Tekstweergave van EC_1890_02_02_0003
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
No.
2
Zaterdag
10
Januari
1025
le
Jaargang
V>/M
^fvi
#
^
^
/
'f1'!'
'f1
'fff'
1
\u
yv
y1
vv
v
Y^v\
V
,5Ii
I
ALGEMEEN
WEEKBLAD
V8DR1
IVRUZINNICLGODSDIENSTIGEN
ORGAAN
VD.VERV
VRIJZINNIGE
IERV0RMDEN
IN
NEDERLAND
ANORÉ
VLAANDEREN.
Administratie-adres:
G.
W.
Burgerplein
1,
Rotterdam.
Tel.
30864
R
e
d
a
c
t
i
e
-
a
d
r
e
s
s
e
n
:
^
F.
H.
G.
VAN
ITERSON,
Bergendalsche
weg
253.
Nijmegen.
D.
HAARS,
Tel.
No.
19,
Nieuwe
Niedorp.
(Deze
laatste
uitsluitend
voor
afdeelings-
en
gemeenteberichten.)
Hoofdredacteur:
F-
H-
G-
VAN
ITERSON.
Redactie:
W.
D.
M.
BAAR,
Dr.
J.
J.
BLEEKER,
IV-
D.
E1LERTS
DE
HAAN,
G.
A.
DE
RIDDER,
D
HAARS
(Eindredacteur).
Abonnementsprijs:
f
1.75
per
halfjaar;
buitenland
f
2.85
(plus
15
ets.
incassokosten).
Losse
nummers
10
ets.
Advertentieprijs:
50
cent
per
regel.
Bij
contract
belangrijke
reductie.
Postgirorekening
96800.
In
dit
blad
zijn
vereenigd:
het
„Weekblad
Voor
De
Vrijzinnige
Hervormden"
en
het
„Algemeen
Weekblad
Voor
Vrijzinnig-Godsdienstigen"
(v.h.
De
Westfriesche
Kerkbode).
)]
N
Vaste
medewerkers:
D.
Bakker,
Veendam.
—•
H.
Bakels,
Haarlem.
—
W.
Banning,
Sneek.
—
Prof.
Dr.
Q.
A.
v.
d.
Bergh
van
Eysinga,
Santpoort.
—
L.
C.
T.
Bigot,
Arnhem.
J.
ten
Bruggenkate,
Maastricht.
—
H.
G.
Cannegieter,
Haarlem.
—
Dr.
j.
P.
Cannegieter,
Middelburg.
—
J.
Deetman,
Alkmaar.
—
J.
van
Dorp,
Enschedé.
—
Prof.
Mr.
J.
A.
Eigeman,
Rotterdam.
—
Mr.
B.
P.
Enklaar,
Groningen.
—
j.
P.
de
Graaff,
Naaldwijk.
—
Dr.
I.
M.
J.
Hoog,
Nijmegen.
—
G.
Horreüs
de
Haas,
Zwolle.
—
C.
de
Jongh,
Broek
in
Waterland.
■—
J.
A.
de
Koning,
Amsterdam.
—
Prof.
Dr.
J.
Lindeboom,
Groningen.
-—
J.
W.
E.
van
Loon,
Barsingerhorn.
—
H.
van
Lunzen,
Peperga.
•—
C.
Met,
Zaandam.
—
J.
J.
Meyer,
Wijnaldum.
—
Willy
Patmos,
's-Gravenhage.
—
J.
N.
Pattist,
's-Gravenhage.
—
J.
P.
C.
Poldervaart,
Utrecht.
—
A.
Priester,
Nieuw-Helvoet.
—
R.
Remmelts,
Zwolle.
—
Tony
de
Ridder,
Oosterbeek.
—
E.
D.
Sepelberg,
Leiden.
—
A.
Trouw,
Haarlem.
—
D.
A.
Vorster,
Arnhem.
—
M.
C.
van
Wijhe,
Barchem.
—
A.
van
Wijk,
Zaandam.
—
Prof.
Dr.
H.
Windisch,
Leiden.
—
Dit
nummer
bestaat
uit
twee
bladen.
EERSTE
BLAD.
%
\A
3fc.STICHTEL')K
ARTIKEL
JFS
VOORSPOED
HEBBEN.
2
Kronieken
31
:
21.
Bij
den
aanvang
van
een
Nieuwjaar
wenschen
we
elkander
alles
goeds
toe
en
spreken
we
de
hoop
uit,
dat
het
voor
ons
in
alle
opzichten
een
voor¬
spoedig
jaar
worden
zal.
Maar
gewoonlijk
verge¬
ten
we
daarbij
één
zaak
van
groot
belang.
En
wel
deze,
dat
een
jaar
zoo
maar
niet
van
zelf
een
voor¬
spoedig
jaar
wordt,
doch
dat
we
dit
voor
een
groot
gedeelte
in
onze
eigen
hand
he"bben.
Natuur¬
lijk
lang
niét
geheel.
Er
zijn
in
het
leven
van
die
meevallers,
die
de
een
geregeld
heeft
en
die
den
ander
steeds
onthouden
worden.
Er
treffen
den
mensch
nu
en
dan
rampen
en
verliezen,
die
hij
van
te
voren
niet
heeft
kunnen
berekenen
en
waar¬
tegenover
hij
machteloos
staat.
Doch
in
vele
op¬
zichten
is
hij
de
bewerker
van
zijn
eigen
geluk
en
ongeluk
en
onthoudt
hij
zich
heel
wat
vreugde
en
berokkent
hij
zich
zelf
heel
wat
leed
door
dit
in
zijn
leven
te
vergeten.
We
zien
het
aan
Koning
Hizkia,
van
wien
in
het
boek
der
Kronieken
sprake
is.
Wezenlijk
de
omstandigheden
waren
hem
niet
zoo
bijster
gun¬
stig.
Jong
en
onervaren
wordt
hij
tot
de
regeering
geroepen
over
een
volk,
dat
onder
zijn
voorgan¬
gers
jaren
lang
andere
goden
gediend
had
en
blijk¬
baar
zeer
afgodisch
gezind
was.
En
daartegen
gaat
hij,
als
een
man
naar
het
hart
der
profeten,
met
alle
macht
in.
Zijn
volk
zal
en
moet
het
volk
van
God
Jahveh
worden
en
Hem
alleen
dienen!
En
hij
geniet
bij
dat
streven
voorspoed,
zegt
de
Kro¬
niekschrijver.
En
waarom?
Omdat
—
en
daarop
komt
het
voor
ons
vooral
aan
—
hij
zich
aan
zijn
werk
gaf
met
geheel
zijn
hart.
Ja,
laat
ons
in
het
pas
begonnen
jaar
op
die
wijze
ook
eens
aan
den
arbeid
gaan
en
we
zullen
op
allerlei
gebied
een¬
zelfde
ervaring
als
deze
koning
opdoen
in
ons
leven.
Doch
hoe
gaat
het
meestal
met
ons
en
onze
medemenschen?
We
werken,
nu
ja,
omdat
het
moet,
omdat
de
harde
noodzakelijkheid
ons
er
toe
verplicht,
omdat
wij
nu
eenmaal
in
den
een
of
anderen
werkkring
geplaatst
zijn
geworden.
Maar
we
doen
ons
werk
zonder
gloed
en
zonder
be¬
zieling.
We
zijn
dagelijks
bezig,
maar
het
gaat
meestal
halve
kracht.
Hoe
komt
dat?
En
weer
is
die
oude
koning
in
deze
ons
ten
voorbeeld.
Omdat
we
onzen
dage-
lijkschen
arbeid
gewoonlijk
niet
beschouwen
als
een
werk
Gods.
Dat
is
voor
Hizkia
geweest
de
zuivering
van
Israels
godsdienst
van
alle
heiden-
sche
gebruiken.
Dat
is
voor
Jezus
geweest
de
godsdienstige
verheffing
van
zijn
volk
in
een
tijd
FEUILLETON.
DWAZE
OPVOEDING.
door
J.
A.
S.-van
H.
1).
Er
was
een
nieuw
interessant
onderwerp
voor
de
kwaadsprekers
in
het
landelijk
dorp
B.
Hoe
of
men
't
reeds
wist,
bleef
een
raadsel,
maar
wat
gaat
sneller
dan
een
kwaad
gerucht?
Geen
huis
of
er
werd
in
kamer
of
kèuken
over
gesproken;
geen
toonbank
of
werkplaats
waar
men
niet
fluis¬
terde
en
giste
en
uitspon
en
kleurde.
't
Was
dan
ook
belangrijk
nieuws.
Nan
Vïedorp,
de
dochter
van
den
bakker,
die
in
de
stad
op
een
kantoor
werkte
en
heel
deftig
alleen
op
kamers
woonde,
was
plotseling
thuisgekomen,
neen,
thuisgebracht.
Een
heer
van
't
kan¬
toor
had
haar
thuisgebracht.
Wat
er
gebeurd
was
wist
men
niet,
maar
zeker
iets
heel
ergs,
wie
weet
(en
hier
schoven
duim
en
vinger
over
elkaar)
of
het
niet
dat
was.
Och,
men
had
het
wel
voorspeld,
dat
het
nog
wel
eens
verkeerd
zou
afloopen
met
Nan,
reeds
van
geestdoodende
vormendienst.
Dat
was
voor
Luther
de
verdediging
van
's
Christen's
recht
om
niet
naar
de
bevelen
van
een
kerk,
maar
volgens
zijn
geweten
zijn
God
te
dienen.
En,
omdat
ze
zóó
over
hun
levenstaak
dachten,
hebben
ze
zich
daaraan
volkomen
gegeven
en
daarbij,
trots
veler
tegenwerking,
voorspoed
gehad.
Ja,
dit
bedacht
en
hun
voetstappen
gedrukt.
Ook
ons
roept
God
tot
de
vervulling
van
meer
dan
één
levenstaak.
Soms
is
die
klein,
dan
weer
groot,
haast
te
groot
voor
onze
zwakke
krachten.
Maar,
als
we
werkelijk
gelooven,
onze
God
heeft
ons
daartoe
geroepen,
dan
is
geen
werk
voor
ons
te
gering
en
te
onaan¬
zienlijk,
dan
maken
we
geen
bezwaar
om
ons
ook
aan
den
zwaarsten
arbeid
te
geven.
Dan
gevoelen
ook
wij
ons
geroepenen
Gods.
En
wie
zich
dat
gevoelt,
wijdt
zich
aan
zijn
levenstaak
met
zijn
gansche
hart
en
heeft
voorspoed!
H.
M.
STRIJD
EN
OPBOUW.
Werkverband.
De
hervorming
der
vrijzinnige
hervormden,
het
taaie
vasthouden
aan
het
oude
Kerkverband,
werd
dikwijls
afgekeurd,
in
het
bijzonder
in
de
Kerk-
nieuws-kolommen
van
de
N.
R
0
11.
Courant.
Bekend
is
het
beeld
van
de
Siameesche
twee¬
lingen
—
de
orthodoxie
en
de
vrijzinnigheid
—
en
de
raad,
het
operatiemes
in
dat
lichaam
te
zetten
en
het
tweetal
dat
elkaar
hindert,
te
scheiden.
En
als
dan
gewezen
werd
op
de
banden
der
traditie,
op
dooreenloopende
kleuren,
op
de
Volks¬
kerk-idee
—
dan
neette
dat
toegeven
aan
den
„zwakken
broeder"
en
weren
van
den
„sterken
man".
Nu
werd
dezer
dagen
uitgegeven
het
„oriën-
teeringsboekje"
van
het
„Woodbrookers-Werk-
verband
voor
modern-religieuse
bewustwording,
gemeenschap
en
cultuur".
Voor
wie
niet
het
religieuse
leven
in
ons
land
van
zeer
nabij
volgt,
is
deze
naam
abracadabra
en
dat
blijft
zoo,
ook
als
men
in
het
boekje,
de
enkele
zinnen
aan
dien
naam
gewijd,
heeft
gelezen.
Hier
zij
het
genoeg,
aan
te
duiden,
dat
die
lange
naam
wil
uitdrukken,
wat
hèn
vereenigt,
die
—
wat
hun
religieus-zijn
betreft
—
den
linker
vleugel
vormen
der
Barchem-beweging,
die
indertijd
werd
begonnen
door
enkele
oud-cursisten
van
het
En-
gelsche
Quaker-instituut
te
Woodbroke.
Het
is
mij
hier
toch
niet
te
doen,
om
de
geestes¬
gesteldheid
der
„gedifferentieerden",
zooals
zij
zich
vroeger
noemden,
te
bespreken,
maar
iets
te
zeg¬
gen
over
hun
plaats
in
de
Vereeniging
„Wood-
brookers
in
Holland".
Die
plaats
wordt
in
het
boekje
„eigenaardig"
genoemd:
„analoge
verhoudingen
zal
men
niet
zoo
spoedig
vinden".
Na
deze
stellige
uitspraak,
is
het
met
eenige
aarzeling
dat
ik
mij
uitspreek,
deze
analogie
toen
zij
naar
de
stad
moest
om
school
te
gaan,
net
alsof
de
dorpschool,
waar
toch
elk
kind,
ja
zelfs
de
kinderen
van
den
burgemeester
gingen,
voor
Nan
Viedorp
te
min
was.
Wat
had
zij
gauw
steedsche
maniertjes
gekre¬
gen
dat
nest
met
haar
„gouden
lokken",
zooals
de
moeder
ze
noemde,
en
haar
„hemelsblauwe
oogen".
Nu
ja,
mooi
was
ze,
daar
ging
niets
van
af,
maar
ze
was
er
trotsch
op,
gruwelijk
ijdel.
Sinds
Maart,
toen
zij
op
't
kantoor
was
gekomen,
gedroeg
zij
zich
als
een
deftige
jonge
dame,
sprak
van
„waer"
en
„daer"
van
siveplé
en
mersji.
Van
haar
dorpsgenooten
wilde
zij
niets
weten,
niemand
sprak
zij
aan,
en
die
nog
eens
iets
tegen
haar
zei,
om¬
dat
ze
toch
Viedorp's
dochter
was,
kreeg
geen
antwoord
en
alleen
een
flauw
groetje.
Zoo'n
inge¬
beeld
nest.
Nu
ze
had
haar
kunsten
thuisgekregen.
Zoo
gaat
het
als
men
te
hoog
vliegen
wil
en
niet
met
't
een¬
voudige
tevreden
is
wat
je
k
r
ij
g
t,
dan
neem
je
maar
wat
je
krijgen
kunt.
Zoo
ongeveer
waren
de
liefderijke
gesprekken
der
inwoners
van
B.,
die
strijk
en
zet
eiken
Zon¬
dag
de
kerk
bezochten,
wier
kinderen
bij
een
uit-
nemenden
predikant
op
de
catechisatie
gingen
en
hun
oordeel
uitspraken
over
de
meerdere
of
min-
dadelijk
te
vinden
in
de
positie
der
vrijzinnigen
in
de
Hervormde
Kerk.
En
het
verwondert
mij,
dat
de
genoemde
Kerknieuws-rubriek,
die
over
de
„gedifferentieerden
dikwijls
met
sympathie
schreef,
ook
hier
niet
van
„tweelingen"
en
„opereeren"
sprak.
„Het
gaat
hier
toch"
—
aldus
het
oriën-
teeringsboekje
—
„om
meer
dan
om
organisato¬
rische
finesses,
het
gaat
om
het
beginsel
van
leven
in
organisatorisch
verband
met
religieus-
niet-
gelijkgezinden,
als
hoedanig
wij
zeker
niet
alle
onze
medeleden
der
Woodbrookers-Vereeniging
maar
wel
niet
weinigen
hunner
beschouwen".
Is
dit
ook
niet
de
positie
der
vrijzinnigen
in
één
kerkelijk
verband
met
„gereformeerden"
en
con-
fessioneelen?
En
is
niet
—
men
vergeve
mij
het
lange
citaat
—
wat
dan
volgt,
zuiver
van
toepassing
op
de
beweging
der
vrijzinnige
hervormden?
„Laat
ons
één
ding
voorspellen:
de
toestand,
onder
welken
wij
leven
—
wij
bedoelen:
onze
plaats
in
de
Woodbrookers-vereeniging
—
zou
moeilijk
verdedigbaar
zijn,
als
hij
door
ons
los
van
b
e-
staande
toestanden
was
uitgedacht.
Als
deze
er
niet
geweest
waren,
zouden
wij
zeker
niet
er
toe
gekomen
zijn,
hem
uit
te
denken,
laat
staan
als
den
meest
wenschelijken
te
verkiezen.
Maar
dit
alleen
beheerscht
een
oordeel
over
het
al
of
niet
juiste
van
den
toestand
waaronder
wij
leven
niet.
Is
steeds
het
enkel
bij
abstracte
beschouwing
als
het
verkieslijkst
gestelde
het
betere
ten
opzichte
van
het
meer
onopzettelijk
opgewassene?
Wij
gelooven,
dat
meestal
juist
het
laatste
meer
samen¬
hang
en
groeikracht
heeft.
En
van
dien
aard
is
onze
positie
in
de
algemeene
Woodbrookers-be-
weging,
positie,
die
geworden
is,
uitkomst
van
een
jarenlang
durend
proces".
Wij
mogen
zeker
even
opmerken,
dat
ons
proces
nog
eenige
jaren
langer
heeft
geduurd
en
dan
nog
even
luisteren
als
de
houding
dier
linker-
Barchemieten,
op
haar
principieele
zuiverheid
wordt
beproefd.
Die
toets
-
zoo
meent
men
—
kan
worden
door¬
staan,
daar
deze
veronderstelling,
juist
wordt
ge¬
acht
„dat,
hoezeer
wat
voor
ons
religie
is
mag
afwijken
van
wat
religie
in
het
algemeen
voor
de
voorgeslachten
geweest
is
en
voor
talloozen
in
het
heden
nog
is,
het
wézenlijkste
van
de
religie
toch
ook
voor
hen
en
ons
weer
niet
verschilt".
Welaan!
zou
dat
ook
niet
gezegd
kunnen
worden
van
de
wijd-uitelkander
gaande
groepen
van
het
Protestantisme
georganiseerd
in
onze
Kerk?
„Religie
in
haar
meest
onderscheiden
uitingen,
in
al
hare
stadiën
van
zelf-herkenning
en
niet-
herkenning,
is
wezenlijk
één.
Waar
dit
onze
over¬
tuiging
is,
kan
het
niet
op
onzen
weg
liggen
ban¬
den
met
anders-gezind-religieusen
te
verbreken,
zoolang
zij
ons
de
vrijheid
laten,
welke
wij
naar
ons
stellig
weten
behoeven".
Nu
zal
ons
tegengeworpen
worden,
dat
aan
deze
laatste
voorwaarde,
in
de
Hervormde
Kerk
niet
wordt
voldaan.
dere
rechtzinnigheid
van
hun
voorganger,
zonder
er
zeiven
iets
van
te
begrijpen.
Ja
Nan
Viedorp
was
thuisgebracht,
bij
avond
en
niet
alleen.
Een
heer
van
haar
kantoor
had
haar
vergezeld.
De
humane
chef
durfde
het
mooie
jonge
kind,#
nu
zij
zoo
innig
wanhopig
bedroefd
was,
niet
alleen
te
laten
reizen.
De
employé
had
een
brief
van
zijn
patroon
bij
zich,
waarin
alles
aan
de
arme
ouders
werd
medegedeeld.
Zoo
haastig
mogelijk
was
Nan
haar
begeleider
voorgegaan,
langs
achterwegjes
om
niemand
te
ontmoeten,
doch
den
winkel
onopgemerkt
ingaan
ging
niet,
de
deur
was
reeds
gesloten.
Bakker
Viedorp
en
zijn
vrouw
zaten
in
de
kamer,
die
aan
den
winkel
grensde.
De
klopper,
die
het
ouderwetsche
huis
nog
tot
bel
diende,
schrikte
den
bakker
uit
zijn
dutje
op;
hij
stond
knorrig
op
en
opende
de
deur
op
een
kier
voor
de
late
bezoekers.
Zijn
kreet
van
verbazing
en
schrik
deed
ook
de
vrouw
toesnellen.
Wat
beteekent
dat
Nan
—
nu
zoo
onverwacht,
zoo
laat
en
wat
deed
ze
vreemd
en
bang
en
zoo
bleek
zoo
doodsbleek.
„Kind,
wat
is
er
gebeurd,
zeg
het
Nan,
je
bent
toch
niet
ziek?"
vroegen
verward
door
elkaar
de
verbaasde
ouders.
Maar
Nan
hoorde
niet
of
wilde
niet
hooren.
Hierop
kan
het
antwoord
zijn
„ja"
en
„neen".
„J
a"
als
wij
denken
aan
de
vrijheid
der
geheel
vrijzinnige
gemeenten,
aan
de
vrijheid
van
minder¬
heden,
om
bij
doop
en
aanneming,
naar
een
geest¬
verwante
gemeente
te
gaan.
„Neen"
als
wij
den¬
ken
aan
de
onverzoenlijke
houding
der
ultra's
in
de
orthodoxie.
Maar
de
houding
der
orthodoxen
die
meewerk¬
ten
aan
het
pacificatie-ontwerp,
bewijst,
dat
een
stemming
groeiende
is,
die
in
de
Woodbrookers-
kring
reeds
volwassen
is.
En
als
onze
beweging
nu
streeft
om
in
de
Hervormde
Kerk
te
worden
als
dit
„werkverband"
in
de
Barchemkrirtg,
dan
moge
nog
gewezen
worden,
op
wat
gezegd
wordt,
als
geconstateerd
is,
dat
de
differentiatie
onzer
dagen
voert
tot
het
scheppen
van
vele
religieuse
organen:
„Maar
het
spréékt
toch
wel
vanzelf,
dat
het
niet
goed
kan
zijn,
dat
alle
die
vele
bewijzen
en
orga¬
nen,
elk
op
zich
zelf
gesteld
en
voor
zich
alleen
levende,
hunnen
weg
gaan.
Hier
ligt
het
gevaar
voor
verenging,
waarvoor
ook
de
modern-religi¬
euse
niet
moet
wanen
immuun
te
zijn.
Differentatie
behoort
te
worden
aangevuld
door
integratie,
het
op-zich-zelf
staan
der
deelèn
door
het
omvattend
verband.
Een
wijde
religieuse
gemeenschap,
die
aan
de
meest
onderscheidenen
hunne
plaats
laat,
maar
die
dan
ook
geheel
zich
zelf
laat
zijn,
ook
in
hun
behoefte
tot
nauwere
aaneensluiting
der
meer
•erwanten,
het
lijkt
ons
een
redelijk
ideaal
om
na
te
streven."
Is
hier
niet
juist
in
weergegeven
wat
ook
in
de
motiveering
van
ons
streven,
dikwijls
naar
voren
werd
gebracht?
Zoo
kan
wat
tot
uiting
komt
in
dezen
J
van
meest-links-staanden,
ons,
die
zoo
dikwijls
worden
betiteld
als
naar-rechts-georiënteerden,
sterken
in
de
overtuiging,
dat
onze
strijd
door
de
juiste
be¬
ginselen
wordt
geleid
en
alle
krachten
mag
op¬
roepen
om
tot
overwinning
te
komen.
Mogen
onze
leden
zich
dan
ook
voelen,
als
de
leden
van
een
w
e
r
k-verbond
en
werken,
nu
1925
ons
weer
geeft,
een
nieuwen
dag
daarvoor!
v.
I.
Overbijbeld,
overpausd
of
overtuigd.
Een
interessante
pennestrijd
tusschen
D
e
Maasbode
en
De
Gereformeerde
Kerk
doet
het
zwakke
van
beider
standpunt
uitkomen.
Het
schijnt
zoo'n
sterke
positie,
als
men
verklaart
—
en
dat
doen
beide
—
wij
staan
op
den
grondslag
van
Gods
Woord.
Scherp
voert
echter
de
roomsche
krant
den
confessioneel
tegemoet:
wat
gij
voor
Gods
Woord
houdt,
is
niets
als
eigen
persoonlijke
verklaring
van
de
Heilige
Schrift.
Wie
nu
—naar
confessioneel
ideaal
—
voor
een
classikale
vergadering
staat,
met
zijn
eigen
bijbelverklaring,
maar
daar
„overbijbeld"
wordt
en
in
het
ongelijk
gesteld,
wat
zal
die
voelen?
In
een
oogwenk
liep
zij
moeder
en
vader
voorbij,
holde
de
welbekende
trap
op
naar
haar
kamertje,
waar
zij
geslapen
had
heel
den
gelukkigen
tijd
harer
jeugd.
Hier
wierp
zij
zich
snikkend
op
het
bed.
Inmiddels
hadden
de
hevig
ontroerde
ouders
in
de
zijkamer
den
brief,
dien
de
employé
hen
overgaf,
bevende
in
ontvangst
genomen.
Wat
zou
er
in
staan?
Vader
begon
te
lezen.
Toorn
en
droefheid
teekende
zich
af
op
zijn
bleek
gezicht.
Moeder,
die
over
den
schouder
van
haar
man
meelas,
moest
telkens
haar
bril
afvegen,
zij
kon
niet
verder
lezen.
„Nan
had
gestolen".
Daar
stond
het,
onuitwiscn-
baar.
Hun
kind,
hun
eenigste,
had
gestolen,
zij
de
dochter
van
den
om
zijn
eerlijkheid
en
rechtscha¬
penheid
bekenden
Viedorp.
't
Was
niet
te
gelooven
en
toch
waar.
Och
ja,
zij
waren
er
den
chef
heel
dankbaar
voor,
dat
hij
alles
zoo
kiesch
behandelde,
dat
hij
het
niet
aangaf,
hun
het
gevallen
kind
toe¬
zond
om
het
zelve
te
verbeteren,
maar
het
feit
bleef
zoo
vast
als
een
muur.
„Gestolen".
Bakker
Viedorp
beefde
en
trilde
als
een
blad
en
viel
wankelend
op
een
stoel
neder.
De
employé
gevoelde
dat
hij
hier
te
veel
was,
nam
afscheid
en
verdween.
(Wordt
vervolgd).