Tekstweergave van EC_1902_01_01_0002

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Dertigste Jaargang. Éftft interc. Teiephoon : Loft. A. MM 1902. algemeen nieuws- voor HOLLANDS Woe listing; Dit blad wordt DINSDAG-, DONDERDAG- •» ZATERDAG¬ AVOND uitgegeven. , < _ Abonnementsprijs veer 3 . 7 ' Franco per post doer het geheeie RS* 8" Naar N-Amerika, Transvaal, Indië enr. / 6 60 P*r ^" . . Men abonneert zich bij alle Boekhandelarente» PoetadmiM straties of rechtstreeks bij den uitgever A. EGMOND. COURANT. EN ADVERTENTIEBLAD NOORDERKWARTIER. 1 Januari TM 1—6 is M lil "li tlTIIII lts Aftmderkjke Jfc. de*# 5 Gpfc de 3 Nt. IQ Omts. De prijs dor Advertentie» eiken regel méér 10 cents. Groote letters en randen werden naar Bewijsnummers gratis. Vóór Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmorgen 1# men de Advertentién in te zenden. Ingezonden stekken minstens één dag vroeger. M j.jj bestelling van de ENKHUIZER CoUi.aXT in den luop van een ktt^laal betaalt 0VSBM4AI -Hl h'.-.T?;-F f ' ï *7 urn, - m 4iC Houdt ge van gelegenheids-verzen? Dan zijt ge anders, dan ik. Zijt ge een bewonderaar van gelegen¬ heids-toespraken? Dan ben ik uw mede- stander niet. Zijt ge een liefhebber van gelegenheids¬ artikelen in couranten' en tijdschriften ? Ieder zijn smaak, masr de mijne is anders. Niemand zat het u dan ook kwalijk ne¬ men, en ik minder dan iemand, indien ge dit artikel overslaat, en ge u op oudejaars¬ avond liever overgeeft aan eigen gedachten en eigene overpeinzing. Maar, wat ik u vragen wil op dezen avond, die u', als ge eenigszins gevoel hebt voor den ernst van het oogenblik, stemmen zal tot een zacht oordeel; wat ik u verzoeken wou op den laatsten dag des jaars, die een dag is van afrekening, maar ook van recht¬ vaardigheid, 'het is dit: „Wees niet te streng in uwe beoordeeling van den armen kran¬ tenman, die, zooal niet uit noodzakelijk¬ heid des gebods, dan toch uit noodzakelijk¬ heid des middels spreken moet tot u op Oudejaarsavond, en moet schrijven vooraj. Ge voelt het web Als ge van dit jaar het laatste nummer ontvangt van uw blad, en eenige oogepblikken van den laatsten avond besteedt, om ons hoofdartikel in te „zien, dan gevoelt ge wel, dat het geschre- .ven is óp een avond, die de Oudejaarsavond nüt was; dat het iets is, dat voor u is klaar gemaakt; dat er gemis is aan stem¬ ming. Inderdaad, indien iets zou zijn, dat tot U zott spreken, tot uw hart, tot uw ge¬ moed, tot uwe ziel, dan zou het moeten geschreven zijn in eenzaamheid op den ouden Sylvesteravónd, in de late ure, als al liet oude weldra zal zijn voorbij gegaan, en alles nieuw zal zijn geworden. Eerst dan zou het u voor den geest kun¬ nen roepen: uw lief, uw leed; uw zoeken en jagen ; uw vervulde hoop en uwe teleur¬ gestelde verwachtingen. Het zou tot u spreken van lange dagen van noesten ar¬ beid, van bange nachten van ziekte en zorg, het zou met u klagen bij de herdenking van den dood van een dierbare, van een vader, van een geliefd kind ... Maar het zou er u ook in dankbaarheid aan herin¬ neren, dat iedere arbeid zijn vruchten draagt, en dat gij er toch ook reeds van hebt ingezameld en weggeborgen in uw schuur; dat het leven niet lijden is alleen, maar dat er ook is eene levensvreugde, die de lasten licht maakt, en het medeleven tot geluk. Het zou voor u de balans opmaken van uwe levenservaring, van uw levensge- - luk.... Neen, dat zou het niet. Er is iets koopmanachtigs in die uitdrukking, iets wat ons doet denken aan het procemisch berekenen van de levenswinst van het laatste Jaar, van eene aftreksom, waarbij men zijn rampspoed eenvoudig aftrekt van zijn voor¬ spoed, zijne teleurstelling van zijne meeval¬ lers, zijne ondeugd van zijne deugden, om te zien, hoe groot zijn overschot wel is; om dan op oudejaarsavond, zich verheugend in zijn zedelijk batig saldo, alles te vergeten, wat juist in de eerste plaats onze aan¬ dacht vraagt. We hebben geleden, was het ook door eigen schuld ? doorleven, dagen van smart of oogenblikken van vreugd. Het is de stemming. En het stoffelijke ? En de balans ? Mijne vrienden, ik heb niets tegen de balans, mits we ons bepalen tot de zuiver geldelijke aangelegenheden, niets heb ik ook tegen de gezellige bijeenkomsten, die zoo menige Oudejaarsavond tot een familie¬ feest maken. In dat opzicht blijft het nog altijd waar, wat den echt-Hollandsche pro¬ zaïst Potgieter schreef, meer dan eene halve eeuw geleden : „Oudejaars-avond heeft in ons vaderland het eigenaardige behouden, dat weleer alles wat fcollandsch was onder¬ scheidde : hij is huiselijk en degelijk." En hij, Potgieter, de eerlijke en degelij¬ ke handelsagent, hij moge glimlachen om Hans Moff, wijl deze volgens hem de biete¬ kroten „idealisirte", hij zelf mocht gaarne den Hollandsclien Koopman idéaliseeren, om vervolgens in eiken Hollander in de eerste plaats den degelijken koopman te zien. Maar geenszins trad hij buiten de werkelijkheid, toen hij op oudejaarsavond 1841 de oud-Hollandsche huisvrouw Jan¬ netje tot haren jan de vraag deed richten: „Vader, hebben we een goed jaar gehad ?" " En nóg is dat de vraag, die menig Jan¬ netje doet aan haren Jan op Oudejaars- avond. En met dezelfde beteekenis: Een goed jaar, een voordeelig jaar, een jaar, dat in finantiëel opzicht goede uitkom¬ sten gaf. Zal ik een algemeen antwoord op die vraag geven ? „Een ander mans boeken zijn duister te lezen," zeiden onze voorouders, die in hunne boekhouding nog wat primitief te werk gingen, en niet gaarne zagen, dat anderen hun geuzen in hunne boeken staken—tenzij vergeefs. Een „ander¬ mans boeken" zijn nog £ven duister als en se zult ine,, dus Deze vraag beantwoorde een iegelijk voor zich zeiven. Er is nog wel een oogenblik pauze tusschen het opmakeu van „de ba¬ lans" en het begin va"n bet Oudejaarsavond partijtje. En als er dat niet is, dan jnoeten we het zoo aanleggen, dat het er komt; want ook die vraag roept om een ant¬ woord, „Hebben we een goed jaar gehad ?" als we denken aan 1901 met zijne verkiezings drukte, zijne agitatie, zijn verkiezingsijver en verkiezingsrumoer, en den uitslag van dien? Of is dit slechts een andere vorm van den schachergeesj, ik wil zeggen con¬ currentie onzer dagen en viel het antwoord reeds onder het opmaken „balans?" Wie er lust in heeft, geve het antwoord ; wij niet, wij troosten ons met de gedachte: "Een eenigh zwijgher weegt de werelt in een schaal." „Hebben we epn goed jaar ?" Hier lichten voor een oogenblik de groote Idealen der Menschheid : humaniteit, vrede, liefde . ; maar voor een oogenblik slechts. Neen, neen, in dkt opzicht was 1901 zeker goed jaar. Onderdrukking en berooving van vrijheid, ooi log, moord, érger nog, uit¬ moording, stelselmatige uitmoording van een beschaafd volk dóór een beschaafd volk Waar blijven de Idealen ? Wat velen reeds nabij droomden, staat verder van ons af dan ooit, Neen, onze aarde is nog geen Paradijs ; 1901 heeft ons dat bewezen. Ook daar ginds, vèr weg, is het oudejaarsavond en daar is lijden, niets dan lijden; in balling¬ schap, in gevangenschap, op zwerftochten ; lijden door honger, door koude, door wonden, door ziekten ; daar is de Dood .... leen scnuiu : . , j„_„ We hebben oude vrienden verloren ; is dat eens voor te leggen in e an e vroeger, en ge zuil me^ uu» van een antwoord op die vraag verschoonen. Maar ik hoop (en mag ik het zeggen ? met eeni- gen grond), dat ge niet hetzelfde antwoord zult geven als de oude Jan ; „Als ik mijn koetjes niet vroeger op het droge had ge¬ bracht, zou het me zwaar zijn gevallen, ze in 1901 uit het water te halen." Neen, neen, we hopen, dat ge over 1901 tevreden zult zijn. „Hebben we een goed jaar gehad ?" Die vraag mag gesteld worden. Ook met de meest prozaïsche bedoeling. We weten, dat er eene oude zede was, die zelfs den kleinen burgerman beval, om op Oudejaars¬ avond al zijne rekeningen te betalen; eene gewoonte, die hem verbood een gerusten, laat staan een genoeglijken Oudejaarsavond te hebben, indien hij niet met het oude jaar had afgerekend-, een gevoel van plicht en verantwoordelijkheid, dat het verhinderde om het Nieuwe Jaar in te gaan met oude schuld. We weten ook, dat die oude zede ver¬ loren gaat; dat er zelfs gegoeden, rijken zijn, die hunne rekeningen van hunkerende lever- anciersjaarin jaar uit onbetaald laten; de kwa¬ de tong zegt, om er nog rente van te trekken ; maar laten wij zeggen: uit achteloos¬ heid. Moeten nu niet de leveranciers zich tever¬ geefs de vraag stellen: „Hebben we een goed jaar gehad ?" Hoe kunnen die achte- looze betalers op hunne beurt voor zich zelve die vraag beantwoorden ? Zal de onverschilligheid voor het ant¬ woord op die vraag in dezen zin ook niet leiden tot het verzuim, om zich ook die beteeke- Is er ook eenige reden tot dankbaarheid voor u, die uwe familie wacht, om onder gezellige kout het oude jaar uit on hét Nieuwjaar in te luiden ? Was het jaar 4901, voor zoover het van u afhing, een goed jaar, dan is er reden tot blijdschap tevens; dan zij hier nogmaals een woord van den grooten schrijver herhaald: „Ik mag het paar, dat met een opgeruimd gelaat de komst van hunne kinderen en kleinkin¬ deren verbeidt, teneinde te zamen uitgang en ingang te vieren." Dan zij het jaar 1902 voor u wat het oude voor u geweest is: een goed jaar. B. Het Vrije Woord. Buiten verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgever. Htt handschrift van ingezonden stukkon wordt geplaatst ot niet, nimmer teruggegeven. PRINS JORIS en VREDE Ol» AARDE. Geachte Prins Joris! "4 alleen aan hen te wijten ? We hebben vijanden gekregen; hebben we ons ook vijanden gemaaktl We hebben.... o nog zooveel. Er is op Oudejaarsavond stof te over tot bepeinzing ; maar dat willen wij zeggen, dat, zoo het leven en ieder jaar levens aan eiken mensch brengt zijn lief en zijn leed, wij dit niet in eene schema zetten; niet daarin ligt de ernst van den Oudejaarsavond, maar hierin, dat het ganschë jaar vóór ons ligt als een enkel oogenblik, dat het is voorbij gegaan nissen, die men daaraan kan hechten ? Dit j is nu op zijne beurt eene vraag, die echter op oudejaarsavond de overdenking nog wel waard is. De koopmansgeest is niet het hoogste, veel min het eenige, maar eenig goeds heeft hij toch wel, en de stiptheid onzer vaderen, waarmee ze op Oudejaars¬ avond met het oude jaar wüden afgerekend hebben, heeft iets symbolisch.... „Hebben we een goed jaar gehad ?" In zedelijken zin zijn we vooruitgaan, ieder voor zich. Zijn we minder zelfzuchtig, als alle Tijd en nu slechts geeft een totaal . edeler, beter geworden? Zijn we eenigs- indruk van ^enkele krachtige momenten, zins dichter genaderd tot den idealen mensch, .li» wfi rmcmaals v»»KV,ör» we een aoed iaar gehad i Het zij mij vergund wat te schrijven naar aanleiding van uw laatste artikel in de Enkh. Cour. U weet waarom dit eerst heden kan ge¬ schieden ; ook heb ik geschrapt wat niet door u in 't openbaar is gezegd. Ik ge¬ voelde me zoo verontwaardigd onder het lezen van de redevoeringen van Ds. Mel- chers, van der Zmaag en Ds. Talma, bij de be¬ handeling van Hoofdstuk VII (Departement van Oorlog); dat er met teksten werd ge¬ speeld, onheilig gedoe in den mond van sociaal-democraten, dat ze werden verdraaid, waai- dit in de kraam te pas kwam van Ds. Talma. Oneerbiedig vond ik dan ook de plaat van Braakensiek : de bijbel opge- 1 heven door van der Zwaag, het kruis door Melchers. Alleen het zwaard paste goed in de hand van Ds. Talma. Ik las in de handelingen op grond van welke teksten Metchers Christendom onver- eenigbaar achtte met militarisme ; dat het laatstgenoemde onverbrekelijk samenhangt met kapitalisme, en dat er in een jaar voor oorlogsuitgaven twaalf duizend vijf honderd (en niet 1260) opgeslokt werd. Vervolgens, hoe v. d. Zmaag geleidelijke afschaffing van leger en vloot voorstond, niet terugschrikte voor daardoor veroorzaakte werkeloosheid, een argument van Dr. Schaepman ; hoe hij aanvoerde dat wij ons, met onze 40 millioen, toch niet verdedigen konden, waarvoor hij zich beriep op soortgelijke gezegden van de oud-minister Seijffwrdt, en van de redacties van Standaard en Nederlander. Ook hij maakte gebruik van teksten uit het N. T. Daarop kwam de beurt aan Ds. Talma. De hoofdzaak van zjjn rede is door U weerge¬ geven, Wat daarvan stond in de twee laatste kolommen zal velen goed gedaan hebben. Want niet genoeg kan gewezen worden op die jammerlijke dogma's en leerstellingen van maatschappelijke evolutie, historisch materialisme, noodwendige klas¬ senstrijd, enz. enz., zooals die geleeraard wordt, door het koudzielige individuvernie- tigende Marxisme, en met dolzinnige on¬ stuimigheid van boven af (d. i. door domi- neé's, schoolmeesters en advocaten) geperst wordt in hoofden en harten van dat arme stemvee; zooals we dit hier zien gebeuren door dg leiders van de S. D. A. P., de mannen van het „godsdienst is een private aangelegenheid." Waar dat sociale in be¬ staat ? Wellicht, zooals de heer van Karnebeek opmerkte, in den strijd om stoffelijke be¬ langen, bij welker verkrijging dan toch zeker ook in den dmangfaat der socialisten (dit moét zijn; sociaal-democraten) .een machtsmiddel moet zijn om orde, gezag en wet te handhaven, en ook oorlog. Doch we weten te goed, dat de sociaal-democratie reeds bankroet geslagen heeft en een fat¬ soenlijke partij is geworden. (P. J. zou zeggen een ultra-radicale partij.) Doch teleurgesteld gevoelde ik me, waar Ds. Talma het „Vrede op aarde" vertolkte en u dit zonder tegenspraak overschreef, ja er d.e loftrompet over uitblies. Treurig genoeg durft Ds. Talma het mi¬ litarisme verdedigen met deze woorden van Jezus tot zyn discipelen : uw heele leven zal zijn een leven van st-ijd en kruisdagen. Prins Joris, gij, die anders zoo gepast teksten Weet aan te lialen, hadt gij hiertegen niets aan te voeren? Mocht gij deze ver watering en verdraaiing toestaan ? Zie, vóór me staat mijn Christus, ik heb hem lief, welke bloedende wonden Hij mij ook slaat ; in Hem alleen vind ik verlossing, in Hem die uitgespogen werd door de we¬ reld, geen zwaard waard was, maar aan een'schandpaal geslagen werd. Nog staat dat kruis op Golgotha, nog perst het in het vleesch en de ziel van hen, die achter Hem willen komen, die niet had om Zijn hoofd op te leggen, die den discipel niet meer achtte dan zijn Meester. Nog ligt de helsche macht der zonde verbroken aan den voet van ^ dat Kruis, waar alles is lichtende en het „Eere zij God" ons tegenjubelt, en helle bliksemstreepen te lezen geven ; Waarheid en gerechtigheid; Volg mij." „Vrede op aarde", niets anders dan „Vrede des harten"? Waar blijven uw teksten ? Teksten in zoo groote menigte te grijpen, ook uitgedeeld aan den ingang der kerken in Londen, als protest tegen den oorlog, z.a. , Zalig de Vredelievenden want zij zullen zonen Gods genoemd worden." " (Matth. V : 9.) „Breng uw zwaard weder op zijne plaats ; want allen die het zwaard ne¬ men. zullen door het zwaard omkomen." (Matth. XXVI: 52.) „Gij weet, dat de oversten der vol¬ ken óver hen heerschen en de grooten gezag over hen voeren. Zoo zal het onder u niet zijn ; maar wie onder u groot wil worden, zij uw dienaar." ë (Matth. XX: 25, 26.) galmt het en jubelt het uit kerken en kathe¬ dralen, uit paleizen en hutten : Vrede op aarde ! En overal duren de oorlogen voort. Vrede op aarde ! Op steeds grooter schaal rust men zich tot den oorlog toe. Vrede op aarde ! Overal worden de werk¬ stakingen afgekondigd. Vrede op aarde ! Alom zijn twist en haat en armoede, vrouwen en kin¬ deren die weenen van smart door de drankgewoonte. Vrede op aarde ! De gevangenissen zijn over¬ vol. Vrede op aarde 1 Paarden en honden worden goed gevoed .... mensehen lijden gebrek. Vrede op aarde ! Steeds meer vernielende moordmachines worden uit¬ gevonden. Vrede op aarde ! Grootmoordenaars worden met eer overladen. Vrede op aarde ! In de kerken bidt men God om de overwinning. Vrede op aarde ! Het vervloekte New-Mal- thusianisme neemt bij den dag toe. Vrede op aarde ! Christenen gooien elkaar de kerk uit. Vrede op aarde ! De eenvoudigste geboden van Jezus met voeten getrapt. Doch Prins Joris, al was het zoo, en al had het „Vrede op Aarde" geen andere beteekenis dan „Vrede in Hart," dan nog zoudt ook gij die wanklanken hooren, dan nog zoudt ook gij met Eiise Soer zien: „Engelen, die kwamen van boven, hun „wieken voor het gelaat sloegen en „weenden, en waar hunne tranen als „balsem neerdroppelden, berustte een „gewond moederhart in de velden van „Zuid-Afrika. Dkt was hun kerstge¬ schenk. Zij konden niet het „Vrede „op Aarde, in de menschen een welbe¬ hagen" aanheffen; zwijgend keerden „zij weder naar Hem, die hen gezonden „had." Zelfs haal ik aan : Geef den Keizer, wat des Keizers is, ',',Gode, wat Godes is." Ik ben niet gekomen, om vrede te brengen, maar het zwaard. En de voeten geschoeid met de be¬ reidvaardigheid van het evangelie des vredes." (Eph. VI: 15.) Die ziekelijke Tolstoyaansehe uitlegging van het „gij zult den booze niet wederstaan" !! Dit zijn toch zeker uw eigen woorden ! Waarom het antwoord van Van der Zwaag er nog niet bijgehaald, dat het barbaren- werk zou zijn, om vrouw en kind niet te ontwringen, zelfs met geweld, aan de han¬ den van een belager ! Prins Joris! toe, leest u nog eens wat j van Tolstoy, maar zeg zulke banaliteiten 5 niet. Zulke gezegden pasten vroeger goed in den mond van den Tulstoyaan (v. d. Veer.) „Vrede op aarde," niets anders dan „Vrede des harten". Ook de „Nederlander" was het hierin niet eens met Ds. Talma. O, zeker, die vrede te bezitten in eigen hart, bij alle teleurstellingen des levens, in zoovele smartelijke verliezen, noehthans vertrouwende op God, wie zou dat niet verlangen ? Wellicht zal dan ook het „Vrede op Aarde" voor u geen wanklank j zijn, waar gij dan hierin met Ds. Talma I meegaat, en zult gij een vredige Kerstmis gevierd hebben. Doch daar klinkt het en En noehthans dondert het door de ge¬ welven, als een profetie van beter toekomst: Eere zij God in den Hooge ; Vrede op aarde, In menschen zij welbehagen. U, mijnheer de Redacteur, dankzeggende voor de verleende plaatsruimte. V. De karwij. In de Enkhuizer courant wordt nog al eens geschreven over insecten en hunne bestrijding. Zoo ook in het nummer van 25 December jongstleden over meikevers, ritnaalden, en emelten. Dit insect nu richt zeker veel schade aan, evenals zooveel an- andere. Zoo hebben wij hier in onze om¬ geving, waar karwij wordt verbouwd, veel last van een insect, dat onder den grond woekert, en de wortelharen der karwij vernietigt, zoodat de plant bij groote droogte sterft, of als zij het leven behoudt te klein blijft, om een volgend jaar veel zaad voort te brengen. Het insect nu, dat dit veroor¬ zaakt, kan ik niet beter noemen dan een luis, het behoort zeker wel tot de familie der bladluizen, het scheidt evenals de kool- luis een witte stof af, alleen is het verschil dat de kleur van't insect niet grijs of zwart is, maar geel. Ook dezen zomer heeft het vele karwjjvelden geheel vernietigd. Ook heb ik het tot laat in den herfst gevonden aan den wortel der pastinaken, ook komt het nog voor aan andere wortelachtige ge¬ wassen, b. v. aan de melkdistel, doch in hoofdzaak wordt de karwij door haar aan¬ getast en veroorzaakt ons veel teleurstelling en schade. Nu zal iemand zeggen : de kar- wij kunnen wij wel missen, wij moeten het meer op tuinbouw toeleggen, ik kan hem geen ongelijk geven, want het geeft meestentijds geen beste bouwerij. Maar wie met den toestand te Andijk bekend is, weet wel, dat wij de karwij niet best kunnen missen, al is 't alleen maar om de stoppels, welke bij ons 's winters de wallen der landerijen moeten beschermen, en moeilijk door iets anders kunnen worden vervangen. Nu zou mij, en zeker velen met mij, een groote dienst worden bewezen als een mid¬ del werd aan de hand gedaan ter verdelging van dit insect, dat ons ook zooveel schade berokkent. Zou misschien de „pal injecteur" ook hier dienst kunnen doen, of is reeds een afdoend middel gevonden ? Zooveel weet ik wel, dat dit, in mijne omgeving niet bekend is, en hij die een bestrijdings¬ middel bokend maakt, zal ons, karwijbou- wers, een dienst doen. Een Andijker bouwer, % 'I V, m I m fi é 1 r \ t v t i V 1 V" I Tl E 1