacht,
begonnen
aan
een
wel-
Voorzieonen
diseh
en
geëindigd
onder
zware
droomen.
Hij
ging
rechtop
zitten
en
begon
met
de
oogen
te
zoeken
naar
diezelfde
Ma-
rotte,
die
hij
in
een
rooskleurigen
nevel
ha.d
zien
verdwijnen;
doch
slechts
een
strookje
lint
op
den
vloer
verried
nog,
dat
hét
meisje
zich
daar
had
bevonden
.
Castillan
sprong
van
het
bed,
waarop
hij
was
neergezonken.
Hij
was
nog
geheel
ge¬
kleed
en
kon
dus
dadelijk
inlichtingen
gaan
vragen.
Toen
hij
zijn
wambuis
wilde
dicht-
knoopen,
dat
hij
den
vorigen
avond
had
opengezet
om
lucht
te
krijgen,
ontsnapte
hem
een
kreet
van
schrik
en
woede.
Instinct¬
matig
had
hij
getest
naar
de
plek,
waar
Suzanna
den
brief
van
Cyrano
had
inge¬
naaid;
die
plek
was
ledig.
De
voering
van
rijn
wambuis
waa
opengesneden;
het
kost"
wtre
geschrift
was
verdwenen.
S^otitiek
O
Onze
beste
wensehen
voor
onze
lezers
in
1919,
dat
het
vredesjaar
moet
worden.
Hoe
lang
is
er
niet
reeds
naar
het
einde
van
den
oorlog
uitgekeken
in
de
afgeloopen
ja¬
ren,
en
hoe
weinig
heeft
iemand
kunnen
vermoeden,
dat
die
vier
lange
jaren
duren
zou.
Men
hoorde
uit
den
mond
van
de
mi¬
litairen,
toen
de
oorlog
uitbrak:
Die
kan
niet
lang
duren,
daarvoor
is
de
capaciteit,
waarmede
bedoeld
werd
liet
moordvermogen,
van
onze
wapens
te
sterk,
en
de
financiers
in
de
wereld
zeiden
hetzelfde,
en
voorspelden
een
korten
duur
van
den
oorlog,
op
grond
dat
die
in
den
tegenwoordigen
tijd
zoo
schomelijk
veel
geld
kost
en
Treub,
die
toch
waarlijk
niet
de
eerste
de
beste
is,
baseerde
zijn
eerste
leeningsontwerp
hierop,
dat
de
oorlog
met
1
April
1915
gedaan
zou
zijn.
Thomson,
wiens
blik
zooveel
verder
reikte
dan
die
van
de
meesten
onzer,
heeft,
al
mocht
hij
den
oorlog
dan
ook
niet
meer
be¬
leven,
ook
dit
juist
ingezien.
De
oud-mi¬
nister
Colijn
herinnerde
daaraan,
toen
hij
op
14
Sept.
1.1.
de
herdenkingsrede
hield
bij
het
monument
dat
in
den
Haag
voor
onzen
zoo¬
veel
te
vroeg
weggenomen
vriend
is
opge¬
richt.
Teen
toch
de
Hr.
Colijn
in
den
tijd
van
vollen
vrede
voor
Thomson
eens
de
stelling
ontwikkelde,
dat
de
oorlog
der
toe¬
komst
niet,
:■
oals
zoovelen
meenden,
in
en¬
kele
weken
zou
zijn
afgeloopen,
maar
dat
die
wel
een
jaar
zou
duren,
voegde
Thomson
hem
toe,
dat
men
na
één
jaar
eerst
recht
beginnen
zou,
en
dat
is
in
den
oorlog
die
achter
ons
ligt,
uitgekomen.
En
dat
was
geen
raden,
maar
Thomsons
uitspraak
hield
nauw
verband
met
zijne
overtuiging,
dat
de
tijd,
waarin
de
vorsten
oorlog
voerden,
met
legers
als
willig
en
willoos
instrument,
vrij¬
wel
achter
ons
lag;
dat
de
toekomst
ons
zou
geven
den
strijd
der
volken,
en
aldus
is
het
geweest.
Van
1914
tot
bijna
1919
heeft
de
geheele
volkskracht
van
het
eene
land
ge¬
worsteld
tegen
die
van
het
andere.
Wie
niet
met
de
wapens
in
de
hand
streed,
maak¬
te
al
wat
het
leger
voor
zijne
strijdvaardig¬
heid
noodig
had,
en
zelfs
de
vrouwen
heb¬
ben
de
hand
geleend
voor
de
vervaardiging
van
al
het
moordtuig,
dat
diende
om
uit
vrouwen
geboren
jonge
levens
den
dood
te
doen
ingaan.
Daar
ligt
iets
ijselijks
in,
maar
toch
te¬
vens
iets
groots,
en
wel
dat
er
in
het
volk
iets
leefde,
al
was
dat
dan
ook
met
bijge-
voelens
gemengd,
van
een
ideaal
waarvoor
werd
gestreden.
Hier
had
men
niet
met
de
huurtroepen
te
doen
uit
vroeger
eeuwen;
die
karwei
aannamen
van
wie
de
grootste
soldij
betaalde,
hier
had
men
met
menschen
te
doen,
die
alles
op
het
spel
zetten
en
zioh
de
grootste
ontbering
hebben
getroost
ter
bereiking
van
hun
idelaal,
en
aan
de
waar¬
de
daarvan
doet
weinig
af,
dat
zoovelen
in
dezen
oorlog,
misleid
of
zioh
zeiven
mislei¬
dende,
streden
voor
iets
wat
eigenlijk
de
XXIII.
Deze
ontdekking
deed
Sulpice
letterlijk
verstijven
van
schrik.
Weder
tot
zich
zelf
gekomen,
dacht
hij
er
ernstig
over
zich
een
kogel
door
de
hersens
te
jagen,
tot
straf
voor
zijn
ontrouw.
Reeds
spande
hij
de
haan
van
een
zijner
pistolen
en
bracht
do
tromp
langzaam
naar
't
voorhoofd,
toen
hij
blijkbaar
tot
nadenken
werd
gebracht,
want
het
wapen
rees
niet
hooger
maar
kreeg
ten
slotte
een
plaatsje
op
tafel.
„Die
domheid
zal
ik
toch
liever
niet
be¬
ginnen;
mijn
dood
zou
in
den
stand
van
za¬
ken
geen
verbetering
brengen,
integendeel.
Blijven
leven
en
mijn
best
doen
om
mijn
domheid
goed
te
maken,
is
wèl
zoo
verstan¬
dig."
Aanvankelijk
besloot
hij
naar
Parijs
terug
te
keeren,
doch
hiervan
kwam
hij
reeds
spoe¬
dig
terug.
Terwijl
hij
op
weg
was
naar
de
hoofdstad,
zouden
zijn
vijanden
zich
ijlings
naar
Saint-Sernin
begeven;
dan
zou
de
be¬
gane
fout
stellig
onherstelbaar
worden.
Reeds
begon
hij
de
zaak
uit
dit
oogpunt
te
bezien,
toen
de
dienstbode
uit
de
herberg
zacht
aanklopte.
Ijlings
opende
hij
de
deur.
„Waar
is
ze?"
„Wie
bedoelt
u,
meneer?"
„Wel,
Marotte,
de
dame,
met
wie
ik
heb
gesoupeerd."
„O,
die
is
al
een
hcelen
tijd
weg,
meneer."
„Weg?
Vertrokken?
Welken
kant
is
ze
uit?"
„Den
weg
op
naar
Orleans."
„Die
vervloekte
meid
heeft
me
bestolen,
moet
ie
weten.
Maar
waarom
?
Dit
begrijp
ik
zelf
niet."
De
dienstbode
haalde
een
zeer
klein
ge¬
vouwen
briefje
uit
den
zak
en
reikte
het
aan
Sulpice
over.
„Da's
voor
u,
meneer."
„Van
wie
komt
dat?"
„Van
die
mooie
dame."
naam
van
ideaal
alles
behalve
verdiende.
De
schellen
zijn
in
Duitschland
reeds
van
de
oogen
gevallen,
en
wij
zouden
niet
gaarne
nu
reeds
beweren,
dat
nog
andere
landen
dan
Amerika
voor
andere
dan
eigen
zaak
streden;
Amerika
is
er
in
gekomen
om
den
met
alle
volkenrecht
spottenden
verscherp¬
ten
duikbootenoorlog,
daargelaten
dan,
dat
het
ons
zoo
uiterst
sympathieke
Frankrijk
een
zuivere
verdedigingsoorlog
voerde.Maar
—
al
zal
het
lang
duren
vóór
de
historie
haar
volle
licht
op
de
oorzaken
en
de
drijf-
veeren
van
dezen
oorlog
laat
vallen,
reeds
nu
is
er
veel
reden
om
aan
te
nemen,
da;t
ook
het
Russische
grootvorstendom
den
oor¬
log
wilde,
om
door
eene
overwinning
het
reeds
ineenstortende
Tsarisme
te
schragen,
en
Italië,
dat
bondgenoot
van
Duitschland
en
Oostenrijk
was,
en
op
het
gunstig
oogen-
blik
loerde,
om
er
tegen
de
eigen
bondge-
nooten
in
te
komen,
om
zoodoende
vergroo¬
ting
van
grondgebied
te
verkrijgen,
zal
wel
niemand
sympathiek
zijn.
Wat
niemand
verwacht
had
is
gebeurd,
Duitschland
is
niet
alleen
overwonnen,
maar
verpletterd,
en
heeft
eenvoudig
af
te
wach¬
ten
wat
de
Entente
beslissen
zal.
Doen
de
machthebbers
daarvan
wat
hun
in
de
pers
van
hen
die
het
meest
van
Duitschland
ge¬
leden
hebben,
wordt
aangeraden,
en
zelfs
ook
in
een
deel
der
pers
van
de
neutralen,
dan
zal
het
wraakgericht
vreeselijk
zijn.
Dan
zal
dat
volk
tot
een
slavenvolk
gemaakt
worden,
dat
jarenlang
als
oorlogsschatting
onbetaalden
dwangarbeid
voor
den
over¬
winnaar
zal
hebben
te
verrichten,
en
dat
zulks
zijn
finalen
ondergang
zou
zijn,
be¬
hoeft
geen
betoog.
Zal
het
daartoe
komen,
zal,
behalve
de
zeer
groote
schadevergoeding,
die
natuurlijk
van
Duitschland
zal
moeten
worden
gevraagd,
wraak
en
haat
volle
ruimte
krijgen?
Er
kan
niet
anders
dan
vrees
zijn
dat
dit
wel
gebeuren
zal,
omdat
Duitschland
in
dezen
oorlog
zoo
ontzettend
veel
haat
tegen
zich
heeft
opgehoopt,
als
gevolg
van
allerlei
on-
noodige
wreedheid.
Wat
o.a.
zeer
sterk
uit¬
kwam
in
de
terechtstelling
van
Miss
Cave?!,
die
zich
zeker
aan
misdaad
had
schuldig
gemaakt,
maar
die
men
door
gevangenschap
afdoende
onschadelijk
gemaakt
zou
hebben.
Het
spreekt
wel
vanzelf,
dat
ieder
die
met
ons
een
vijand
van
den
oorlog
is,
moet
ho¬
pen,
dat
de
vredesvoorwaarden
niet
door
Eaat
en
wraak
zullen
worden
voorgeschre¬
ven,
want
dan
draagt
de
vrede
efti
nieuwen
oorlog
in
den
schoot
,ongerekend
dat
het
toch
niet
zou
aangaan
een
geheel
volk
te
vernietigen,
om
hetgeen
door
de
Jonkerpar¬
tij
en
de
militaire
kaste
werd
misdreven.
En
daarom
doet
het
ons
zoo
goed,
dat
de
aan¬
sporingen
in
de
Belgische
en
Fransche
pers,
zeer
begrijpelijke
aansporingen,
daar
Frank¬
rijk
en
België
het
meest
van
Duitschland
le¬
den.
om
Duitschland
het
uiterste
van
de
wraakte
laten
gevoelen,
absoluut
geen
weer¬
klank
vinden
in
de
Engelsche
pers,
ja
daar¬
in
zelfs
vaak
zeer
beslist
worden
afgewezen.
„Laat
zien!"
v
Castillan
opende
het
met
een
ongeoefende
hand
geschreven
briefje
en
las:
„Ben-Joël
is
naar
Saint-Sernin.
Vergeef
mij.
Ik
heb
berouw."
„Ben-Joël!
Ha,
nu
begrijp
ik
alles!
—
Welzoo,
heeft
ze
berouw,
die
slet?
Daarmee
komt
ze
waarachtig
ook
niet
te
vroeg!
Ze
vangt
me
als
een
vogel
in
haar
netten,
solt
met
me,
maakt
me
dronken,
besteelt
me
en
vraagt
me
dan
vergiffenis!
Wie
had
er
ooit
kunnen
denken,
dat
die
meid
heulde
met
die
kerels?
Vervloekt
zigeunerras,
ik
zou
je
kun¬
nen
vermorzelen
onder
mijn
laars.
Aan
al¬
lerlei
gevaren
en
hinderlagen
ben
ik
heel¬
huids
ontkomen,
en
ziet!
Maar
één
zoo'n
vervloekt
vrouwspersoon
is
voldoende
om
mij
haas
te
worden.
—
Maar
dat
zal,
voor
den
drommel,
zóó
niet
gaan!
Mijn
brief
zal
ik
terug
hebben,
al
moet
ik
dien
Ben-Joël
den
buik
daarvoor
opentornen
tot
aan
zijn
keel
toe.
Vooruit,
kind
lief!
Laat
mijn
paard
opzadelen
en
zoek
dan
iemand,
dip
oogen-
blikkelijk
voor
mij
naar
Parijs
gaan
kan.
Als
hij
er
is
vóór
morgenavond,
heeft
hij
twintig
pistolen
verdiend."
„Zoo
iemand1
is
wel
te
vinden,
meneer.
Dat
zal
Claude
Morel
wel
voor
u
doen."
„Best!
Breiig
hem.
dan
vlug
hier
bij
me."
Terwijl
do
dienstmaagd
haar
boodschap
ging
verrichten,
schreef
Castillan
aan
Cy¬
rano
een
brief,
waarin
hij
dezen
van
de
ver¬
schillende
voorvallen
in
't
kort
mocïodoeling
Hij
zooht
niet
naar
verontschuldigingen
voor
zijn
gedrag,
doeh
rekende
op
Cyrano's
karakter;
hij
wist,
dat
deze
zijn
goede
trouw
niet
zou
verdenken.
De
brief
gereed,
ging
hij
na,ar
beneden
en
vond
hier
Claude
Morel.
Over
de
voorwaarden
was
hij
't
weldra
met
dezen
eens;
hij
zag
den
man
vertrek¬
ken,
steeg,
omtrent
dit
punt
gerust,
toen
zelf
op
en
zette
zijn
ros
m
galop,
Ben-Joël
achterna,
't
Mocht
kosten
wat
het
wilde»
Daar
komt
de
leuze:
genade
voor
recht,
en
het
is
in
het
belang
van
de
menscbheid,
dat
die
leuze
zegeviert.
Moet
men
dan
ooit
zijn
recht
prijsgeven?
Wij
zullen
aan
Shakespeare
daarop
het
ant¬
woord
laten.
In
zijn
onsterfelijk
tooneelspel
„Do
koopman
van
Venetië"
staat
Shylock
op
zijn
recht.
Men
kent
de
historie;
de
koop¬
man
Antonio
heeft
van
Shylock
een
groote
som
gelds
geleend,
onder
voorwaarde,
dat
zijn
schuldeischer
het
recht
zal
hebben,
om
als
hij
in
gebreke
mocht
blijven
hoofdsom
en
rente
op
tijd
te
betalen,
een
pond
vleeseh
uit
zijn
lijf
te
snijden.
Door
allerlei
om¬
standigheden
blijft
Antonio
in
gebreke,
en
nu
staat
Shylock,
die
Antonio
haat,
op
zijn,
recht,
en
weigert
zelfs
het
drievoud
van
het
verschuldigde,
dat
vermogende
vrienden
aanbieden
om
Antonio's
leven
te
redden.
En
als
de
rechter,
voor
wien
de
zaak
ge¬
bracht
wordt,
Shylock
vermaand
van
zijn
recht
af
te
zien,
zegt
dat
hij
genade
moet
laten
gelden,
vraagt
hij:
„Gij
zegt,
ik
moet;
wat
dwingt
me?
zeg
me
wat?",
en
dan
ant¬
woord
Portia,
die
voor
rechter
speelt:
„Genade
wordt
verleend,
niet
afgedwongen;
Zij
drupt
als
zachte
regen
uit
den
hemel
öp
de
aarde
neer
en
dubbelen
zegen
brengt
ze
Zij
zegent
hem
die
geeft,
en
die
ontvangt;
Ze
is
't
machtigste
in
den
machtigste;
ze
siert
Den
Koning
op
zijn
troon
meer
dan
de
kroon."
Zoo
is
het,
en
het
optreden
van
Wilson
en
zijne
uitlatingen
doen
gerechte
hoop
koesteren,
dat
het
dien
kant
uit
zal
gaan.
Wat
ook
voor
de
kleine
naties,
die
thans
vrijwel
als
leem
in
de
hand
des
overwinnen-
den
pottebakkers
zijn,
eene
geruststelling
is.
Want
waar
genade
komt
voor
hen
die
misdreven,
kunnen
zij,
die
zich
niets
heb¬
ben
te
verwijten,
zeker
zijn,
dat
hun
recht
niet
zal
worden
verkracht.
Het
begint
er
voor
ons
trouwens
beter
uit
te
zien;
het
geschreeuw
van
de
ondankbare
Belgische
annexionisten,
blijkt
geen
geluid
te
zijn,
dat
de
instemming
heeft
van
de
Belgische
Regeering,
laat
staan
van
de
op
dit
oogenblik
almachtige
Entente.
De
Bel¬
gische
minister
van
den
Velde
heeft
't
open¬
lijk
verklaard,
dat
zijne
partij,
die,
.zooals
m
en
weet
de
soci
aal
-demoer
atische
is,
niet
in
de
regeering
zou
zijn
getreden,
als
die
met
inlijvingsplannen
zou
zijn
omgegaan,
en
zijne
partij
zelve
wil
almede
van
geen
vergrooting
van
grondgebied
ten
onze
koste
weten.
Dat
zegt
genoeg.
Merkwaardig
is
trouwens
de
spitsvondige
redeneering,
waar¬
mede
de
Belgische
annexionisten
trachten
te
betoogen,
dat
ze
recht
hebben
op
een
deel
van
het
Nederlandsche
grondgebied.
Zij
zeg¬
gen:
Wij,
Belgen,
hebben
door
den
door¬
tocht
van
de
Duitsohers
too
lang
mogelijk
tegen
te
houden,
hunne
overwinning,
die
anders
in
zeer
korten
tijd
zou
zijn
behaald,
onmogelijk
gemaakt,
en
daardoor
Neder¬
land
gered,
dat,
als
Duitschland
overwin-
I
maar
dezen
moest
hij
belettan
Saint-Sernin
te
bereiken.
Dat
Marotte
na
het
gebeurde
van
den
vo¬
rigen
nacht
zich
werkelijk
schaamde
over
de
ellendige
rol,
die
men
haar
had
doen
spelen,
is
af
te
leiden
uit
het
feit,
dat
zij
haar
me¬
deplichtigen
op
het
laatste
oogenblik
afval¬
lig
was
geworden
en
Castillan
betreffende
hun
handelingen
had
ingelicht.
Slechts
zoo¬
lang
was
zij
nog
met
de
bandieten
samen¬
gebleven,
tot
zij
wist
wat
deze
in
hun
schild
voerden.
Toen
was
zij
den
weg
naar
Orleans
weder
opgegaan
in
de
stille
hoop,
dat
zij
Castillan
te
eenigertijd
zou
wederzien
;
dan
zou
zij
trachten
hem
haar
verraad
te
doen
vergeten.
Nadat
Rinaldo
en
Ben-Joël
voor
den
ver¬
deren
gang
van
zaken
de
noodige
schikkin¬
gen
hadden
getroffen,
waren
ook
zij
ge¬
scheiden.
De
laatste
was
op
marsch
gegaan
naar
Loches;
de
eerste
keerde
terug
naar
Parijs.
Zoo
weinig
haast
maakte
hij
echter,
dat
hij
eerst
in
den
morgen,
van
den
derden
dag
hier
aankwam.
Toen
hij
zieh
'aanmeldde
aan
't
hotel
van
zijn
heer,
was
deze,
hoewel
het
reeds
bijna
elf
uur
had
geslagen,
nog
met
bij
de
hand.
Roland
had
den
nacht
doorgebracht
op
het
bal,
was
zeer
laat
in
slaap
gevallen
en
daarbij
zeer
verstoord
over
de
koelheid,
waarmede
Gilberte
hem
had
bejegend.
Toen
hij
den
lakei
zag,
die
hem
van
Rinaldo's
terugkeer
kwam
kennisgeven,
bleek
duidelijk,
dat
hij
uitermate
slecht
geluimd
was.
De
naam
van
Rinaldo,
nauw
hoorbaar
door
den
man
uitgesproken,
deed
zijn
drift
echter
plotseling
verdwijnen
„Rinaldo
hier!
Wat
is
dat
?
Laat
hem
binnenkomen!"
naar
was
geworden,
bij
dit
land
zou
zijn
ingelijfd,
en.
daar
wij
dus
de
onafhankelijk¬
heid
van
het
geheele
Nederland
hebben,
ge¬
red,
komt
ons
daarvan
minstens
dat
deel'
toe,
dat
ons
zoo
best
te
pas
zou
komen.
Nu
zal
niemand
ontkennen,
dat
België
zeer
zeker,
door
geen
tegenstand
te
bieden
tegen
den
binnenvallende®
Duitscher,
diena
kans
op
de
overwinning
enorm
zou
heb¬
ben
vergroot,
maar
het
deed
door
zijn
ver¬
weer
niets
anders
dan
wat
iedere
niet
ge¬
heel
weerlooze
natie
zou
hebben
gedaan;
Luxemburg
met
zijn
anderhalven
man
en
een
paardekop,
kon
natuurlijk
niet
anders
doen
dan
den
machtigen
vijand
doorlaten.
Maar,
wij
hebben
België
van
onzen
kant
ook
een
grooten
dienst
gedaan,
en
wel
door
ons
buiten
den
oorlog
te
houden,
door
doof
te
blijven
voor
alle
stemmen
uit
het
Bui¬
tenland,
en
helaas
ook
uit
het
Binnenland,
die
daartoe
openlijk
of
verdekt
aanspoor¬
den.
Want,
als
wij
er
in
waren
gekomen,
had¬
den
de
honderdduizenden
Belgen,
die
onze
gastvrijheid
hebben
genoten,
en
die
zioh
daardoor
hebben
kunnen
onttrekken
aan
de
Duitsche
dwingelandij,
het
lot
der
in
Bel¬
gië
gebleven
bevolking
moeten
deelen
en
dat
verzwaard,
en
daarenboven
zouden
dan
onze
havens
een
zeer
welkom
steunpunt
gewor¬
den
zijn
voor
den
Duitschen
duikbootenoor¬
log
en
de
kans
op'overwinning
zou
dan
voor
dit
land
zeer
ziin
vergroot.
Er
zal
toch
wel
niemand
zijn,
die
zich
de
illusie
maakt,
dat,
als.
wij
er
in
gekomen
waren,
het
ons
anders
gegaan
zou
zijn'
dan
België
en
Rumenië.
En
van
dank
kan
reeds
daarom
geen
sprake
zijn,
omdat
België
allerminst
een
slag
op¬
ving,
die
voor
Nederland
was
bestemd.
Ein¬
delijk
leek
het
ons
altijd
een
fout,
dat
Bel¬
gië
in
den
oorlog
ging;
het
had,
toen
het
zijn
plicht
had
gedaan
met
het
bemoeilijken
van
den
vijandelijken
doortocht,
het
bij
pro¬
test
moeten
laten,
dan
zou
Duitschland
noch
de
gelegenheid
gekregen
hebben,
om
daarin
verder
huis
te
houden
als
in
een
overwon¬
nen
land,
noch
om
zich
van
het
voor
de
vrienden
van
België
zoo
gevaarlijke
Zee-
brugge
meester
te
maken.
Wij
voor
ons
mee-
nen,
dat
als
de
slimme
Leopold
II
in
1914
nog
koning
van
België
ware
geweest,
deze
fout
nimmer
zou
zijn
begaan.
Enfin,
het
gevaar
voor
Limburg
en
Staats-Vlaanderen,
welke
beide
streken
ge¬
toond
hebben
zoo
grooten
prijs
te
stellen
op
Stoomwasscherij
„Het
Vertrouwen"
Fa
Wed.
F.
YAN
DER
VEGT.
IJSSELMUIDEN,
bij
KAMPEN.
Die
vergunning
had
de
ander
niet
eena
afgewacht;
hij
stond
reeds
in
de
kamer.
„Wel,
wat
heb
je
voor
nieuws
?
Debrief?"
vroeg
Roland,
zoodra
hij
hem
zag.
„Den
brief
hebben
we,
meneer."
Roland
herademde.
,Geef
op
1"
„Den
brief,
bedoelt
u
?"
„Zeker!"
„Hier
heb
ik
hem
niet,
meneer."
„Waar
dan,
domkop
?"
„Ben-Joël
beeft
hem."
,jEn
Ben-Joël—?"
„Is
op
marsch
naar
Saint-Sernin."
„Ik
begrijp
er
geen
zier
van."
„Juist
daarom
kom
ik
u
opheldering
brengen."
Rinaldo
gaf
nu
een
relaas
van
het
ge¬
beurde
en
vertelde
verder,
dat
Marotte
bet
leven
van
Castillan
verdedigd
en
den
bij
dezen
verborgen
brief
niettemin
zelve
aan
hem
ter
hand
gesteld
had.
„Maar
was
die
meid
dan
eensklaps
op
dien
jongen
verliefd
geworden
?"
riep
Roland.
„Een
vrouw
is
een
vreemdsoortig
wezen.
Dezelfde
vraag
hebben
wij
ons
ook
gesteld;
maar
de
tijd
was
te
kort
om
hieromtrent
zekerheid
te
krijgen."
,,'t
Kan
me
trouwens
heel
weinig
schelen
ook.
Wat
behelsde
die
brief?
Voor
wien
was
hij
bestemd?"
„Voor
Jacques
Longuépée,
pastoor
te
Samt-Sernin
in
Perigord."
„Juist!
Zeker
een
vriend
van
Cyrano?"
„Zijn
zoogbroer,
edele
heer.
De
brief
be¬
helsde
een
reeks
van
vriendschapsbetuigingen,
aan
't
slot
kwamen
eenige
aanwijzingen,
be¬
trekking
hebbende
op
dat
geschrift
van
uw
vader."