Tekstweergave van EC_1897_11_03_0001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
\«.
132.
Acht
en
Twintigste
Jaargan
1897
ENKHUIZER
COURANT.
ALGEMEEN
NIEUWS-
voor
HOLLANDS
IV
oeiisdag?
Dit
blad
wordt
DINSDAG-,
DONDERDAG-
en
ZATERDAG¬
AVOND
uitgegeven.
Abonnementsprijs
voor
3
maanden
f
1.—
Franco
per
post
door
het
geheole
Rijk
voor
3
maanden
.
„
1.20
Naar
N.
Amerika,
Transvaal,
Indie,
enz.,
f
6.60
per
jaar.
Men
abonneert
zich
bij
alle
Boekhandelaren
en
Postadministraties
of
rechtstreeks
bij
den
uitgever
A.
EGMOND.
EN
ADVERTENTIEBLAD
NOORDERKWARTIER.
W
%
November.
Afzonderlijke
Ns.
dezer
Courant
5
de
3
Ns.
10
Cents.
Cents,
De
prijs
der
Advertentiën
van
1—5
regels
is
50
cents,
voor
eiken
regel
meer
10
cents.
Groote
letters
en
randen
worden
naar
plaatsruimte
berekend
bewijsnummers
gratis.
V°aT
ADJnsdaS~\..DonddrdaS-
en
Zaterdagmorgen
10
uur
gelieve
men
de
Advertentien
in
te
zenden.
Ingezonden
stukken
minstens
één
dag
vroeger.
Bij
bestelling
van
de
ENKHUIZER
COURANT
in
den
loop
van
een
kwartaal
betaalt
men
slechts
de
Ns.
die
nog
verschijnen
lajamsM.
Burgemeester
en
Wethouders
van
Enk¬
huizen
brengen
hiermede
ter
kennis
van
belanghebbenden,
dat
de
Najaarsveemarkt
aldaar
(vrij
van
alle
marktgelden)
zal
ge¬
houden
worden
op
Donderdag
den
4
Novem¬
ber
1897.
Eukhuizen,
den
23
Oct.
1897.
Burgemeester
en
Wethouders
voornoemd,
HARTKAMP.
De
Secretaris,
H.
VLASVELD.
9
tot
des
namiddags
3
ure,
gedurende
welken
tijd
de
aanbieding
van
vrijwilligers
tevens
kan
geschieden.
Enkhuizen
den
1
November
1897.
Burgemeester
en
Wethouders
voornoemd,
HARTKAMP.
De
Secretaris,
11.
VLASVELD.
Nationale
Militie.
Kennisgeving.
Burgemeester
en
Wethouders
van
Enkhuizen.
Gezien
art.
1,
2de
lid
der
Wet
op
de
Nationale
Militie
van
den
19
Augustus
1861
(Staatsblad
No.
72)
houdende:
>De
Militie
wordt
zooveel
mogelijk
uit
Vrijwilligers
sa¬
mengesteld."
Gelet
op
de
artikelen
11,
12,
13
en
14
der
opgenoemde
Wet,
alsmede
op
art.
9
van
het
Koninklijk
besluit
van
den
17
December
1861
(Staatsblad
No.
127),
waarbij
de
wijze
van
indiensttreding
wordt
geregeld.
BreDgen
bij
deze
ter
kennis
van
de
be¬
langhebbenden
de
navolgende
bij
opgenoemde
Wet
gemaakte
bepalingen,
luidende
als
volgt:
Om
vrijwilliger
by
de
Militie
te
zijn,
moet
men
ongehuwd
of
kinderloos,
weduw¬
naar
en
ingezeten
wezen,
voorts
lichamelijk
voor
den
dienst
geschikt,
ten
minste
1,56'el
lang,
op
den
1
Januari
van
het
jaar
der
toelating:
als
vrijwilliger,
het
19de
jaar
inge¬
treden
zijn
en
het
35ste
nog
niet
volbracht
hebben,
tot
op
het
tijdstip
der
toelating
aan
zijne
verplichtingen
ten
aanzien
der
Militie,
voor
zoover
die
te
vervullen
waren,
voldaan
en
een
goed
zedelijk
gedrag
hebben
geleid.
Hij,
die
voor
de
Militie
is
ingeschreven,
wordt
slechts
als
vrijwilliger
toegelaten
voor
de
gemeente,
in
welke
hij
ingeschreven
is,
tenzij
hij
geene
verplichtingen
ten
aanzien
van
de
Militie
meer
te
vervullen
hebbe.
Hij,
die
bij
de
zeemacht,
bij
het
leger
hier
te
lande,
of
bij
het
krijgsvolk
in
's
Rijks
Overzeesche
bezittingen
heeft
gediend,
Wurdt
niet
als
vrijwilliger
bij
de
Militie
toeg-ltten,
tenzij
hij
bij
het
verlaten
van
den
dienst,
behalve
een
bewijs
van
ontslag
van
den
be¬
velhebber,
onder
wien
hij
laatstelijk
heeft
gediend,
een
getuigschrift
hebbe
ontvangen,
inhoudende
dat
hij
zich
gedurende
zijn
dienst¬
tijd
goed
heeft
gedragen.
Hij
kan,
heeft
hij
dit
ontvangen,
tot
dat
zijn
veertigste
jaar
volbracht
is,
als
vrijwil¬
liger
bij
de
Militie
worden
toegelaten.
De
vrijwilligers
strekken
in
mindering
van
het
aandeel
in
de
lichting,
te
dragen
door
de
gemeente
voor
welke
zij
optreden.
Burgemeester
en
Wethouders
voornoemd,
hebben
de
voordeeien
voor
deze
vrijwillige
dienstneming
bepaald
op
de
som
van
f
en
noodigen
de
belanghebbenden
uit,
zich
ter
bekoming
van
verdere
inlichtingen,
te
vervoegen
ter
Secretarie
dezer
gemeeDte,
op
alle
gewone
werkdagen
van
des
voormiddags
FEUILLETON.
Oen
Sxtmilieclrama.
(Broeder
en
Zuster.)
DOOR
H.
T.
CHAPPUJ8.
5.
De
dertigjarige
man
keek
het
meisje
naast
hem
met
schal
ksche
blikken
in
het
frissche
gelaat.
»Wat
dunkt
u
;
heb
ik
geen
gelijk
?"
»Ocb,
meneer
van
Beeloo,
zei
de
negen¬
tienjarige
zacht
maar
duidelijk,
en
een
fijn
blosje
kwam
op
de
donzige
wang
en
de
blanke
vingers
begonnen
met
het
ivoren
hecht
van
het
tafelmesje
te
spelen
;
»Och,
meneer
van
Beeloo,
't
is
zoo
moeilijk
hierop
dadelijk
een
antwoord
te
geven.
Ik
geloof
niet,
dat,
—
neem
mij
niet
kwalijk,
ah
ik
het
zoo
maar
eens
zeg;
—.
dat
de
heeren
fijngevoelig
genoeg
zijn
om
zich
ook
zelfs
maar
eenigszins
te
kunnen
verplaatsen
in
den
toestand
van
een
jong
meisje,
dat
in
zulk
een
geval
verkeert.
Tot
nog
toe
was
alles
njooi
en
lief
en
gqed.
Dat
was
de
engage¬
mentstijd.
Thans
is
het
huwelijksleven
be¬
gonnen,
en
zijn
twee
mengichen,
die
elkander
slechts
zeer
oppervlakkig
leerden
kennen,
vqor
hun
leven
aan
elkander
verbenden.
Nu
kan
ik
het
heel
goed
begrijpen,
diit
een
jonge
vrouw,
en
vooral
iemand
als
Margot,
die
denkt
bij
al
wat
zij
doet,
een
weinig
stil
en
in
zich
zelve
gekeerd
is
en
een
oog
op
de
toekomst
slaat,
ais
—"
DE
ZAAK
van
de
Gebroeders
Hoogerhuis.
Bij
het
afdeelingsonderzoek
van
de
be-
grootiog
van
Justitie
is
ook
de
zooveel
pennen
en
monden
in
beweging
brengende
zaak
van
de
gebroeders
lloogerhuis
ter
sprake
gekomen.
Wij
kunnen
die
zaak
als
bekend
ver¬
onderstellen.
De
drie
gebroeders
Hooger¬
huis
zijn
tot
ettelijke
jaren
tuchthuisstraf
veroordeeld
wegens
gepleegden
inbraak.
En
nu
ongeveer
een
jaar
na
hunne
ver¬
oordeeling
begint
bij
velen
in
de
streek
waar
zij
wonen
de
overtuiging
veld
te
winnen,
dat
hier
door
de
justitie
eene
dwaling
is
begaan.
Drie
anderen
worden
met
name
als
de
schuldigen
genoemd
en
er
is
eene
agitatie
in
den
lande
ontstaan,
die
voedsel
geeft
aan
de
veronderstelling
dat
misschien
drie
onschuldigen
gevange
nisstraf
moeten
ondergaan.
Wij
hebben
in
deze
zaak
geene
opinie
wat
de
zaak
zelve
betreft.
Wij
zijn
niet
genoegzaam
op
de
hoogte
van
de
gronden,
waarop
onze
rechterlijke
macht,
die
wij
zoo
buitengemeen
hoog
stellen
in
dit
geval
een
veroordeelend
vonnis
uitsprak,
en
naar
onze
bescheiden
meening
is
dat
niemand,
die
het
vonnis
niet
in
zijn
geheel
ouder
de
oogen
kreeg
en
het
proces
niet
heeft
Bijgewoond.
Maar
al
waren
wij
daarvan
op
de
hoogte,
dan
willen
wij
gaarne
er¬
kennen,
dat
het
ons
aan
genoegzame
rechts¬
kennis
ontbreekt,
om
te
kunnen
beoordee-
len
of
uit
een
rechtsoogpunt
de
gronden,
waarop
de
veroordeeling
werd
uitgesproken
voldoende
mogen
worden
genoemd.
Maar
wat
wij
wel
weten
is
dat
het
iroodnoodig
is,
dat
in
de
zaak
Hoogerhuis
meer
licht
worde
ontstoken.
In
de
eerste
plaats
voor
de
veroordeelden
zeiven.
Is
er
toch
iets
verschrikkelijkers
denkbaar
dan
onschuldig
vele
jaren
van
zijn
leven
in
den
kerker
door
te
brengen;
ieder
uur
van
den
dag
te
hopen
op
redding
en
te
reik¬
halzen
naar
den
triomf
der
waarheid
?
Waarlijk,
indien
(en
wij
cursiveer
en
dit
woord
lezer,
omdat
wij
in
deze
zaak
geen
oordeel
hebben)
de
gebroeders
Hoogerhuis
voor
and'rer
schuld
boeten,
is
ieder
uur
dat
zij
nog
opgesloten
zijn
een
gruwel.
In
de
tweede
plaats
is
meer
licht
wen-
schelijk
voor
de
Nederlandsche
natie,
van
welk
het
meerendeel
zulk
een
onwrikbaar
vertrouwen
koestert
in
de
uitspraken
van
onze
rechterlijke
macht.
Waar
bij
hon¬
derden
in
den
lande
twijfel
is
ontstaan
aan
de
schuld
van
de
gebroeders
Hoogerhuis
zou
het
onze
rechterlijke
macht
schaden,
wanneer
niet
al
het
licht
dat
de
regeering
in
staat
is
over
deze
zaak
te
doen
schijnen,
werd
onstoken.
Wanneer
hier
eene
dwaling
is
begaan,
en
voorzooverre
ons
bekend
is,
gewerd
on¬
feilbaarheid
tot
nog
toe
geen
sterveling,
staat
onze
rechterlijke
macht
goddank
hoog
genoeg
om
die
te
bekennen,
en
die
bekentenis
kan
alleen
leiden
tot
verhooging
van
den
eerbied
dien
men
voor
haar
koestert.
Het
is
een
verblijdend
feit,
dat
onze
tegenwoordige
minister
van
justitie
de
Hr
Cort
van
der
Linden
zich
deze
zaak
zoo
buitengewoon
aantrekt.
De
bladen
hebben
ons
reeds
gemeld
hoe
hij
in
persoon
een
vernieuwd
onderzoek
ia
deze
zaak
heeft
geleid
en
met
de
veroordeelden
een
lang¬
durig
persoonlijk
onderhoud
heeft
gehad,
Wie
zal
niet
gaarne
gelooven,
dat
als
bij
den
minister
ook
ernstige
twijfel
komt
te
bestaan
aan
de
schuld
van
de
veroordeelden
er
door
hem
alles
zal
gedaan
worden
om
hen
voor
verdere
straf
te
vrijwaren.
Waar
dan
ook
bij
het
afdeelingsonder
zoek
van
de
begrooting
van
justitie
de
vraag
aan
den
minister
werd
gedaan
of
het
niet
mogelijk
ware
in
deze
zaak
meer
licht
te
ontsteken,
zouden
wij
meenen,
dat
de
vragers
aan
het
goede
adres
zijn
komen,
B3KSKB
Die
vraag
was
trouwens
niet
zoo
ge
makkelijk.
Onze
kamer
kan
natuurlijk
moeilijk
critiek
gaan
uitoefenen
op
'de
uitspraken
van
de
rechterlijke
macht.
Wanneer
dat
gewoonte
werd,
zou
het
met
de
onafhankelijkheid
van
onze
rechfers
gedaan
zijn,
en
die
onafhankelijkheid
is
toch
eene
eerste
vereischte
voor
eene
goede
rechtspraak.
Verder
kan
eene
vergadering
uit
houderd
loden
bestaande
uit
den
aard
der
zaak
geene
overtuiging
hebben
omtrent
de
schuld
of
de
onschuld
van
veroordeelden
of
beginnen
met
zich
op
het
standpunt
te
zetten,
dat
hier
eene
rechterlijke
dwaling
zou
hebben
plaats
gehad.
Het
is
aan
sommige
leden
echter
gelukt
een
goeden
vorm
te
vinden,
om
over
deze
zaak
den
Minister
te
interpelleeren.
Die
vorm
is
deze
:
Waar
de
mogelijkheid
eener
rechter¬
lijke
dwaling
niet
is
uitgesloten
;
waar
in
het
openbaar
verklaard
wordt,
dat
men
zich
van
de
onschuld
der
veroordeelden
overtuigd
houdt;
waar
drie
andere
met
name
genoemde
personen
als
de
daders
van
het
misdrijf
zijn
aangeduid,
waar
als
gevolg
van
het
een
en
ander
eene
agitatie
in
den
lande
is
ontstaan
onder
den
druk-
kenden
twijfel,
dat
misschien
drie
onschul¬
digen
gevangenisstraf
ondergaan,
daar
scheen
de
vraag
gewettigd,
of
het
niet
mogelijk
ware
in
deze
zaak
meer
licht
te
ontsteken.
Men
zou
den
minister
erken-
»Ik
zou
bijna
willen
vragen
of
ik
een
beetje
mag
komen
meebabbelen,"
vroeg
een
fijn
stemmetje
op
eens
naast
van
Beeloo.
Een
bevallig
meisjeshoofd
keek
den
rechter
in
het
mannelijk
gelaat.
»Meneer
Stieler
schijnt
door
het
vertrek
van
het
jonge
paar
zoo
geheel
uit
zijn
normalen
toestand
ge¬
raakt,
dat
ik
in
de
laatste
tien
minuten
van
mijn
rechter
buurman
niets
dan
enkele
syl¬
laben
heb
te
hooren
gekregen."
»Wel,
juffrouw
Heuvelinks
;
ik
mocht
u
eigenlijk
wel
mijn
excuses
maken,
dat
ik
mij
van
u
heb
afgewend
,
maar
het
gesprek
met
juffrouw
van
Egen
liep
over
zulk
een
ge¬
wichtig
onderwerp,
dat
ik
de
beleefdheid
jegens
mijn
buurvrouw
aan
mijn
rechterhand
daardoor
heb
uit
het
oog
verloren.
Terwijl
het
drietal
het
gesprek
over
dit
ODderwerp
voortzette,
zat
Koen
Stieler
het
voor
hem
staande
champagneglas
om
en
om
te
draaien.
Hij
bedacht,
dat
Johan
van
Poleska
hem
natuurlijk
zou
opzoeken
om
hem
te
vragen
wat
aanleiding
had
gegeven
tot
het
huwelijk,
dat
dien
middag
was
voltrokken.
Die
vraag
moest
beantwoord
worden,
en
Koen
wilde
wel
eens
een
oogenblik
alleen
zijn,
om
na
te
denken
over
hetgeen
hem
te
doen
stond.
Onder
voorwendsel,
dat
hij
zijn
zus¬
ter
wilde
vaarwel
zeggen,
stond
hij
dus
van
tafel
op
en
liep
den
marmeren
gang
in
naar
zijn
kamer.
»
Margot
is
toch
nog
lang
niet
klaar,"
mompelde
hij
in
zich
zelf;
»en
als
het
rij¬
tuig
voorkomt,
is
het
nog
vroeg
genoeg
om
haar
even
goeden
dag
te
zeggen,"
Hij
wierp
zijn
eleganten
frak
uit,
knoopte
telijk
zijn
voor
alle
inlichtingen,
die
hij
zou
verstrekken.
Meer
in
het
bijzonder
wenschte
men
te
vragen
:
Is
het
waar,
dat
bij
de
justitie
eene
klacht
is
ingediend
tegen
een
persoon,
die
drie
anderen
dan
de
veroordeelden
in
het
openbaar
zou
hebben
aangewezen
?
Is
er
niet
aan
ge¬
dacht,
tegen
de
drie
personen,
die
later
als
de
daders
zijn
aangeduid,
eene
vervol¬
ging
ter
zake
van
hetzelfde
feit
in
te
stellen
P
Deze
vragen
worden
niet
gedaan
om
aan
de
justitie
zijdelings
een
verwijt
te
maken,
maar
uitsluitend
om
te
trachten
een
middel
te
vinden
om
deze
zaak,
zoo
noodig,
opnieuw
grondig
te
onderzoeken."
Naar
onze
bescheiden
meening
zou
een
volledig
antwoord
op
bovenstaande
vragen
het
zoo
gewenschte
licht
in
alle
opzichten
verschaffen.
Toch
kan
men
in
de
periode
waarin
de
zaak
nu
verkeert
niet
te
voorzichtig
zijn
met
zijn
oordeel.
Wij
herhalen
het:
alleen
hij
die
alle
daartoe
vereischte
gegevens
bezit,
kan
daartoe
in
staat
worden
ge¬
acht,
eu
hoe
dikwijls
was
schuldig
of
onschuldig
het
parool
van
de
menigte,
waarbij
naderhand
bleek,
dat
de
gronden
waarop
het
schuldig
of
onschuldig
als
oordeel
van
de
menigte
allen
grond
miste.
Van
beide
gevallen
willen
wij
een
treffend
voorbeeld
in
herinnering
brengen.
Wie
herinnert
zich
niet
het
berucht-
makende
Tichbornproees
weinige
tientallen
jaren
geleden
in
Engelan
J
gevoerd.
Tich-
born
was
een
oplichter,
die
zich
uitgaf
voor
den
doodgewaanden
zoon
van
een
schatrijken
Engelsman,
om
zoodoende
in
het
bezit
van
diens
rijkdommen
te
komen.
Gelijkenis
met
den
overledene
kwamen
hem
bij
zijn
bedrog
te
stade,
en
hij
speelde
zijn
rol
zoo
goed,
dat
familieleden
van
den
overleden
zoon
in
hem
den
overledene
meenden
te
herkennen.
Hij
verloor
echter
een
proces
dat
hem
aangedaan
werd
door
die
familieleden,
die
vast
en
zeker
wisten
met
een
oplichter
te
doen
te
hebben,
en
werd
tot
14
jaren
dwangarbeid
veroordeeld.
Ia
de
eerste
jaren
van
zijne
gevangenschap
werd
deze
Tichborn
door
half
Engeland
voor
een
onschuldig
veroordeelde
gehouden
en
door
velen
als
een
martelaar
vereerd.
Aanzienlijke
dames
boden
hem
hare
hand
aan,
wanneer
hij
zijn
straftijd
zou
lebben
voleind,
geld
werd
in
overvloed
voor
hem
bijeengebracht,
maar
toen
het
Tichborn
bleek,
dat
al
die
ingenomenheid
met
zjn
persoon
hem
niet
baatte,
legde
de
op¬
lichter
in
de
gevangenis
eene
volledige
bekentenis
at,
waardoor
aan
de
Tiehborn-
vereering
een
einde
kwam.
Toen
hj
uit
do
gevangenis
werd
ontslagen,
trachtte
hij
geld
te
verdienen
met
lezingen,
waarin
h
j
uitvoerig
blootlegde
hoe
hij
op
het
denk¬
beeld
van
zjn
bedrog
was
gekomen,
en
hoe
hij
het
had
uitgevoerd.
Een
voorbeeld
van
het
tegenovergestelde
besluite
ons
overzicht.
Een
burgemeester
van
Amsterdam
bad
indertijd
de
gewoonte
om
den
zomer
buiten
door
te
brengen.
Wanneer
hj
in
October
weer
naar
stad
ging,
werden
de
meubelen
en
kostbaar¬
heden
vooruit
gezonden,
en
de
koetsier
en
palfrenier
gingen
dan
mee
om
dien
nacht
in
het
dan
nog
onbewoonde
huis
te
waken.
Zoo
gebeurde
het
eens,
dat
zj
wederom
een
nacht
in
het
huis
moesten
doorbrengen,
waar
den
volgenden
dag
hun
heer
en
mevrouw
zouden
versch
jnen.
Tot
tjdkorting
verzochten
zj
een
zadelmaker
uit
de
buurt
dien
avond
met
hen
te
komen
doorbrengen
om
samen
kaart
te
spelen.
Onder
dat
kaartspelen
had
tusschen
den
zadelmaker
en
den
koetsier
eene
woorden¬
wisseling
plaats,
die
op
vechten
zou
zjn
uitgeloopen,
ware
de
palfrenier
niet
tusschen
beiden
gekomen.
De
zaak
werd
echter
bjgelegd
en
men
speelde
weer
rustig
door
tot
de
palfrenier
zich
om
de
een
of
andere
reden
even
moest
verw
jderen.
loen
hj
terugkwam
vond
hj
den
koetsier
met
een
mes
in
de
hand
in
vertwjfeling
gebogen
over
het
Ijk
van
den
zadelmaker.
De
justitie
werd
in
de
zaak
gemengd
en
de
koetsier
werd
niettegenstaande
bj
zijne
onschuld
bleef
volhouden,
en
ondanks
zjne
bewering,
dat
hj
kort
na
den
palfrenier
de
keuken
verlaten
had
en
bj
zjne
terug¬
komst
den
zadelmaker
vermoord
had
ge¬
vonden,
niet
geloofd
en
wegens
moord
tot
15
jaar
tuchthuisstraf
veroordeeld.
Hj
had
ongeveer
vjf
jaar
gezeten,
en
toen
kwam
zjne
onschuld
aan
het
licht.
Wat
toch
was
er
gebeurd
?
In
de
keuken
had
zich
een
inbreker
laten
insluiten,
die
dien
nacht
zjn
slag
hoopte
te
slaan.
De
aanwezigheid
van
de
drie
mannen
aldaar
had
hem
in
zjn
voornemen
belet.
Toen
nu
de
palfrenier
even
wegging,
en
de
koetsier
hem
kort
daarop
volgde,
besloot
de
inbreker
zich
uit
zjne
gevaari
jke
positie
te
bevrijden.
Hj
sloop
uit
de
kast,
waarin
hj
zich
verborgen
had,
en
waar
de
zadel¬
maker
met
zijnen
rug
naar
toe
zat.
Een
juist
gemikte
stoot
bevrijdde
hem
van
dezen,
en
weldra
was
hj
in
den
tuin
en
over
de
schutting.
Toen
lij
vjf
jaar
later
wegens
een
ander
inisdrjt
tot
levenslange
gevangenisstraf
werd
veroordeeld,
bekende
hj
ook
de
dader
van
dezen
moord
te
zjn,
en
werd
de
onschuldig
veroordeelde
uit
de
gevangenis
ontslagen.
Uit
het
bovenstaande
zal
zeker
wel
te
leeren
zjn,
dat
rechter
te
zjn
dikwijls
een
weinig
benijdenswaardig
ambt
is,
en
dat
aan
iedereen
maar
bovenal
aan
den
rechter
past:
een
voorzichtig
oordeel.
PRINS
JORIS.
Siuitenland.
-
De
diplomatieke
betrekkingen
tusschen
Griekenland
en
Turkije
zijn
hersteld,
zoodat
het
sluiten
van
dan
vrede
spoedig
te
ver¬
wachten
is.
het
laag
uitgesneden
vest
los,
liet
zich
in
een
rottangstoel
vallen
en
begon
zijn
nagels
te
bekijken.
»Ik
had
wèl
zoo
graag
gehad,
dat
die
Poleska
eerst
een
paar
dagen'later
was
thuis
gekomen.
Nu
zit
ik
in
een
leelijk
allerge¬
meenst
parket.
Zijn
beide
laatste
brievpn
heb
ik
ook
nog.
Ik
kan
die
toch
niet
bij
me
houden.
En
ze
verscheuren
gaat
ook
niet."
Hij
stapte
naar
den
schoorsteenmantel,
nam
een
sigaar
en
ging
peinzend
zitten
rooken.
Nu
en
dan
fronste
hij
het
voorhoofd,
en
dan
kwam
er
een
trek
van
somberen
wrevel
o.ver
zijn
regelmatig
schoon
gelaat.
»Waarlijk,
ik
geloof,
dat
dit
nog
de
beste
oplossing
van
het
vraagstuk
is,"
zei
hij
ein¬
delijk
half
overluid.
»0,p
die
manier
sta
ik
in
eens
vierkant
tegenover
hem.
Heeft
de
explicatie
tusschen
hem
en
mij
eenmaal
plaats
gehad
en
heb
ik
hem
den
loop
der
zaken
uit
het
door
mj
gewenschte
gezichts¬
punt
laten
bekijken,
dan
kan
ik
hem
in
't
vervelg
ook
weer
flink
onder
de
oogen
komen.
Dan
kan
hij
met
geen
mogelijkheid
iets
an¬
ders
denken
of
gissen
dan
't
geen
ik
hem
te
denken
heb
gegeven.
Als
er
nog
iemand
behalve
mij
deelgenoot
was.
van
't
geheim,
zou
ik
er
niet
zoo
over
denken.
Maar
nu
't
zuiver
een
zaak
is
tusschen
Margot,
Johan
en
mij,
zou
't
al
heel
vreemd,
ja
zou
*t
zelfs
wonderbaarlijk
moeten
loop,en,
als
bij
ooit
achterdocht
kreeg,
want
spreken
zal
Margot
hem
wel
nimmer.
Daarvoor
zal
zij
wel
zorgen.
We
zullen
dat
maar
opdiewiize
doen,"
*
J
Koen
stond
op,
ging
naar
de
tafel,
nam
een
blaadje
papier
uit
de
lad<>,
schreef
vlug
eenige
regelen
en
schelde
een
der
bedienden
om
het
briefje,
dat
hij
gesloten
en
verzegeld
had,
aan
zijn
adres
te
brengeu.
»Meneer
van
Poleska?
Waar
is
dat,
me¬
neer
?"
vroeg
de
knecht,
die
ter
eere
van
het
bruiloftsfeest
met
zwarten
rok
en
witte
hand¬
schoenen
prijkte.
»Dat
is
op
de
markt,
Frits
;
ten
huize
van
mevrouw
de
weduwe
van
dien
naam.
Vlug
wegbrengen,
hoor!
Maar
van
wien
het
briefje
komt,
behoef
je
niet
te
zegg
n.
Geef
het
maar
af
aan
de
deur."
"Goed,
meneer.
—
Ik
moest
u
vragen
om
heneden
te
komen.
De
jonge
mevrouw
gaat
vertrekken."
is
mevrouw
al
gereed?
Ik
ben
da¬
delijk
bij
haar.
Maak
jij
nu
maar,
dat
je
weg
komt."
Prits^
verliet
de
kamer.
Koen
wierp
zich
weder
in
de
kleederen,
om
afscheid,
te
nemen
van
zijn
zuster.
In
de
kleine
achterkamer
waren
maneer
en
mevrouw
Stieler
met
Margot
alleen.
Blijk¬
baar
was
er
een
onaangenaam
gesprek
voor¬
afgegaan,
want
de
wenkbrauwen
van
de
jonge
vrouw
waren
nog
gefronst,
en
de
oude
heer
Stieler
stond
met
de
eene
band
in
den
zak
met
een
besluiteloos,
ontevreden
gezicht
naar
buiten
te
kijken.
Van
Koelen
hield
niet
van
afscheid
nemen
en
had
zich
dus
onder
eenig
voorwendsel
verwijderd.
Zoodra
Margot
zag
wie
de
binnentredende
was,
wendde
zij
zich
weder
om
naar
baar
ouders.
Aanvankelijk
stond
ze
eenigszins
van
deze
afgewend.
Haar
lippen
waren
minachtend
opgekruld.
»I)aar
s+raks
wenschte
u
me
geluk
met
mijn
huwelijk,
vader.
Thans
wenscht
u
me
goede
reis.
Ik
bedank
u
voor
die
beide
wen-
schen.
Ik
neem
ze
niet
aan,"
klonk
het
met
een
lichte
trilling
in
Margot's
stem.
»Ik
verlang
geen
geluk.
Ik
heb
me
zelve
ver¬
kocht,
verkocht
aan
den
meestbiedende.
Dergelijke
vrouwen
hebben
geen
recht
op
geluk
—"
v
»Maar,
kind!
Bedaar
toch!
Bedenk
wat
je
zegt,"
bracht
Stieler
fluisterend
uit.
»Mij
dunkt,
dat
ik
geen
taal
spreek,
die
u
niet
begrijpt,
papa.
't
Is
nu,
geloof
ik,
meer
dan
tijd
het
masker
af
te
rukken,
dat
we
tegenover
elkander
hebben
gedragen.
Ik
neem
geen
woord
terug
van
't
geen
ik
daar¬
even
zeide.
Verkocht
heb
ik
me,
want
van
Koelen
heb
ik
niet
lief.
Maar
voor
mijn
daad
had
ik
twee
geldige
redenen
—
in
de
eerste
plaats
uw
eigen
verzoek,
papa."
»Maar,
kind
!"
»0,
wou
u
soms
zeggen,
dat
u
mij
niet
hebt
gesmeekt,
bijna
op
de
knieën
gesmeekt
om
van
Koelen's
aanzoek
aan
te
nemen,
om¬
dat
uw
zaken
zoo
slecht
stonden,
en
van
Koelen
het
voornemen
had
te
kennen
ge¬
geven
uw
compagnon
te
worden,
als
ik
zijn
hand
aannam
?"
»Maar,
Margot!"
»0,
is
dat
soms
niet
waar?
Ik
zie
mijn
stiefmoeder
verbleeken.
Wist
die
van
den
benarden
toestand
uwer
zaken
dus
niets
?
Welnu,
ik
heb
gezegd,
dat
het
tijd-
werd
het
masker
af
te
rukken.
Koen
dacht,
dat