Tekstweergave van EC_1897_11_03_0001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
\«. 132. Acht en Twintigste Jaargan 1897 ENKHUIZER COURANT. ALGEMEEN NIEUWS- voor HOLLANDS IV oeiisdag? Dit blad wordt DINSDAG-, DONDERDAG- en ZATERDAG¬ AVOND uitgegeven. Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.— Franco per post door het geheole Rijk voor 3 maanden . 1.20 Naar N. Amerika, Transvaal, Indie, enz., f 6.60 per jaar. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Postadministraties of rechtstreeks bij den uitgever A. EGMOND. EN ADVERTENTIEBLAD NOORDERKWARTIER. W % November. Afzonderlijke Ns. dezer Courant 5 de 3 Ns. 10 Cents. Cents, De prijs der Advertentiën van 1—5 regels is 50 cents, voor eiken regel meer 10 cents. Groote letters en randen worden naar plaatsruimte berekend bewijsnummers gratis. V°aT ADJnsdaS~\..DonddrdaS- en Zaterdagmorgen 10 uur gelieve men de Advertentien in te zenden. Ingezonden stukken minstens één dag vroeger. Bij bestelling van de ENKHUIZER COURANT in den loop van een kwartaal betaalt men slechts de Ns. die nog verschijnen lajamsM. Burgemeester en Wethouders van Enk¬ huizen brengen hiermede ter kennis van belanghebbenden, dat de Najaarsveemarkt aldaar (vrij van alle marktgelden) zal ge¬ houden worden op Donderdag den 4 Novem¬ ber 1897. Eukhuizen, den 23 Oct. 1897. Burgemeester en Wethouders voornoemd, HARTKAMP. De Secretaris, H. VLASVELD. 9 tot des namiddags 3 ure, gedurende welken tijd de aanbieding van vrijwilligers tevens kan geschieden. Enkhuizen den 1 November 1897. Burgemeester en Wethouders voornoemd, HARTKAMP. De Secretaris, 11. VLASVELD. Nationale Militie. Kennisgeving. Burgemeester en Wethouders van Enkhuizen. Gezien art. 1, 2de lid der Wet op de Nationale Militie van den 19 Augustus 1861 (Staatsblad No. 72) houdende: >De Militie wordt zooveel mogelijk uit Vrijwilligers sa¬ mengesteld." Gelet op de artikelen 11, 12, 13 en 14 der opgenoemde Wet, alsmede op art. 9 van het Koninklijk besluit van den 17 December 1861 (Staatsblad No. 127), waarbij de wijze van indiensttreding wordt geregeld. BreDgen bij deze ter kennis van de be¬ langhebbenden de navolgende bij opgenoemde Wet gemaakte bepalingen, luidende als volgt: Om vrijwilliger by de Militie te zijn, moet men ongehuwd of kinderloos, weduw¬ naar en ingezeten wezen, voorts lichamelijk voor den dienst geschikt, ten minste 1,56'el lang, op den 1 Januari van het jaar der toelating: als vrijwilliger, het 19de jaar inge¬ treden zijn en het 35ste nog niet volbracht hebben, tot op het tijdstip der toelating aan zijne verplichtingen ten aanzien der Militie, voor zoover die te vervullen waren, voldaan en een goed zedelijk gedrag hebben geleid. Hij, die voor de Militie is ingeschreven, wordt slechts als vrijwilliger toegelaten voor de gemeente, in welke hij ingeschreven is, tenzij hij geene verplichtingen ten aanzien van de Militie meer te vervullen hebbe. Hij, die bij de zeemacht, bij het leger hier te lande, of bij het krijgsvolk in 's Rijks Overzeesche bezittingen heeft gediend, Wurdt niet als vrijwilliger bij de Militie toeg-ltten, tenzij hij bij het verlaten van den dienst, behalve een bewijs van ontslag van den be¬ velhebber, onder wien hij laatstelijk heeft gediend, een getuigschrift hebbe ontvangen, inhoudende dat hij zich gedurende zijn dienst¬ tijd goed heeft gedragen. Hij kan, heeft hij dit ontvangen, tot dat zijn veertigste jaar volbracht is, als vrijwil¬ liger bij de Militie worden toegelaten. De vrijwilligers strekken in mindering van het aandeel in de lichting, te dragen door de gemeente voor welke zij optreden. Burgemeester en Wethouders voornoemd, hebben de voordeeien voor deze vrijwillige dienstneming bepaald op de som van f en noodigen de belanghebbenden uit, zich ter bekoming van verdere inlichtingen, te vervoegen ter Secretarie dezer gemeeDte, op alle gewone werkdagen van des voormiddags FEUILLETON. Oen Sxtmilieclrama. (Broeder en Zuster.) DOOR H. T. CHAPPUJ8. 5. De dertigjarige man keek het meisje naast hem met schal ksche blikken in het frissche gelaat. »Wat dunkt u ; heb ik geen gelijk ?" »Ocb, meneer van Beeloo, zei de negen¬ tienjarige zacht maar duidelijk, en een fijn blosje kwam op de donzige wang en de blanke vingers begonnen met het ivoren hecht van het tafelmesje te spelen ; »Och, meneer van Beeloo, 't is zoo moeilijk hierop dadelijk een antwoord te geven. Ik geloof niet, dat, neem mij niet kwalijk, ah ik het zoo maar eens zeg; —. dat de heeren fijngevoelig genoeg zijn om zich ook zelfs maar eenigszins te kunnen verplaatsen in den toestand van een jong meisje, dat in zulk een geval verkeert. Tot nog toe was alles njooi en lief en gqed. Dat was de engage¬ mentstijd. Thans is het huwelijksleven be¬ gonnen, en zijn twee mengichen, die elkander slechts zeer oppervlakkig leerden kennen, vqor hun leven aan elkander verbenden. Nu kan ik het heel goed begrijpen, diit een jonge vrouw, en vooral iemand als Margot, die denkt bij al wat zij doet, een weinig stil en in zich zelve gekeerd is en een oog op de toekomst slaat, ais —" DE ZAAK van de Gebroeders Hoogerhuis. Bij het afdeelingsonderzoek van de be- grootiog van Justitie is ook de zooveel pennen en monden in beweging brengende zaak van de gebroeders lloogerhuis ter sprake gekomen. Wij kunnen die zaak als bekend ver¬ onderstellen. De drie gebroeders Hooger¬ huis zijn tot ettelijke jaren tuchthuisstraf veroordeeld wegens gepleegden inbraak. En nu ongeveer een jaar na hunne ver¬ oordeeling begint bij velen in de streek waar zij wonen de overtuiging veld te winnen, dat hier door de justitie eene dwaling is begaan. Drie anderen worden met name als de schuldigen genoemd en er is eene agitatie in den lande ontstaan, die voedsel geeft aan de veronderstelling dat misschien drie onschuldigen gevange nisstraf moeten ondergaan. Wij hebben in deze zaak geene opinie wat de zaak zelve betreft. Wij zijn niet genoegzaam op de hoogte van de gronden, waarop onze rechterlijke macht, die wij zoo buitengemeen hoog stellen in dit geval een veroordeelend vonnis uitsprak, en naar onze bescheiden meening is dat niemand, die het vonnis niet in zijn geheel ouder de oogen kreeg en het proces niet heeft Bijgewoond. Maar al waren wij daarvan op de hoogte, dan willen wij gaarne er¬ kennen, dat het ons aan genoegzame rechts¬ kennis ontbreekt, om te kunnen beoordee- len of uit een rechtsoogpunt de gronden, waarop de veroordeeling werd uitgesproken voldoende mogen worden genoemd. Maar wat wij wel weten is dat het iroodnoodig is, dat in de zaak Hoogerhuis meer licht worde ontstoken. In de eerste plaats voor de veroordeelden zeiven. Is er toch iets verschrikkelijkers denkbaar dan onschuldig vele jaren van zijn leven in den kerker door te brengen; ieder uur van den dag te hopen op redding en te reik¬ halzen naar den triomf der waarheid ? Waarlijk, indien (en wij cursiveer en dit woord lezer, omdat wij in deze zaak geen oordeel hebben) de gebroeders Hoogerhuis voor and'rer schuld boeten, is ieder uur dat zij nog opgesloten zijn een gruwel. In de tweede plaats is meer licht wen- schelijk voor de Nederlandsche natie, van welk het meerendeel zulk een onwrikbaar vertrouwen koestert in de uitspraken van onze rechterlijke macht. Waar bij hon¬ derden in den lande twijfel is ontstaan aan de schuld van de gebroeders Hoogerhuis zou het onze rechterlijke macht schaden, wanneer niet al het licht dat de regeering in staat is over deze zaak te doen schijnen, werd onstoken. Wanneer hier eene dwaling is begaan, en voorzooverre ons bekend is, gewerd on¬ feilbaarheid tot nog toe geen sterveling, staat onze rechterlijke macht goddank hoog genoeg om die te bekennen, en die bekentenis kan alleen leiden tot verhooging van den eerbied dien men voor haar koestert. Het is een verblijdend feit, dat onze tegenwoordige minister van justitie de Hr Cort van der Linden zich deze zaak zoo buitengewoon aantrekt. De bladen hebben ons reeds gemeld hoe hij in persoon een vernieuwd onderzoek ia deze zaak heeft geleid en met de veroordeelden een lang¬ durig persoonlijk onderhoud heeft gehad, Wie zal niet gaarne gelooven, dat als bij den minister ook ernstige twijfel komt te bestaan aan de schuld van de veroordeelden er door hem alles zal gedaan worden om hen voor verdere straf te vrijwaren. Waar dan ook bij het afdeelingsonder zoek van de begrooting van justitie de vraag aan den minister werd gedaan of het niet mogelijk ware in deze zaak meer licht te ontsteken, zouden wij meenen, dat de vragers aan het goede adres zijn komen, B3KSKB Die vraag was trouwens niet zoo ge makkelijk. Onze kamer kan natuurlijk moeilijk critiek gaan uitoefenen op 'de uitspraken van de rechterlijke macht. Wanneer dat gewoonte werd, zou het met de onafhankelijkheid van onze rechfers gedaan zijn, en die onafhankelijkheid is toch eene eerste vereischte voor eene goede rechtspraak. Verder kan eene vergadering uit houderd loden bestaande uit den aard der zaak geene overtuiging hebben omtrent de schuld of de onschuld van veroordeelden of beginnen met zich op het standpunt te zetten, dat hier eene rechterlijke dwaling zou hebben plaats gehad. Het is aan sommige leden echter gelukt een goeden vorm te vinden, om over deze zaak den Minister te interpelleeren. Die vorm is deze : Waar de mogelijkheid eener rechter¬ lijke dwaling niet is uitgesloten ; waar in het openbaar verklaard wordt, dat men zich van de onschuld der veroordeelden overtuigd houdt; waar drie andere met name genoemde personen als de daders van het misdrijf zijn aangeduid, waar als gevolg van het een en ander eene agitatie in den lande is ontstaan onder den druk- kenden twijfel, dat misschien drie onschul¬ digen gevangenisstraf ondergaan, daar scheen de vraag gewettigd, of het niet mogelijk ware in deze zaak meer licht te ontsteken. Men zou den minister erken- »Ik zou bijna willen vragen of ik een beetje mag komen meebabbelen," vroeg een fijn stemmetje op eens naast van Beeloo. Een bevallig meisjeshoofd keek den rechter in het mannelijk gelaat. »Meneer Stieler schijnt door het vertrek van het jonge paar zoo geheel uit zijn normalen toestand ge¬ raakt, dat ik in de laatste tien minuten van mijn rechter buurman niets dan enkele syl¬ laben heb te hooren gekregen." »Wel, juffrouw Heuvelinks ; ik mocht u eigenlijk wel mijn excuses maken, dat ik mij van u heb afgewend , maar het gesprek met juffrouw van Egen liep over zulk een ge¬ wichtig onderwerp, dat ik de beleefdheid jegens mijn buurvrouw aan mijn rechterhand daardoor heb uit het oog verloren. Terwijl het drietal het gesprek over dit ODderwerp voortzette, zat Koen Stieler het voor hem staande champagneglas om en om te draaien. Hij bedacht, dat Johan van Poleska hem natuurlijk zou opzoeken om hem te vragen wat aanleiding had gegeven tot het huwelijk, dat dien middag was voltrokken. Die vraag moest beantwoord worden, en Koen wilde wel eens een oogenblik alleen zijn, om na te denken over hetgeen hem te doen stond. Onder voorwendsel, dat hij zijn zus¬ ter wilde vaarwel zeggen, stond hij dus van tafel op en liep den marmeren gang in naar zijn kamer. » Margot is toch nog lang niet klaar," mompelde hij in zich zelf; »en als het rij¬ tuig voorkomt, is het nog vroeg genoeg om haar even goeden dag te zeggen," Hij wierp zijn eleganten frak uit, knoopte telijk zijn voor alle inlichtingen, die hij zou verstrekken. Meer in het bijzonder wenschte men te vragen : Is het waar, dat bij de justitie eene klacht is ingediend tegen een persoon, die drie anderen dan de veroordeelden in het openbaar zou hebben aangewezen ? Is er niet aan ge¬ dacht, tegen de drie personen, die later als de daders zijn aangeduid, eene vervol¬ ging ter zake van hetzelfde feit in te stellen P Deze vragen worden niet gedaan om aan de justitie zijdelings een verwijt te maken, maar uitsluitend om te trachten een middel te vinden om deze zaak, zoo noodig, opnieuw grondig te onderzoeken." Naar onze bescheiden meening zou een volledig antwoord op bovenstaande vragen het zoo gewenschte licht in alle opzichten verschaffen. Toch kan men in de periode waarin de zaak nu verkeert niet te voorzichtig zijn met zijn oordeel. Wij herhalen het: alleen hij die alle daartoe vereischte gegevens bezit, kan daartoe in staat worden ge¬ acht, eu hoe dikwijls was schuldig of onschuldig het parool van de menigte, waarbij naderhand bleek, dat de gronden waarop het schuldig of onschuldig als oordeel van de menigte allen grond miste. Van beide gevallen willen wij een treffend voorbeeld in herinnering brengen. Wie herinnert zich niet het berucht- makende Tichbornproees weinige tientallen jaren geleden in Engelan J gevoerd. Tich- born was een oplichter, die zich uitgaf voor den doodgewaanden zoon van een schatrijken Engelsman, om zoodoende in het bezit van diens rijkdommen te komen. Gelijkenis met den overledene kwamen hem bij zijn bedrog te stade, en hij speelde zijn rol zoo goed, dat familieleden van den overleden zoon in hem den overledene meenden te herkennen. Hij verloor echter een proces dat hem aangedaan werd door die familieleden, die vast en zeker wisten met een oplichter te doen te hebben, en werd tot 14 jaren dwangarbeid veroordeeld. Ia de eerste jaren van zijne gevangenschap werd deze Tichborn door half Engeland voor een onschuldig veroordeelde gehouden en door velen als een martelaar vereerd. Aanzienlijke dames boden hem hare hand aan, wanneer hij zijn straftijd zou lebben voleind, geld werd in overvloed voor hem bijeengebracht, maar toen het Tichborn bleek, dat al die ingenomenheid met zjn persoon hem niet baatte, legde de op¬ lichter in de gevangenis eene volledige bekentenis at, waardoor aan de Tiehborn- vereering een einde kwam. Toen hj uit do gevangenis werd ontslagen, trachtte hij geld te verdienen met lezingen, waarin h j uitvoerig blootlegde hoe hij op het denk¬ beeld van zjn bedrog was gekomen, en hoe hij het had uitgevoerd. Een voorbeeld van het tegenovergestelde besluite ons overzicht. Een burgemeester van Amsterdam bad indertijd de gewoonte om den zomer buiten door te brengen. Wanneer hj in October weer naar stad ging, werden de meubelen en kostbaar¬ heden vooruit gezonden, en de koetsier en palfrenier gingen dan mee om dien nacht in het dan nog onbewoonde huis te waken. Zoo gebeurde het eens, dat zj wederom een nacht in het huis moesten doorbrengen, waar den volgenden dag hun heer en mevrouw zouden versch jnen. Tot tjdkorting verzochten zj een zadelmaker uit de buurt dien avond met hen te komen doorbrengen om samen kaart te spelen. Onder dat kaartspelen had tusschen den zadelmaker en den koetsier eene woorden¬ wisseling plaats, die op vechten zou zjn uitgeloopen, ware de palfrenier niet tusschen beiden gekomen. De zaak werd echter bjgelegd en men speelde weer rustig door tot de palfrenier zich om de een of andere reden even moest verw jderen. loen hj terugkwam vond hj den koetsier met een mes in de hand in vertwjfeling gebogen over het Ijk van den zadelmaker. De justitie werd in de zaak gemengd en de koetsier werd niettegenstaande bj zijne onschuld bleef volhouden, en ondanks zjne bewering, dat hj kort na den palfrenier de keuken verlaten had en bj zjne terug¬ komst den zadelmaker vermoord had ge¬ vonden, niet geloofd en wegens moord tot 15 jaar tuchthuisstraf veroordeeld. Hj had ongeveer vjf jaar gezeten, en toen kwam zjne onschuld aan het licht. Wat toch was er gebeurd ? In de keuken had zich een inbreker laten insluiten, die dien nacht zjn slag hoopte te slaan. De aanwezigheid van de drie mannen aldaar had hem in zjn voornemen belet. Toen nu de palfrenier even wegging, en de koetsier hem kort daarop volgde, besloot de inbreker zich uit zjne gevaari jke positie te bevrijden. Hj sloop uit de kast, waarin hj zich verborgen had, en waar de zadel¬ maker met zijnen rug naar toe zat. Een juist gemikte stoot bevrijdde hem van dezen, en weldra was hj in den tuin en over de schutting. Toen lij vjf jaar later wegens een ander inisdrjt tot levenslange gevangenisstraf werd veroordeeld, bekende hj ook de dader van dezen moord te zjn, en werd de onschuldig veroordeelde uit de gevangenis ontslagen. Uit het bovenstaande zal zeker wel te leeren zjn, dat rechter te zjn dikwijls een weinig benijdenswaardig ambt is, en dat aan iedereen maar bovenal aan den rechter past: een voorzichtig oordeel. PRINS JORIS. Siuitenland. - De diplomatieke betrekkingen tusschen Griekenland en Turkije zijn hersteld, zoodat het sluiten van dan vrede spoedig te ver¬ wachten is. het laag uitgesneden vest los, liet zich in een rottangstoel vallen en begon zijn nagels te bekijken. »Ik had wèl zoo graag gehad, dat die Poleska eerst een paar dagen'later was thuis gekomen. Nu zit ik in een leelijk allerge¬ meenst parket. Zijn beide laatste brievpn heb ik ook nog. Ik kan die toch niet bij me houden. En ze verscheuren gaat ook niet." Hij stapte naar den schoorsteenmantel, nam een sigaar en ging peinzend zitten rooken. Nu en dan fronste hij het voorhoofd, en dan kwam er een trek van somberen wrevel o.ver zijn regelmatig schoon gelaat. »Waarlijk, ik geloof, dat dit nog de beste oplossing van het vraagstuk is," zei hij ein¬ delijk half overluid. »0,p die manier sta ik in eens vierkant tegenover hem. Heeft de explicatie tusschen hem en mij eenmaal plaats gehad en heb ik hem den loop der zaken uit het door mj gewenschte gezichts¬ punt laten bekijken, dan kan ik hem in 't vervelg ook weer flink onder de oogen komen. Dan kan hij met geen mogelijkheid iets an¬ ders denken of gissen dan 't geen ik hem te denken heb gegeven. Als er nog iemand behalve mij deelgenoot was. van 't geheim, zou ik er niet zoo over denken. Maar nu 't zuiver een zaak is tusschen Margot, Johan en mij, zou 't al heel vreemd, ja zou *t zelfs wonderbaarlijk moeten loop,en, als bij ooit achterdocht kreeg, want spreken zal Margot hem wel nimmer. Daarvoor zal zij wel zorgen. We zullen dat maar opdiewiize doen," * J Koen stond op, ging naar de tafel, nam een blaadje papier uit de lad<>, schreef vlug eenige regelen en schelde een der bedienden om het briefje, dat hij gesloten en verzegeld had, aan zijn adres te brengeu. »Meneer van Poleska? Waar is dat, me¬ neer ?" vroeg de knecht, die ter eere van het bruiloftsfeest met zwarten rok en witte hand¬ schoenen prijkte. »Dat is op de markt, Frits ; ten huize van mevrouw de weduwe van dien naam. Vlug wegbrengen, hoor! Maar van wien het briefje komt, behoef je niet te zegg n. Geef het maar af aan de deur." "Goed, meneer. Ik moest u vragen om heneden te komen. De jonge mevrouw gaat vertrekken." is mevrouw al gereed? Ik ben da¬ delijk bij haar. Maak jij nu maar, dat je weg komt." Prits^ verliet de kamer. Koen wierp zich weder in de kleederen, om afscheid, te nemen van zijn zuster. In de kleine achterkamer waren maneer en mevrouw Stieler met Margot alleen. Blijk¬ baar was er een onaangenaam gesprek voor¬ afgegaan, want de wenkbrauwen van de jonge vrouw waren nog gefronst, en de oude heer Stieler stond met de eene band in den zak met een besluiteloos, ontevreden gezicht naar buiten te kijken. Van Koelen hield niet van afscheid nemen en had zich dus onder eenig voorwendsel verwijderd. Zoodra Margot zag wie de binnentredende was, wendde zij zich weder om naar baar ouders. Aanvankelijk stond ze eenigszins van deze afgewend. Haar lippen waren minachtend opgekruld. »I)aar s+raks wenschte u me geluk met mijn huwelijk, vader. Thans wenscht u me goede reis. Ik bedank u voor die beide wen- schen. Ik neem ze niet aan," klonk het met een lichte trilling in Margot's stem. »Ik verlang geen geluk. Ik heb me zelve ver¬ kocht, verkocht aan den meestbiedende. Dergelijke vrouwen hebben geen recht op geluk —" v »Maar, kind! Bedaar toch! Bedenk wat je zegt," bracht Stieler fluisterend uit. »Mij dunkt, dat ik geen taal spreek, die u niet begrijpt, papa. 't Is nu, geloof ik, meer dan tijd het masker af te rukken, dat we tegenover elkander hebben gedragen. Ik neem geen woord terug van 't geen ik daar¬ even zeide. Verkocht heb ik me, want van Koelen heb ik niet lief. Maar voor mijn daad had ik twee geldige redenen in de eerste plaats uw eigen verzoek, papa." »Maar, kind !" »0, wou u soms zeggen, dat u mij niet hebt gesmeekt, bijna op de knieën gesmeekt om van Koelen's aanzoek aan te nemen, om¬ dat uw zaken zoo slecht stonden, en van Koelen het voornemen had te kennen ge¬ geven uw compagnon te worden, als ik zijn hand aannam ?" »Maar, Margot!" »0, is dat soms niet waar? Ik zie mijn stiefmoeder verbleeken. Wist die van den benarden toestand uwer zaken dus niets ? Welnu, ik heb gezegd, dat het tijd- werd het masker af te rukken. Koen dacht, dat