Tekstweergave van EC_1895_06_23_0001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
No.
Zes
en
Twintigste
Jaargang
1895.
ENKHUIZER
COURANT.
lUEMEO
IIIIVS-
voor
HOLLANDS
Zondag
Dit
blad
verschijnt
WOENSDAGS,
VRIJDAGS
en
ZON
DADS.
Abonnementsprijs
-voor
3
maanden
ƒ
|.
franco
per
post
„
„
„
t.
p'ao
Men
abonneert
zich
bij
alle
Boekhandelaren
en
Postdirecteuren
of
rechtstreeks
bij
den
uitgever
A.
EGMONI).
EK
1D1EETEITIIII1I
NOORDERKWARTIER.
23
Juni,
Afzonderlijke
ffs.
dezer
Courant
aan
het
Bureau
afgehaald
5
Cents.
mi
«witfllling
van
de
KNKHU1ZKR
CO
IJ
ii
A
NT
in
den
loop
van
een
kwartaal
betaalt
De
prijs
der
Advertentiën
van
1—6
regels
is
65
cents,
met
inbegrip
van
1
bewijsnummer,
voor
eiken
regel
méér
10
cents.
Vóór
Dinsdag-,
Donderdag-
en
Zaterdagmorgen
10
uur
gelieve
men
de
Advertentiën
in
te
zenden.
1
Ingezonden
stukken
minstens
één
dag
vroeger.
Bij
dit
nummer
der
Courant
wordt
No.
26
van
het
GEÏLLUSTREERD
ZONDAGSBLAD
aan
da
(«abonneerden
vfcMonden.
VERGADERING
van
uen
UdMdENIKKAAD
te
ENKHUIZEN,
op
DINSDAG
den
25
JUNI
1895,
des
namiddags
ten
1
nar.
De
onderwerpen
van
beraadslaging
zjjn:
Ingekomen
stokken.
Voordracht
tot
onbewoonbaar
verklaring
van
het
hois
Wijk
5
No.
61.
Benoeming
Commissie
art.
74
Politie-Verordening
ter
zake
woonhuis
Wijk
4
No.
481.
Voordracht
wijzigingen
Gemeentebegrooting
1894.
Benoeming
lid
der
Commissie
tot
uitdeelmg
van
Soep.
Behandeling
bezwaarschriften
tegen
aanslagen
Hooid.
Omslag
1895.
en
hetgeen
verder
zal
worden
voorgedragen.
ÏNRICUTIMGBN
die
Gevaar,
Schade
o/
Hinder
kunnen
veroorzaken.
Bubgemeesteb
en
Wethoüdebs
der
Gemeente
ENKHUIZEN
maken
bekena,
aat
ter
Gemeente¬
secretarie
ter
inzage
ligt,
een
verzoek
met
by
lagen
van
JAN
VRIEND
en
JACOB
NOORDELOOS,
wonende
te
Enkhuuen,
om
vergunning
tot
het
oprichten
eener
Slagerij
aan
den
OOSTERUUK
te
ENKHUIZEN,
op
het
perceel
kadastraal
beaend
öectie
A
no.
236.
Op
DONDERDAG
den
4
JULI
1895,
des
namid¬
dags
te
een
uren,
zal
ten
Raaahuize
gelegenheid
be¬
staan
om
bezwaren
tegen
dit
verzoek
in
te
brengen
en
deze
mondeling
en
schriftelijk
toe
te
lichten.
Zoowel
de
verzoekers
als
zij,
die
bezwaren
hebben,
knnnen
gedurende
drie
dagen
vóór
bet
bovengemelde
tydstip,
op
de
Secretarie
uer
Gemeente
kennis
nemen
van
de
ter
zake
ingekomen
smkken.
Enkhuizen,
den
20
Juni
1895.
De
Burgemeester,
HARTKAMP.
De
Seoretaris,
H.
VLASVELD.
Loting
voor
de
Schutterjj.
Burgemeester
en
Wethouders
der
Gemeente
ENK¬
HUIZEN
brengen
by
deze
ter
kennis
van
belang¬
hebbenden,
dat
de
Loting
voor
de
Schuttery
over
de
ingeschrevenen
van
dit
jaar
zal
plaats
hebben
ten
Raadhuize
dezer
Gemeente
op
MAANDAG
24
JUNI
aanstaande
des
namiddags
ten
6
ure.
Enkhuizen,
13
Juni
1895.
Burgemeester
en
Wethouders
voornoemd,
HARTKAMP.
De
Secretaris,
E.
VLASVELD.
Mededeeiingen
Tail
een
Oai-plattelaods
Hiptester.
Onlangs
vertelde
ik
u,
dat
mijn
vader
burge¬
meester
was
en
hij
na
iuvoering
van
ae
gemeen¬
tewet
oordeelde,
dat
't
mooie
er
af
was.
Hij
kon
zich
met
de
nieuwerwetsche
drukte,
die
er
uit
F
E
U
I
L
L
E
T
O
Het
veemgericht•
In
October
van
het
jaar
1429
werd
te
Neurenberg
een
groote
bruiloft
gegeven.
De
raadsheer
Tucher
huwelijkte
zyne
jongste
dochter
uit
aan
den
burgemee¬
ster
van
Nordiingen.
De
gasten
kwamen
van
heinde
en
verre.
Alle
herbergen
waren
bezet,
door
paarden
en
ruiters.
Want
ia
dien
tyd,
toen
het
vuistrecht
nog
heerschte,
scheen
het
niet
geraden,
te
reizen
zonder
eene
bedekking
van
gewapenden.
Byzonder
levendig
was
het
in
de
herberg
:
Het
gouden
Anker.
Deze
lag
dicht
by
de
poort,
waar
de
straatweg
van
Nordlmgen
op
uit
kwam.
De
ruime
zaal
kon
nauwelyks
de
gasten
bevatten,
die
hun
middagmaal
verlangden
en
vtyiig
de
Wurzbnrger
wijn,
die
hier
getapt
werd,
aanspraken.
Aan
eene
kleine
tafel
in
een
hoek
zat
een
groot»,
blonde
man
in
boersche
kleeding.
Zyne
kleine,
blauwe
oogen
monsterden
met
scherpen
blik
de
gasten.
Een
van
de
binnenkomenden
scheen
zyne
aandacht
te
trek-
.
Hy
droeg
de
kleeding
van
een
jager,
en
had
syn
jaobtgereedschap
over
den
schouder,
dat
hy
aan
den
mnur
hing,
en
plaatste
zich
na
een
vluchtigen
groet
tegenover
den
dorpeling.
de^iddefeeuwen°'lt
°efende
eene
S^heime
rechtspraak
uit
in
voortsproot
niet
vereenigen
en
daardoor
er
zich
moeieiyk
diep
genoeg
inwerken,
om
er
zich
in
t
huis
te
gevoelen.
Hij
zou
dan
ook
toen
reeds
bedankt
hebben,
indien
ik
hem
als
jongmensch
die
meer
behagen
schiep
in
die
„
nieuwerwetsche
drukte"
hem
niet
terzijde
had
gestaan.
Die
tegenzin
van
mijn
vader
behoeft
u
niet
te
verwonderen.
Immers
was
in
zijn
bloeitijd
alles
veel
eenvoudiger
ingericht;
daar
te
boven
waren
de
zeden
en
was
de
leefwijze
veel
eenvoudiger
dan
thans.
Mijn
vader
genoot
f
150.—
tractement,
voor
welke
som
hij
tevens
de
gemeente-administratie
moest
waarnemen,
iets
wat
niet
vele
bezwaren
in
had.
De
veldwachter
genoot
f
50.—
en
even
zooveel
als
vaste
nachtwacht.
Voor
die
som
moest
hij
van
lo
November
tot
lo
April
om
den
anderen
nacht
van
10
tot
4
ure
met
een
der
burgers
door
het
dorp
loopen.
Ook
een
tweede
vaste
wacht
was
aangesteld
en
het
hoofd
van
ieder
gezin
was
verplicht
te
zorgen,
dat
een
meerderjarig
manspersoon
den
vasten
wacht
vergezelde.
De
piek,
waarmee
men
gewapend
was
ging
van
huis
tot
huis.
De
veldwachter
verdiende
niet
veel,
maar
de
vervulling
van
zyne
ambtsplichten
vorderde
ook
niet
veel
tijd.
Als
de
burgemeester
meende
hem
iets
te
moeten
opdragen,
dan
zond
hij
een
bood¬
schap
tegen
den
avond
als
het
dagwerk
af
was.
De
veldwachter
stak
zich
dan
in
zijn
beste
geel¬
groene
bombazjjnen
pak,
gespte
de
sabel
omzijn
midden
en
verscheen
voor
„zijn
patroon",
om
zich
te
hooren
belasten
met
het
aanzeggen
der
raads¬
leden
tot
het
houden
van
een
vergadering.
Eens
bevond
ik
mij
bij
een
raadslid
om
een
avond¬
praatje,
toen
„Kees
de
veldwachter"
binnentrad
met
üe
boodschap:
„Donderdagavond
om
zeven
ure
raadsvergadering."
Kees
was
een
lange,
slanke
vent
en
maakte
iu
zijn
eenvoudig
groen-geel
pak
geen
onaardig
figuur,
als
't
pak
met
de
zwarte
sabelriem
was
afgezet.
Als
politiedienaar
had
de
veldwachter
niet
veel
te
doen;
wel
werd
er
van
tijd
tot
tyd
gevochten
en
brachten
tanden
en
nagels
bij
de
tegenpartij
wel
eens
bloed
te
voorschijn,
maar
dat
bloed
droogde
wel
weer
en
de
wonden
genazen
wel
weer,
zoodat
er
niet
veel
werk
van
werd
gemaakt,
om
der
Justitie
met
al
zulke
kleinigheden
in
ken¬
nis
te
stellen.
Indien
de
statistiek
leert,
dat
er
thans
veel
meer
veroordeelingen
plaats
hebben
dan
vroeger,
dan
ligt
dat
niet
hieraan,
dat
de
mensehen
vroe¬
ger
zooveel
minzamer
en
zoeter
waren
dan
thans,
maar
hieraan,
dat
thans
alles
wat
naar
onbeschaafd¬
heid
zweemt
voor
de
justitie
wordt
gebracht.
Toen
ik
nog
jong
was,
heb
ik
oudere
menschen
dan
ook
dikwijls
hooren
zeggen,
dat
't
mooie
van
bakke¬
leien
en
plukharen
afging,
omdat
men
terstond
voor
een
kleinigheid
moest
„brommen."
Eu
wat
is
thans
het
geval
?
De
politie,
haar
plicht
diep
gevoelende
en
haar
waardigheid
hoog
houdende,
is
tuk
op
alles,
wat
aanleiding
tot
het
opmaken
van
een
verbaaltje
geven
kan,
wat
oor¬
zaak
is
dat
de
„zaken"
zich
ophoopen,
zoodat
de
klager
met
den
beklaagde
al
een
en
andermaal
met
elkander
een
borreltje
hebben
gedronken
of
een
kaartje
gekeerd,
eer
zij
worden
opgeroepen
om
„voor
te
komen".
En
dan
hebben
zij
berouw,
niet
zoo
zeer
omdat
zij
iets
hebben
verricht,
dat
by
knappe
menschen
niet
plaats
heeft,
maar
om
dat
het
„bagatel"
eigenlijk
de
moeite
niet
waard
is
om
er
ook
maar
een
enkelen
dag
zijn
werk
voor
te
Btaken;
't
is
immers
reeds
lang
vergeven
en
vergeten
!
In
het
oog
van
sommige
menschen,
die
de
eigen¬
lijke
positie
van
een
burgemeester
niet
kennen,
is
**9
a*
heel
wat,
maar
hij
zou
meer
dan
hij
thans
is
zijn
kunnen,
indien
hij
kleine
zaakjes,
die
in
de
gemeente
voorvallen
uit
de
wereld
helpen
kon,
en
aan
zijn
titel
die
van
Vrederechter
werd
toegevoegd.
Mijn
vader,
die
er
't
land
aan
had
om
proces
verbaal
op
te
maken,
oefende
dat
vrederechters-
ambt
op
verdienstelijke
wijze
uit;
hij
heeft
daardoor
het
rechtsgevoel
van
menigeen
bevredigd
en
on¬
derscheidene
menschen
voor
de
vernedering
en
het
ongeluk
van
„in
de
doos"
te
worden
gestopt,
be¬
waard.
En
voor
zooveel
de
gelegenheid
er
toe
mij
niet
werd
afgesneden,
heb
ik
zijn
voorbeeld
zoo
goed
mogelijk
gevolgd,
en
dat
is
een
van
de
weinige
ervaringen
gedurende
mijn
burgemeester¬
schap,
waaraan
ik
met
genoegen
kan
terug
denken.
Ik
moet
u
nog
iets
mededeelen
uit
den
tijd
van
het
burgemeesterschap
mijns
vaders
vóór
de
gemeentewet,
iets
waarvoor
thans
velen
geen
naam
leelijk
genoeg
zullen
kunnen
uitdenken.
Wanneer
er
namelijk
een
vacature
in
den
raad
ontstond,
dan
werd
door
den
raad
zelf
een
drietal
kandidaten
opgemaakt,
waaruit
de
Staten
een
keuze
deden.
De
burgemeester
die
dat
drietal
met
een
begeleidend
schrijven
verzond,
maakte
dan
wel
eens
gebruik
van
de
gelegenheid
om
één
der
kandidaten
bizonder
aan
te
bevelen.
Deze
wijze
van
benoemen
kon
alleen
tamelijk
goed
zijn,
indien
zij,
die
de
voordrachten
opmaak¬
ten
onpartijdige
mannen
waren,
vrij
van
vooroor-
deelen
en
persoonlijke
voor
of
tegen
ingenomen¬
heid,
alleen
de
besten
uit
de
goeden
zoekende.
Zoodanig
eeu
man,
ik
zeg
het
met
trots,
was
mijn
vader.
Maar
dewijl
hij
ervoer,
dat
sommige
zij¬
ner
medeleden
van
een
heel
anderen
geest
waren,
en
hij
opmerkte,
dat
het
in
sommige
andere
ge¬
meenten
vry
partijdig
en
averechts
toeging,
had
hij
met
de
invoering
van
het
stemreoht
tamelijk
vrede;
hopende
dat
thans
werkelijk
de
besten
uit
de
goeden
zouden
gekozen
worden,
zonder
party¬
zucht
en
persoonlijkheid.
Maar
hoe
zag
hij
zich
bedrogen!
Niet
het
partyèefawy,
dat
toch
kan
bij
een
gemeenteraads¬
verkiezing
niet
bevorderd
worden,
maar
partij-
zucht
kwam
aan
het
woord,
vermengd
met
per¬
soonlijke
overwegingen
en
belangzuchtige
bij-oog¬
merken.
„Wat
zullen
de
kiezers
nog
veel
moeten
Beiden
bestelden
en
kregen
een
middagmaal.
De
jager
nam
het
mes,
dat
naast
zyn
bord
lag,
op
en
lei
het
zóó,
dat
het
met
de
punt
naar
zyn
borst
wees
en
zag
daarbjj
zyn
buurman
aan.
Deze
legde
dadelQk
zyn
mes
op
dezelfde
wijze.
Tasschen
hen
beide
ontstpon
zicb
het
volgende
gesprek:
„Naar
uwe
bleeding
te
oordeelen»,
sprak
de
jager,
„zyt
gy
niet
uit
deze
streek."
„Zoo
is
het,"
antwoordde
de
ander;
»ik
kom
van
den
Nederryn
en
heb
hier
iets
te
doen
in
Neurenberg."
Zwijgend
nuttigden
beide
ban
maal
en
ledigden
hunne
kruiken.
De
jager
stond
op
en
ging
naar
zyn
geweer.
De
ander
volgde
hem,
ging
voor
hem
staan,
lei
zyne
rechter
band
op
den
linker
schouder
van
den
jager
en
zei
stil:
"Ik
groet
u,
beste
man,
wat
vangt
ge
hier
ha
?"
Dadelijk
lei
de
jager
zyn
rechterhand
op
den
Imker
schouder
van
den
boer
en
sprak,
zoo
stil,
dat
de
gasten
het
niet
bonden
hooren:
„Daar
zal
het
geluk
steeds
zyn,
waar
de
vrye
sche-
pens
zyn."
Hierop
sprak
de
jager
de
woorden;
strik,
steen
en
de
ander
liet
er
op
volgen:
gras,
green."
„Sta
me
toe,
dat
ik
u
vergezel,"
zei
de
boer
en,
beiden
verlieten
den
zaal
en
gingen
zwygend
naar
buiten.
Hier,
onder
de
boomen
voor
de
poort,
nam
de
boer
weer
het
woord
en
zei:
»Het
is
me
aange
naam,
dat
gy
een
ingewyde
zijt.
Kunt
gy
hier
als
vryschepen
aangenomen
worden
?»
leeren
en
afloeren",
zei
mijn
vader
dikwijls,
„eer
zij
van
hun
stembiljet
een
waardig
gebruik
weten
te
maken,
zoodat
het
algemeen
volksbelang
er
door
bevorderd
wordt."
Eu
nu
vraag
ik
u:
hebben
de
kiezers
tot
op
dezen
oogenblik
in
den
goeden
zin
veel
afgeleerd
en
aangeleerd
?
't
Mocht
wat!
Omdat
men
het
wilde
en
niet
anders
kon
is
het
kiesrecht
voor
eenige
jaren
aanmerkelijk
uitgebreid
en
met
welk
gevolg
P
Met
dit,
dat
de
strijd
toenam,
niet
o
m
of
o
v
e
r
het
waarachtig
volksbelang,
maar
om
en
over
partijen
en
personen.
Vandaar
vernieuwde
Waarop
de
jager
zei:
„Ik
heb
me
te
Dortmund
laten
inwyden.
Maar
wat
is
nw
verlangen
?"
„Ik
heet
Konrad
Oilpe,
woon
dicht
by
Dortmund
en
beb
eene
zaak
met
Kunz
Von
Sehweinsberg,
als
gy
dien
moeht
kennen."
„En
ik
ben
Frederik
Von
Eberbach,
woonachtig
twee
uren
van
hier
op
de
burcht
Eberbacb.
Sehweins¬
berg
ken
ik
wel
en
heb
hem
bij
myae
bekenden
ette-
lyke
malen
aangetroffen."
„Is
u
ook
bekend,»
begon
Oilpe
weer,
„dat
heer
Kunz
een
jaar
geleden
twee
kooplieden
op
den
open¬
baren
weg
heeft
aangerand,
den
eenen
gedood,
en
den
as
deren
op
losgeld
gevangen
beeft
gezet
?"
„Ik
heb
er
van
vernomen,"
antwoordde
Von
Eber-
baeh.
„Maar
hoe
komt
ge
nan
die
zaak
?
of
—
zou
het
geheim
gericht....?"
„Ik
wil
het
a
mededeelen",
hernam
Oilpe.
„Heer
Knaz
heeft
zynen
gevangene
drie
maanden
lang
in
een
afscbuwelyken
kerker
gevangen
gehouden,
tot
ein-
deiyk
het
losgeld
—
driehonderd
goudguldens
—
be¬
taald
is.
Daarop
heeft
de
beroofde
man
een
aanklacht
inge¬
diend,
maar
tegenover
den
machtigen
roofridder
geen
recht
gevonden.
Van
verdriet
daarover
is
by
gestor
vea.
Zyne
weduwe
was
aan
een
vrijschepen
verwant
en
bracht
de
zaak
voor
den
vrijstoe!
te
Dortmund.
De
zaak
werd
als
reohtsznak
erkend,
eene
oproeping
aan
den
aangeklaagde
werd
uitgevaardigd
en
de
be-
stakiug
op
wetgevend
gebied,
zoodra
in
dat
op¬
zicht
een
betere
tyd
scheen
aangebroken.
Staking
zeg
ik.
Omdat
men
niet
terug
kan,
maar
niet
vooruit
w
i
1,
vordert
het
persoonlijk
en
het
zoo¬
genaamd
politiek
belang,
dat
de
duivel
moge
halen,
staking.
Thans
is
opnieuw
een
belangrijke
uitbreiding
van
het
Kiesrecht
optil,
maar
ik
meen
dat
dege¬
nen
onder
„het
volk",
die
er
nogal
veel
lawaai
om
maken,
zich
bitter
bedrogen
zullen
zien
uit¬
komen
;
om
heil
er
van
te
verwachten
hebben
niet
zij,
de
kiezers
in
zicht,
alleen,
maar
heeft
ook
de
rest
uog
veel
te
weinig
aan-
en
afgeleerd.
Wat
mij
aangaat
kregen
wij
een
aliemans
kies¬
recht
(van
het
samenstellen
en
alphabetisch
maken
der
lijsten
ben
ik
thans
toch
ontheven,)
want
dan
hield
het
op
een
gunst,
of
een
eer
te
zijn.
Eer
ontvangt
een
mensch
—
althans
zoo
zijn
er
—
die
geacht
wordt
in
't
een
of
ander
boven
zijns
gelij¬
ken
uit
te
munten.
Daardoor
is
het
beperkt
kies¬
recht
een
eer
of
een
gunst
die
vry
willekeurig
wordt
verleend.
Bij
aliemans
kiesrecht
houdt
hot
op
een
eer
te
zijn
en
wordt
men
er
vrij
onver¬
schillig
voor,
althans
indien
men
niet
aan
de
lei¬
band
loopt
van
den
eenen
of
anderen
„heet
ge¬
bakerden"
partyman,
die
veel
wil
en
wenscht
en
veel
belooft,
maar
die,
althans
wat
te
vreezen
is,
allereerst
aan
zichzelt
denkt.
De
trage
opkomst
van
vele
kiezers,
vooral
in
de
grootere
steden
iB
misschien
ten
deele
hierasn
toe
te
schrijven,
dat
iemand
weinig
prijs
stelt
op
de
eer,
om
eenige
guldens
belasting
meer
te
moeten
betalen
dan
zijn,
in
den
grond
der
zaak,
even
knappe
buurman.
Toen
mijn
vader
ervoer,
dat
het
stemrecht
werd
misbruikt
en
niet
het
gemeentebelang,
maar
partij¬
zucht
voorop
trad,
zoodat
de
een
tegenhield
wat
de
andere
trachtte
te
bevorderen,
en
dat
uit
louter
partijdigheid,
toen
ja,
toen
was
voor
mijn
vader,
die
steeds
naar
het
beste
zocht
en
het
beste
wilde,
het
mooie
er
af.
Om
te
handelen
wat
men
politiek
handelen
noemt
en
langs
omwegen
en
door
kunst¬
jes
een
doel,
z
ij
n
doel
te
bereiken,
daarvoor
was
hij
te
rondborstig
en
te
eerlijk.
Van
die
eigenschappen
nu
heb
ik
wel
wat
over
geërfd,
want
ofschoon
ik
genoodzaakt
was
om
de
menschen
te
nemen
zooals
en
voor
hetgeen
zij
zijn,
heb
ik
mij
om
een
doel
te
bereiken,
nimmer
tot
politieke
kunstgrepen
of
het
debiteeren
van
partij
zuchtige
bombast
laten
verleiden.
Wij
zullen
daarlaten
de
vraag,
of
althans
een
gedeelte
er
van
aan
mijne
onpartijdigheid,
rond¬
borstigheid
en
eerlijkheid
moet
worden
toege¬
schreven,
maar
zeker
is,
dat
ik
mij,
ook
ovor
de
zulken,
die
door
de
partyzucht
tot
raadsleden
werden
benoemd,
zelden
heb
behoeven
te
beklagen.
Niet
dat
is
het
dan
ook,
dat
mijn
besluit
om
het
burgemeesterschap
neer
te
leggen
langzamerhand
deed
rijpen.
Neen,
de
administratieve
bemoeiingen
en
zorgen
van
den
meest
verschillenden
aard,
die
schier
dagelijks
in
getal
en
omvang
toenamen,
verwekten
langzamerhand
tegenzin,
zoodat
slechts
een
stoot
noodig
was
om
de
maat
te
doen
over-
loopen.
En
die
stoot
werd
gegeven
door
den
Minister
van
Oorlog
Seijffart,
door
zijn
besluit
om
de
in
de
gemeente
aanwezige
paarden
te
be¬
schrijven,
onder
een
lotingsnummer
te
brengen,
te
doen
keuren,
vervolgens
aanteekening
te
houden
zorging
aan
twee\rijschepenen
opgedragen.
Deza
hebben
dan
ook
spoedig
de
reis
ondernomen,
en
daar
ze
te
Neurenberg
vernamen,
dat
de
aangeklaagde
veilig
op
zyne
burcht
zat,
waarin
men
zonder
gevaar
en
avontuur
cfat
kon
komen,
zyn
ze
by
nacht
naar
de
burcht
gereden,
en
hebben
uit
den
slagboom
drie
spa¬
nen
gebakt
en
den
oproepingsbrief
in
de
kerf
gesto¬
ken
;
daarna
hebben
ze
den
slotwachter
toegeroepen,
dat
ze
daar
een
koningsbrief
hadden
bevestigd,
en
dat
hy
zynen
heer
moest
zeggen,
dat
deze
moest
verschy
•
nen
voor
den
vry3toel
—
op
straffe
van
de
keizerlijke
ban
en
verlies
van
rechten.
Dit
heeft
dan
ook
de
burcbtwachter
mst
grooten
schrik
aan
zyn
heer
mee¬
gedeeld.
Maar
deze
heeft
er
zich
spottend
over
uit¬
gelaten
en
gezegd:
„Wat
denk
je,
Hans,
dat
ikbavg
ben
voor
het
veemgericht
?
Het
zal
zyne
boden
niet
meer
naar
mij
zenden."
Nu,
ge
weet,
hoe
de
zaak
nu
verder
moest
verloo-
pen.
De
gedaagde
verscheen
niet.
Tot
aan
den
lsat-
sten
termyn
heeft
men
op
hem
gewseht
onder
de
Veem¬
linde,
totdat
de
zon
op
het
hoogst
stond.
Toen
daarop
de
vrijgraaf
heeft
gevraagd,
of
er
niemand
van
zijneat-
wegeu
was,
die
hem
wilde
veraztwooiden,
en
niemand
voortrad,
werd
aan
den
verdediger
der
wedawe
aan¬
gezegd,
dat
hy
de
aanklacht
moest
bewyzen.
Deze
heeft
toen
oogenblikkeiyk
den
piechtigen
eed
gezworen
op
het
zwaard
van
den
vrygraaf
en
voor
gespannen
vierschaar,
en
twee
eedhelpers
hebben
bezworen,
dat