Tekstweergave van EC_1902_01_01_0002
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Dertigste
Jaargang.
Éftft
interc.
Teiephoon
:
Loft.
A.
MM
1902.
algemeen
nieuws-
voor
HOLLANDS
Woe
listing;
Dit
blad
wordt
DINSDAG-,
DONDERDAG-
•»
ZATERDAG¬
AVOND
uitgegeven.
,
<
_
Abonnementsprijs
veer
3
.
7
'
Franco
per
post
doer
het
geheeie
RS*
8"
Naar
N-Amerika,
Transvaal,
Indië
enr.
/
6
60
P*r
^"
.
.
Men
abonneert
zich
bij
alle
Boekhandelarente»
PoetadmiM
straties
of
rechtstreeks
bij
den
uitgever
A.
EGMOND.
COURANT.
EN
ADVERTENTIEBLAD
NOORDERKWARTIER.
1
Januari
TM
1—6
is
M
lil
"li
tlTIIII
lts
Aftmderkjke
Jfc.
de*#
5
Gpfc
de
3
Nt.
IQ
Omts.
De
prijs
dor
Advertentie»
eiken
regel
méér
10
cents.
Groote
letters
en
randen
werden
naar
Bewijsnummers
gratis.
Vóór
Dinsdag-,
Donderdag-
en
Zaterdagmorgen
1#
men
de
Advertentién
in
te
zenden.
Ingezonden
stekken
minstens
één
dag
vroeger.
M
j.jj
bestelling
van
de
ENKHUIZER
CoUi.aXT
in
den
luop
van
een
ktt^laal
betaalt
0VSBM4AI
-Hl
h'.-.T?;-F
f
'
■
ï
*7
urn,
-
m
■
4iC
Houdt
ge
van
gelegenheids-verzen?
Dan
zijt
ge
anders,
dan
ik.
Zijt
ge
een
bewonderaar
van
gelegen¬
heids-toespraken?
Dan
ben
ik
uw
mede-
stander
niet.
Zijt
ge
een
liefhebber
van
gelegenheids¬
artikelen
in
couranten'
en
tijdschriften
?
Ieder
zijn
smaak,
masr
de
mijne
is
anders.
Niemand
zat
het
u
dan
ook
kwalijk
ne¬
men,
en
ik
minder
dan
iemand,
indien
ge
dit
artikel
overslaat,
en
ge
u
op
oudejaars¬
avond
liever
overgeeft
aan
eigen
gedachten
en
eigene
overpeinzing.
Maar,
wat
ik
u
vragen
wil
op
dezen
avond,
die
u',
als
ge
eenigszins
gevoel
hebt
voor
den
ernst
van
het
oogenblik,
stemmen
zal
tot
een
zacht
oordeel;
wat
ik
u
verzoeken
wou
op
den
laatsten
dag
des
jaars,
die
een
dag
is
van
afrekening,
maar
ook
van
recht¬
vaardigheid,
'het
is
dit:
„Wees
niet
te
streng
in
uwe
beoordeeling
van
den
armen
kran¬
tenman,
die,
zooal
niet
uit
noodzakelijk¬
heid
des
gebods,
dan
toch
uit
noodzakelijk¬
heid
des
middels
spreken
moet
tot
u
op
Oudejaarsavond,
en
moet
schrijven
vooraj.
Ge
voelt
het
web
Als
ge
van
dit
jaar
het
laatste
nummer
ontvangt
van
uw
blad,
en
eenige
oogepblikken
van
den
laatsten
avond
besteedt,
om
ons
hoofdartikel
in
te
„zien,
dan
gevoelt
ge
wel,
dat
het
geschre-
.ven
is
óp
een
avond,
die
de
Oudejaarsavond
nüt
was;
dat
het
iets
is,
dat
voor
u
is
klaar
gemaakt;
dat
er
gemis
is
aan
stem¬
ming.
Inderdaad,
indien
iets
zou
zijn,
dat
tot
U
zott
spreken,
tot
uw
hart,
tot
uw
ge¬
moed,
tot
uwe
ziel,
dan
zou
het
moeten
geschreven
zijn
in
eenzaamheid
op
den
ouden
Sylvesteravónd,
in
de
late
ure,
als
al
liet
oude
weldra
zal
zijn
voorbij
gegaan,
en
alles
nieuw
zal
zijn
geworden.
Eerst
dan
zou
het
u
voor
den
geest
kun¬
nen
roepen:
uw
lief,
uw
leed;
uw
zoeken
en
jagen
;
uw
vervulde
hoop
en
uwe
teleur¬
gestelde
verwachtingen.
Het
zou
tot
u
spreken
van
lange
dagen
van
noesten
ar¬
beid,
van
bange
nachten
van
ziekte
en
zorg,
het
zou
met
u
klagen
bij
de
herdenking
van
den
dood
van
een
dierbare,
van
een
vader,
van
een
geliefd
kind
...
Maar
het
zou
er
u
ook
in
dankbaarheid
aan
herin¬
neren,
dat
iedere
arbeid
zijn
vruchten
draagt,
en
dat
gij
er
toch
ook
reeds
van
hebt
ingezameld
en
weggeborgen
in
uw
schuur;
dat
het
leven
niet
lijden
is
alleen,
maar
dat
er
ook
is
eene
levensvreugde,
die
de
lasten
licht
maakt,
en
het
medeleven
tot
geluk.
Het
zou
voor
u
de
balans
opmaken
van
uwe
levenservaring,
van
uw
levensge-
-
luk....
Neen,
dat
zou
het
niet.
Er
is
iets
koopmanachtigs
in
die
uitdrukking,
iets
wat
ons
doet
denken
aan
het
procemisch
berekenen
van
de
levenswinst
van
het
laatste
Jaar,
van
eene
aftreksom,
waarbij
men
zijn
rampspoed
eenvoudig
aftrekt
van
zijn
voor¬
spoed,
zijne
teleurstelling
van
zijne
meeval¬
lers,
zijne
ondeugd
van
zijne
deugden,
om
te
zien,
hoe
groot
zijn
overschot
wel
is;
om
dan
op
oudejaarsavond,
zich
verheugend
in
zijn
zedelijk
batig
saldo,
alles
te
vergeten,
wat
juist
in
de
eerste
plaats
onze
aan¬
dacht
vraagt.
We
hebben
geleden,
was
het
ook
door
eigen
schuld
?
doorleven,
dagen
van
smart
of
oogenblikken
van
vreugd.
Het
is
de
stemming.
En
het
stoffelijke
?
En
de
balans
?
Mijne
vrienden,
ik
heb
niets
tegen
de
balans,
mits
we
ons
bepalen
tot
de
zuiver
geldelijke
aangelegenheden,
niets
heb
ik
ook
tegen
de
gezellige
bijeenkomsten,
die
zoo
menige
Oudejaarsavond
tot
een
familie¬
feest
maken.
In
dat
opzicht
blijft
het
nog
altijd
waar,
wat
den
echt-Hollandsche
pro¬
zaïst
Potgieter
schreef,
meer
dan
eene
halve
eeuw
geleden
:
„Oudejaars-avond
heeft
in
ons
vaderland
het
eigenaardige
behouden,
dat
weleer
alles
wat
fcollandsch
was
onder¬
scheidde
:
hij
is
huiselijk
en
degelijk."
En
hij,
Potgieter,
de
eerlijke
en
degelij¬
ke
handelsagent,
hij
moge
glimlachen
om
Hans
Moff,
wijl
deze
volgens
hem
de
biete¬
kroten
„idealisirte",
hij
zelf
mocht
gaarne
den
Hollandsclien
Koopman
idéaliseeren,
om
vervolgens
in
eiken
Hollander
in
de
eerste
plaats
den
degelijken
koopman
te
zien.
Maar
geenszins
trad
hij
buiten
de
werkelijkheid,
toen
hij
op
oudejaarsavond
1841
de
oud-Hollandsche
huisvrouw
Jan¬
netje
tot
haren
jan
de
vraag
deed
richten:
„Vader,
hebben
we
een
goed
jaar
gehad
?"
"
En
nóg
is
dat
de
vraag,
die
menig
Jan¬
netje
doet
aan
haren
Jan
op
Oudejaars-
avond.
En
met
dezelfde
beteekenis:
Een
goed
jaar,
een
voordeelig
jaar,
een
jaar,
dat
in
finantiëel
opzicht
goede
uitkom¬
sten
gaf.
Zal
ik
een
algemeen
antwoord
op
die
vraag
geven
?
„Een
ander
mans
boeken
zijn
duister
te
lezen,"
zeiden
onze
voorouders,
die
in
hunne
boekhouding
nog
wat
primitief
te
werk
gingen,
en
niet
gaarne
zagen,
dat
anderen
hun
geuzen
in
hunne
boeken
staken—tenzij
vergeefs.
Een
„ander¬
mans
boeken"
zijn
nog
£ven
duister
als
en
se
zult
ine,,
dus
Deze
vraag
beantwoorde
een
iegelijk
voor
zich
zeiven.
Er
is
nog
wel
een
oogenblik
pauze
tusschen
het
opmakeu
van
„de
ba¬
lans"
en
het
begin
va"n
bet
Oudejaarsavond
partijtje.
En
als
er
dat
niet
is,
dan
jnoeten
we
het
zoo
aanleggen,
dat
het
er
komt;
want
ook
die
vraag
roept
om
een
ant¬
woord,
„Hebben
we
een
goed
jaar
gehad
?"
als
we
denken
aan
1901
met
zijne
verkiezings
drukte,
zijne
agitatie,
zijn
verkiezingsijver
en
verkiezingsrumoer,
en
den
uitslag
van
dien?
Of
is
dit
slechts
een
andere
vorm
van
den
schachergeesj,
ik
wil
zeggen
con¬
currentie
onzer
dagen
en
viel
het
antwoord
reeds
onder
het
opmaken
„balans?"
Wie
er
lust
in
heeft,
geve
het
antwoord
;
wij
niet,
wij
troosten
ons
met
de
gedachte:
"Een
eenigh
zwijgher
weegt
de
werelt
in
een
schaal."
„Hebben
we
epn
goed
jaar
?"
Hier
lichten
voor
een
oogenblik
de
groote
Idealen
der
Menschheid
:
humaniteit,
vrede,
liefde
—
.
;
maar
voor
een
oogenblik
slechts.
Neen,
neen,
in
dkt
opzicht
was
1901
zeker
goed
jaar.
Onderdrukking
en
berooving
van
vrijheid,
ooi
log,
moord,
érger
nog,
uit¬
moording,
stelselmatige
uitmoording
van
een
beschaafd
volk
dóór
een
beschaafd
volk
Waar
blijven
de
Idealen
?
Wat
velen
reeds
nabij
droomden,
staat
verder
van
ons
af
dan
ooit,
Neen,
onze
aarde
is
nog
geen
Paradijs
;
1901
heeft
ons
dat
bewezen.
Ook
daar
ginds,
vèr
weg,
is
het
oudejaarsavond
en
daar
is
lijden,
niets
dan
lijden;
in
balling¬
schap,
in
gevangenschap,
op
zwerftochten
;
lijden
door
honger,
door
koude,
door
wonden,
door
ziekten
;
daar
is
de
Dood
....
leen
scnuiu
:
.
,
j„_„
We
hebben
oude
vrienden
verloren
;
is
dat
eens
voor
te
leggen
in
e
an
e
vroeger,
en
ge
zuil
me^
uu»
van
een
antwoord
op
die
vraag
verschoonen.
Maar
ik
hoop
(en
mag
ik
het
zeggen
?
met
eeni-
gen
grond),
dat
ge
niet
hetzelfde
antwoord
zult
geven
als
de
oude
Jan
;
„Als
ik
mijn
koetjes
niet
vroeger
op
het
droge
had
ge¬
bracht,
zou
het
me
zwaar
zijn
gevallen,
ze
in
1901
uit
het
water
te
halen."
Neen,
neen,
we
hopen,
dat
ge
over
1901
tevreden
zult
zijn.
„Hebben
we
een
goed
jaar
gehad
?"
Die
vraag
mag
gesteld
worden.
Ook
met
de
meest
prozaïsche
bedoeling.
We
weten,
dat
er
eene
oude
zede
was,
die
zelfs
den
kleinen
burgerman
beval,
om
op
Oudejaars¬
avond
al
zijne
rekeningen
te
betalen;
eene
gewoonte,
die
hem
verbood
een
gerusten,
laat
staan
een
genoeglijken
Oudejaarsavond
te
hebben,
indien
hij
niet
met
het
oude
jaar
had
afgerekend-,
een
gevoel
van
plicht
en
verantwoordelijkheid,
dat
het
verhinderde
om
het
Nieuwe
Jaar
in
te
gaan
met
oude
schuld.
We
weten
ook,
dat
die
oude
zede
ver¬
loren
gaat;
dat
er
zelfs
gegoeden,
rijken
zijn,
die
hunne
rekeningen
van
hunkerende
lever-
anciersjaarin
jaar
uit
onbetaald
laten;
de
kwa¬
de
tong
zegt,
om
er
nog
rente
van
te
trekken
;
maar
laten
wij
zeggen:
uit
achteloos¬
heid.
Moeten
nu
niet
de
leveranciers
zich
tever¬
geefs
de
vraag
stellen:
„Hebben
we
een
goed
jaar
gehad
?"
Hoe
kunnen
die
achte-
looze
betalers
op
hunne
beurt
voor
zich
zelve
die
vraag
beantwoorden
?
Zal
de
onverschilligheid
voor
het
ant¬
woord
op
die
vraag
in
dezen
zin
ook
niet
leiden
tot
het
verzuim,
om
zich
ook
die
beteeke-
Is
er
ook
eenige
reden
tot
dankbaarheid
voor
u,
die
uwe
familie
wacht,
om
onder
gezellige
kout
het
oude
jaar
uit
on
hét
Nieuwjaar
in
te
luiden
?
Was
het
jaar
4901,
voor
zoover
het
van
u
afhing,
een
goed
jaar,
dan
is
er
reden
tot
blijdschap
tevens;
dan
zij
hier
nogmaals
een
woord
van
den
grooten
schrijver
herhaald:
„Ik
mag
het
paar,
dat
met
een
opgeruimd
gelaat
de
komst
van
hunne
kinderen
en
kleinkin¬
deren
verbeidt,
teneinde
te
zamen
uitgang
en
ingang
te
vieren."
Dan
zij
het
jaar
1902
voor
u
—
wat
het
oude
voor
u
geweest
is:
een
goed
jaar.
B.
Het
Vrije
Woord.
Buiten
verantwoordelijkheid
van
Redactie
en
Uitgever.
Htt
handschrift
van
ingezonden
stukkon
wordt
geplaatst
ot
niet,
nimmer
teruggegeven.
PRINS
JORIS
en
VREDE
Ol»
AARDE.
Geachte
Prins
Joris!
"4
alleen
aan
hen
te
wijten
?
We
hebben
vijanden
gekregen;
hebben
we
ons
ook
vijanden
gemaaktl
We
hebben....
o
nog
zooveel.
Er
is
op
Oudejaarsavond
stof
te
over
tot
bepeinzing
;
maar
dat
willen
wij
zeggen,
dat,
zoo
het
leven
en
ieder
jaar
levens
aan
eiken
mensch
brengt
zijn
lief
en
zijn
leed,
wij
dit
niet
in
eene
schema
zetten;
niet
daarin
ligt
de
ernst
van
den
Oudejaarsavond,
maar
hierin,
dat
het
ganschë
jaar
vóór
ons
ligt
als
een
enkel
oogenblik,
dat
het
is
voorbij
gegaan
nissen,
die
men
daaraan
kan
hechten
?
Dit
j
is
nu
op
zijne
beurt
eene
vraag,
die
echter
op
oudejaarsavond
de
overdenking
nog
wel
waard
is.
De
koopmansgeest
is
niet
het
hoogste,
veel
min
het
eenige,
maar
eenig
goeds
heeft
hij
toch
wel,
en
de
stiptheid
onzer
vaderen,
waarmee
ze
op
Oudejaars¬
avond
met
het
oude
jaar
wüden
afgerekend
hebben,
heeft
iets
symbolisch....
„Hebben
we
een
goed
jaar
gehad
?"
In
zedelijken
zin
zijn
we
vooruitgaan,
ieder
voor
zich.
Zijn
we
minder
zelfzuchtig,
als
alle
Tijd
en
nu
slechts
geeft
een
totaal
.
edeler,
beter
geworden?
Zijn
we
eenigs-
indruk
van
^enkele
krachtige
momenten,
zins
dichter
genaderd
tot
den
idealen
mensch,
•
.li»
wfi
rmcmaals
v»»KV,ör»
we
een
aoed
iaar
gehad
i
Het
zij
mij
vergund
wat
te
schrijven
naar
aanleiding
van
uw
laatste
artikel
in
de
Enkh.
Cour.
U
weet
waarom
dit
eerst
heden
kan
ge¬
schieden
;
ook
heb
ik
geschrapt
wat
niet
door
u
in
't
openbaar
is
gezegd.
Ik
ge¬
voelde
me
zoo
verontwaardigd
onder
het
lezen
van
de
redevoeringen
van
Ds.
Mel-
chers,
van
der
Zmaag
en
Ds.
Talma,
bij
de
be¬
handeling
van
Hoofdstuk
VII
(Departement
van
Oorlog);
dat
er
met
teksten
werd
ge¬
speeld,
onheilig
gedoe
in
den
mond
van
sociaal-democraten,
dat
ze
werden
verdraaid,
waai-
dit
in
de
kraam
te
pas
kwam
van
Ds.
Talma.
Oneerbiedig
vond
ik
dan
ook
de
plaat
van
Braakensiek
:
de
bijbel
opge-
1
heven
door
van
der
Zwaag,
het
kruis
door
Melchers.
Alleen
het
zwaard
paste
goed
in
de
hand
van
Ds.
Talma.
Ik
las
in
de
handelingen
op
grond
van
welke
teksten
Metchers
Christendom
onver-
eenigbaar
achtte
met
militarisme
;
dat
het
laatstgenoemde
onverbrekelijk
samenhangt
met
kapitalisme,
en
dat
er
in
een
jaar
voor
oorlogsuitgaven
twaalf
duizend
vijf
honderd
(en
niet
1260)
opgeslokt
werd.
Vervolgens,
hoe
v.
d.
Zmaag
geleidelijke
afschaffing
van
leger
en
vloot
voorstond,
niet
terugschrikte
voor
daardoor
veroorzaakte
werkeloosheid,
een
argument
van
Dr.
Schaepman
;
hoe
hij
aanvoerde
dat
wij
ons,
met
onze
40
millioen,
toch
niet
verdedigen
konden,
waarvoor
hij
zich
beriep
op
soortgelijke
gezegden
van
de
oud-minister
Seijffwrdt,
en
van
de
redacties
van
Standaard
en
Nederlander.
Ook
hij
maakte
gebruik
van
teksten
uit
het
N.
T.
Daarop
kwam
de
beurt
aan
Ds.
Talma.
De
hoofdzaak
van
zjjn
rede
is
door
U
weerge¬
geven,
Wat
daarvan
stond
in
de
twee
laatste
kolommen
zal
velen
goed
gedaan
hebben.
Want
niet
genoeg
kan
gewezen
worden
op
die
jammerlijke
dogma's
en
leerstellingen
van
maatschappelijke
evolutie,
historisch
materialisme,
noodwendige
klas¬
senstrijd,
enz.
enz.,
zooals
die
geleeraard
wordt,
door
het
koudzielige
individuvernie-
tigende
Marxisme,
en
met
dolzinnige
on¬
stuimigheid
van
boven
af
(d.
i.
door
domi-
neé's,
schoolmeesters
en
advocaten)
geperst
wordt
in
hoofden
en
harten
van
dat
arme
stemvee;
zooals
we
dit
hier
zien
gebeuren
door
dg
leiders
van
de
S.
D.
A.
P.,
de
mannen
van
het
„godsdienst
is
een
private
aangelegenheid."
Waar
dat
sociale
in
be¬
staat
?
Wellicht,
zooals
de
heer
van
Karnebeek
opmerkte,
in
den
strijd
om
stoffelijke
be¬
langen,
bij
welker
verkrijging
dan
toch
zeker
ook
in
den
dmangfaat
der
socialisten
(dit
moét
zijn;
sociaal-democraten)
.een
machtsmiddel
moet
zijn
om
orde,
gezag
en
wet
te
handhaven,
en
ook
oorlog.
Doch
we
weten
te
goed,
dat
de
sociaal-democratie
reeds
bankroet
geslagen
heeft
en
een
fat¬
soenlijke
partij
is
geworden.
(P.
J.
zou
zeggen
een
ultra-radicale
partij.)
Doch
teleurgesteld
gevoelde
ik
me,
waar
Ds.
Talma
het
„Vrede
op
aarde"
vertolkte
en
u
dit
zonder
tegenspraak
overschreef,
ja
er
d.e
loftrompet
over
uitblies.
Treurig
genoeg
durft
Ds.
Talma
het
mi¬
litarisme
verdedigen
met
deze
woorden
van
Jezus
tot
zyn
discipelen
:
uw
heele
leven
zal
zijn
een
leven
van
st-ijd
en
kruisdagen.
Prins
Joris,
gij,
die
anders
zoo
gepast
teksten
Weet
aan
te
lialen,
hadt
gij
hiertegen
niets
aan
te
voeren?
Mocht
gij
deze
ver
watering
en
verdraaiing
toestaan
?
Zie,
vóór
me
staat
mijn
Christus,
ik
heb
hem
lief,
welke
bloedende
wonden
Hij
mij
ook
slaat
;
in
Hem
alleen
vind
ik
verlossing,
in
Hem
die
uitgespogen
werd
door
de
we¬
reld,
geen
zwaard
waard
was,
maar
aan
een'schandpaal
geslagen
werd.
Nog
staat
dat
kruis
op
Golgotha,
nog
perst
het
in
het
vleesch
en
de
ziel
van
hen,
die
achter
Hem
willen
komen,
die
niet
had
om
Zijn
hoofd
op
te
leggen,
die
den
discipel
niet
meer
achtte
dan
zijn
Meester.
Nog
ligt
de
helsche
macht
der
zonde
verbroken
aan
den
voet
van
^
dat
Kruis,
waar
alles
is
lichtende
en
het
„Eere
zij
God"
ons
tegenjubelt,
en
helle
bliksemstreepen
te
lezen
geven
;
„
Waarheid
en
gerechtigheid;
Volg
mij."
„Vrede
op
aarde",
niets
anders
dan
„Vrede
des
harten"?
Waar
blijven
uw
teksten
?
Teksten
in
zoo
groote
menigte
te
grijpen,
ook
uitgedeeld
aan
den
ingang
der
kerken
in
Londen,
als
protest
tegen
den
oorlog,
z.a.
,
Zalig
de
Vredelievenden
want
zij
zullen
zonen
Gods
genoemd
worden."
"
(Matth.
V
:
9.)
„Breng
uw
zwaard
weder
op
zijne
plaats
;
want
allen
die
het
zwaard
ne¬
men.
zullen
door
het
zwaard
omkomen."
(Matth.
XXVI:
52.)
„Gij
weet,
dat
de
oversten
der
vol¬
ken
óver
hen
heerschen
en
de
grooten
gezag
over
hen
voeren.
Zoo
zal
het
onder
u
niet
zijn
;
maar
wie
onder
u
groot
wil
worden,
zij
uw
dienaar."
ë
(Matth.
XX:
25,
26.)
galmt
het
en
jubelt
het
uit
kerken
en
kathe¬
dralen,
uit
paleizen
en
hutten
:
Vrede
op
aarde
!
En
overal
duren
de
oorlogen
voort.
Vrede
op
aarde
!
Op
steeds
grooter
schaal
rust
men
zich
tot
den
oorlog
toe.
Vrede
op
aarde
!
Overal
worden
de
werk¬
stakingen
afgekondigd.
Vrede
op
aarde
!
Alom
zijn
twist
en
haat
en
armoede,
vrouwen
en
kin¬
deren
die
weenen
van
smart
door
de
drankgewoonte.
Vrede
op
aarde
!
De
gevangenissen
zijn
over¬
vol.
Vrede
op
aarde
1
Paarden
en
honden
worden
goed
gevoed
....
mensehen
lijden
gebrek.
Vrede
op
aarde
!
Steeds
meer
vernielende
moordmachines
worden
uit¬
gevonden.
Vrede
op
aarde
!
Grootmoordenaars
worden
met
eer
overladen.
Vrede
op
aarde
!
In
de
kerken
bidt
men
God
om
de
overwinning.
Vrede
op
aarde
!
Het
vervloekte
New-Mal-
thusianisme
neemt
bij
den
dag
toe.
Vrede
op
aarde
!
Christenen
gooien
elkaar
de
kerk
uit.
Vrede
op
aarde
!
De
eenvoudigste
geboden
van
Jezus
met
voeten
getrapt.
Doch
Prins
Joris,
al
was
het
zoo,
en
al
had
het
„Vrede
op
Aarde"
geen
andere
beteekenis
dan
„Vrede
in
Hart,"
dan
nog
zoudt
ook
gij
die
wanklanken
hooren,
dan
nog
zoudt
ook
gij
met
Eiise
Soer
zien:
„Engelen,
die
kwamen
van
boven,
hun
„wieken
voor
het
gelaat
sloegen
en
„weenden,
en
waar
hunne
tranen
als
„balsem
neerdroppelden,
berustte
een
„gewond
moederhart
in
de
velden
van
„Zuid-Afrika.
Dkt
was
hun
kerstge¬
schenk.
Zij
konden
niet
het
„Vrede
„op
Aarde,
in
de
menschen
een
welbe¬
hagen"
aanheffen;
zwijgend
keerden
„zij
weder
naar
Hem,
die
hen
gezonden
„had."
Zelfs
haal
ik
aan
:
Geef
den
Keizer,
wat
des
Keizers
is,
',',Gode,
wat
Godes
is."
Ik
ben
niet
gekomen,
om
vrede
te
brengen,
maar
het
zwaard.
En
de
voeten
geschoeid
met
de
be¬
reidvaardigheid
van
het
evangelie
des
vredes."
(Eph.
VI:
15.)
Die
ziekelijke
Tolstoyaansehe
uitlegging
van
het
„gij
zult
den
booze
niet
wederstaan"
!!
Dit
zijn
toch
zeker
uw
eigen
woorden
!
Waarom
het
antwoord
van
Van
der
Zwaag
er
nog
niet
bijgehaald,
dat
het
barbaren-
werk
zou
zijn,
om
vrouw
en
kind
niet
te
ontwringen,
zelfs
met
geweld,
aan
de
han¬
den
van
een
belager
!
Prins
Joris!
toe,
leest
u
nog
eens
wat
j
van
Tolstoy,
maar
zeg
zulke
banaliteiten
5
niet.
Zulke
gezegden
pasten
vroeger
goed
in
den
mond
van
den
Tulstoyaan
(v.
d.
Veer.)
„Vrede
op
aarde,"
niets
anders
dan
„Vrede
des
harten".
Ook
de
„Nederlander"
was
het
hierin
niet
eens
met
Ds.
Talma.
O,
zeker,
die
vrede
te
bezitten
in
eigen
hart,
bij
alle
teleurstellingen
des
levens,
in
zoovele
smartelijke
verliezen,
noehthans
vertrouwende
op
God,
wie
zou
dat
niet
verlangen
?
Wellicht
zal
dan
ook
het
„Vrede
op
Aarde"
voor
u
geen
wanklank
j
zijn,
waar
gij
dan
hierin
met
Ds.
Talma
I
meegaat,
en
zult
gij
een
vredige
Kerstmis
gevierd
hebben.
Doch
daar
klinkt
het
en
En
noehthans
dondert
het
door
de
ge¬
welven,
als
een
profetie
van
beter
toekomst:
Eere
zij
God
in
den
Hooge
;
Vrede
op
aarde,
In
menschen
zij
welbehagen.
U,
mijnheer
de
Redacteur,
dankzeggende
voor
de
verleende
plaatsruimte.
V.
De
karwij.
In
de
Enkhuizer
courant
wordt
nog
al
eens
geschreven
over
insecten
en
hunne
bestrijding.
Zoo
ook
in
het
nummer
van
25
December
jongstleden
over
meikevers,
ritnaalden,
en
emelten.
Dit
insect
nu
richt
zeker
veel
schade
aan,
evenals
zooveel
an-
andere.
Zoo
hebben
wij
hier
in
onze
om¬
geving,
waar
karwij
wordt
verbouwd,
veel
last
van
een
insect,
dat
onder
den
grond
woekert,
en
de
wortelharen
der
karwij
vernietigt,
zoodat
de
plant
bij
groote
droogte
sterft,
of
als
zij
het
leven
behoudt
te
klein
blijft,
om
een
volgend
jaar
veel
zaad
voort
te
brengen.
Het
insect
nu,
dat
dit
veroor¬
zaakt,
kan
ik
niet
beter
noemen
dan
een
luis,
het
behoort
zeker
wel
tot
de
familie
der
bladluizen,
het
scheidt
evenals
de
kool-
luis
een
witte
stof
af,
alleen
is
het
verschil
dat
de
kleur
van't
insect
niet
grijs
of
zwart
is,
maar
geel.
Ook
dezen
zomer
heeft
het
vele
karwjjvelden
geheel
vernietigd.
Ook
heb
ik
het
tot
laat
in
den
herfst
gevonden
aan
den
wortel
der
pastinaken,
ook
komt
het
nog
voor
aan
andere
wortelachtige
ge¬
wassen,
b.
v.
aan
de
melkdistel,
doch
in
hoofdzaak
wordt
de
karwij
door
haar
aan¬
getast
en
veroorzaakt
ons
veel
teleurstelling
en
schade.
Nu
zal
iemand
zeggen
:
de
kar-
wij
kunnen
wij
wel
missen,
wij
moeten
het
meer
op
tuinbouw
toeleggen,
ik
kan
hem
geen
ongelijk
geven,
want
het
geeft
meestentijds
geen
beste
bouwerij.
Maar
wie
met
den
toestand
te
Andijk
bekend
is,
weet
wel,
dat
wij
de
karwij
niet
best
kunnen
missen,
al
is
't
alleen
maar
om
de
stoppels,
welke
bij
ons
's
winters
de
wallen
der
landerijen
moeten
beschermen,
en
moeilijk
door
iets
anders
kunnen
worden
vervangen.
Nu
zou
mij,
en
zeker
velen
met
mij,
een
groote
dienst
worden
bewezen
als
een
mid¬
del
werd
aan
de
hand
gedaan
ter
verdelging
van
dit
insect,
dat
ons
ook
zooveel
schade
berokkent.
Zou
misschien
de
„pal
injecteur"
ook
hier
dienst
kunnen
doen,
of
is
reeds
een
afdoend
middel
gevonden
?
Zooveel
weet
ik
wel,
dat
dit,
in
mijne
omgeving
niet
bekend
is,
en
hij
die
een
bestrijdings¬
middel
bokend
maakt,
zal
ons,
karwijbou-
wers,
een
dienst
doen.
Een
Andijker
bouwer,
%
'I
V,
m
I
m
fi
é
1
r
\
t
v
t
i
V
1
V"
I
Tl
E
1