Tekstweergave van EC_1893_01_04_0001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
No.
2.
Vier
en
Twintigste
Jaargang.
1893.
ENKHUIZER
COURANT.
-(5-
1LIIMIEI
mmt
voor
HOLLANDS
Woensda
Sl
Dit
blad
verschijnt
WOENSDAGS,
VRIJDAGS
en
ZONDAGS.
Abonnementsprijs
voor
3
maanden
f
1.—
Franco
per
post
„3
„
ƒ1.20
Men
abonneert
zich
bij
alle
Boekhandelaren
en
Postdirecteuren,
of
rechtstreek»
bij
den
uitgever
A.
EGMQND.
EK
iSIEHTEITIEBIAl
NOOEDEBKWABTIEtt
4
Januari.
Afzonderlijke
Ns.
dezer
Courant
aan
het
Bureau
afgehaald
5
Cents,
De
prijs
der
Advertentiën
van
1—6
regels
is
65
cents,
met
inbegrip
van
1
bewijsnummer,
voor
eiken
regel
méér
10
cents.
Vi5ór
Dinsdag-,
Donderdag-
en
Zaterdagmorgen
10
uur
gelieve
men
de
Advertentiën
in
te
zenden.
Ingezonden
stukken
minstens
één
dag
vroeger.
Bij
bestelling1
van
de
ENKHUIZER
COURANT
ia
dan
loop
ran
een
kwartaal
betaalt
men
slechts
de
Ns.
die
nog
verschijnen.
Het
auteursrecht
voor
den
inhoud
van
dit
blad
wordt
verzekerd
overeenkomstig
de
wet
van
28
Juni
1881
(Staatsblad
No
124.)
llenschen
en
willen-
Zoo
komt
de
beurt
dan
ook
aan
ons
om,
bij
den
aanvang
van
het
jaar
den
wensch
uit
te
spre¬
ken
:
„den
lezer
en
der
lezeres
heil!"
Die
wensch
is
kort,
maar
ryk
van
zin,
want
zij
bevat
alles
in
zich,
wat
wij
voor
ons
geluk
noodig
hebben.
Misschien
echter
dat
door
dezen
of
genen
er
eén
meer
beperkte
beteekenis
aan
wordt
gegeven,
omdat
het
levensgeluk
van
de
vervulling
van
een
paar
wenschen
afhankelijk
wordt
geacht.
En
in
die
stemming
kan
iemand
komen,
indien
hij
lijn
aandacht,
belangstelling
en
liefde
aan
een
enkele
zaak
of
onderwerp
wijdt.
Sprekend
is
in
dit
opzicht
de
plaat,
bij
een
der
jaargangen
van
de
Kunstkroniek
behoorende.
Een
dame
zit
met
do
hand
onder
het
hoofd
te
peinzen
en
ziet
door
haar
glasraam
een
arme
vrouw
met
een
kind
op
den
arm.
Dit
stemt
haar
des
te
treuriger
en
zij
verzucht:
die
arme
vrouw
is
rijk,
want
zij
draagt
een
schat
in
hare
armen,
en
ik
!...
Zeker,
zij
gevoelt
zich
niet
gelukkig,
en
indien
zij
onzen
heilwensch
hoorde,
zou
zij
wellicht
aan
de
vervulling
van
een
enkel
ver¬
langen
het
allereerst
denken.
En
zoo
zijn
er
meerderen
;
velen
wellicht.
Maar
er
zijn
er
ook,
die
zeggen
:
„aan
mij
is
die
wensch
ijdel
verspild
;
voor
mij
is
het
heden
donker
en
in
de
toekomst
zie
ik
geen
enkelen
lichtstraal."
Wij
hebben
met
een
zulke
oprecht
medelijden
en
zouden
wenschen...
maar
neen,
wenschen
baten
immers
een
zulken
niet;
zij
zijn
dan
ook
ge¬
makkelijk
uit
te
spreken,
en
't
is
zoo,
veelal
ge¬
schiedt
het
uit
gewoonte
en
met
een
koel
hart,
zoodat
zij
zouden
worden
teruggenomen
indien
zij
met
hulpvaardigheid
en
dienende
liefde
moesten
gepaard
gaan.
Maar
indien
deze
aanwezig
is,
valt
er
toch
een
lichtstraal
—
wij
willen
niet
eens
beweren
die
der
b00p
—
maar
toch
een
lichtstraal
in
het
donkere
gemoed.
Welnu,
onze
wensch
sluit
in,
dat
die
lichtstraal
daar
waar
het
donker
is
moge
gezien
en
gevoeld
worden.
Er
was
eens
een
hoog
bejaarde
landbouwer,
die
zijn
klein
bedrijfje
met
een
jongen
in
orde
hield.
Maar
hij
werd
ziek
en
verloor,
zoo
niet
geheel,
dan
toch
bijna
zijn
gezichtsvermogen.
Tijdens
zijn
ziekte
was
zijn
kas
uitgeput
geraakt;
hij
had
een
paar
malen
geld
terleen
gevraagd,
doch
niet
met
gunstig
gevolg;
en
nog
eens
tweemaal,
maar
nie¬
mand
„had
geld."
Zijn
jongen
moest
hij,
wijl
het
deze
aan
leiding
en
opzicht
ontbrak,
afdanken.
't
Was
donker,
niet
alleen
in
de
oogen,
maar
ook
in
de
ziel
van
den
man,
en
te
donkerder
F
E
U
I
L
L
E
T
O
N.
EENE
MISDAAD.
Uit
het
Hougdnitsch
VAN
DIETRICH
THE
DEN.
5.
.
«Zeker
weet
ik
het
niet.
Ik
denk
zoo
om
vier
uur."
«Heb
je
hem
zien
weggaan
?"
«Neen."
«Waarom
denk
je
dan
van
om
dien
tijd
?"
«Ik
denk
het
maar
zoo.
Later
heb
ik
hem
niet
meer
gehoord?"
«En
voor
dien
tijd
dan
?"
«Jawel;
toen
heeft
hij
de
deur
van
Dore's
kamer
dichtgesmeten,
dat
het
hnis
er
van
dreunde."
«Wie
was
Dore?"
De
burgemeester
deelde
het
hem
mede.
Daarna
vervolgde
de
commissaris
tot
alle
aanwe¬
zigen
gekeerd:
«Ge
hebt
gehoord,
dat
de
boer
doodgeschoten
is.
Hebt
ge
ook
eenige
verdenking,
wie
of
de
dader
zon
kannen
zijn
?"
Allen
zagen
elkander
vragend
aan;
niemand
ant¬
woordde.
«Jij
misschien
?"
vroeg
hij
de
huishoudster.
«Neen."
«Had
de
boer
vijanden
?"
«Ik
geloof
het
niet."
«Hebben
de
manneljjke
bedienden
zich
gisteren¬
avond
ook
nit
de
woning
verwijderd
?"
«Wat
bedoelt
u?"
vroeg
de
deerne.
De
burgemeester
kwam
tnsschenbeide.
«Of
Hinnerk
en
Krüchan
gisteren
avond
thuis
gebleven
zjjn
?"
legde
bij
uit.
«Jawel,"
hernam
de
deerne
beslist.
«Hoe
weet
je
dat?"
examineerde
de
commissaris.
«Ik
weet
het."
naarmate
de
oogst
althans
van
één
artikel
meer
en
meer
naderde.
In
dien
toestand
brak
zjjn
verjaardag
aan.
Hij
ontving
vele
bezoekers:
familie,
vrienden
en
buren.
En
ieder
die
meende
dat
het
voor
hem
tijd
was
om
weer
heen
te
gaan,
schudde
den
bejaarden
man
de
hand
met
een:
„Nu,
van
harte
beterschap
hoor,
ik
hoop
maar
dat
je
je
gezicht
spoedig
moogt
terug
ontvangen
;
ik
hoop
er
op
en
denk
dat
het
met
het
toenemen
van
je
krachten
wel
weer
in
orde
komen
zal."
Een
der
buren
bleef
nog
zitten
en
gaf
een
wenk
aan
een
drietal
zijner
medeburen
om
alsnog
te
blijven,
welke
wenk
werd
begrepen.
Toen
de
rest
wenschenden
vertrokken
was,
zeide
hij
tot
zijne
medeburen
:
„ik
heb
van
dat
wen¬
schen
al
lang
genoeg;
hier
is
hulp
noodig;
ik
stel
u
voor
om,
morgen
te
beginnen,
bij
beurten
een
man
af
te
staan
en
te
betalen
;
kunnen
wij
zoodoende
sommige
anderen
tot
naijver
opwekken,
des
te
beter."
En
de
anderen
zeiden
:
„zoo
zal
't
gebeuren."
En
toen,
ja,
toen
zag
de
meer
dan
half
blinde
een
lichtstraal,
die
doordrong
tot
in
zijn
donker
gemoed.
Bij
den
aanvang
van
een
jaar
hebben
wij
met
onderscheiden
wenschen
waarmee
wij
worden
be¬
groet,
te
doen.
Daar
zijn
hartelijke
en
plichtplegende,
waar¬
onder
gehuichelde
wenschen;
belangzuchtige
en
bedelende
wenschen.
Maar
hebben
wij
het
geluk,
zelf
in
een
eenigszins
opgewekte
stemming
te
ver-
keeren,
dat
zullen
wij
niet
oordeelen,
maar
't
er
voor
houden
dat
hij
of
zij
die
ons
wenschende
toespreekt,
onder
den
invloed
van
het
nieuwe
in
een
gelijke
stemming
verkeert
en
meent
wat
de
lippen
uitspreken.
Het
als
een
soort
van
plichtpleging
koel
uit¬
spreken
van
een
wensch,
kan
soms
heilrijke
ge¬
volgen
hebben.
Twee
menschen
leefden
reeds
geruimen
tijd
in
verwijdering
van
elkander,
zooals
doorgaande,
was
een
kleinigheid
oorzaak
van
de
bestaande
spanning.
Zulk
een
verhouding
bevalt
niet,
maar
...
wie
zal
de
eerste
zijn
die
blijken
van
toenadering
geeft
?
De
trots
of
het
gevoel
van
eigenwaarde
spreekt
hierin
immers
mee
?
„Kom,"
zegt
de
een,
„ik
zal
mijn
vijand
op
nieuwjaarsdag
wenschende
tegemoettreden;
vindt
dit
weerklank,
dan
is
zonder
nadere
ophelderingen
de
vrede
gesloten."
En
zoo
gezegd
zoo
gedaan
:
en
de
toenadering
vond
en
vindt
doorgaande
weer¬
klank
en
de
vroegere
verwijdering
maakte
voor
hartelijkheid
plaats.
«Ja,
maar
hoe
weet
je
dat
zoo
vaat?"
De
deerne
werd
rood
en
zag
den
jongsten
knecht
aan,
die
zich
nat
achteraf
hield,
Dit
ontging
den
commissaris
niet.
«Zoo,
zoo!"
zei
hij,
terwijl
een
fijne
glimlach
oen
oogenblik
om
zijne
lippen
speelde.
Hij
richtte
zich
tot
zijn
begeleider:
«Ik
geloof,
dat
wij
hier
voorloo-
pig
geene
oplossing
van
het
raadsel
zullen
vinden.
Wilt
u
zoo
vriendelijk
zijn,
burgemeester,
hier
eene
wacht
te
laten
bljjven,
dan
kunnen
we
ons
onderzoek
op
de
boerderij
voortzetten.
—
De
bedienden
moeten
meegaan,"
voegde
hij
er
bij.
Vier
personen
bleven
vrijwillig
achter,
om
wacht
te
houden;
de
overigen
volgden
den
beambten
op
eenigen
afstand.
Ook
op
de
boerderij
hadden
zich
nieuwsgierigen
verzameld,
die
thans
ook
mee
naar
binnen
wilden
gaan.
De
commissaris
wees
ze
vriendelijk,
maar
be¬
slist
terng.
In
de
eerste
plaats
gingen
zij
in
de
woonkamer.
De
vorschenae
blik
van
den
ambtenaar
viel
op
eenige
geweien
van
herten.
«Was
de
boer
een
liefhebber
van
de
jacht?"
vroeg
bij.
«Hij
was
pachter
van
de
dorpsjacht
en
hield
veel
van
jagen,"
zei
de
burgemeester,
«zoo
nu
en
dan
heb
ik
hem
vergezeld."
«Waar
is
de
plaats
voor
zijn
geweer?"
«Achter
de
kachel,"
antwoordde
de
huishoudster.
Er
hing
daar
een
dubbelloops-geweer.
«Is
dit
het
?
Heeft
hij
er
maar
een
?"
«Neen,
twee.
Dit
is
van
boer
David,"
zei
het
meisje,
verwonderd
omkijkend,
waar
het
tweede
kon
gebleven
zijn.
De
commissaris
knikte
den
dokter
veelbeteekenend
toe.
«Houdt
u
misschien
een
zelfmoord
voor
onmogelijk
?"
vroeg
hij
den
dokter.
«Dat
niet.
Maar
dan
hadden
we
toch
het
wapen
moeten
vinden."
"Wij
stemmen
niet
in
met
iemand
die
in
zeker
versje
sprekende
wordt
ingevoerd
en
die,
in
zijn
ochtenddommel
gestoord
op
nieuwjaarsmorgen
ge¬
melijk
uitroept,
zich
herinnerende
dat
het
nieuw¬
jaar
is:
„O
ja,
'k
herinner
't
mij,
de
lastigste
aller
dagen,
„Waarop
de
menschen
zijn
gewoon
elkaar
te
plagen."
Iemand
immers
die
voor
zjjn
eigen
genoegen
weieens
„een
duren
dag"
heeft,
die
in
veiligheid
rondwandelt
en
in
veiligheid
zich
ter
ruste
ligt,
allemaal
voorrechten
die
hij
zonder
hulp
van
ge¬
dienstige
geesten"
niet
zou
kunnen
genieten
—
och,
zoo
iemand
kan
ter
wille
van
karig
bezol¬
digden,
die
naar
een
buitenkansje
snakken,
wel
eens
"een
duren"
en
onrustigen
dag
hebben.
De
wensch
:
„lang
leven
en
gezond
zijn"
moge
uit
een
zelfzuchtige
bron
ontspringen,
die
zelfzucht
wordt
licht
verschoonbaar,
als
men
let
op
wer¬
kelijke
behoefte
of
uit
een
gevoel
van
behoefte
aan
een
weinigje
levenspoëzie.
Maar
van
zelfzucht
gesproken,
zou
iemand
die
zich
voor
zijn
gemak,
in
zijn
belang
of
voordeel
door
anderen
laat
dienen
of,
tengevolge
van
de
inrichting
der
maatschappij
ongevraagd
gediend
wordt
—
zou
zoo
iemand
aan
die
kwaal
niet
meer
lijden
als
hij
gemelijk
wordt
indien
hij
een
dag
moet
opofferen
aan
het
belang
of
genot
van
hen,
die
door
't
lot
zijn
aangewezen
om
te
dienen
?
Wij
weten
wat
van
sommigen,
mogen
het
slechts
enkelen
zijn,
het
antwoord
zijn
zal,
namelijk
dit:
dat
die
diensten
dan
toch
betaald
worden.
Be¬
taald,
maar
met
zoo
weinig
als
vraag
en
aanbod
het
maar
eenigszins
toelaten.
Mogen
wij
dezulken
er
opmerkzaam
op
maken,
dat
die
betaalden
ook
nog
aan
iets
anders
behoefte
hebben
dan
aan
een
loontje,
waarvan
zij,
ja,
kunnen
leven:
behoefte
hebben,
ook
aan
een
hart?
De
thermometer
van
uwe
naastenliefde
dale
toch
niet
tot
het
vriespunt;
gij
zult
nog
lang
ge¬
noeg
koud
kunnen
liggen
in
„het
huis
van
zes
planken"
dat
ook
voor
u
als
gereed
staat.
Richt
liever
uw
leven
en
werken
zóó
in,
dat
een
warme
traan
van
dankbaarheid
op
uw
graf
kan
neder-
vallen,
omdat
de
maatschappij
in
u
heeft
verloren,
iemand
waaraan
zij
blijvend
behoefte
heeft,
name¬
lijk
een
man
met
een
hart.
Och
of
wenschen
iets
baten
kon
!
Toch
willen
wij
den
wensch
niet
terughouden
dat
de
wereld,
dat
Nederland
in
het
bizonder
in
het
jaar
dat
wij
zijn
ingetreden,
rijker
moge
worden
aan
warme
harten,
kloppende
onder
een
helder
hoofd.
Egoïstische
harten
en
daarboven
een
hoofd
vol
zelfberekening
maakt
de
atmospheer
van
't
maat¬
schappelijk
samenwonen
zoo
koud
!
De
commissaris
overlegde.
«Waar
is
de
slaapkamer
van
den
boer
?"
De
huishondster
geleiddo
er
de
hoe¬
ren
heen.
Het
was
een
eenvoudig
vertrek,
naast
den
dorsch-
vloer
gelegen,
eenvoudig
gewit,
doch
beider
en
schoon.
Alles
was
in
de
beste
orde.
Tegen
den
eenen
mnnr
stond
een
reusachtige,
houten
koffer,
met
vele
jjzeren
banden
beslagen,
die,
zooals
duidelijk
te
zien
was,
eerst
kort
geleden
waren
aangebracht,
misschien
wel
voor
de
reis.
Een
geweer
was
niet
te
ontdekken.
«Zon
hij
het
—
het
zon
kunnen
zijn
—
ingepakt
hebben,
o«n
het
mee
te
nemen
?"
merkte
de
commis¬
saris
vragend
op.
«Hm,
het
zon
kannen
zijn
—
ondenkbaar
is
het
niet,"
meende
de
burgemeester.
«De
koffer
is
groot
genoeg,
en
het
geweer
was
een
goed
stuk,
met
ge
sneden
kolt
en
geciseleerd
beslag,
—
wel
het
meenemen
waard."
«Breek
dan
den
koffer
open,®
bsval
hij
den
in
de
deur
staanden
knecht.
Met
behnlp
van
een
breekijzer
en
een
bijl
was
het
bevel
spoedig
uitgevoerd.
Netjes
ingepakt
lag
bovenop
Jochens
zondagspak
van
zwart
laken.
Dan
volgden
twee
andere
pakken,
hemden,
konsen,
en
heelemaa!
op
den
bodem
een
goed
omwik¬
keld
pakket.
De
commissaris
liet
het
openen.
Het
bevatte
papier-,
gond-
en
zilvergeld.
De
commissaris
was
verrast.
«Hoe
komt
dat
geld
hier
?
Had
Jochen
Daggen
zoo'n
gtoot
vermogen
?"
vroeg
hij
aan
den
burgemeester.
«Dat
niet,
maar
het
is
toch
te
verklaren,"
meende
deze.
«Het
is
naar
alle
waarschijnlijkheid
een
deel
van
de
koopsom
voor
de
boerderij.
Aan
het
einde
van
de
week
zon
de
overgave
geschieden."
«Dat
ligt
voor
de
hand;
en
iets
anders
vermoedt
u
niet
?"
«Neen."
Het
geld
werd
geteld.
Achttien
duizend
mark.
De
commissaris
beschouwde,
in
gedachten
verdiept,
het
geld.
Hij
schudde
het
hoofd.
«Dat
is
eene
andere
vondst,
dan
die
wij
verwacht
hadden.
Maar,
dit
staat
Den
lezer
en
der
lezeres
heil!
Moge
een
lichtstraal
doordringen
daar,
waar
het
donker
en
somber
is;
moge
een
warme
vonk
van
menschenliefde
dringen
in
koude
egoïstische
ge¬
moederen
!
In
sommige
plaatsen
is
een
begin
op
te
merken
van
een
vernieuwd
leven
en
streven
om
de
maat¬
schappelijke
verhoudingen
te
verbeteren,
behoeften
te
bevredigen,
leed
te
verzachten.
Moge
in
1893
worden
voortgezet
wat
in
1892
werd
begonnen
of
in
teekening
gebracht.
Moge,
als
dit
jaar
tot
zijne
voorgangers
is
ver¬
zameld,
ieder
met
een
tevreden
en
opgeruimd
ge¬
moed
op
hetgeen
gewrocht
of
voorbereid
is
kunnen
terugzien.
Ook
in
dit
opzicht
den
lezer
en
der
lezeres
heil!
C
O
N
A
T
U
S.
B
UITENLA^
i>.
—
Een
dniker
was
dezer
dagen
bezig
dynamiet-
patronen
te
leggen
in
de
geboorde
gaten
eener
rots,
die
men
van
den
bodem
der
rivier
voor
Nieuw-York
wilde
verwijderen.
Kort
nadat
hij
onder
water
was,
hoorden
de
andere
werklieden
een
doffen
slag,
'terwijl
de
oppervlakte
hevig
werd
bewogen.
Daar
zij
op
hnnne
signalen
geen
antwoord
bekwamen,
heescheu
zij
den
dniker
op,
die
reeds
bleek
een
lijk
te
zijn,
maar
zonder
eenige
wond
of
kneuzing.
Slechts
om
den
hals
werd
een
zwarte
streep
opgemerkt.
—
De
kolonel
Nicol
van
het
Leger
des
Heils,
re¬
dacteur
van
de
War
Cry,
is
in
Londen
gevangen
ge¬
nomen
om
eene
zevendaagsche
gevangenisstraf
te
on¬
dergaan,
wegens
het
niet
laten
inenten
van
zijn
kind
—
Een
telegram
uit
Petersburg,
voorkomende
in
de
Daitsche
bladen,
meldt
onder
dagteekening
van
29
December:
„In
zijn
antwoord
op
de
Dniteche
aanvra¬
ge
betreffende
het
sluiten
van
een
Dnitsch-Rnssisch
dooanetractaat'had
Rnsland
van
de
invoering
van
een
maximum-
en
minimamtoltarief
gesproken.
Dnitschland
heeft
daarop
gezegd,
dat
bet
vanzelf
sprak,
dat,
zoo¬
lang
onderhandelingen
hangende
zijn,
haar
grondslag
niet
veranderd
worde.
In
zijne
repliek
verklaarde
Rus¬
land
zich
bereid,
met
een
verandering
van
zijn
tol
-
systeem
tot
den
lsten
April
te
wachten,
waarop
Dnitsch¬
land
zich
ook
zijnerzijds
verbond
tot
dien
termijn
het
status
qno
te
handhaven.
—
Het
aantal
der
werkstakers
in
de
kolenmijnen
bij
Saarbrticken
is
aangegroeid
tot
15000.
In
de
mijn-
Maybach
poogden
de
werkstakers
met
geweld
te
ver¬
hinderen,
dat
hun
makkers
bleven
doorwerken.
—
De
Petersbnrgsche
correspondent
der
Indépen-
dance
Beige
deelt
mede,
dat
de
Russische
regeering
heeft
besloten
de
haven
van
Peteraburg
zoo
te
ver-
grooten,
dat
de
grootste
zeebooten
daarin
kannen
wor¬
den
opgenomen.
Reeds
op
de
begrooting
voor
1893
zal
voor
deze
werken
een
krediet
van
1,000,000
roe¬
bels
worden
uitgetrokken.
in
ieder
geval
vast:
het
geweer
is
hier
niet;
kan
het
nog
ergens
andera
zgn?"
De
huishoudster
antwoordde
ontkennend.
«Dan,
mijne
heeren,"
vervolgde
de
commissaris,
«is
het
vermoeden
niet
geheel
zonder
grond,
dat
hij
het
wapen
meegenomen
en
zelfmoord
gepleegd
heeft."
Wat
hem
daartoe
gedreven
heeft,
d&t
te
onderzoeken,
is
niet
onze
eerste
plicht.
Misschien
is
het,
zooals
de
menschen
zeggen
:
hij
heeft
hier
zijn
hart
verloren
en
de
scheiding
viel
hem
te
zwaar;
misschien
ook
was
de
liefde
tot
den
geboortegrond
hem
te
sterk
—
ook
dat
is
denkbaar,
ook
d&t
is
meer
voorgekomen.
Maar
hoe
het
zij:
voorloopig
is
het
alleen
de
vraag,
van
welke
misdaad
hier
sprake
is.
—
Ligt
het
lijk
niet
dicht
aan
den
kant
van
eene
met
water
gevnlde
veen-
put?
En
kan
daarin
niet
het
afgevuurde
geweer
ge¬
vallen
zijn?
In
ieder
geval
willen
wij
het
dadelijk
onderzoeken.
Zijn
er
haken
by
de
hand,
waarmee
men
in
het
water
kan
visschen
?
—
Goed
—
dan
verzoek
ik
u,
mij
te
volgen."
Hij
ging,
nadat
hij
het
geld
aan
den
burgemeester
in
bewaring
bad
gegeven,
den
anderen
vóór,
en
bniten
sloten
de
steeds
talryker
geworden
dorpelingen
zich
weder
bij
hen
aan.
Ieder
van
de
knechts
was
met
een
grooten
haak
voorzien,
zooals
ze
op
bijna
iedere
boerderij
te
vinden
zijn,
en
een
van
hen
nam
ook
nog
eene
ladder
mee.
Toen
ze
op
het
veen
waren
aangekomen,
en
zich
naar
de
pnt
begaven,
waar
Jochens
lijk
gevonden
was,
verzamelde
de
geheele
menschenmassa
er
zich
om
heen,
om
naar
de
onderzoekingen
te
zien.
Men
vermoedde,
dat
Jochen
zelfmoord
had
gepleegd,
zoo
verspreidde
zich
als
een
loopend
vnurtje,
het
nieuws,
en
an
wilde
men
in
het
water
naar
het
ge¬
weer
zoeken.
De
knechts
wierpen
hnnne
haken
uit
en
begonnen
te
visschen.
Onbewegelijk
was
aller
oog
hierop
ge¬
richt.
Eeu
van
de
knechts
voelde
iets
op
den
bodem.
Hij
sloeg
den
haak
vast
en
trachtte
het
op
te
tillen.
-
Maar
dat
kon
het
geweer
niet
zyn.
Het
was
te