Tekstweergave van EC_1890_02_02_0003

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
No. 2 Zaterdag 10 Januari 1025 le Jaargang V>/M ^fvi # ^ ^ / 'f1'!' 'f1 'fff' 1 \u yv y1 vv v Y^v\ V ,5Ii I ALGEMEEN WEEKBLAD V8DR1 IVRUZINNICLGODSDIENSTIGEN ORGAAN VD.VERV VRIJZINNIGE IERV0RMDEN IN NEDERLAND ANORÉ VLAANDEREN. Administratie-adres: G. W. Burgerplein 1, Rotterdam. Tel. 30864 R e d a c t i e - a d r e s s e n : ^ F. H. G. VAN ITERSON, Bergendalsche weg 253. Nijmegen. D. HAARS, Tel. No. 19, Nieuwe Niedorp. (Deze laatste uitsluitend voor afdeelings- en gemeenteberichten.) Hoofdredacteur: F- H- G- VAN ITERSON. Redactie: W. D. M. BAAR, Dr. J. J. BLEEKER, IV- D. E1LERTS DE HAAN, G. A. DE RIDDER, D HAARS (Eindredacteur). Abonnementsprijs: f 1.75 per halfjaar; buitenland f 2.85 (plus 15 ets. incassokosten). Losse nummers 10 ets. Advertentieprijs: 50 cent per regel. Bij contract belangrijke reductie. Postgirorekening 96800. In dit blad zijn vereenigd: het „Weekblad Voor De Vrijzinnige Hervormden" en het „Algemeen Weekblad Voor Vrijzinnig-Godsdienstigen" (v.h. De Westfriesche Kerkbode). )] N Vaste medewerkers: D. Bakker, Veendam. —• H. Bakels, Haarlem. W. Banning, Sneek. Prof. Dr. Q. A. v. d. Bergh van Eysinga, Santpoort. L. C. T. Bigot, Arnhem. J. ten Bruggenkate, Maastricht. H. G. Cannegieter, Haarlem. Dr. j. P. Cannegieter, Middelburg. J. Deetman, Alkmaar. J. van Dorp, Enschedé. Prof. Mr. J. A. Eigeman, Rotterdam. Mr. B. P. Enklaar, Groningen. j. P. de Graaff, Naaldwijk. Dr. I. M. J. Hoog, Nijmegen. G. Horreüs de Haas, Zwolle. C. de Jongh, Broek in Waterland. ■— J. A. de Koning, Amsterdam. Prof. Dr. J. Lindeboom, Groningen. -— J. W. E. van Loon, Barsingerhorn. H. van Lunzen, Peperga. •— C. Met, Zaandam. J. J. Meyer, Wijnaldum. Willy Patmos, 's-Gravenhage. J. N. Pattist, 's-Gravenhage. J. P. C. Poldervaart, Utrecht. A. Priester, Nieuw-Helvoet. R. Remmelts, Zwolle. Tony de Ridder, Oosterbeek. E. D. Sepelberg, Leiden. A. Trouw, Haarlem. D. A. Vorster, Arnhem. M. C. van Wijhe, Barchem. A. van Wijk, Zaandam. Prof. Dr. H. Windisch, Leiden. Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. % \A 3fc.STICHTEL')K ARTIKEL JFS VOORSPOED HEBBEN. 2 Kronieken 31 : 21. Bij den aanvang van een Nieuwjaar wenschen we elkander alles goeds toe en spreken we de hoop uit, dat het voor ons in alle opzichten een voor¬ spoedig jaar worden zal. Maar gewoonlijk verge¬ ten we daarbij één zaak van groot belang. En wel deze, dat een jaar zoo maar niet van zelf een voor¬ spoedig jaar wordt, doch dat we dit voor een groot gedeelte in onze eigen hand he"bben. Natuur¬ lijk lang niét geheel. Er zijn in het leven van die meevallers, die de een geregeld heeft en die den ander steeds onthouden worden. Er treffen den mensch nu en dan rampen en verliezen, die hij van te voren niet heeft kunnen berekenen en waar¬ tegenover hij machteloos staat. Doch in vele op¬ zichten is hij de bewerker van zijn eigen geluk en ongeluk en onthoudt hij zich heel wat vreugde en berokkent hij zich zelf heel wat leed door dit in zijn leven te vergeten. We zien het aan Koning Hizkia, van wien in het boek der Kronieken sprake is. Wezenlijk de omstandigheden waren hem niet zoo bijster gun¬ stig. Jong en onervaren wordt hij tot de regeering geroepen over een volk, dat onder zijn voorgan¬ gers jaren lang andere goden gediend had en blijk¬ baar zeer afgodisch gezind was. En daartegen gaat hij, als een man naar het hart der profeten, met alle macht in. Zijn volk zal en moet het volk van God Jahveh worden en Hem alleen dienen! En hij geniet bij dat streven voorspoed, zegt de Kro¬ niekschrijver. En waarom? Omdat en daarop komt het voor ons vooral aan hij zich aan zijn werk gaf met geheel zijn hart. Ja, laat ons in het pas begonnen jaar op die wijze ook eens aan den arbeid gaan en we zullen op allerlei gebied een¬ zelfde ervaring als deze koning opdoen in ons leven. Doch hoe gaat het meestal met ons en onze medemenschen? We werken, nu ja, omdat het moet, omdat de harde noodzakelijkheid ons er toe verplicht, omdat wij nu eenmaal in den een of anderen werkkring geplaatst zijn geworden. Maar we doen ons werk zonder gloed en zonder be¬ zieling. We zijn dagelijks bezig, maar het gaat meestal halve kracht. Hoe komt dat? En weer is die oude koning in deze ons ten voorbeeld. Omdat we onzen dage- lijkschen arbeid gewoonlijk niet beschouwen als een werk Gods. Dat is voor Hizkia geweest de zuivering van Israels godsdienst van alle heiden- sche gebruiken. Dat is voor Jezus geweest de godsdienstige verheffing van zijn volk in een tijd FEUILLETON. DWAZE OPVOEDING. door J. A. S.-van H. 1). Er was een nieuw interessant onderwerp voor de kwaadsprekers in het landelijk dorp B. Hoe of men 't reeds wist, bleef een raadsel, maar wat gaat sneller dan een kwaad gerucht? Geen huis of er werd in kamer of kèuken over gesproken; geen toonbank of werkplaats waar men niet fluis¬ terde en giste en uitspon en kleurde. 't Was dan ook belangrijk nieuws. Nan Vïedorp, de dochter van den bakker, die in de stad op een kantoor werkte en heel deftig alleen op kamers woonde, was plotseling thuisgekomen, neen, thuisgebracht. Een heer van 't kan¬ toor had haar thuisgebracht. Wat er gebeurd was wist men niet, maar zeker iets heel ergs, wie weet (en hier schoven duim en vinger over elkaar) of het niet dat was. Och, men had het wel voorspeld, dat het nog wel eens verkeerd zou afloopen met Nan, reeds van geestdoodende vormendienst. Dat was voor Luther de verdediging van 's Christen's recht om niet naar de bevelen van een kerk, maar volgens zijn geweten zijn God te dienen. En, omdat ze zóó over hun levenstaak dachten, hebben ze zich daaraan volkomen gegeven en daarbij, trots veler tegenwerking, voorspoed gehad. Ja, dit bedacht en hun voetstappen gedrukt. Ook ons roept God tot de vervulling van meer dan één levenstaak. Soms is die klein, dan weer groot, haast te groot voor onze zwakke krachten. Maar, als we werkelijk gelooven, onze God heeft ons daartoe geroepen, dan is geen werk voor ons te gering en te onaan¬ zienlijk, dan maken we geen bezwaar om ons ook aan den zwaarsten arbeid te geven. Dan gevoelen ook wij ons geroepenen Gods. En wie zich dat gevoelt, wijdt zich aan zijn levenstaak met zijn gansche hart en heeft voorspoed! H. M. STRIJD EN OPBOUW. Werkverband. De hervorming der vrijzinnige hervormden, het taaie vasthouden aan het oude Kerkverband, werd dikwijls afgekeurd, in het bijzonder in de Kerk- nieuws-kolommen van de N. R 0 11. Courant. Bekend is het beeld van de Siameesche twee¬ lingen de orthodoxie en de vrijzinnigheid en de raad, het operatiemes in dat lichaam te zetten en het tweetal dat elkaar hindert, te scheiden. En als dan gewezen werd op de banden der traditie, op dooreenloopende kleuren, op de Volks¬ kerk-idee dan neette dat toegeven aan den „zwakken broeder" en weren van den „sterken man". Nu werd dezer dagen uitgegeven het „oriën- teeringsboekje" van het „Woodbrookers-Werk- verband voor modern-religieuse bewustwording, gemeenschap en cultuur". Voor wie niet het religieuse leven in ons land van zeer nabij volgt, is deze naam abracadabra en dat blijft zoo, ook als men in het boekje, de enkele zinnen aan dien naam gewijd, heeft gelezen. Hier zij het genoeg, aan te duiden, dat die lange naam wil uitdrukken, wat hèn vereenigt, die wat hun religieus-zijn betreft den linker vleugel vormen der Barchem-beweging, die indertijd werd begonnen door enkele oud-cursisten van het En- gelsche Quaker-instituut te Woodbroke. Het is mij hier toch niet te doen, om de geestes¬ gesteldheid der „gedifferentieerden", zooals zij zich vroeger noemden, te bespreken, maar iets te zeg¬ gen over hun plaats in de Vereeniging „Wood- brookers in Holland". Die plaats wordt in het boekje „eigenaardig" genoemd: „analoge verhoudingen zal men niet zoo spoedig vinden". Na deze stellige uitspraak, is het met eenige aarzeling dat ik mij uitspreek, deze analogie toen zij naar de stad moest om school te gaan, net alsof de dorpschool, waar toch elk kind, ja zelfs de kinderen van den burgemeester gingen, voor Nan Viedorp te min was. Wat had zij gauw steedsche maniertjes gekre¬ gen dat nest met haar „gouden lokken", zooals de moeder ze noemde, en haar „hemelsblauwe oogen". Nu ja, mooi was ze, daar ging niets van af, maar ze was er trotsch op, gruwelijk ijdel. Sinds Maart, toen zij op 't kantoor was gekomen, gedroeg zij zich als een deftige jonge dame, sprak van „waer" en „daer" van siveplé en mersji. Van haar dorpsgenooten wilde zij niets weten, niemand sprak zij aan, en die nog eens iets tegen haar zei, om¬ dat ze toch Viedorp's dochter was, kreeg geen antwoord en alleen een flauw groetje. Zoo'n inge¬ beeld nest. Nu ze had haar kunsten thuisgekregen. Zoo gaat het als men te hoog vliegen wil en niet met 't een¬ voudige tevreden is wat je k r ij g t, dan neem je maar wat je krijgen kunt. Zoo ongeveer waren de liefderijke gesprekken der inwoners van B., die strijk en zet eiken Zon¬ dag de kerk bezochten, wier kinderen bij een uit- nemenden predikant op de catechisatie gingen en hun oordeel uitspraken over de meerdere of min- dadelijk te vinden in de positie der vrijzinnigen in de Hervormde Kerk. En het verwondert mij, dat de genoemde Kerknieuws-rubriek, die over de „gedifferentieerden dikwijls met sympathie schreef, ook hier niet van „tweelingen" en „opereeren" sprak. „Het gaat hier toch" aldus het oriën- teeringsboekje „om meer dan om organisato¬ rische finesses, het gaat om het beginsel van leven in organisatorisch verband met religieus- niet- gelijkgezinden, als hoedanig wij zeker niet alle onze medeleden der Woodbrookers-Vereeniging maar wel niet weinigen hunner beschouwen". Is dit ook niet de positie der vrijzinnigen in één kerkelijk verband met „gereformeerden" en con- fessioneelen? En is niet men vergeve mij het lange citaat wat dan volgt, zuiver van toepassing op de beweging der vrijzinnige hervormden? „Laat ons één ding voorspellen: de toestand, onder welken wij leven wij bedoelen: onze plaats in de Woodbrookers-vereeniging zou moeilijk verdedigbaar zijn, als hij door ons los van b e- staande toestanden was uitgedacht. Als deze er niet geweest waren, zouden wij zeker niet er toe gekomen zijn, hem uit te denken, laat staan als den meest wenschelijken te verkiezen. Maar dit alleen beheerscht een oordeel over het al of niet juiste van den toestand waaronder wij leven niet. Is steeds het enkel bij abstracte beschouwing als het verkieslijkst gestelde het betere ten opzichte van het meer onopzettelijk opgewassene? Wij gelooven, dat meestal juist het laatste meer samen¬ hang en groeikracht heeft. En van dien aard is onze positie in de algemeene Woodbrookers-be- weging, positie, die geworden is, uitkomst van een jarenlang durend proces". Wij mogen zeker even opmerken, dat ons proces nog eenige jaren langer heeft geduurd en dan nog even luisteren als de houding dier linker- Barchemieten, op haar principieele zuiverheid wordt beproefd. Die toets - zoo meent men kan worden door¬ staan, daar deze veronderstelling, juist wordt ge¬ acht „dat, hoezeer wat voor ons religie is mag afwijken van wat religie in het algemeen voor de voorgeslachten geweest is en voor talloozen in het heden nog is, het wézenlijkste van de religie toch ook voor hen en ons weer niet verschilt". Welaan! zou dat ook niet gezegd kunnen worden van de wijd-uitelkander gaande groepen van het Protestantisme georganiseerd in onze Kerk? „Religie in haar meest onderscheiden uitingen, in al hare stadiën van zelf-herkenning en niet- herkenning, is wezenlijk één. Waar dit onze over¬ tuiging is, kan het niet op onzen weg liggen ban¬ den met anders-gezind-religieusen te verbreken, zoolang zij ons de vrijheid laten, welke wij naar ons stellig weten behoeven". Nu zal ons tegengeworpen worden, dat aan deze laatste voorwaarde, in de Hervormde Kerk niet wordt voldaan. dere rechtzinnigheid van hun voorganger, zonder er zeiven iets van te begrijpen. Ja Nan Viedorp was thuisgebracht, bij avond en niet alleen. Een heer van haar kantoor had haar vergezeld. De humane chef durfde het mooie jonge kind,# nu zij zoo innig wanhopig bedroefd was, niet alleen te laten reizen. De employé had een brief van zijn patroon bij zich, waarin alles aan de arme ouders werd medegedeeld. Zoo haastig mogelijk was Nan haar begeleider voorgegaan, langs achterwegjes om niemand te ontmoeten, doch den winkel onopgemerkt ingaan ging niet, de deur was reeds gesloten. Bakker Viedorp en zijn vrouw zaten in de kamer, die aan den winkel grensde. De klopper, die het ouderwetsche huis nog tot bel diende, schrikte den bakker uit zijn dutje op; hij stond knorrig op en opende de deur op een kier voor de late bezoekers. Zijn kreet van verbazing en schrik deed ook de vrouw toesnellen. Wat beteekent dat Nan nu zoo onverwacht, zoo laat en wat deed ze vreemd en bang en zoo bleek zoo doodsbleek. „Kind, wat is er gebeurd, zeg het Nan, je bent toch niet ziek?" vroegen verward door elkaar de verbaasde ouders. Maar Nan hoorde niet of wilde niet hooren. Hierop kan het antwoord zijn „ja" en „neen". „J a" als wij denken aan de vrijheid der geheel vrijzinnige gemeenten, aan de vrijheid van minder¬ heden, om bij doop en aanneming, naar een geest¬ verwante gemeente te gaan. „Neen" als wij den¬ ken aan de onverzoenlijke houding der ultra's in de orthodoxie. Maar de houding der orthodoxen die meewerk¬ ten aan het pacificatie-ontwerp, bewijst, dat een stemming groeiende is, die in de Woodbrookers- kring reeds volwassen is. En als onze beweging nu streeft om in de Hervormde Kerk te worden als dit „werkverband" in de Barchemkrirtg, dan moge nog gewezen worden, op wat gezegd wordt, als geconstateerd is, dat de differentiatie onzer dagen voert tot het scheppen van vele religieuse organen: „Maar het spréékt toch wel vanzelf, dat het niet goed kan zijn, dat alle die vele bewijzen en orga¬ nen, elk op zich zelf gesteld en voor zich alleen levende, hunnen weg gaan. Hier ligt het gevaar voor verenging, waarvoor ook de modern-religi¬ euse niet moet wanen immuun te zijn. Differentatie behoort te worden aangevuld door integratie, het op-zich-zelf staan der deelèn door het omvattend verband. Een wijde religieuse gemeenschap, die aan de meest onderscheidenen hunne plaats laat, maar die dan ook geheel zich zelf laat zijn, ook in hun behoefte tot nauwere aaneensluiting der meer •erwanten, het lijkt ons een redelijk ideaal om na te streven." Is hier niet juist in weergegeven wat ook in de motiveering van ons streven, dikwijls naar voren werd gebracht? Zoo kan wat tot uiting komt in dezen J van meest-links-staanden, ons, die zoo dikwijls worden betiteld als naar-rechts-georiënteerden, sterken in de overtuiging, dat onze strijd door de juiste be¬ ginselen wordt geleid en alle krachten mag op¬ roepen om tot overwinning te komen. Mogen onze leden zich dan ook voelen, als de leden van een w e r k-verbond en werken, nu 1925 ons weer geeft, een nieuwen dag daarvoor! v. I. Overbijbeld, overpausd of overtuigd. Een interessante pennestrijd tusschen D e Maasbode en De Gereformeerde Kerk doet het zwakke van beider standpunt uitkomen. Het schijnt zoo'n sterke positie, als men verklaart en dat doen beide wij staan op den grondslag van Gods Woord. Scherp voert echter de roomsche krant den confessioneel tegemoet: wat gij voor Gods Woord houdt, is niets als eigen persoonlijke verklaring van de Heilige Schrift. Wie nu —naar confessioneel ideaal voor een classikale vergadering staat, met zijn eigen bijbelverklaring, maar daar „overbijbeld" wordt en in het ongelijk gesteld, wat zal die voelen? In een oogwenk liep zij moeder en vader voorbij, holde de welbekende trap op naar haar kamertje, waar zij geslapen had heel den gelukkigen tijd harer jeugd. Hier wierp zij zich snikkend op het bed. Inmiddels hadden de hevig ontroerde ouders in de zijkamer den brief, dien de employé hen overgaf, bevende in ontvangst genomen. Wat zou er in staan? Vader begon te lezen. Toorn en droefheid teekende zich af op zijn bleek gezicht. Moeder, die over den schouder van haar man meelas, moest telkens haar bril afvegen, zij kon niet verder lezen. „Nan had gestolen". Daar stond het, onuitwiscn- baar. Hun kind, hun eenigste, had gestolen, zij de dochter van den om zijn eerlijkheid en rechtscha¬ penheid bekenden Viedorp. 't Was niet te gelooven en toch waar. Och ja, zij waren er den chef heel dankbaar voor, dat hij alles zoo kiesch behandelde, dat hij het niet aangaf, hun het gevallen kind toe¬ zond om het zelve te verbeteren, maar het feit bleef zoo vast als een muur. „Gestolen". Bakker Viedorp beefde en trilde als een blad en viel wankelend op een stoel neder. De employé gevoelde dat hij hier te veel was, nam afscheid en verdween. (Wordt vervolgd).