Tekstweergave van EC_1893_01_04_0001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
No. 2. Vier en Twintigste Jaargang. 1893. ENKHUIZER COURANT. -(5- 1LIIMIEI mmt voor HOLLANDS Woensda Sl Dit blad verschijnt WOENSDAGS, VRIJDAGS en ZONDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.— Franco per post „3 ƒ1.20 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren, of rechtstreek» bij den uitgever A. EGMQND. EK iSIEHTEITIEBIAl NOOEDEBKWABTIEtt 4 Januari. Afzonderlijke Ns. dezer Courant aan het Bureau afgehaald 5 Cents, De prijs der Advertentiën van 1—6 regels is 65 cents, met inbegrip van 1 bewijsnummer, voor eiken regel méér 10 cents. Vi5ór Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmorgen 10 uur gelieve men de Advertentiën in te zenden. Ingezonden stukken minstens één dag vroeger. Bij bestelling1 van de ENKHUIZER COURANT ia dan loop ran een kwartaal betaalt men slechts de Ns. die nog verschijnen. Het auteursrecht voor den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No 124.) llenschen en willen- Zoo komt de beurt dan ook aan ons om, bij den aanvang van het jaar den wensch uit te spre¬ ken : „den lezer en der lezeres heil!" Die wensch is kort, maar ryk van zin, want zij bevat alles in zich, wat wij voor ons geluk noodig hebben. Misschien echter dat door dezen of genen er eén meer beperkte beteekenis aan wordt gegeven, omdat het levensgeluk van de vervulling van een paar wenschen afhankelijk wordt geacht. En in die stemming kan iemand komen, indien hij lijn aandacht, belangstelling en liefde aan een enkele zaak of onderwerp wijdt. Sprekend is in dit opzicht de plaat, bij een der jaargangen van de Kunstkroniek behoorende. Een dame zit met do hand onder het hoofd te peinzen en ziet door haar glasraam een arme vrouw met een kind op den arm. Dit stemt haar des te treuriger en zij verzucht: die arme vrouw is rijk, want zij draagt een schat in hare armen, en ik !... Zeker, zij gevoelt zich niet gelukkig, en indien zij onzen heilwensch hoorde, zou zij wellicht aan de vervulling van een enkel ver¬ langen het allereerst denken. En zoo zijn er meerderen ; velen wellicht. Maar er zijn er ook, die zeggen : „aan mij is die wensch ijdel verspild ; voor mij is het heden donker en in de toekomst zie ik geen enkelen lichtstraal." Wij hebben met een zulke oprecht medelijden en zouden wenschen... maar neen, wenschen baten immers een zulken niet; zij zijn dan ook ge¬ makkelijk uit te spreken, en 't is zoo, veelal ge¬ schiedt het uit gewoonte en met een koel hart, zoodat zij zouden worden teruggenomen indien zij met hulpvaardigheid en dienende liefde moesten gepaard gaan. Maar indien deze aanwezig is, valt er toch een lichtstraal wij willen niet eens beweren die der b00p maar toch een lichtstraal in het donkere gemoed. Welnu, onze wensch sluit in, dat die lichtstraal daar waar het donker is moge gezien en gevoeld worden. Er was eens een hoog bejaarde landbouwer, die zijn klein bedrijfje met een jongen in orde hield. Maar hij werd ziek en verloor, zoo niet geheel, dan toch bijna zijn gezichtsvermogen. Tijdens zijn ziekte was zijn kas uitgeput geraakt; hij had een paar malen geld terleen gevraagd, doch niet met gunstig gevolg; en nog eens tweemaal, maar nie¬ mand „had geld." Zijn jongen moest hij, wijl het deze aan leiding en opzicht ontbrak, afdanken. 't Was donker, niet alleen in de oogen, maar ook in de ziel van den man, en te donkerder F E U I L L E T O N. EENE MISDAAD. Uit het Hougdnitsch VAN DIETRICH THE DEN. 5. . «Zeker weet ik het niet. Ik denk zoo om vier uur." «Heb je hem zien weggaan ?" «Neen." «Waarom denk je dan van om dien tijd ?" «Ik denk het maar zoo. Later heb ik hem niet meer gehoord?" «En voor dien tijd dan ?" «Jawel; toen heeft hij de deur van Dore's kamer dichtgesmeten, dat het hnis er van dreunde." «Wie was Dore?" De burgemeester deelde het hem mede. Daarna vervolgde de commissaris tot alle aanwe¬ zigen gekeerd: «Ge hebt gehoord, dat de boer doodgeschoten is. Hebt ge ook eenige verdenking, wie of de dader zon kannen zijn ?" Allen zagen elkander vragend aan; niemand ant¬ woordde. «Jij misschien ?" vroeg hij de huishoudster. «Neen." «Had de boer vijanden ?" «Ik geloof het niet." «Hebben de manneljjke bedienden zich gisteren¬ avond ook nit de woning verwijderd ?" «Wat bedoelt u?" vroeg de deerne. De burgemeester kwam tnsschenbeide. «Of Hinnerk en Krüchan gisteren avond thuis gebleven zjjn ?" legde bij uit. «Jawel," hernam de deerne beslist. «Hoe weet je dat?" examineerde de commissaris. «Ik weet het." naarmate de oogst althans van één artikel meer en meer naderde. In dien toestand brak zjjn verjaardag aan. Hij ontving vele bezoekers: familie, vrienden en buren. En ieder die meende dat het voor hem tijd was om weer heen te gaan, schudde den bejaarden man de hand met een: „Nu, van harte beterschap hoor, ik hoop maar dat je je gezicht spoedig moogt terug ontvangen ; ik hoop er op en denk dat het met het toenemen van je krachten wel weer in orde komen zal." Een der buren bleef nog zitten en gaf een wenk aan een drietal zijner medeburen om alsnog te blijven, welke wenk werd begrepen. Toen de rest wenschenden vertrokken was, zeide hij tot zijne medeburen : „ik heb van dat wen¬ schen al lang genoeg; hier is hulp noodig; ik stel u voor om, morgen te beginnen, bij beurten een man af te staan en te betalen ; kunnen wij zoodoende sommige anderen tot naijver opwekken, des te beter." En de anderen zeiden : „zoo zal 't gebeuren." En toen, ja, toen zag de meer dan half blinde een lichtstraal, die doordrong tot in zijn donker gemoed. Bij den aanvang van een jaar hebben wij met onderscheiden wenschen waarmee wij worden be¬ groet, te doen. Daar zijn hartelijke en plichtplegende, waar¬ onder gehuichelde wenschen; belangzuchtige en bedelende wenschen. Maar hebben wij het geluk, zelf in een eenigszins opgewekte stemming te ver- keeren, dat zullen wij niet oordeelen, maar 't er voor houden dat hij of zij die ons wenschende toespreekt, onder den invloed van het nieuwe in een gelijke stemming verkeert en meent wat de lippen uitspreken. Het als een soort van plichtpleging koel uit¬ spreken van een wensch, kan soms heilrijke ge¬ volgen hebben. Twee menschen leefden reeds geruimen tijd in verwijdering van elkander, zooals doorgaande, was een kleinigheid oorzaak van de bestaande spanning. Zulk een verhouding bevalt niet, maar ... wie zal de eerste zijn die blijken van toenadering geeft ? De trots of het gevoel van eigenwaarde spreekt hierin immers mee ? „Kom," zegt de een, „ik zal mijn vijand op nieuwjaarsdag wenschende tegemoettreden; vindt dit weerklank, dan is zonder nadere ophelderingen de vrede gesloten." En zoo gezegd zoo gedaan : en de toenadering vond en vindt doorgaande weer¬ klank en de vroegere verwijdering maakte voor hartelijkheid plaats. «Ja, maar hoe weet je dat zoo vaat?" De deerne werd rood en zag den jongsten knecht aan, die zich nat achteraf hield, Dit ontging den commissaris niet. «Zoo, zoo!" zei hij, terwijl een fijne glimlach oen oogenblik om zijne lippen speelde. Hij richtte zich tot zijn begeleider: «Ik geloof, dat wij hier voorloo- pig geene oplossing van het raadsel zullen vinden. Wilt u zoo vriendelijk zijn, burgemeester, hier eene wacht te laten bljjven, dan kunnen we ons onderzoek op de boerderij voortzetten. De bedienden moeten meegaan," voegde hij er bij. Vier personen bleven vrijwillig achter, om wacht te houden; de overigen volgden den beambten op eenigen afstand. Ook op de boerderij hadden zich nieuwsgierigen verzameld, die thans ook mee naar binnen wilden gaan. De commissaris wees ze vriendelijk, maar be¬ slist terng. In de eerste plaats gingen zij in de woonkamer. De vorschenae blik van den ambtenaar viel op eenige geweien van herten. «Was de boer een liefhebber van de jacht?" vroeg bij. «Hij was pachter van de dorpsjacht en hield veel van jagen," zei de burgemeester, «zoo nu en dan heb ik hem vergezeld." «Waar is de plaats voor zijn geweer?" «Achter de kachel," antwoordde de huishoudster. Er hing daar een dubbelloops-geweer. «Is dit het ? Heeft hij er maar een ?" «Neen, twee. Dit is van boer David," zei het meisje, verwonderd omkijkend, waar het tweede kon gebleven zijn. De commissaris knikte den dokter veelbeteekenend toe. «Houdt u misschien een zelfmoord voor onmogelijk ?" vroeg hij den dokter. «Dat niet. Maar dan hadden we toch het wapen moeten vinden." "Wij stemmen niet in met iemand die in zeker versje sprekende wordt ingevoerd en die, in zijn ochtenddommel gestoord op nieuwjaarsmorgen ge¬ melijk uitroept, zich herinnerende dat het nieuw¬ jaar is: „O ja, 'k herinner 't mij, de lastigste aller dagen, „Waarop de menschen zijn gewoon elkaar te plagen." Iemand immers die voor zjjn eigen genoegen weieens „een duren dag" heeft, die in veiligheid rondwandelt en in veiligheid zich ter ruste ligt, allemaal voorrechten die hij zonder hulp van ge¬ dienstige geesten" niet zou kunnen genieten och, zoo iemand kan ter wille van karig bezol¬ digden, die naar een buitenkansje snakken, wel eens "een duren" en onrustigen dag hebben. De wensch : „lang leven en gezond zijn" moge uit een zelfzuchtige bron ontspringen, die zelfzucht wordt licht verschoonbaar, als men let op wer¬ kelijke behoefte of uit een gevoel van behoefte aan een weinigje levenspoëzie. Maar van zelfzucht gesproken, zou iemand die zich voor zijn gemak, in zijn belang of voordeel door anderen laat dienen of, tengevolge van de inrichting der maatschappij ongevraagd gediend wordt zou zoo iemand aan die kwaal niet meer lijden als hij gemelijk wordt indien hij een dag moet opofferen aan het belang of genot van hen, die door 't lot zijn aangewezen om te dienen ? Wij weten wat van sommigen, mogen het slechts enkelen zijn, het antwoord zijn zal, namelijk dit: dat die diensten dan toch betaald worden. Be¬ taald, maar met zoo weinig als vraag en aanbod het maar eenigszins toelaten. Mogen wij dezulken er opmerkzaam op maken, dat die betaalden ook nog aan iets anders behoefte hebben dan aan een loontje, waarvan zij, ja, kunnen leven: behoefte hebben, ook aan een hart? De thermometer van uwe naastenliefde dale toch niet tot het vriespunt; gij zult nog lang ge¬ noeg koud kunnen liggen in „het huis van zes planken" dat ook voor u als gereed staat. Richt liever uw leven en werken zóó in, dat een warme traan van dankbaarheid op uw graf kan neder- vallen, omdat de maatschappij in u heeft verloren, iemand waaraan zij blijvend behoefte heeft, name¬ lijk een man met een hart. Och of wenschen iets baten kon ! Toch willen wij den wensch niet terughouden dat de wereld, dat Nederland in het bizonder in het jaar dat wij zijn ingetreden, rijker moge worden aan warme harten, kloppende onder een helder hoofd. Egoïstische harten en daarboven een hoofd vol zelfberekening maakt de atmospheer van 't maat¬ schappelijk samenwonen zoo koud ! De commissaris overlegde. «Waar is de slaapkamer van den boer ?" De huishondster geleiddo er de hoe¬ ren heen. Het was een eenvoudig vertrek, naast den dorsch- vloer gelegen, eenvoudig gewit, doch beider en schoon. Alles was in de beste orde. Tegen den eenen mnnr stond een reusachtige, houten koffer, met vele jjzeren banden beslagen, die, zooals duidelijk te zien was, eerst kort geleden waren aangebracht, misschien wel voor de reis. Een geweer was niet te ontdekken. «Zon hij het het zon kunnen zijn ingepakt hebben, o«n het mee te nemen ?" merkte de commis¬ saris vragend op. «Hm, het zon kannen zijn ondenkbaar is het niet," meende de burgemeester. «De koffer is groot genoeg, en het geweer was een goed stuk, met ge sneden kolt en geciseleerd beslag, wel het meenemen waard." «Breek dan den koffer open,® bsval hij den in de deur staanden knecht. Met behnlp van een breekijzer en een bijl was het bevel spoedig uitgevoerd. Netjes ingepakt lag bovenop Jochens zondagspak van zwart laken. Dan volgden twee andere pakken, hemden, konsen, en heelemaa! op den bodem een goed omwik¬ keld pakket. De commissaris liet het openen. Het bevatte papier-, gond- en zilvergeld. De commissaris was verrast. «Hoe komt dat geld hier ? Had Jochen Daggen zoo'n gtoot vermogen ?" vroeg hij aan den burgemeester. «Dat niet, maar het is toch te verklaren," meende deze. «Het is naar alle waarschijnlijkheid een deel van de koopsom voor de boerderij. Aan het einde van de week zon de overgave geschieden." «Dat ligt voor de hand; en iets anders vermoedt u niet ?" «Neen." Het geld werd geteld. Achttien duizend mark. De commissaris beschouwde, in gedachten verdiept, het geld. Hij schudde het hoofd. «Dat is eene andere vondst, dan die wij verwacht hadden. Maar, dit staat Den lezer en der lezeres heil! Moge een lichtstraal doordringen daar, waar het donker en somber is; moge een warme vonk van menschenliefde dringen in koude egoïstische ge¬ moederen ! In sommige plaatsen is een begin op te merken van een vernieuwd leven en streven om de maat¬ schappelijke verhoudingen te verbeteren, behoeften te bevredigen, leed te verzachten. Moge in 1893 worden voortgezet wat in 1892 werd begonnen of in teekening gebracht. Moge, als dit jaar tot zijne voorgangers is ver¬ zameld, ieder met een tevreden en opgeruimd ge¬ moed op hetgeen gewrocht of voorbereid is kunnen terugzien. Ook in dit opzicht den lezer en der lezeres heil! C O N A T U S. B UITENLA^ i>. Een dniker was dezer dagen bezig dynamiet- patronen te leggen in de geboorde gaten eener rots, die men van den bodem der rivier voor Nieuw-York wilde verwijderen. Kort nadat hij onder water was, hoorden de andere werklieden een doffen slag, 'terwijl de oppervlakte hevig werd bewogen. Daar zij op hnnne signalen geen antwoord bekwamen, heescheu zij den dniker op, die reeds bleek een lijk te zijn, maar zonder eenige wond of kneuzing. Slechts om den hals werd een zwarte streep opgemerkt. De kolonel Nicol van het Leger des Heils, re¬ dacteur van de War Cry, is in Londen gevangen ge¬ nomen om eene zevendaagsche gevangenisstraf te on¬ dergaan, wegens het niet laten inenten van zijn kind Een telegram uit Petersburg, voorkomende in de Daitsche bladen, meldt onder dagteekening van 29 December: „In zijn antwoord op de Dniteche aanvra¬ ge betreffende het sluiten van een Dnitsch-Rnssisch dooanetractaat'had Rnsland van de invoering van een maximum- en minimamtoltarief gesproken. Dnitschland heeft daarop gezegd, dat bet vanzelf sprak, dat, zoo¬ lang onderhandelingen hangende zijn, haar grondslag niet veranderd worde. In zijne repliek verklaarde Rus¬ land zich bereid, met een verandering van zijn tol - systeem tot den lsten April te wachten, waarop Dnitsch¬ land zich ook zijnerzijds verbond tot dien termijn het status qno te handhaven. Het aantal der werkstakers in de kolenmijnen bij Saarbrticken is aangegroeid tot 15000. In de mijn- Maybach poogden de werkstakers met geweld te ver¬ hinderen, dat hun makkers bleven doorwerken. De Petersbnrgsche correspondent der Indépen- dance Beige deelt mede, dat de Russische regeering heeft besloten de haven van Peteraburg zoo te ver- grooten, dat de grootste zeebooten daarin kannen wor¬ den opgenomen. Reeds op de begrooting voor 1893 zal voor deze werken een krediet van 1,000,000 roe¬ bels worden uitgetrokken. in ieder geval vast: het geweer is hier niet; kan het nog ergens andera zgn?" De huishoudster antwoordde ontkennend. «Dan, mijne heeren," vervolgde de commissaris, «is het vermoeden niet geheel zonder grond, dat hij het wapen meegenomen en zelfmoord gepleegd heeft." Wat hem daartoe gedreven heeft, d&t te onderzoeken, is niet onze eerste plicht. Misschien is het, zooals de menschen zeggen : hij heeft hier zijn hart verloren en de scheiding viel hem te zwaar; misschien ook was de liefde tot den geboortegrond hem te sterk ook dat is denkbaar, ook d&t is meer voorgekomen. Maar hoe het zij: voorloopig is het alleen de vraag, van welke misdaad hier sprake is. Ligt het lijk niet dicht aan den kant van eene met water gevnlde veen- put? En kan daarin niet het afgevuurde geweer ge¬ vallen zijn? In ieder geval willen wij het dadelijk onderzoeken. Zijn er haken by de hand, waarmee men in het water kan visschen ? Goed dan verzoek ik u, mij te volgen." Hij ging, nadat hij het geld aan den burgemeester in bewaring bad gegeven, den anderen vóór, en bniten sloten de steeds talryker geworden dorpelingen zich weder bij hen aan. Ieder van de knechts was met een grooten haak voorzien, zooals ze op bijna iedere boerderij te vinden zijn, en een van hen nam ook nog eene ladder mee. Toen ze op het veen waren aangekomen, en zich naar de pnt begaven, waar Jochens lijk gevonden was, verzamelde de geheele menschenmassa er zich om heen, om naar de onderzoekingen te zien. Men vermoedde, dat Jochen zelfmoord had gepleegd, zoo verspreidde zich als een loopend vnurtje, het nieuws, en an wilde men in het water naar het ge¬ weer zoeken. De knechts wierpen hnnne haken uit en begonnen te visschen. Onbewegelijk was aller oog hierop ge¬ richt. Eeu van de knechts voelde iets op den bodem. Hij sloeg den haak vast en trachtte het op te tillen. - Maar dat kon het geweer niet zyn. Het was te