Tekstweergave van EC_1896_01_01_0002
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
No.
1.
Zeven
en
Twïntigsten
Jaargang.
1896
ENKHUIZER
COURANT.
mam
unit
voor
HOLLANDS
Woensdag'
Dit
blad
verschijnt
WOENSDAGS,
VRIJDAGS
en
ZONDAGS.
Abonnementsprijs
voor
3
maanden
ƒ
1.—
Franco
per
post
„
„
,,
R20
Men
abonneert
zich
bij
alle
Boekhandelaren
en
Postdirecteuren
of
rechtstreeks
bfl
den
uitgever
A.
EGMOND.
EI
ilTIEIEITIIIllD
NOORDERKWARTIER
1
Januari.
Afzonderlijke
Ns.
dezer
Courant
aan
het
Bureau
ahjehaafd
5
Cents.
De
prijs
der
Advertentiën
van
1-—6
regels
is
65
cents
met
inbegrip
van
1
bewijsnummer,
voor
eiken
regel
méér
10
cents.
Vóór
Dinsdag-,
Donderdag-
en
Zaterdagmorgen
10
uur
gelievo
men
de
Advertentiën
in
te
zenden.
Ingezonden
stukken
minstens
één
aag
vroeger.
■
Bij
bestelling
van
de
ENKHUIZER
COURANT
in
den
loop
van
ien.
kwartaal
betaalt
men
slechts
de
Ns.
die
nog
verschijnen.
OUDEJAARSAVOND.
De
zon
gaat
onder.
Donkerheid
bedekt
het
aardrijk
en
de
levenlooze
natuur.
Nog
slechts
weinige
uren,
en
de
band
die
het
jaar
1895
aan
het
lieden
vasthechtte,
breekt
af.
Dan
wordt
liet
jaar
verzameld
tot
zijne
tienduizenden
voorgangers
om
tot
de
geschiedenis
te
behooren.
Wat
het
jaar
opleverde
was
niet
voor
allen
gelijk.
Voor
velen
hield
het
geen
rekening
met
behoeften
en
jvenschen
en
in
stoffelijk
opzicht
met
verdiensten
en
hare
contra's.
Gelukkig
voor
het
eerste,
dat
het
ook
nog
belooning
in
zichzelf
vindt;
gelukkig
ook
voor
de
laatsten,
dat
de
gevolgen
van
een
niet
goed
besteed
leven
van
afschrikkenden
aard
zijn,
zoo
niet
voor
hen,
dan
toch
voor
anderen.
Moge
een
jaarkring
ook
al
wegzinken
in
de
nooit
te
vullen
diepte,
waarin
de
eeuwen
verzameld
worden,
wat
op
aarde
leett,
wentelt
met
de
aarde
rond
en
stapt
.
onmerkbaar
over
van
den
eenen
tijdkring
in
den
anderen.
Sommigen
werpen
nog
een
blik
achterwaarts,
overzien
de
baan,
die
zij
hebben
afgelegd
en
staren
niet
weemoed
op
donkere
punten
;
het
is
daar,
waar
zij
anders
en
heter
hadden
kunnen
en
behooren
te
spreken
en
te
handelen
dan
zij
deden.
Anderen
zullen
zich
beklagen,
dat
het
afgeloopen
jaar
hen
niet
gaf
waarop
zij
meenden
aanspraak
te
kunnen
maken,
of
waarop
zij
aanvankelijk
gehoopt
—
zeg
gerekend
hadden.
Verre¬
weg
de
minsten
zullen
met
een
zegenenden
en
dankbaren
groet
van
het
jaar
afscheid
nemen.
Op
Oudejaarsavond
bepaalt
ieder
zich
gaarne
tot
zichzelf;
de
gemoedelijk
ernstige
bepaalt
zich
bij
dat,
waarin
hij
tekort
is
gekomen;
een
ander
bij
de
verwachtingen
die
al
of
niet
vervuld
zijn;
een
derde
bij
de
slagen
die
het
lot
hem
toe¬
bracht
of
aan
de
benadeeling
en
grieven,
die
hij
van
de
zijde
van
anderen
te
verduren
had
enz.
Maar
laat
ons
ook
eens
vragen,
wat
wij
als
lid
van
de
maat¬
schappij
in
het
algemeen
geweest
zijn
voor
de
maatschappij
in
meer
algemeenen
zin.
Zie,
de
aarde
wentelt
voort,
altijd
voort
en
weldra
voert
wat
wij
den
tijd
noemen
ons
aan
de
eindpaal
van
ons
leven.
En
dan
dalen
wij
neer
in
het
donkere
graf,
waar
wij
niets
kunnen
verbéteren,
wat
door
ons
niet
goed
werd
gedaan
en
wij
niets
kunnen
aanvullen
van
hetgeen
waarin
wij
tekort
zijn
gekomen;
Zal
onze
geschiedenis
dan
aldus
luiden
:
„hij
heeft
lekker
ge¬
leefd
op
aarde,
heeft
zijne
lusten
gevolgd,
heeft
zijn
lichaam
gevoed
—
en
—
niets
—
meer
!
?"
Laat
ons
straks
met
opgewekten
zin
het
nieuwe
jaar
dat
daar
aansnelt
intreden,
met
de
hoop
in
het
hart
dat
wij
aan
het
einde
ervan
kunnen
uitroepen
:
„zie
hoeveel
de
menschen,
hoeveel
de
maatschappij
aan
innerlijke
waarde
en
geluk
is
voor¬
uitgegaan,
de
maatschappij,
waartoe
ik
mijn
eigen
persoon
in
alle
nederigheid
tellen
mag."
CONATÜS.
Arie
Klaproos'
NIEUW
JAARS
W
ENSCH.
Waarde
lezers
en
lezeressen
van
de
Enkhuizer
Krant,
In
gedachten
geef
ik
u
allen
de
hand
En
wensch
u
al
te
gaar
Veel
zegen
in
het
nieuwe
jaar.
„Dat
's
vrij
plat,"
zegt
gij
misschien,
„Goed
voor
die
eenvoudige
liên
„Die
u
een
fooitje
of
centje
komen
vragen,
„En
u
daardoor
telkens
weer
„'t
land"
aanjagen,
„Maar
wier
hart'lijkheid
wordt
bepadld
„Door
de
mildheid
waarmê#
zij
wordt
betaald."
Ik
niet
alzoo,
ik
vraag
lofspraak
noch
fooi,
En
vrij
kunt
gij
zeggen:
„'t
is
leelijk"
of'tismooi".
En
plat
?
och
ja,
maar
een
man
zonder
snor
Is
plat
in
zijn
spreken,
zijn
taal
is
zoo
dor!
Daar
te
boven,
een
man
met
klompen
aan
de
voeten
Moet
plat
zijn
in
't
spreken
en
plat
ook
in
't
groeten.
Gemaaktheid
—
o
foei,
het
is
and'ren
bedriegen,
Ik
houd
het
althans
voor
bedriegen
en
liegen.
Ben
ik
plat?
Goedenmorgen,
al
ben
ik
slechts
waar,
Want
de
rest
is
maar
opschik,
zij
scheelt
mij
geen
haar.
Maar
'k
wensch
u
dan
zegen
:
gezondheid
nummer
een,
Yan
hoofd
en
van
hart
en
van
longen
en
lêen
;
En
een
maag
die
veel
vraagt,
't
make
u
sterker
dan
ijzer,
En
een
geest
die
veel
opneemt,
dus
eiken
dag
wijzer,
Heb
lust
in
het
leven,
wees
vroolijk
en
blij,
Wees
vrj
en
wees
vroom
en
wees
vroom
en
wees
vrj
!
Gezondheid,
bescherm
haar
door
arb/nd
en
lucht,
Door
redeljk
zelfbedwang
en
zeedijken
tucht!
Wat
stel
ik
daarnevens,
gemerkt
nummer
twee
?
O,
'k
weet
al,
't
is
voorspoed,
te
land
en
ter
zee
;
Een
vruchtbaar
seizoen
en
een
veilige
rêe;
Veel
boter
en
kaas
en
op
zee
alles
mee;
Zoo
hier
met
de
bloemkool
als
ginds
met
het
vee;
Zoo
hier
met
den
mosterd
als
ginds
met
de
schol,
De
zakken
en
bunnen
met
twee
scheppen
vol.
Het
ambacht,
de
nering,
als
nimmer
beklant,
De
winsten
heel
ruim,
de
betaling
contant.
De
werkman
ruim
brood
en
een
spaarpot
daarbij,
Een
wjfje,
heel
proper,
en
zacht
—
o,
als
zj
!
De
menschen
van
studie
met
stoomkracht
vooruit,
En
handen
die
tillen,
een
wagen,
die
kruit.
De
staat
make
schulden,
ver
boven
't
miljard,
Het
geld
vindt
een
plaats
dan,
den
bankman
naar
't
hart.
Op
't
land
en
op
zee,
in
paleis
en
in
kluis
Strooie
voorspoed
haar
bloemen
en
stichte
ze
een
t'huis.
Wat
zal
nummer
drie
nu
wezen
?
Of
heb
'k
alles
reeds
genoemd,
Wat
een
vollen
zegen
aanbiedt,
Waarbj
geu
gelukkig
roemt?
'kWeet,
zj
werken
krachtig
mede,
Maar
genoeg,
dat
zijn
zj
niet.
Bj
gezondheid
en
bj
voorspoed
Ljdt
een
mensch
toch
vaak
verdriet,
Hier
een
jong'ling,
die
een
meisje
Om
het
jawoord
roerend
smeekt,
En
die
krimpt
van
smart
als
zj
een
Koel
en
forsch
„gaheen"
!
uitspreekt.
Daar
een
maagd,
die
eenen
jong'ling
Aanhing
met
geheel
haar
ziel,
En
die
't
lot
haar
toch
niet
gunde
Of
die
stervend
haar
ontviel.
Hier
een
man,
die
treurig
neerziet
Starend
op
een
leege
stoel;
Hj
verloor,
wat
hem
zoo
lief
was,
Levenslust
en
levensdoel.
Hier
een
moeder
....
Maar
niet
verder
!
Elke
schets
van
leed
en
smart,
Waar
te
zwak
voor
tal
van
moeders,
Voor
het
vrouwe-
en
moederhart.
Eerzucht
die
zich
vaak
miskend
acht,
Plannen,
wenschcn,
zonder
tal,
Ach,
zj
drupp'len
in
den
beker
Van
het
leven
wel
eens
gal.
Hier....
Maar
waarom
meer
te
noemen
?
Reeds
genoeg....
Wj
weten
dan
Dat
gezondheid,
voorspoed,
ons
het
Vol
geluk
niet
geven
kan.
fed,#
'If-V
m
te
■»
w
m-fï
'n.
v
hi
t-
,oe
V"
■
Sen
jan
te
'e-
hh
Ir
e-
de
de
•ie
i.en
eeiK^
i
ét
u-
.ja
Ier,
ten
'JIG
r
w
FEUILLETON.
De
Eer
tiered.
VAN
GEORGES
OHNET.
Schrijver
van
»De
industrieel
van
Pont-Avesnes."
»Ik
neem
je
dat
niet
kwalijk,
beste
vriend,"
ant¬
woordde
David
lachend:
»Wat
je
zegt
is
heel
juist
en
zou
stof
tot
nadenken
kunnen
geven
;
maar
ik
ben
vol
vertrouwen,
en
dat
is
de
hoofdzaak.
Juf¬
frouw
Lebarbier
is
heel
mooi,
daarom
aanbid
ik
haar
ook.
Zij
werd
zeer
eenvoudig
opgevoed
door
een
braven
vader.
Zij
zal
op
la
Neuville
leven,
geheel
buiten,
ver
van
alle
verleidingen,
en
ik
hoop
dat
de
achting,
welke
ik
haar
zal
weten
in
te
boe¬
zemen,
en
de
gehechtheid,
die
zij
mij
toedragen
zal,
haar
tegen
alle
bekoringen
zullen
behoeden.
Zij
zal
mij
zien
arbeiden
om
haar
welvaart
te
verzeke¬
ren,
zij
zal
ons
vermogen
zien
toenemen,
want
voor
haar
wil
en
moet
ik
slagen.
Zij
zal
verstand
en
hart
genoeg
bezitten
om
mij
dankbaar
te
zijn
voor
de
pogingen,
die
ik
voor
haar
in
het
werk
zal
stellen,
en
zoo
ik
het
geluk
heb
kinderen
te
krij¬
gen,
zal
de
moederliefde
mij
nog
geruster
maken.
Ziedaar,
vriend
,
wat
ik
tot
mijzelf
heb
gezegd,
de
berekeningen
die
ik
heb
gemaakt,
en
wie
mij
ook
ongelijk
geve:
ik
heb
lief,
ik
vertrouw
en
ben
ge¬
lukkig
!"
«Je
bent
een
brave
kerel,"
riep
Cendrin
uit:
«en
het
kan
zeer
goed
zijn,
dat
je
gelijk
hebt.
Ik
be¬
gin
het
te
gelooven,
want
je
hebt
mij
gered,
ver-
wenschte
stijfkop
;
je
bent
dus
wel
in
staat
je
vrouw
voor
je
te
winnen,
gelijk
je
reeds
je
fabriek
veroverd
hebt.
Komaan,
David,
wij
zullen
je
rijk
zien,
gelukkig
en
beroemd."
«Zooveel
vraag
ik
niet;
maar
ik
dorst
alleen
naar
geluk."
«Voor
het
oogenblik,"
verklaarde
Pérignon
:
«maal¬
later
moet
ook
de
rest
volgen,
en
dat
zal
zeker."
Zij
staken
elkander
de
hand
toe,
en
beschouwden
de
toekomst
met
hoopvolle
oogen.
Alles
ging
zooals
Herbelin
het
voorspeld
had.
Hij
vestigde
zich
met
zijne
jonge
vrouw
op
la
Neuville,
en
leefde
er
eenige
jaren
in
ijverigen
en
winstgeven-
den
vrede.
Zij
schonk
hem
eene
dochter,
en
dit
kind
hechtte
hem
nog
inniger
aan
zijn
vrouw.
David
werd
nooit
moede
het
bekoorlijke
groepje
gade,
te
slaan,
gevormd
door
de
beide
wezens,
die
elke
levens¬
vreugde
voor
hem
vertegenwoordigden.
Hij,
die
nooit
hoogmoedig
was
geweest
op
zijne
schoonste
uitvindingen,
werd
het
op
zijne
dochter.
Mevrouw
Herbelin.
daarentegen,
bleef
altijd
even
bedaard
als
zij
geweest
was
sedert
zij
het
leven
had
leeren
kennen.
Zij
veranderde
noch
als
vrouw,
noch
als
moeder.
Zij
had
haar
echtgenoot
verdragen,
omdat
zij
zeer
goed
inzag
dat
een
huwelijk
met
hem
hare
toekomst
verzekerde
en
haar
misschien
nog
schitterende
verrassingen
bereidde;
maar
hij
was
haar
toch
altijd
onverschillig
geweest.
Zij
was
te
slim
om
zich
geen
rekenschap
te
geven
van
zijn
groot
verstand,
doch
limine
beide
naturen
waren
zoo
uiteenloopend,
dat
men
gezegd
zou
hebben,
dat
zij
geen
deel
uitmaakten
van
hetzelfde
ras.
De
creoolsche
vrouwen
gevoelen
zulk
eene
minachting
voor
de
mulatten,
dat
zij
heu
niet
als
menschen
schijnen
aan
te
zien.
Iets
dergelijks
bezielde
Louise
voor
David,
maar
hare
voortreffelijke
opvoeding
ver¬
gunde
haar
altijd
even
beleefd
tegenover
hem
te
zijn,
al
zou
hij
haar
ook
wat
minder
hoffelijk
en
wat
teederder
hebben
gewenscht.
Toen
zij
moeder
werd,
toonde
zij
zich
zorgzaam,
oplettend,
vol
toewijding,
maar
kalm.
Zij
hield
van
haar
dochtertje,
maar
was
weinig
uitbundig;
wat
zij
voor
haar
gevoelde,
hield
zij
in
haar
hart
beslo¬
ten.
Zij
was
daarbij
vol
geestkracht.
Cécile
was
juist
drie
jaar
geworden,
toen
Herbelin
op
een
nacht
verschrikt
wakker
werd,
Hij
had
gedruisch
in
de
kamer
zijner
vroutv
vernomen.
Vol
onrust
stond
hij
op,
ging
de
deur
ontsluiten
en
bevond
zich
tegenover
Louise.
Hij
wilde
spreken,
maar
zij
legde
hem
met
een
wenk
het
zwijgen
op,
en
deelde
hem
fluisterend
mede
wat
er
gebeurd
was.
Het
kind
had
stuipen
gekregen,
en
sedert
twee
uren
lang
was
de
moeder
met
haar
bezig.
»Maar
waarom
hebt
gij
mij
niet
geroepen
?''vroeg
Herbelin
ontsteld.
«Waartoe
zou
ik
u
gestoord
hebben?
Gij
hadt
mij
toch
niet
kunnen
helpen."
«Maar
ik
zou
bij
u
zijn
geweest;
gij
hadt
niet
alleen
den
angst
gedragen
Cécile
te
zien
lijden."
Zij
zag
David
verbaasd
aan,
als
begreep
zij
het
gevoel
niet,
dat
hem
bezielde.
«Gij
zoudt
mij
maar
in
den
weg
hebben
gestaan.
Mannen
zijn
onhandig.
Ik
was
liever
alleen.
Thans
is
het
over,
het
kind
is
weer
kalm.
Vermoei
u
niet
onnoodig."
Hij
wilde
op
het
bedje
van
zijne
dochter
toetre¬
den,
maar
zij
weerhield
hem
:
«Zij
slaapt,
en
gij
zoudt
haar
wakker
maken.
Wees
verstandig.
De
schrik
is
voorbij."
Hij
gehoorzaamde
haar,
maar
den
volgenden
mor¬
gen
reeds
begonnen
de
stuipen
opnieuw
eu
was
de
dokter
zeer
bezorgd.
Hij
vreesde
voor
eene
hersen¬
ontsteking.
Tegen
den
avond
werden
de
verschijnselen
nog
ernstiger
en
werd
Cécile
inderdaad
door
die
ge¬
vaarlijke
ziekte
aangetast.
Een
gansche
week
lang
verliet
de
jonge
vrouw
het
kind
geen
oogenblik.
Zij
duldde
David
in
de
kamer,
maar
op
voorwaarde,
dat
hij
zich
niet
zou
verroeren,
en
bij
den
haard
gezeten,
terwijl
zijne
handen
van
koortshitte
gloei¬
den,
en
het
angstzweet
hem
op
de
slapen
stond,
luisterde
de
vader
toe,
hoe
zijne
dochter
gilde
en
ijlde.
Louise
was
onverstoorbaar;
steeds
oplettend,
met
helderen
geest
en
sterke
zenuwen,
liep
zij
als
eene
schaduw
heen
en
weer
om
Cécile
te
verzorgen
en
de
ontstelde
vragen
van
haar
echtgenoot
te
be¬
antwoorden.
Hij,
die
vernietigd
was
door
vrees
en
droefheid,
bewonderde
deze
zielskracht
en
benijdde
haar
die
onwankelbare
koelbloedigheid.
Het
kind
herstelde
en
David
schreef
hare
genezing
aan
de
moeder
toe.
Zij
werd
er
hem
slechts
liever
om,
en
hij
zeide
haar
dit.
Zoo
verkreeg
zij
lang¬
zamerhand
eene
zedelijke
meerderheid
over
haar
man,
waarvan
zij
zich
bediende
om
zich
als
eene
koningin
te
laten
behandelen.
J2ij
hield
evenveel
van
weelde
Dat
geluk,
't
vol
geluk
wensch
'k
u
toe
in
het
leven.
Bezit
gij
het
niet
—
't
Nieuwe
Jaar
moog
't
u
geven.
Maar
laat
ons
verstandig
zijn
en
het
erkennen,
Wij
moeten
ons
wel
wat
ge-
en
ontwennen.
De
wind
toch,
uit
welken
hoek
hij
moog
blazen,
Hetzij
hij
moog
lisp'leu
en
streelen
of
razen
—
Hij
brengt
het
niet
daar
waar
het
zetelen
moet....
Ik
wensch
U
veel
zegen,
met
vriend'lijken
groet.
P.
S.
Mijn
groete
aan
oude,
blinde,
halfblinde
en
zieke.j(,
menschen,
jo
Zeg
dat
'k
hen
opgeruimdheid
en
veel
zegen
blijf
wenschen.
En
zoo
blijf
ik
als
altoos
Uw
hart'lijk
toegenegen
ARIE
KLAPROOS.
.ers-
311-
jor
ie
11
Vet
als
Herbelin
van
eenvoud.
Hij
liet
haar
beslissen
>.ij
over
alles
wat
hunne
levenswijze
betrof,
ja
tot
zelfs
}t..
over
zijne
kleeding,
zoodat
hij
eindigde
met
er
vrij
d
goed
uit
te
zien.
Mevrouw
Herbelin
meubelde
hare
J1
*
woning
naar
den
laatsten
smaak,
richtte'
nare
be-
k
dienden
af
en
noodigde
de
vrienden
haars
vaders
bij
zich
uit.
Het
jaar
daarop
stemde
David,
om
Louise
id
9
te
behagen,
er
in
toe
zich
verkiesbaar
voor
de
Pro¬
vinciale
Staten
te
stellen,
maar
weigerde
hardnek¬
kig
in
de
Kamers
te
komen,
wat
zijne
vrouw
diej
en
teleurstelde,
want
zij
had
gedroomd
zich
daardooi
311
te
Parijs
te
kunnen
vestigen.
Zij
liet
hiervan
echter311'-
J|
niets
blijken
en
zocht
een
ander
middel
om
tot
het¬
zelfde
doel
te
geraken.
V
Zij
ging
voort
zich
vrienden
aan
te
werven.
De
n~
bewoners
der
naburige
kasteelen
waren
haar
koinoiw
R
bezoeken.
Herbelin's
kundigheden
vestigden
de
aan-311,1
dacht
op
hem,
en
de
vriendschap
van
PérignoifeQ
maakte
dat
men
hem
beschouwde
als
iemand,
ditSe~
in
de
beste
kringen
tehuisbehoorde.
Hij
ontvhigh'it
een
ieder
die
maar
wilde
op
la
Neuville,
maar
brachf'1"
geen
bezoeken
terug,
en
zijne
teruggetrokkenheid
n>
wekte
de
nieuwsgierigheid
op.
Men
achtte
hem
eiP'L
des
te
meer
om.
Louise's
schoonheid
eu
betoove-la"
rende
manieren
hadden
het
werk
voltooid.
Mer?611
'
verdrong
zich
om
haar
heen;
zij
gaf
diners
en
zeP'>ieJt
eene
danspartij.
Men
maakte
haar
het
hof.piaar
t<'l
!
vergeefs,
want
zij
was
volstrekt
niet
hchaivgzie'nia'r
,
Zelfs
de
mooie
Pérignon
werd
niet
meer
aangieen
moedigd
dan
de
anderen,
en
werd,
na
vruchtelool'™
eenige
toenadering
te
hebben
gezocht,
een
trouv'S"
vriend
van
haar.
Maar
het
geluk
waarnaar
zi'lch
hunkerde:
haar
schilderachtig
dal,
de
levendige
fat'1'11
briek,
hare
lieve
woning
en
vroolijken
tuin
van
la-";
Neuville
te
verlaten,
zou
haar
door
de
macht
derei'
omstandigheden
geschonken
worden.
iar
■
Ier
f
fel,'
ij":
(Wordt
vervolgd.)
(!tT