Tekstweergave van EC_1891_01_16_0001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
So.
7.
Twee
en
Twintigste
Jaar/gang.
ENKHUIZER
COURANT,
ilium
iinvs-
voor
HOLLANDS
Vrijdag
Dit
bled
rerschynt
WOENSDAGS,
VMJDAQS
au
ZONDAGS.
▲bonnsmentspry«
root
S
maand*
n
ƒ1.—
ïranco
per
post
„3
„
ƒ
l.ao
Men
abonneert
zich
bM
allo
Boekhandelaren
au
Postdirecteuren,
of
rechtstreeks
by
deu
uitgever
A.
EGMOND.
ei
iiHiuifiiiiii
MOOSDESKWAEIIER
16
«Viitiiiia.i'ie,
Afzonderlijke
Ns.
dezer
Courant
aan
hei
bureau
afgehaald
5
Cents.
De
pril»
der
Advertentiëu
var:
1—6
regels
is
«5
cents,
net
ij.
og.ip
>fc,n
1
bewijsnummer,
voor
eiken
regel
méér
10
ceats.
Voor
Dinsdag-,
Donderdag
ea
Zaterdagmorgen
10
aar
relieve
men
de
Advertentiën
in
te
zesden.
Ingezonden
stukken
minstens
één
dag
vroeger.
111
"""■■■■li
..
He
Spreeuwen.
bestelling
ran
de
ENKHUIZER
COURANT
ia
don
loop
Tan
eon
kwartaal
betaalt,
men
slecht»
de
Ns.
-die
nog
verschijnen
Wetenschappelijke
personen,
benevens
mannen
vau
vermogen
en
invloed,
als
liefhebbers
en
be¬
vorderaars
van
landbouwbelangen
optredende,
kun¬
nen
land-
en
tuinbouw,
de
eerste
vooral,
onschat¬
bare
diensten
bewijzen,
mits
zij
zich
op
het
gebied
der
praktijk
zeer
voorzichtig
bewegen
en
geen
besluiten
omtrent
zaken
van
praktisch
belang
ne¬
men,
voor
zij
zich
door
de
mannen
van
de
prak¬
tijk
terdege
hebben
doen
inlichten.
Aan
het
niet
inachtnemen
daarvan
hebben
wij,
zooal
niet
de
vogelenwef,
dan
toch
de
lange
lijst
te
danken
van
vogelen,
die
bij
het
aan
die
wet
ontleende
Koninklijk
besluit
voor
den
landbouw
nuttig
zijn
verklaard,
iets
wat
tevens
het
verbod
inhoudt
om
hunne
nesten
te
verstoren,
ze
te
van¬
gen
en
te
dooden.
Het
zij
ons
vergund,
nog
even
de
geschiedenis
dier
zaak
in
het
geheugen
terug
te
roepen,
of
hen
die
haar
niet
kennen,
er
kortelijk
mede
bekend
te
maken.
De
vogelen-wet
dagteekent
van
het
jaar
1880.
Vóór
dien
tijd
was
in
de
dagbladen
herhaal¬
delijk
gewezen
op
het
onbarmhartig,
ja
baldadig
vervolgen
van
vele
zangvogeltjes
in
bosschen
en
lanen
en
werd
met
kracht
aangedrongen
op
het
uitvaardigen
van
een
wet,
waarbij
daaraan
paal
en
perk
werd
gesteld.
Uitmuntend
!
Maar
om
\
aan
den
eisch
van
bescherming
meer
kracht
bij
-
te
zetten,
werd
gewezen
op
het
hooge
belang
dat
de
landbouw
bij
de
bescherming
van
insecten
etende
vogels
heeft;
men
ging
aan
't
overdrijven,
zelfs
in
die
mate,
dat
het
belang
van
den
land¬
bouw
onafscheidelijk
aan
het
behoud
en
de
ver¬
menigvuldiging
van
insectenetende
vogels
werd
verbonden,
—
zoo
zeer
zelfs,
dat
het
instandhou¬
den
van
de
rivierdijken
niet
mogelijk
zou
blijken,
indien
de
kievieten
niet
in
bescherming
werden
genomen.
De
publieke
opinie
was
hiermede
genoeg
voor¬
bereid,
zoodat
het
„Landbouwkundig
Congres",
naar
we
meenen
in
1878
of
79,
indien
wij
ons
FEUILLETON.
Me
gunsteling.
Uit
hut
Dtjitsoh,
van
Herman
Sudermaun-
30.
Hond
moed.
Misschien
is
zijn
toestand
nog
niet
hopeloos.
Uw
tegenwoordigheid
zal
hem
nienwe
kracht
schenken,
troost
(dj.
„Maar
ik
wil
hier
blijven
I"
vervolgt
hij.
„O,
ga
met
mij
mee",
fluistert
zij,
terwij!
een
be
tooverend
schaamrood
haar
gelaat
kleurt.
„Laat
mij
niet
alleen.
—
Laat
ons
samen
gaan
naar
liet
sterf
bed
m
vaders.
Hij
zwijgt
en
kjjkt
met
opgetrokken
wenkbrauwen
peinzend
voor
zich
heen
;
maar
na
een
poos
zegt
hij
hoofdschuddend
:
„Het
kan
niet,
Agnes
—
{ik
moet
thans
zorgen
voor
uwe
eer
en
uw
goeden
naam."
„Neem
me
niet
kwalijk,
dat
ik
u
stoor,"
zeg
ik,»
maar
gij
staat
op
het
punt
de
dwaaste
streek
van
nw
levea
te
begaan."
Uit
twea
paar
oogen
trof
mij
een
verwonderde
blik,
die
zooveel
wou
zeggen,
als,
ha
juist,
u
iserookuog.
„Wat
bedoelt
u
?»
vroeg
Raff
een
beetje
stuursch.
„Ik
bedoel
dit.
Als
gij
nu
te
zamen
met
Agnes
vertrekt,
kan
de
president
de
terugkomBt
van
zijne
hierin
niet
bedriegen
te
's
Ilertogenbosch
gehou-
den,
de
weusclielijkheid
uitsprak
van
het
bij
de
wet
in
bescherming
nemen
van
voor
Landbouw
1
en
houtteelt
nuttige
vogels
en
zoogdieren.
De
toen
fungeerende
minister
Modderman
dien¬
de
daarop
een
ontwerp
van
wet
in.
Maar
voor
en
na
dien
tijd
werden
door
beoefenaars
van
de
natuurlijke
historie
al
terstond
lange
lijsten
open¬
baar
gemaakt
van
insectenetende
en
„derhalve"
voor
den
landbouw
nuttige
vogels,
en
daaronder
de
roek,
de
torenkauw,
de
koolduif
en
de
spreeuw.
Had
de
overdrijving
waarvan
de
vogel
bescher¬
mers
zich
bedienden,
hij
ons
alreeds
weerzin
ver¬
wekt,
—
die
lijsten,
die,
als
door
wetenschappe¬
lijke
mannen
gepubliceerd,
ongetwijfeld
door
den
minister
zouden
worden
overgenomen,
voltooiden
onzen
weerzin
en
de
redactie
en
de
uitgever
van
de
Enkhuizer
Courant
lieten
ons
de
handen
vrij,
om
de
wet,
onder
den
pseudoniem
Sybold
te
bestrijden.
Ook
in
de
Landbouw
Courant
schre¬
ven
wij
tegen
die
Wet,
in
de
vaste
overtuiging
dat
niet
de
wet
zelf,
maar
het
daaruit
afgeleide
Koninklijk
besluit
voor
den
landbouw
nadeelig
zijn
zou.
Wij
betoogden,
dat
het
niet
aangaat
om
te
zeg¬
gen,
die
of
die
vogel
leeft
geheel
of
hoofdzakelijk
van
insecten
en
daarom
ie
hij
voor
den
landbouw
nuttig.
Jaren
lange
opmerkzaamheid,
gepaard
met
er¬
varing,
hadden
bij
ons
de
overtuiging
doen
rijpen,
dat
de
insecten
als
het
ware
een
maatschappij
op
zich
zelf
vormen;
dat
het
getal
insecten
door
de
natuur
en
door
andere
insecten
in
evenwicht
moet
worden
gehouden
en
dat
sommige
insecten-etende
vogels
in
dit
opzicht
storend
optreden,
juist
door
de
nuttige
en
van
insecteneieren
of
larven
levende
insecten
het
eerst
te
vernietigen.
Eén
van
die
groote
torren,
schallebijter
genaamd,
is
ons
als
insectenverslinder
meer
waard
dan
honderd
spreeuwen.
Onderscheidene
voorbeelden
werden
door
ons
aangehaald
tot
staving
van
dit
ons
beweren.
Maar
dan
is
er
nog
iets,
en
ook
dit
weegt
zwaar
vrouw
niet
meer
eischsn.
Als
hij
zich
voor
de
wereld
aiet
belachelijk
wil
maken,
moet
hij
zelf
eenc
scheiding
aanvragen
en
aan
uw
geluk
staat
niets
meer
ia
den
weg.
—'
Zij
keken
elkander
aan.
Mijne
redeneering
scheen
hun
duidelijk.
„Waarlijk,"
vervolgde
ik,»
ais
gij
hier
nog
langer
met
elkaar
zit
te
praten,
kan
het
licht
ge
beuren,
dat
de
president
binnenkomt
en
meer
of
min¬
der
beleefd
zijne
vrouw
den
arm
biedt,
om
haar
in
zijn
huis
terug
te
voeren."
Zij
verbleekten
en
sprongen
van
hunne
zitplaatsen
op*
»Goed,"
zei
Raff,
„wij
vertrekken
samen,
Agnes.
Binnen
een
half
uur
kunnen
wij
de
stad
verlaten
hebben.
—
En
waarom
zon
ik
talmen
en
twijfelen
?
Hebbeu
wij
u
niet
hier,
op
wieu
wij
ons
kunnen
verlaten
?
Gij
blijft
immers
bier,
lieve
vriend
?
—"
»Ja,
ik
blijf
hier»,
verzekerde
ik.
»En
gg
zult
den
president
wel
op
de
vingers
zien
!"
Ik
bedaukte
hem
voor
het
mij
geschonken
vertron
wen.
»Als
gij
niet
binnen
5
minuten
op
weg
zijt,
loopt
gij
gevaar,
dat
Agnes
her
kend
en
aangehouden
worat."
Beide
verschrikten
en
draafden
been
en
weer,
oen
hunne
zaken
bij
elkaar
te
zoeken.
De
haast
van
bet
oogenblik
scheen
hun
hoofd
op
hol
te
hebben
gebracht.
Raff
zocht
wanhopig
naar
zijn
boed
en
Agnes
kon,
ondanks
mijn
hulp,
het
armsgat
van
haar
mauiel
niet
vinden.
En
onderwijl
jammerden
ze,
dat
ze
nog
niet
weg
en
wij
verzuimden
niet
er
op
te
wijzen.
Bescherming
van
een
vogelsoort
moet
noodwen¬
dig
tot
vergrooting
van
zijn
getal
leiden,
iets
waar¬
door
schaarschte
van
voedsel
kan
ontstaan.
En
in
dat
geval
is
niemand
er
van
verzekerd
dat
de
insectenetende
vogel
niet
tevens
een
zaad-
of
fruitverslinder
worden
en
blijven
zal.
Door
dagbladen
en
tijdschriften
waren
toen
reeds
voorbeelden
van
dien
aard
medegedeeld
en
wij
vul¬
den
dit
aan
met
een
voorbeeld
uit
eigen
omgeving.
Het
was
namelijk
bekend,
dat
de
spreeuwen
aan
het
Blauwmaanzaad
en
andere
gewassen
vaak
groot
nadeel
toebrachten,
door
er
bij
gansche
vluchten
op
neer
te
strijken
en
het
daardoor
aan
den
grond
te
doen
slaan,
maar
het
blauw
maan¬
zaad
zelf
werd
door
de
spreeuw
gezocht
noch
be¬
geerd.
Eenige
jaren
vóór
1880
echter
was
de
na¬
zomer
zeer
nat
en
guur
en
had
de
spreeuw
klaar¬
blijkelijk
gebrek
aan
voedsel.
Het
blauwmaangewas
stond
aan
hokken
en
om
het
te
kunnen
dorschen,
moest
gewacht
worden
op
beter
weer.
Die
hokken
waren
in
de
luwte
vaak
bezet
mee
hongerende
spreeuwen.
—
Honge-
rig
zijn
zij
doorgaande
—
en
die
honger
was
het
wellicht,
die
haar
noopte
om
de
zaadbol
open
te
pikken
en
van
zijn
inhoud
te
proeven.
En
sints
dien
tijd
bleef
de
spreeuw
een
blauwmaanzaad
rovende
en
etende
vogel.
Aan
inspanning
onzerzijds
ontbrak
het
niet,
maar
de
groote
pers
viel,
gelijk
te
denken
is,
mee
;
alleen
in
het
Handelsblad
trad
een
helper
voor
ons
op.
Door
de
Tweede
Kamer
werd
de
wet
al
spoe¬
dig
aangenomen.
Maar
toen
bond
de
altijd
wak¬
kere
Uitgever
van
de
Enkhuizer
Courant
onze
artikelen
samen
tot
een
brochuretje
en
zond
ieder
lid
van
de
Eerste
Kamer
daarvan
een
exemplaar.
Het
eenigste
succes
er
van
was
echter,
dat
het
uit
de
discussiên
in
die
Kamer
bleek,
dat
het
door
velen
gelezen
en
met
vrucht
gelezen
was.
Onder¬
scheidene
leden
stemden
tegen.
Later
gaven
wij
tegen
onzen
Afgevaardigde
ter
Tweede
Kamer,
de
Jong,
onzen
spijt
en
onze
ver¬
waren.
Eindelijk
stonden
ze
voor
de
deur.
»Adieu,
beste
vriend,
vaarwel,
vaarwel!»
—
Ik
had
juist
nog
den
tijd,
om
Raff
het
pakje
banknoten
—
het
spaar
geld
van
Helene
—
in
den
zak
te
stoppen,
met
de
woorden:
„hier
is
geld
1"
Toen
stormden
zij
de
deur
uit.
-
Op
eeu
bedankje
wachtte
ik
tevergeefs.
XXI
Wel
een
kwartier
lang
stond
ik
aan
het
vensteren
tuurde
in
de
richting,
waarin
ik
het
vluchtende
paartje
had
zien
verdwijnen.
Toen
richtte
ik
mijn
vermoei
den
blik
naar
het
tegenoverliggende
huis,
naar
bet
Gouden
Lam.
De
gordijnen
voor
de
vensters
schemer¬
den
bleek
en
spookachtig
—
niets
bewoog
zich
daar
achter.
Men
scheen
tot
rust
te
zijn
gekomen.
Zie
zoo,
na
was
ik
vrij.
Het
tooneel
was
afge
speeld.
De
minnenden
waren
vereenigd,
zooals
dat
behoort
in
het
laatste
h
ofdstuk
van
een
roman.
Maar
ik?
Wat
zou
er
van
mij
worden?
Ik
over
zag
de
pninhoopin
van
mijn
geluk.
Alles,
wat
den
mensch
hat
leven
waard
en
dierbaar
maakt,
was
voor
mij
verloren.
Mijn
ambt,
mijn
loopbaan,
mijn
dage-
lijksch
brood
was
vernietigd,
mijn
eer
was
verloren,
zelfs
de
uren
mijner
vrijheid
waren
te
tellen,
—
meer
nog,
aan
de
hoop
mijner
onders
was
de
bodem
inge¬
slagen
;
vader
en
moeder
in
rouw
gedompeld.
Mijne
verloofde,
mijne
vriendin
sedert
jaren,
de
leidster
mij
ner
toekomst
onherroepelijk
verloren
1
Want
wat
hielp
wondering
te
kennen
dat
de
wet
was
aangenomen
en
dat
ook
hij
had
voor
gestemd,
waarop
het
ant¬
woord
luidde,
dat
politieke
overwegingen
in
het
spel
kwamen
;
de
minister
Modderman
moest
en
mocht
door
verwerping
niet
ontstemd
worden.
Wij
hebben
gemeend
dat
het
sommige
lezers
van
de
Enkhuizer
Courant
niet
ongevallig
zijn
zou
indien
wij
nog
eens
in
herinnering
brachten,
wat
door
haar
in
deze
zaak
is
gedaan.
Toch
zou
tegen
de
vogelen
wet,
die
op
zich
zelf
vrij
onschuldig
is,
niet
zoo
sterk
zijn
te
velde
ge¬
trokken,
indien
wij
niet
hadden
geweten,
dat
het
uit
de
wet
af
te
leiden
Koninklijk
besluit,
dat
er
eigenlijk
„waarde
en
beteekenis"
aan
geven
moest,
de
grenzen
van
het
nuttige
verre
zou
overschrijden.
En
nu
nog
een
raad
aan
belanghebbenden.
Dringt
bij
de
Regeering
niet
aan
op
wetswij¬
ziging;
dit
is
ten
eenenmale
overtollig
of
liever
onnut.
De
minister
van
Justitie
is
de
eenigste
die
U
kan
helpen,
vraagt
Z.
Ex.
eerbiedig
wijziging
van
het
Koninklijk
besluit
van
25
Augustus
1880
(Staatsblad
No.
164,)
indien
zin,
dat
de
Spreeuw
van
de
lijst
der
voor
den
laudbouw
en
houtteelt
nuttige
vogels
worde
geschrapt.
Vraagt
uwen
boekhandelaar
om
genoemd
Staats¬
blad,
met
de
wet
van
25
Mei
1880
voor
U
te
ontbieden,
dan
kunt
gij
U
geheel
op
de
hoogte
stellen
van
den
inhoud
van
beide.
Onze
Commissaris
des
Konings
heeft
meerma¬
len
blijk
gegeven,
dat
Z.
Ex.
niet
ongenegen
is
om
van
het
recht
van
dispensatie,
hem
bij
de
wet
verleend,
gebruik
te
maken,
doch
ieder
begrijpt,
dat
dit
in
den
bessentijd
niet
aan
het
doel
be¬
antwoorden
kan.
Intusschen,
het
kan
beproefd
worden
;
een
bekwaam
jager
zou
ettelijke
exem¬
plaren
kunnen
„opknoopeu"
en
het
hongerige
en
brutale
gebroed
eenig
ontzag
inboezemen.
Bovencarspel,
12
Januari
1891.
J.
SMIT.
het,
of
ik
haar
nu
alDs
haarfijn
verklaarde?
Zon
ze
mjj
verge«au,
dat
ik
niet
misdadige
lichtzinnigheid
haar
levensgeluk
op
ééne
kaart
bad
gezet
en
verspeeld
?
Zeker,
ze
was
een
engel
van
goedheid,
zij
zon
haar
hart
niet
voor
het
medelijden
hebben
gesloten
•
maar
het
ergste
was,
dat
ik
ailes
gedaan
had
ter
w'ille
van
eene
vreemde
vrouw.
En
al
trad
ook
duizendmaal
mijn
vriend
Raff
als
mijn
verdediger
op,
al
wees
ik
nog
zoo
dringend
op
de
geheimen,
die
mijne
belange
loosheid
in
het
helderste
licht
stelden,
zon
zij
in
hare
eenvoudigheid
ooit
mijne
handelwijze
begrijpen
?
Ja,
als
ik
op
de
vrachten
vau
mijn
s'reven
kon
wijzen)
als
ik
haar
kon
zeggen
:
zie,
voor
onze
toekomst)
voor
ons
levensgeluk
heb
ik
het
gedaan
;
dan
zon
zé
mij
begrepen
en
—
vergeven
hebben.
Maar
dat
ik
om
niets
en
nogmaals
niets
alles
op
het
spel
zette
dat
moës:
baar
eeuwig
onverklaarbaar
blijven.
Hoé
zal
ze
zich
na
voortaan
afmartelen,
om
de
werkelijke
redenen
mijner
dwaze
handelwijze
te
doorgronden!
Haar
geloof
in
mijne
tronw
en
mijne
waarheidsliefde,
was
voor
altijd
verdwenen
1
„Verloren
I
alles,
alles
verloren
!»
--
—
Mijn
hoofd
sloeg,
mijne
oogen
schemerden
;
het
scheen
of
de
maren
van
bet
vertrek
op
mij
zonden
neerstor
ten,
om
mij,
ellendige,
onder
hunne
pninhoopen
te
begraven.
'Naar
buiten,
in
de
vrije
lucht,
anders
stik
ik
1"
Ik
zag
op
mijn
horloge.
Het
was
nog
weinige
mi»
nuten
voor
achten.