Tekstweergave van EC_1894_09_19_0001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
! 10. Vijf en Twintigste Jaargang 1894 ENKHUIZER COURANT IMÏMEE! SIÏIIWS- voor HOLLANDS Woensdag Dit Maa Terschgut WOENSDAGS, VRIJDAGS ea ZONDAGS. Abonnementsprijs roor 3 maanden ƒ J-— Franco per post L » " Men abonneer» zich bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren of rechtstreeks bQ den aitgerer A. EGM.OND. EI IDÏEBUSTIEBIU NOORDERKWARTIER 19 September. Afzonderlijke hls. dezer Courant aan het Bureau afgehaald 5 Cents. De prijs der Adrertentiën Tan 1—6 regels is 65 cents met inbegrip ran 1 bewijsnummer, roor eiken regel méér 10 cents. Vóór Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmorgen 10 uur gelier» men de Adrertentiën in te aendeu. Ingezonden stukken minstens één dag Troeger. Bij bestelling van de ENKHUIZER COURANT in den loop van een kwartaal betaalt men slechts de Ns. die nog verschijnen. TI£ND»ai . Zij die zich met 1 OCTOBER op dit Blad abonneeren, ontvangen de tot dien datum verschij¬ nende nummers gratis. ""koninklijke NEDERLANDSCHE MARINE RESERVE- BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Ge¬ meente ENKHUIZEN ; Voldoende aan de daartoe bij hen oatvangen oit- noodiging van den heer Commissaris der Koningin in deze Provincie (missive van 8 September 11. 4 Afd: No. Jj-6 M/S); Brengen bij deze ter algemeene kennis, dat volgens de bij Koninklijk Besluit van 25 Juli j.l.No. 42 vast¬ gestelde en den len October a. s. in werking tredende voorlooDige Regelingen van het personeel der KON1N A- LIJKE NEDERLANDSCHE MARINE-RESERVE, u aar Dij kunnen woiden benoemd Officieren, terwijl er verder bij kunnen worden aangenomen Matrozen, '1 or- pedisten, Machinisten en Vuurstokers, en dat een exem¬ plaar der voornoemde regelingen ter Secretarie voor belanghebbenden ter inzage ligt. Burgemeester en Wethouders voornoemd, HARTKAMP. De Secretaris, H. VLASVELD. Enkhuizen, den 17 SepUmber 1894. VERGADERING van deu GEMEENTERAAD te ENKUUIZEN op DONDERDAG den 20 tEPTEMBER 1894 des namiddags ten 6 ure. De onderwerpen van beraadslagen zijn: 1. Ingekomen stukken. Onderzoek Geloofsbrieven van den Heer J. van Lith. Voorstel om uit bet Raadsbesluit dd. 24 Mei 1894 te doen vervallen vak t (iraaie hand werken), en hetgeen verder zal worden voorgedragen. 2. uitzondering is, juist andersom als bij ons in Westfriesland. Dat daar dan ook de toestand bedenkelijker is dan hier is licht te begrijpen. De huur overeen¬ komsten toch zijn, of worden uitsluitend in het belang van den verhuurder gesteld, en is daarbij geheele of gedeeltelijke mislukking van den oogst, al eens een meewarige landeigenaar, die een ge¬ deelte van de jaarhuur kwijt scheldt, de huurder moet daarvoor dankbaar zijn, want recht er op heeft hij niet. De eigenaar-gebruiker handelt naar omstandigheden en tracht ze onschadelijk of zich ten nutte te maken, maar een huurder is mepstal aan vaste regels gebonden, waardoor hij zich menigmaal een voordeeltje ziet ontglippen. De eigenaar-gebruiker tracht zijn land te verbe¬ teren om de opbrengst er van te verhoogen, iets wat hem zelf of zijne kinderen moet ten goede komen, maar de huurder kan daaraan moeielijk denken, dewijl het wellicht voor hem verloren josten zijn en verloren moeite is, dewijl er alle grond bestaat voor de vrees, öf dat hij door ver¬ hooging van huur die kosten tweemaal moet be¬ talen öf dat een ander er alleen van zal profiteerep. Er bestaat alle reden om te hopen dat hierin op wettelijke wijze verbetering zal worden gebracht en het trachten daarnaar mag van de Geldersche- Overijsselsche maatschappij v. L. een goed werk heeten. Het Neder!. Landbouw weekblad dat aan de leden van de Ilollandsche Maatschappij van land¬ bouw gratis verstrekt wordt, deelt mede, dat de reeds meer genoemde Mij. op 21 Augustus een vergadering hield, waarin ook de minster van Waterstaat, de heer van der Sleyden tegenwoordig was, waarin een rapport over de pachtovereen¬ komsten aan de orde werd gesteld, en waarin eenige conclusieën, door prof. Moltzer gesteld, werden aangenomen. Wij laten de aangenomene hier volgen : lo. Het mag een dringende eisch des tijds genoemd worden, dat in de rechtsverhou¬ ding tusschen de eigenaren en de gebruikers van deu grond verbetering worde gebracht." Deze conclusie kan beschouwd worden als een inleiding op hetgeen volgt. 2o. „Daartoe neme de Wetgever in de aller De toestand op het platte land. OORZAAK en GEVOLG. Slot. Uit den ijver, die de Geldersche-Overijsselsche Maatschappij van landbouw aan den dag legt om den huurder-gebruiker van landerijen tegeuover den verhuurder in een betere positie te plaatsen kunnen wij het besluit trekken, dat in de bouw- streken van ons land eigen bezit en gebruik meer F E U ILL E T O N. TI S€1Ö0». Eene vertelling uit Italië. In het jaar, dat Ferdinand van Medici den (roon van Florence besteeg, gebeurde net, dat voor de rechters van den bloedraad eene vronw weid gebracht, wier gelaat bedekt was door een masker, dat een doodshoofd voorstelde. Hare gestalte was verborgen door een langen mantel, die tot op de enkels atbmg, en waaraan een kapje was bevestigd, dat tot over het voorhoofd was getrokken. Wie deze gestalte zag, kon niets anders onderscheiden, dan dit vrees aanjagende masker en dit lijkkleed ; eene spookverschijning, op het pant staande deel te nemen aan een doodeudans. Deze vrouw was Rosaura Montalboni, die voor de vierde maal aangeklaagd, voor den rechterstoel stond ; ten vierde male aangeklaagd voor een vergrijp, dat, vreemd genoeg, zich zelf verdedigt en in de aanklacht zelf zijne verontschuldiging vindt. En waarin bestond de aanklacht ? Men klaagde Rosaura Montalboni aan, omdat ze te schoon was. Zóó schoon, dat als ze des morgeDS voor het raam stond, het volk op de straat bleef staan, zoodat de wagens en rijtuigen niet konden passeeren, de koop¬ lieden vergaten hnnne wartn uit te stallen, en de ambtenaren van de hertogelijke bureau's haar urenlang bewonderden, in plaats van hunne ambtsbezigheden te eerste plaats, een verbeterde regeling onzer agrarische rechtspraak ter hand, teneinde, bij de berechting van alle geschillen, tot welke de rechtsverhouding tusschen den eigenaar en den gebruiker van den grond aanleiding geelt, althans feitelijk, een over- heerschende invloed te verzekeren aan het deskundig en onpartijdig oordeel, van met het landbouwbedrijf evenzeer vertrouwde, als om hunne rechtschapenheid, ter plaatse algemeen geachte personen (leeken)." Artikel 1028 van ons Burgerlijk Wetboek zegt: Indien bij een huur voor verscheidene jaren, gedurende den huurtijd, de geheele oogst van een jaar (iets minder zou dus niet gelden Cs) door onvermijdelijke toevallen, is verloren gegaan, kan de huurder eene vermindering der huurpenningen vorderen, ten ware hij door den oogst der vorige jaren reeds mocht zijn schadeloos gesteld. „Indien hij niet schadeloos gesteld is, kan de begrooting van de vermindering van de huurpen¬ ningen niet geschieden dan op het einde van de huur, wanneer het genot van al de jaren tegen elkander in vergelijking wordt gebracht. De rechter kan niettemin den huurder toestaan om voorloopig naar mate van het geleden verlies, een gedeelte der huurpenningen in te houden." Dat artikel 1628 is een prachtig artikel, dat ja, een glimp of schijn van billijkheid bevat, maar eigenlijk alleen in het belang van den verhuurder is gesteld. _ Wat zou er, naar aanleiding van dat artikel voor advocaten niet veel te verdienen zijn, indien de landbouwers niet zoo wijs waren om de schade maar stilzwijgend zelf te lijden. Maar de gevolgen van een rechtsgeding konden toch ook in het bord van den verhuurder komen te druipen, en daarom misschien heeft de wetgever in art. 1631 hem het middel aan de hand gedaan om de schade, die hem door het artikel 1628 boven het hoofd hing, te ontgaan. Dat artikel toch immers zegt: „De huurder kan bij uitdrukkelijk beding voor de onvoorziene toevallen worden aan¬ sprakelijk gesteld." De wetgever maakt onderscheid tusschen on¬ voorziene en buitengewone toevallen; onder de eerstgenoemde verstaat hij schade door hagel, bliksem, vorst, ot het ontijdig afvallen der bloe¬ sems van boom- of wijngaard. Onder de laatste verstaat hij verwoesting door oorlog ot overstroo¬ ming, maar ook daarvoor kan de verhuurder zich tegen de eerste schade verzekeren, door in de huurovereenkomst te bepalen, dat ook die schade door den huurder wordt op zich genomen. Ongetwijfeld zullen velen onzer lezers die het IYde Hoofdstuk en de Yllde titel van ons Bur¬ gerlijk Wetboek aandachtig lezen, met de G.-O. Maatschappij van L. tot de overtuiging komen, „dat het een dringende eisch des tijds mag ge¬ noemd worden, dat in de rechtsverhouding tus¬ schen de eigenaren en de gebruikers van den grond verbetering worde gebracht." Het volgende nummer der conclusie is al mede zeer belangrijk; het luidt : 3o. Te gelijker tijd stelle onze burgerlijke wetgever zich tot taak, om aan den niet eigen geërfden boer, ook op den door hem gehuurden grond, een vast gebruiksrecht te verzekeren, hetwelk hem aan den eenen kant jegens den grondeigenaar zou doen gehouden zijn : a. „tot een passend en behoorlijk gebruik van den grond, met bevoegdheid van den eigenaar, om bij misbruik of verwaarloozing van den bodem, het gebruiksrecht van den nalatigen boer door den rechter te doen vervallen verklaren. b. „Tot regelmatige geldelijke uitkeeringen, waarvan het jaarlijksch bedrag, telkens na afloop van een overeen gekomen termijn, indien eigenaar en gebruiker daaromtrent niet tot overeenstemming zijn gekomen, aan de beslissing van den rechter wordt overgelaten, en met gelijke bevoegdheid des eigenaars, in geval van wanbetaling, als, voor het geval van misbruik ot ver¬ waarloozing van den grond, hier boven su ba werd bepaald ; hetwelk hem aan den an¬ deren kant tegenover den eigenaar aan¬ spraak zou geven." De wensch onder deze letter uitgesproken munt, bij een eerste lezing, niet uit door duide¬ lijkheid. De bedoeling zal wel zijn, dat, b. v. bij veranderde omstandigheden ot het optreden van een nieuwen eigenaar, partijen omtrent den huurprijs niet in overeenstemming kunnende komen, de rechter dien huurprijs vaststelt. Verder, dat het vaste gebruiksrecht niet zal verhinderen, dat de wanbetalende of de den grond misbruikende en verwaarloozende huurder niet zal vrijwaren tegen gerechtelijke opzegging der huur. c. Op vergoeding der waarde van de ver¬ betering aan grond of hoeve door hem (den huurder) aangebracht, waarmee de eigenaar, ten koste van den gebruiker, onredelijk zou worden gebaat, zoo dikwijls het goed, hetzij vrijwillig ot gedwongen, door den gebruiker wordt verlaten. Eindelijk e. Op het uitsluitend recht om te jagen op den door hem gebruikten grond, voor zooverre hij de bevoegdheid daartoe niet voor een bepaalden tijd (12 jaar niet te boven gaande) aan een ander mocht heb¬ ben afgestaan. Ziedaar de wenschen die de G.-O. Maatschappij van landbouw ten aanhoore van den Minister vau Waterstaat heeft uitgesproken. Of en zoo ja wanneer nog voorstellen tot ver¬ betering van de agrarische wetgeving zullen wor¬ den ingediend is een vraag, die thans nog niet voor beantwoording vatbaar i". Echter ontbreekt het niet aan mannen, dio den Minister behulpzaam zouden kunnen en willen zjjn. Ongetwijfeld zou de positie van vele bouwboeren in Utrecht, Gelderland, Overijssel, Friesland en Limburg er veel door kunnen verbeteren. Een bij goed gebruik niet opzegbare huur is voor hen van het meeste belang, en bij het verlaten eener hoeve terugbetaling ot vergoeding van de kosten, die gemaakt zijn ter verbetering, zou niet in het nadeel zijn van den eigenaar, in tegendeel hem tot voordeel kunnen strekken, dewijl het eigen belang den boer doorgaande tot het aanbrengen van verbeteringen drijvea zou. Yolgens de medegedeelde conclusie zou het nogal eens kunnen gebeuren, dat een geschil aan een rechterlijke uitspraak moeBt worden onderworpen ; daarom zouden wij het wenschelijk achten, dat, bij een verbeterde agrarische wetgeving er voor werd gezorgd, dat dit op meer snelle en minder kostbare wijze kan geschieden als dit thans met verrichten. Zóó schoon, dat sedert zij op den rechteroever van den Arno woonde, daar sedert eene geheele rij van paleizen en woningen bij gebouwd was, terwijl de linker oever zijn endergang te gemoet ging, want edellieden, kooplieden en renteniers gingen op den rechteroever wonen. , Zóó schoon, dat als ze de kerk van Santa Maria del Fivre binnentrad, de menscben zioh van het altaar af- en naar haar toe beerden, en in plaats van troost, slechts leed en emart mee naar huis namen van de heilige plaats. Als de viaschers 's morgens het lijs van een bleeken jongeling uit de wateren van den Arno ophaalden, dan was dit ongetwijfeld een ongelukkige minnaar van Rosaura, die zich om harentwil het leven had benomen ; als de nachtwachts 's nachts in de donkere stiaten op de leveniooze gestalte van een in flaweel gekieefen ridder stieten, die met een dolk in het hart, in zijn eigen bloed baadde, dan was hij zekerlijk gevallen om Rosaura's wil, die hem mieschien vriendelijk had toegelachen, en daardoor den woedenden nijd van een medeminnaar had opgewekt; ais rijke vaders een on_ voorzienen dood stierven, dan waren ze ongetwijfeld te wille van R saura vergiftigd, want om hare schoone oogen te zien glimlachen had een ieder zelfs vader, moeder, broeder of zuster gewillig opgeofferd. Eens heersohte er hongersnood in de stad; het ge penpel raasde, omdat het geen brood had, en drong woedend in het paleis Montalboni, welks eigeaares zich in melk baadde, de bloemen van haar tuin met wijn begoot en dagelijks gastmalen aanrichtte, terwijl het volk van honger stierf. Toen nu de razende menigte de poort had open gebroken, en de fraai uitgedoste bedienden op de vlucht gedreven had, daalde Rosaura geheel alleen de marme¬ ren trappen af, waarbij haar wonderbaar, goudblond baar over hare schouders nedergolfde en zij met een met diamanten bezetten waaier haar rozig gelaat ver¬ koeling toewaaide .... en het gepeupel verstomde voor haar, de oproermakers kusten den zoom van haar kleed en de menigte trok zich terng. Ze brulde naar brood Rosaura schonk een glimlach en ze was bevredigd. Driemaal werd ze om bare schoonheid aangeklaagd door verbitterde vader?, wier zonen als offer van hare schoonheid gevallen waren. Driemaal klaagden ze Rosaura aan „schoon" te zijn. De rechters hoorden de aanklacht aan, lieten de schuldige voor zich bomen en overtuigden zich, of het vergrijp in werkelijkheid bestoud. De werkelijkheid overtrof zelfs de woorden der bit terete aanklacht. Rosaura was nog sohooner, dan men haar schilderde. Eu tweemaal luidde het vonnis: „Da aanklager heeft gelijk, het vergrijp bestaat, de aangeklaagde is vrij.* Hare schoonheid was eene groote misdaad, maar eene nog grootere verontschuldiging. Als ze bare rechters in het gelaat zag, vergaten deze de wet; als ze weende, dan zwoeren deze, dat ze onschuldig was, en als ze hen toelachte, dan waren ze bereid, zich zelf voor schul¬ dig te verklaren. Het derde geval was, dat de beheerder van de schat¬ kamer des hertoga de hem toevertrouwde schatten toe¬ eigende en zich van het leven beroofde, nadat hij alles voor de schoone had verkwist. Thans kon men geene genade meer laten gelden. De schoone dame werd wederom voor den rechterstoel gebracht en met meerderheid van stemmen bet vonnis over haar uitgesproken, dat ze voor altijd uit Florence verbannen en haar schoon lichaam gebrandmerkt moest worden. Het schavot, waarop de straf voltrokken zou worden, werd voor het Paleis Pizzi opgesteld. Id dichte drom¬ men vulde de menigte de groote ruimte en de daken der huizen, van waar men een goed gezicht op het schouwspel had. De betooverend schoone dame werd voor georaent; de beul nam het rood gloeiend brandijzer in de hand en rnkte bet zijden gewaad van Rosaura's schouder, om er het brandmerk op te drukken. En toen hjj den gladden, sneeuw witten schouder voor zioh zag, vergat hij, dat hij een beul was, en drukte er in plaats van net heete ijzer zijne brandende lippen op. ,, Die grap kostte den benl het hoofd, maar reuiie Rosaura ; want er was niemand te vinden, die het vonnis tegen dezen schoonen schouder wilde uitvoeren. Ieder, die haar zag, wilde haar kussen, maar niet misvormen door een gloeiend ijzer. Het wonder kwam den Groot- Hertog ter oore. Cosims van Medici was toen reeds een bejaard man, met eene neiging tot vroomheid. En misscbien deed bij het ook uit vroomheid, dat, toen men Rosaura vóór hem bracht, hjj haar genade schans: en de straf kwjjt schold. Voortaan mocht Rosaura Montalboni ongestraft schoon zijn. Niemand waagde