Tekstweergave van EC_1895_06_23_0001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
No. Zes en Twintigste Jaargang 1895. ENKHUIZER COURANT. lUEMEO IIIIVS- voor HOLLANDS Zondag Dit blad verschijnt WOENSDAGS, VRIJDAGS en ZON DADS. Abonnementsprijs -voor 3 maanden ƒ |. franco per post t. p'ao Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren of rechtstreeks bij den uitgever A. EGMONI). EK 1D1EETEITIIII1I NOORDERKWARTIER. 23 Juni, Afzonderlijke ffs. dezer Courant aan het Bureau afgehaald 5 Cents. mi «witfllling van de KNKHU1ZKR CO IJ ii A NT in den loop van een kwartaal betaalt De prijs der Advertentiën van 1—6 regels is 65 cents, met inbegrip van 1 bewijsnummer, voor eiken regel méér 10 cents. Vóór Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmorgen 10 uur gelieve men de Advertentiën in te zenden. 1 Ingezonden stukken minstens één dag vroeger. Bij dit nummer der Courant wordt No. 26 van het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD aan da («abonneerden vfcMonden. VERGADERING van uen UdMdENIKKAAD te ENKHUIZEN, op DINSDAG den 25 JUNI 1895, des namiddags ten 1 nar. De onderwerpen van beraadslaging zjjn: Ingekomen stokken. Voordracht tot onbewoonbaar verklaring van het hois Wijk 5 No. 61. Benoeming Commissie art. 74 Politie-Verordening ter zake woonhuis Wijk 4 No. 481. Voordracht wijzigingen Gemeentebegrooting 1894. Benoeming lid der Commissie tot uitdeelmg van Soep. Behandeling bezwaarschriften tegen aanslagen Hooid. Omslag 1895. en hetgeen verder zal worden voorgedragen. ÏNRICUTIMGBN die Gevaar, Schade o/ Hinder kunnen veroorzaken. Bubgemeesteb en Wethoüdebs der Gemeente ENKHUIZEN maken bekena, aat ter Gemeente¬ secretarie ter inzage ligt, een verzoek met by lagen van JAN VRIEND en JACOB NOORDELOOS, wonende te Enkhuuen, om vergunning tot het oprichten eener Slagerij aan den OOSTERUUK te ENKHUIZEN, op het perceel kadastraal beaend öectie A no. 236. Op DONDERDAG den 4 JULI 1895, des namid¬ dags te een uren, zal ten Raaahuize gelegenheid be¬ staan om bezwaren tegen dit verzoek in te brengen en deze mondeling en schriftelijk toe te lichten. Zoowel de verzoekers als zij, die bezwaren hebben, knnnen gedurende drie dagen vóór bet bovengemelde tydstip, op de Secretarie uer Gemeente kennis nemen van de ter zake ingekomen smkken. Enkhuizen, den 20 Juni 1895. De Burgemeester, HARTKAMP. De Seoretaris, H. VLASVELD. Loting voor de Schutterjj. Burgemeester en Wethouders der Gemeente ENK¬ HUIZEN brengen by deze ter kennis van belang¬ hebbenden, dat de Loting voor de Schuttery over de ingeschrevenen van dit jaar zal plaats hebben ten Raadhuize dezer Gemeente op MAANDAG 24 JUNI aanstaande des namiddags ten 6 ure. Enkhuizen, 13 Juni 1895. Burgemeester en Wethouders voornoemd, HARTKAMP. De Secretaris, E. VLASVELD. Mededeeiingen Tail een Oai-plattelaods Hiptester. Onlangs vertelde ik u, dat mijn vader burge¬ meester was en hij na iuvoering van ae gemeen¬ tewet oordeelde, dat 't mooie er af was. Hij kon zich met de nieuwerwetsche drukte, die er uit F E U I L L E T O Het veemgericht• In October van het jaar 1429 werd te Neurenberg een groote bruiloft gegeven. De raadsheer Tucher huwelijkte zyne jongste dochter uit aan den burgemee¬ ster van Nordiingen. De gasten kwamen van heinde en verre. Alle herbergen waren bezet, door paarden en ruiters. Want ia dien tyd, toen het vuistrecht nog heerschte, scheen het niet geraden, te reizen zonder eene bedekking van gewapenden. Byzonder levendig was het in de herberg : Het gouden Anker. Deze lag dicht by de poort, waar de straatweg van Nordlmgen op uit kwam. De ruime zaal kon nauwelyks de gasten bevatten, die hun middagmaal verlangden en vtyiig de Wurzbnrger wijn, die hier getapt werd, aanspraken. Aan eene kleine tafel in een hoek zat een groot», blonde man in boersche kleeding. Zyne kleine, blauwe oogen monsterden met scherpen blik de gasten. Een van de binnenkomenden scheen zyne aandacht te trek- . Hy droeg de kleeding van een jager, en had syn jaobtgereedschap over den schouder, dat hy aan den mnur hing, en plaatste zich na een vluchtigen groet tegenover den dorpeling. de^iddefeeuwen°'lt °efende eene S^heime rechtspraak uit in voortsproot niet vereenigen en daardoor er zich moeieiyk diep genoeg inwerken, om er zich in t huis te gevoelen. Hij zou dan ook toen reeds bedankt hebben, indien ik hem als jongmensch die meer behagen schiep in die nieuwerwetsche drukte" hem niet terzijde had gestaan. Die tegenzin van mijn vader behoeft u niet te verwonderen. Immers was in zijn bloeitijd alles veel eenvoudiger ingericht; daar te boven waren de zeden en was de leefwijze veel eenvoudiger dan thans. Mijn vader genoot f 150.— tractement, voor welke som hij tevens de gemeente-administratie moest waarnemen, iets wat niet vele bezwaren in had. De veldwachter genoot f 50.— en even zooveel als vaste nachtwacht. Voor die som moest hij van lo November tot lo April om den anderen nacht van 10 tot 4 ure met een der burgers door het dorp loopen. Ook een tweede vaste wacht was aangesteld en het hoofd van ieder gezin was verplicht te zorgen, dat een meerderjarig manspersoon den vasten wacht vergezelde. De piek, waarmee men gewapend was ging van huis tot huis. De veldwachter verdiende niet veel, maar de vervulling van zyne ambtsplichten vorderde ook niet veel tijd. Als de burgemeester meende hem iets te moeten opdragen, dan zond hij een bood¬ schap tegen den avond als het dagwerk af was. De veldwachter stak zich dan in zijn beste geel¬ groene bombazjjnen pak, gespte de sabel omzijn midden en verscheen voor „zijn patroon", om zich te hooren belasten met het aanzeggen der raads¬ leden tot het houden van een vergadering. Eens bevond ik mij bij een raadslid om een avond¬ praatje, toen „Kees de veldwachter" binnentrad met üe boodschap: „Donderdagavond om zeven ure raadsvergadering." Kees was een lange, slanke vent en maakte iu zijn eenvoudig groen-geel pak geen onaardig figuur, als 't pak met de zwarte sabelriem was afgezet. Als politiedienaar had de veldwachter niet veel te doen; wel werd er van tijd tot tyd gevochten en brachten tanden en nagels bij de tegenpartij wel eens bloed te voorschijn, maar dat bloed droogde wel weer en de wonden genazen wel weer, zoodat er niet veel werk van werd gemaakt, om der Justitie met al zulke kleinigheden in ken¬ nis te stellen. Indien de statistiek leert, dat er thans veel meer veroordeelingen plaats hebben dan vroeger, dan ligt dat niet hieraan, dat de mensehen vroe¬ ger zooveel minzamer en zoeter waren dan thans, maar hieraan, dat thans alles wat naar onbeschaafd¬ heid zweemt voor de justitie wordt gebracht. Toen ik nog jong was, heb ik oudere menschen dan ook dikwijls hooren zeggen, dat 't mooie van bakke¬ leien en plukharen afging, omdat men terstond voor een kleinigheid moest „brommen." Eu wat is thans het geval ? De politie, haar plicht diep gevoelende en haar waardigheid hoog houdende, is tuk op alles, wat aanleiding tot het opmaken van een verbaaltje geven kan, wat oor¬ zaak is dat de „zaken" zich ophoopen, zoodat de klager met den beklaagde al een en andermaal met elkander een borreltje hebben gedronken of een kaartje gekeerd, eer zij worden opgeroepen om „voor te komen". En dan hebben zij berouw, niet zoo zeer omdat zij iets hebben verricht, dat by knappe menschen niet plaats heeft, maar om dat het „bagatel" eigenlijk de moeite niet waard is om er ook maar een enkelen dag zijn werk voor te Btaken; 't is immers reeds lang vergeven en vergeten ! In het oog van sommige menschen, die de eigen¬ lijke positie van een burgemeester niet kennen, is **9 a* heel wat, maar hij zou meer dan hij thans is zijn kunnen, indien hij kleine zaakjes, die in de gemeente voorvallen uit de wereld helpen kon, en aan zijn titel die van Vrederechter werd toegevoegd. Mijn vader, die er 't land aan had om proces verbaal op te maken, oefende dat vrederechters- ambt op verdienstelijke wijze uit; hij heeft daardoor het rechtsgevoel van menigeen bevredigd en on¬ derscheidene menschen voor de vernedering en het ongeluk van „in de doos" te worden gestopt, be¬ waard. En voor zooveel de gelegenheid er toe mij niet werd afgesneden, heb ik zijn voorbeeld zoo goed mogelijk gevolgd, en dat is een van de weinige ervaringen gedurende mijn burgemeester¬ schap, waaraan ik met genoegen kan terug denken. Ik moet u nog iets mededeelen uit den tijd van het burgemeesterschap mijns vaders vóór de gemeentewet, iets waarvoor thans velen geen naam leelijk genoeg zullen kunnen uitdenken. Wanneer er namelijk een vacature in den raad ontstond, dan werd door den raad zelf een drietal kandidaten opgemaakt, waaruit de Staten een keuze deden. De burgemeester die dat drietal met een begeleidend schrijven verzond, maakte dan wel eens gebruik van de gelegenheid om één der kandidaten bizonder aan te bevelen. Deze wijze van benoemen kon alleen tamelijk goed zijn, indien zij, die de voordrachten opmaak¬ ten onpartijdige mannen waren, vrij van vooroor- deelen en persoonlijke voor of tegen ingenomen¬ heid, alleen de besten uit de goeden zoekende. Zoodanig eeu man, ik zeg het met trots, was mijn vader. Maar dewijl hij ervoer, dat sommige zij¬ ner medeleden van een heel anderen geest waren, en hij opmerkte, dat het in sommige andere ge¬ meenten vry partijdig en averechts toeging, had hij met de invoering van het stemreoht tamelijk vrede; hopende dat thans werkelijk de besten uit de goeden zouden gekozen worden, zonder party¬ zucht en persoonlijkheid. Maar hoe zag hij zich bedrogen! Niet het partyèefawy, dat toch kan bij een gemeenteraads¬ verkiezing niet bevorderd worden, maar partij- zucht kwam aan het woord, vermengd met per¬ soonlijke overwegingen en belangzuchtige bij-oog¬ merken. „Wat zullen de kiezers nog veel moeten Beiden bestelden en kregen een middagmaal. De jager nam het mes, dat naast zyn bord lag, op en lei het zóó, dat het met de punt naar zyn borst wees en zag daarbjj zyn buurman aan. Deze legde dadelQk zyn mes op dezelfde wijze. Tasschen hen beide ontstpon zicb het volgende gesprek: „Naar uwe bleeding te oordeelen», sprak de jager, „zyt gy niet uit deze streek." „Zoo is het," antwoordde de ander; »ik kom van den Nederryn en heb hier iets te doen in Neurenberg." Zwijgend nuttigden beide ban maal en ledigden hunne kruiken. De jager stond op en ging naar zyn geweer. De ander volgde hem, ging voor hem staan, lei zyne rechter band op den linker schouder van den jager en zei stil: "Ik groet u, beste man, wat vangt ge hier ha ?" Dadelijk lei de jager zyn rechterhand op den Imker schouder van den boer en sprak, zoo stil, dat de gasten het niet bonden hooren: „Daar zal het geluk steeds zyn, waar de vrye sche- pens zyn." Hierop sprak de jager de woorden; strik, steen en de ander liet er op volgen: gras, green." „Sta me toe, dat ik u vergezel," zei de boer en, beiden verlieten den zaal en gingen zwygend naar buiten. Hier, onder de boomen voor de poort, nam de boer weer het woord en zei: »Het is me aange naam, dat gy een ingewyde zijt. Kunt gy hier als vryschepen aangenomen worden leeren en afloeren", zei mijn vader dikwijls, „eer zij van hun stembiljet een waardig gebruik weten te maken, zoodat het algemeen volksbelang er door bevorderd wordt." Eu nu vraag ik u: hebben de kiezers tot op dezen oogenblik in den goeden zin veel afgeleerd en aangeleerd ? 't Mocht wat! Omdat men het wilde en niet anders kon is het kiesrecht voor eenige jaren aanmerkelijk uitgebreid en met welk gevolg P Met dit, dat de strijd toenam, niet o m of o v e r het waarachtig volksbelang, maar om en over partijen en personen. Vandaar vernieuwde Waarop de jager zei: „Ik heb me te Dortmund laten inwyden. Maar wat is nw verlangen ?" „Ik heet Konrad Oilpe, woon dicht by Dortmund en beb eene zaak met Kunz Von Sehweinsberg, als gy dien moeht kennen." „En ik ben Frederik Von Eberbach, woonachtig twee uren van hier op de burcht Eberbacb. Sehweins¬ berg ken ik wel en heb hem bij myae bekenden ette- lyke malen aangetroffen." „Is u ook bekend,» begon Oilpe weer, „dat heer Kunz een jaar geleden twee kooplieden op den open¬ baren weg heeft aangerand, den eenen gedood, en den as deren op losgeld gevangen beeft gezet ?" „Ik heb er van vernomen," antwoordde Von Eber- baeh. „Maar hoe komt ge nan die zaak ? of zou het geheim gericht....?" „Ik wil het a mededeelen", hernam Oilpe. „Heer Knaz heeft zynen gevangene drie maanden lang in een afscbuwelyken kerker gevangen gehouden, tot ein- deiyk het losgeld driehonderd goudguldens be¬ taald is. Daarop heeft de beroofde man een aanklacht inge¬ diend, maar tegenover den machtigen roofridder geen recht gevonden. Van verdriet daarover is by gestor vea. Zyne weduwe was aan een vrijschepen verwant en bracht de zaak voor den vrijstoe! te Dortmund. De zaak werd als reohtsznak erkend, eene oproeping aan den aangeklaagde werd uitgevaardigd en de be- stakiug op wetgevend gebied, zoodra in dat op¬ zicht een betere tyd scheen aangebroken. Staking zeg ik. Omdat men niet terug kan, maar niet vooruit w i 1, vordert het persoonlijk en het zoo¬ genaamd politiek belang, dat de duivel moge halen, staking. Thans is opnieuw een belangrijke uitbreiding van het Kiesrecht optil, maar ik meen dat dege¬ nen onder „het volk", die er nogal veel lawaai om maken, zich bitter bedrogen zullen zien uit¬ komen ; om heil er van te verwachten hebben niet zij, de kiezers in zicht, alleen, maar heeft ook de rest uog veel te weinig aan- en afgeleerd. Wat mij aangaat kregen wij een aliemans kies¬ recht (van het samenstellen en alphabetisch maken der lijsten ben ik thans toch ontheven,) want dan hield het op een gunst, of een eer te zijn. Eer ontvangt een mensch althans zoo zijn er die geacht wordt in 't een of ander boven zijns gelij¬ ken uit te munten. Daardoor is het beperkt kies¬ recht een eer of een gunst die vry willekeurig wordt verleend. Bij aliemans kiesrecht houdt hot op een eer te zijn en wordt men er vrij onver¬ schillig voor, althans indien men niet aan de lei¬ band loopt van den eenen of anderen „heet ge¬ bakerden" partyman, die veel wil en wenscht en veel belooft, maar die, althans wat te vreezen is, allereerst aan zichzelt denkt. De trage opkomst van vele kiezers, vooral in de grootere steden iB misschien ten deele hierasn toe te schrijven, dat iemand weinig prijs stelt op de eer, om eenige guldens belasting meer te moeten betalen dan zijn, in den grond der zaak, even knappe buurman. Toen mijn vader ervoer, dat het stemrecht werd misbruikt en niet het gemeentebelang, maar partij¬ zucht voorop trad, zoodat de een tegenhield wat de andere trachtte te bevorderen, en dat uit louter partijdigheid, toen ja, toen was voor mijn vader, die steeds naar het beste zocht en het beste wilde, het mooie er af. Om te handelen wat men politiek handelen noemt en langs omwegen en door kunst¬ jes een doel, z ij n doel te bereiken, daarvoor was hij te rondborstig en te eerlijk. Van die eigenschappen nu heb ik wel wat over geërfd, want ofschoon ik genoodzaakt was om de menschen te nemen zooals en voor hetgeen zij zijn, heb ik mij om een doel te bereiken, nimmer tot politieke kunstgrepen of het debiteeren van partij zuchtige bombast laten verleiden. Wij zullen daarlaten de vraag, of althans een gedeelte er van aan mijne onpartijdigheid, rond¬ borstigheid en eerlijkheid moet worden toege¬ schreven, maar zeker is, dat ik mij, ook ovor de zulken, die door de partyzucht tot raadsleden werden benoemd, zelden heb behoeven te beklagen. Niet dat is het dan ook, dat mijn besluit om het burgemeesterschap neer te leggen langzamerhand deed rijpen. Neen, de administratieve bemoeiingen en zorgen van den meest verschillenden aard, die schier dagelijks in getal en omvang toenamen, verwekten langzamerhand tegenzin, zoodat slechts een stoot noodig was om de maat te doen over- loopen. En die stoot werd gegeven door den Minister van Oorlog Seijffart, door zijn besluit om de in de gemeente aanwezige paarden te be¬ schrijven, onder een lotingsnummer te brengen, te doen keuren, vervolgens aanteekening te houden zorging aan twee\rijschepenen opgedragen. Deza hebben dan ook spoedig de reis ondernomen, en daar ze te Neurenberg vernamen, dat de aangeklaagde veilig op zyne burcht zat, waarin men zonder gevaar en avontuur cfat kon komen, zyn ze by nacht naar de burcht gereden, en hebben uit den slagboom drie spa¬ nen gebakt en den oproepingsbrief in de kerf gesto¬ ken ; daarna hebben ze den slotwachter toegeroepen, dat ze daar een koningsbrief hadden bevestigd, en dat hy zynen heer moest zeggen, dat deze moest verschy nen voor den vry3toel op straffe van de keizerlijke ban en verlies van rechten. Dit heeft dan ook de burcbtwachter mst grooten schrik aan zyn heer mee¬ gedeeld. Maar deze heeft er zich spottend over uit¬ gelaten en gezegd: „Wat denk je, Hans, dat ikbavg ben voor het veemgericht ? Het zal zyne boden niet meer naar mij zenden." Nu, ge weet, hoe de zaak nu verder moest verloo- pen. De gedaagde verscheen niet. Tot aan den lsat- sten termyn heeft men op hem gewseht onder de Veem¬ linde, totdat de zon op het hoogst stond. Toen daarop de vrijgraaf heeft gevraagd, of er niemand van zijneat- wegeu was, die hem wilde veraztwooiden, en niemand voortrad, werd aan den verdediger der wedawe aan¬ gezegd, dat hy de aanklacht moest bewyzen. Deze heeft toen oogenblikkeiyk den piechtigen eed gezworen op het zwaard van den vrygraaf en voor gespannen vierschaar, en twee eedhelpers hebben bezworen, dat