Tekstweergave van EC_1895_01_02_0002
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
SO"
f
11
No.
1.
Zes
en
Twintigste
Jaargang
1895.
i
■
I'i
C
V;
i
mm
ENKHUIZER
COURANT,
A1BEHEEI
IIESTS-
voor
HOLLANDS
Woensdag
Dit
blad
rerachflnt
WOENSDAGS,
VRIJDAGS
en
ZONDAGS.
Abonnementsprijs
roor
3
maaiden
f
i.—
Blanco
per
post
„
„
„
„
1.20
Men
abonneert
zich
b{j
alle
Boekhandelaren
en
Postdirecteuren
of
rechtstreeks
b{j
den
uitgever
A.
EGMOND.
EI
ADTESTE1T1EILA1
NOORDERKWARTIER.
2
Januari.
Afzonderlijke
Ns.
dezer
Courant
aan
het
Bureau
afgehaald
5
Cents.
De
prjjs
der
Advertentiën
ran
1—6
regels
is
65
cents
mek
inbegrip
ran
1
bewijsnummer,
roor
eiken
regel
méër
10
cents.
Vddr
Dinsdag-,
Donderdag-
en
Zaterdagmorgen
10
uur
geliero
men
de
Adrertentttn
in
te
tonden.
Ingezonden
stnkken
minstens
éin
dag
rroeger.
Bij
bestol1
ing
van
de
ENKHUIZER
COURANT
in
den
loop
,&f
een
kwartaal
betaalt
men
slechte
de
Ns.
die
mg
verschenen.
ARIE
KLAPROOS'
NIEDf
JAiBSWËKSCH.
Hooggeachte
welbeminde
Dames
en
Heeren,
Ik
kan
U
met
den
Nieuwjaarsdag
feliciteeren
;
lk
heb
veel
te
wenschen
Yoor
alle
menschen,
Voor
groot
en
klein,
voor
arm
en
rijk,
Allen
gelijk.
Wil
mijn
wensch
niet
versmaden,
zegt
niet:
„malle
vent,''
Ik
meen
het
oprecht
en
ik
vraag
U
geen
cent,
Zoo
gij
gelukkig
zijt,
't
moge
U
geluk
vermeeren;
Zoo
Gij
't
niet
zijt,
moge
het
lot
zich
keeren,
Of
is
't
eigen
schuld,
wilt
dan
probeeren
Of
Gij
de
kunst
om
gelukkig
te
zijn
kunt
leeren.
De
Hemel
geve
U
kracht
en
moed,
Mits
Gij
zelf
maar
er
't
Uwe
voor
doet,
Om
booze
nukken
buiten
te
sluiten,
Of
de
vlucht
te
doen
nemen
door
deuren
of
ruiten.
Ik
wensch,
dat
op
den
Nieuwjaarsdag
de
zon
mag
schijnen,
En
alle
kwade
nevels
en
dampen
doe
verdwijnen;
„Dat
ook
geeft
hoop",
zei
Pietoom
zaliger
op
veel
appels
en
peren
;
l)ie
't
niet
gelooft,
ga
er
zelf
maar
op
studeeren."
'k
Vertel
het,
omdat
ik
Pietooms
nagedachtenis
wensch
te
eeren...
Dat
de
zondaars
zich
mogen
bekeeren!
Blijve
de
brave
braaf,
worde
de
goede
nog
beter,
Drage
elk
op
zijn
geweten
Een
gevoel'gen
thermometer,
Om
zijn
gedachten
en
willen
en
daden
nauwkeurig
te
meten;
Dat
beware
hem
er
voor,
om
and'ren
te
veroordeelen,
En
zich
ten
koste
van
and'ren
te
bevoordeelen,
Ik
wensch
voorspoed
in
het
land,
Op
klei
en
veen
en
op
zand;
Yoor
den
stadbewoner
en
den
fabrikant,
Een
voorspoed,
die
voor
negen
millioen
nieuwe
geweren
Niet
te
koop
is,
wie
ook
moge
regeeren,
Maar
die
juist
den
nood
oplegt
om
te
ontberen.
Neen,
voorspoed
die
hooi
geeft
in
't
ruifje,
En
in
den
middagpot
een
kluifje,
En
gekruid
met
mosterd,
peper
en
zout.
'k
Wensch
voorspoed
door
arbeid
en
vrede,
Door
eendracht,
matigheid
en
deugd;
Die
deele
aan
't
gansche
lichaam
zich
mede
En
kloppe
ieders
hart
daarbij
verheugd,
Zoo
klinke
een
lied
door
heel
het
land,
Van
oostergrens
tot
westerstrand
Van
Zeelandskust
tot
Oroningsrand
—
Wat
ook
verschille
in
rang
of
stand,
—
Elkander
zijn
wij
nauw
verwant:
Wij
leven
vrij
Wij
leven
blij,
Gelukkig
Nederland!
Wat
goed
is,
wordt
door
ons
gewild,
Het
klaaggeschrei
door
ons
gestild;
Het
hart
klopt
warm,
de
taak
is
licht,
Het
hart
klopt
hoog
bij
deugd
en
plicht.
Geen
zachter
band
dan
broederband
!
Wij
leven
vrij
Wij
leven
blij,
Gelukkig
Nederland
!
Heft
aan
dan
boer
en
burgerij
!
Komt,
schaart
U
allen
in
een
rij
En
zingt
en
jubelt
thans
met
mij,
Des
eenen
hand
in
's
and'ren
hand
:
Wij
leven
vrij,
Wij
leven
blij,
In
't
kost'lijk
Nederland
!
„Een
vrome
wensch!"
ja
zeker,
dat
is
't,
Op
't
.veld
der
liefde
is
veel
heirook
en
mist,
Maar
ook
het
droomen
en
wenschen
is
vaak
zoet
En
kan
een
lieflijken
snaar
doen
trillen
in
't
gemoed.
En
'k
weet
het,
mijn
wensch
is
goed.
En
waarom
zou
ik
haar
dan
smoren,
Om
liever
naar
't
krakeelen
te
hooren
P
Dat
toch
kan
mij
't
allerminst
bekoren.
En
of
het
godsdienst
heet
of
politiek,
Men
wordt
er
miserabel
van
of
ziek.
Moge
,'t
met
mijn
lezer
ook
maar
zoo
wezen,
Dat
wensch
ik
hem
toe
voor
nu
en
na
dezen.
Omdat
nu
niet
ieder
zijn
zin
kan
krijgen,
Hoop
ik,
dat
de
pruttelaars
zullen
leeren
zwijgen,
En
de
mond
die
graag
kijft,
voor
het
kijven
zich
sluit,
Of
zijn
taal
ga
het
eene
oor
in
en
het
ander
weer
uit.
Ieder
mensch
zij
bevreesd
en
beangst
voor
kwaad
bloed,
En
geef
voor
een
kwaad
woord
maar
liever
een
goed.
Dat
de
stemme
der
waarheid
aan
niemand
verveel;
Mair
klinkt
zij
soms
hard,
dan
omwoeld
met
fluweel.
Ik
wensch,
dat
zij,
die
in
hoogheid
zijn
gezeten
Dit
zelf
niet
zullen
voelen
of
weten,
En
dat
zij,
die
in
de
laagte
zweven,
Er
gerust
en
tevreden
onder
leven.
Op
de
dorpels
van
de
huizen,
Groote,
kleine,
hutten,
kluizen,
Sta
met
onuitwisbaar
schrift
Ingebeiteld
of
gegrift:
„Liefde
en
vree
vond
hier
een
woning,
„Daarom
ook
troont
hier
een
koning."
Ik
wensch
allen
jeugdigen
maagden
een
vrijer,
Bij
meerderen
ernst
sla
haar
hartje
dan
blijer,
En
alle
ouderen
wensch
ik
een
man,
Niet
een
pietigen
Piet,
maar
een
JAN,
Met
sterke
armen
aan
't
lijf
en
verlicht
brein
in
het
hoofd,
Wiens
liefde
niet
flauwt
en
wiens
geestkracht
niet
dooft!
Ik
wensch,
dat
den
jong'ling
't
jeugdig
leven
Veel
vreugde
en
genot
moge
geven.
Maar
genot,
waarover
hij
later
niet
heeft
te
kleuren,
Of
zijn
ouders
ontstemme
of
doen
treuren.
Voor
de
toekomst
hebbe
hij
veel
te
leeren
en
te
hopen,
En
hij
bij
een
meisje
naar
zijn
hart
geen
blauwtje
moge
loopen.
Ambacht,
nering
klimme
in
luister,
Bloeie
meer
dan
de
apotheek.
En
de
kroeg
gerake
in
't
duister,
Wijl
zij
de
menschen
maakt
van
streek.
Elk
moog
haar
den
rug
toekeeren
Als
een
klem
op
de
open
baan,
Wijl,
wie
Bachus
in
haar
eeren,
Zeker
naar
den
kelder
gaan.
'k
Wensch
den
vissehers
sterke
schuiten,
Knap
van
binnen
en
van
buiten,
Sterke
zeilen,
kost'lijk
want,
Kalme
zee
bij
rappe
hand;
Ruime
vangst
voor
groot
en
klein,
Alles
dik
en
vet
en
rein,
Grooten
trek
bij
eiken
stand,
Willige
afslag,
groot
debiet.
Nergens
schulden,
ruim
crediet.
'k
Wensch
den
nijv'ren
boerenstand
Ruimer
vruchten
van
het
land,
Nu
eens
niet
misère
spelen,
Dikke
bessen,
wit
en
rood,
Appels,
peren,
mooi
en
groot,
Puike
waar
als
om
ta
stelen.
Aardvrucht,
puike
kwaliteit,
Ruim
betaalde
mest
en
vlijt,
Zware
kooien,
schoone
kroten,
Flinke
prijzen,
groote
vraag,
Dikke
wort'len,
handel
graag,
Welvaartsbronnen,
wijd
ontsloten,
Gras
en
...ooi
in
overvloed,
Voorspoed
in
de
boerderijen,
Alles
moog
naar
wensch
gedijen:
Puik
van
zuivel,
prijzen
goed;
Vette
schapen,
zware
vachten,
Alles
weelde,
nergens
klachten
—
Nieuwe
welvaart,
nieuwen
moed.
Hiermee
sluit
ik
mijn
wensch,
en
nu
rust
ik
een
poos:
Den
lezer
zij
Heil!
Arie
Klaproos.
j
f
FEUILLETON.
msmmmsa
DOOR
CATHARINA
ALBERDINCK
THIJM.
In
de
Langestraat
No.
23
te
Utrecht
is
heden
avond
een
theekransje.
Mevrouw
Leendert,
geboren
freule
van
Leasch,
heeft
negen
van
haar
beste
vriendinnen
geïnviteerd,
waar¬
onder
drie
gehuwde
en
zes
ongetrouwde
dames.
Tegen
half
acht
wordt
in
het
salon
van
No.
23
hel
gas
op¬
gestoken,
een
theeblad
en
twee
zilveren
trommeltjes
klaar
gezet.
Tien
stoelen
zijn
geplaatst
om
de
volle
tafel,
die
met
een
donker
pluche
kleed
bedekt
is
;
de
kamer
is
goed
gemeubeld,
maar
zonder
luxe
of
ver¬
fijnden
smaak.
Mevrouw
Leendert
is
eene
dokters¬
weduwe,
zij
is
liberaal
van
Godsdienstige
richting
—
of
meent
dit
althans
te
zijn
—
omdat
haar
man
haar
bewezen
heeft,
dat,
sinds
de
medici
alles
uit
konden
leggen,
het
bovennatuurlijke
goad
was
voor
oude
vrou¬
wen
en
kinderen.
Mevrouw
Leendert
is
volstrekt
geen
onde
ziel....
slechts
vijf
en
veertig
lentes
heelt
zij
achter
zich.
Z§
is
eene
vrouw,
die
zich
zeer
goed
conserveerde
en
nooit
over
zich
liet
spreken.
Zie,
daar
komt
zij
binnen,
gekleed
in
eene
fraaie,
slepende
japon
van
satin
merveilleux,
die
boog
aan
den
hals
slait;
zij
is
meer
dan
middelmatig
groot.
Met
wel¬
gevallen
schikt
zij
de
Cbineesche
kopjes
op
haar
blad
en
buigt
naar
de
theestoof,
om
te
zien
of
't
water
kookt.
Er
wordt
aan
de
bnisdeur
gescheld
en
een
oogenblik
later
treden
twee
dames
binnen
:
de
onge¬
trouwde
frenles
Horreman,
dames
van
tnsschen
de
dertig
en
veertig
jaar.
die
sprekend
op
elkander
ge¬
lijken,
altijd
dezelfde
kleeding
dragen....
dezen
avond
ia.
licht
blauwe
japonnetjes
(dat
staat
zoo
keu¬
rig
bij
haar
blonde
lokken
en
blozend
gelaat).
Zij
zijn
zeer
godsdienstig
ei
zouden
de
liberale
mevrouw
Leendert
stellig
niet
bezoeken,
maar
zij
meenen
Let
verplicht
te
zijn
om
door
haar
tegenwoordigheid
eea,
goeden
invloed
nit
te
oefenen.
r-
»D»g
Marie,
dag
Fanline,
wel
ik
vind
het
recht
lief,
dat
gij
gekomen
zijt."
Da
dames
laten
een
gelnid
hooren,dat
met
lacbjes
en
zuchtjes
gemengd,
een
antwoord
beteekenf.
Met
da
paille
handschoenen
schuiven
zij
voorzichtig
de
baar
aaagewezene
stoelen
terog
en
slaan
daarbij
een
angstigen
blik
op
den
lichten
duim
en
wijsvinger
...
of
er
geen
stofje
aan
komt;
met
evenveel
voor¬
zichtigheid
gaan
zij
scheef,
als
op
spelden,
op
de
linker
heap
zitten,
de
naaister
heeft
hsar
gezegd,
dat
waa
de
eeuige
manier
om
de
poof
der
achterbaan
mooi
bol
te
handen,
en
ofschoon
zij
volstrekt
niet
om
toilet
geven...
Terwijl
mevrouw
Leendert
informeert,
boe
't
weer
buiten
is,
hoort
men
stappen
in
de
gang,
en
een
tikje
op
de
deur
wordt
gevolgd
door
het
binnentreden
van
vier
nieuwe
genoodigden.
Mevrouw
de
Baronnesse
vaa
Plot
en
dochter,
te
zamen
ongeveer
zestig
jaar
tellende,
en
de
dames
Meijer
Sloet,
onderwijzereseen.
Mevrouw
van
Plot,
een
stntige
vronw
met
nog
jeugdige
frisscbe
trekken
en
reeds
wit
haar,
de
echtgenoote
van
een
gewezen
burgemeester,
die
niettegenstaande
baar
deftig
uiterlijk,
toch
in
manieren
en
taal
de
rgke
gruttersdoc'otec
verraadt,
haar
dochter
eene
uitstekende
pianiste,
die
gebroken
Hollandsch
en
zeer
goed
Franeeh
spreekt,
dank
zij
haar
pas
voltooide
opvoeding
te
Parijs.
De
dames
Meijer
Sloet,
twee
magere,
bleeke,
verwelkte
vrouwen,
met
hangende
krullen
in
den
hals,
die
steeds
iets
bitters
in
de
uitdrukking
van
baar
ge
laat
en
den
klank
barer
stem
hebben,
omdat
zy
vree¬
zen
dat
de
andere
vrouwen
haar
met
genadigheid
zullen
behandelen,
dewijl
zij
door
het
ongelnk
alhsn
kelijk
gtwoiden
zijn,
zjj
hebben
haar
beste
grijsjss
asn.
Mevrouw
van
Plot
draagt
een
zware
bruin
moirée
japon
met
kanten
kraag
en
diamanten
broche;
hare
dochter
Johanna
heeft
een
rose
kleedje
om
de
tengere
leest,
met
een
bouquetje
donkere
rozenknopjes
aan
den
hals.
Men
neemt
plaats
na
de
gewone
com¬
plimenten
;
de
vrouw
des
huizes
achter
haar
blad;
rechts
mevrouw
van
Plot,
links
een
open
stoel;
daar
naast
de
oudste
freule
Horreman,
dan
een
onbezette
steel;
naast
mevrouw
van
Plot
de
oudste
juffrouw
Meyer,
naast
haar
weer
een
open
stoel
dan
de
jongste
Horreman,
nasst
w
e
Johanna
geplaatst
wordt,
en
tnsschen
Johanna
en
de
jongste
Meijer
blijft
de
vierde
laat",
merkt
verstrooid
de
eenige
waarde
aan
baar
terwijl
zij
den
theepot
vol
stoel
onbezet.
—
»De
dames
komen
gastvrouw
op,
zonder
woorden
te
hechten,
en
schenkt.
—
»Ik
zag
mevrouw
van
Oost
met
jonkheer
Pen
over
de
groote
markt
gaan
aoowat
een
uur
geleden,"
zeide
Johanna
met
een
beschroomd,
dooh
veelbeduidend
lachje.
Haar
mosder
zag
haar
toestemmend
aan,
mevrouw
Leendert
bloosde;
de
dames
Horreman
trokken
haar
breiwerk
te
voorschijn
en
de
ondste
juffrouw
Meijer
meende:
«■Mevrouw
van
Oost
geeft
zich
nog
znlke
airs
de
jeunesse",
waarop
Johanna
van
Plot
sprak,
als
de
eenige
waarlijk
jeugdige
:
—
«Er
zijn
ook
wel
jonge
dames,
die
zich
niet
altijd
bet
hof
laten
maken;
het
ligt
niet
aan
de
jengd,
maar
aan
een
gevoel
van
vrouwelijke
kieschheid,
en
de
op¬
voeding,
die
men
tegenwoordig
aan
de
jonge
meisjes
geeft
is
ook
zoo
goed,
dat
men
niet
behoeft
te
vreezen,
dat
er
vele
zullen
zgn,
die
zooals
mevrouw
van
Oost..."
Zij
werd
gestoord
door
het
kloppen
aan
de
deur
en
het
binnentreden
van
een
slanke
vronw,
met
vriendelijk
gelaat,
tot
wie
de
huisvrouw
zich
haastig
wendde:
«Wel,
lieve
mevronw,
is
n
daar!
Wfl
begonnen
al
ongernst
te
worden;
ik
geloof,
dat
al
de
aanwezige
dames
n
bekend
zjjn,
mevrouw
Plot
en
hare
dochter,
de
freules
Horreman,
de
dames
Meijer."
—
«Lieve
mevrouw
Leendert,"
viel
de
binnenkomende
de
huisvrouw
in
de
rede
:
«Stel
my
toch
de
dames
Meijer
niet
voor,
het
zijn
vriendinnen
van
mü:
dag
Charlotte,
dag
Naninl"
Mevrouw
van
Oost—
want
zij
was
het—nam
plaats
tnsschen
mevronw
Leendert
en
freule
Horreman.
—
«Al
de
dames
sniker
en
melk
?"
vroeg
de
hnis-
vrouw.
„Wij
spraken
juist
van
n,
Bella,"
zeide
Nanin
r,
«quand
on
parle
de
la
rose,
on
en
voit
le
bouton."
—
«Een
nog
al
onde
bonton,"
gnf
mevrouw
van
Oost
glimlachend
ten
antwoord:"
mij
dnnkt,
men
kan
met
reobt
van
een
rozenknop
spreken,
nis
men
de
dochter
van
mevrouw
van
Plot
aanziet,
—
ik
had
uw
dochter
sinds
haar
terugkomst
nog
niet
gezien,"
ging
zij
voort
zieh
tot
deze
laatste
wendende,
«ik
maak
u.
mijn
compliment,
mevrouw,
on
reconnait
l'artiste
k
sou
,
oeuvre".
Na
dit
gezegde
heerschte
er
een
oogenblik
stille,
de
jongste
juffrouw
Meijer,
fluisterde
in
Johanna's
oor:
«Wat
spreekt
zij
slecht
Fransch
1
U
weet
die
Pen
—
haar
chaperon
—
is
ook
zoo
half
en
half
een
artist,
en
sinds
dat
hij
bij
haar
in
functie
is,
big
ft
dat
woord
op
baar
lippen
bestorven".
Weer
ging
de
denr
open
en
mevrouw
Bolder
trad
binnen
met
juffronw
Servaar.
Mevrouw
Bolder
was
de
vronw
van
een
jong
advocaat,
die
al
heel
wat
praktijk
in
Utrecht
en
om¬
streken
had,
—
mejuffrouw
Servaar
de
dochter
van
een
letterkundige.
—
Beide
vrouwen
konden
nog
geen
dertig
jaar
oud
zijn,
en
werden
met
den
naam
van
Bas
bleus
bestempeld.
Mevrouw
Bella
van
Oost
was
in
ieder
opzicht
tot
nu
toe
de
parel
van
het
gezelschap;
zij
was
meer
be¬
vallig
ea
vriendelijk
dan
bepaald
een
schoonheid,haar
geheele
voorkomen
had
eene
distinctie,
die
alie
andere
aanwezige
vrouwen
misten.
Men
beweerde,
dat
dit
te
wijten
was
aan
haar
Parijsche
modiste,
anderen
zei¬
den
dat
het
gemaaktheid
was.
Mevroaw
Bolder
was
een
knappe
jonge
vronw,
maar
zoo
excentriek
in
haar
spreken
en
kleederdracht,
dat
men
haar
schoon
gelaat
geheel
vergat.
Zij
droeg
op
dergelijke
avondpartijtjes
een
blauwzijden
rok
met
geel
of
rood
gegarneerd,
eea
dergelijk
lijf
en
groote
witte
fichu
—
mejuffrouw
Ser¬
vaar
was
een
klein,
bleek,
leelijk
meisje,
dat
op
niets
pretentie
maakte
dan
op
volslagen
ongeloof,
wat
on¬
gevraagd
uitgesproken
en
vooral
door
een
vronw,
altijd
iets
stootends
heeft.
Zooals
het
gezelschap
samengesteld
was,
scheen
er
nog
al
verscheidenheid
van
karakter
en
smaak
te
zijn
;
maar
het
waren
allen
fatsoenlijke
vrouwen;
das
ge
•
kibbeld
zou
er
wel
niet
worden.
—
«Na
zijn
wij
eindelijk
voltalig,"
zeide
de
huis¬
vrouw,
«voordat
wij
partijtje
maken,
mag
ik
mevroaw
Bolder
en
juffrouw
Servaar
verzoeken
op
de
ledige
stoelen
p'aats
te
nemen
?
..
.
O
ja
I
ik
wachtte
juffrou
w
Pels,
maar
't
is
al
zoo
laat,
misschien
komt-zij
niet;
T