Tekstweergave van EC_1888_01_01_0002

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
So. 1. Negentiende Jaarna us*. 1888. ENKHUIZER COURANT iLSEMEU NIEUWS- voor HOLLANDS Zondag Dit blad verschijnt WOENSDAGS, VRIJDAGS en ZONDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden ....... ƒ1,— E anco per post „3 ƒ1.20 Men abonneert zich bjj alle Boekhandelaren en Postdirecteuren Brioven franco aan den uitgever A. EGMOND. EI JimïHTIIlLlI NOORDERKWARTIER 1 Januari. Afzonderlijke Ns. dezer Courant aan het Bureau afgehaald 5 Cents. De prijs der Advertentiën van 1—6 rogels is 66 cents, oe< inbegrip van 1 bewijsnummer, voor eiken regel meer 10 cents. Vöór Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmorgen 10 uur gelicvj man de Advertentiën in te zenden. Ingezonden stukken minstens één dag vroeger. Bij bestelling van de ENKHUIZER COURANT in den loop van een kwartaal betaalt men slechts de Ns. die nog verschijnen. Tweede openbare kennisgeving. inschrijving' VOOR de Nationale Militie. Burgemeester en Wethouders der gemeente Enkhui¬ zen roepen bij deze op tot de inschrijving voor de Nationale Militie, in de maand JANUARI aanstaande alle mannelijke ingezetenen, die in het jaar 1869 zijn geboren, waartoe de gelegenheid op eiken werk dag van genoemde maand van des voormiddags 10 tot 2 ure des nammiddags ter Secretarie dezer ge¬ meente voor hen wordt opengesteld. Voor ingezeten wordt gebonden, bij wiens vader, of is deze overleden, wiens moeder, of zijn beide overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de wet van 28 Juli 1850. Herinnert voorts, dat degenen, die zich vóór 1 Februari 1888 niet tot voormeld einde hebben aan¬ gemeld, zullen worden gestraft met eene geldboete van / 25.— tot / 100.—. Enkhuizen, 24 December 1887. Burgemeester en Wethouders voornoemd, HARTKAMP. De Secretaris, H. VLASVELD. "Nieuwjaar. De tijd gaat voort, altijd voort. Als de aarde in hare wenteling om de zon het punt heeft bereikt, waar wij gewoon zijn een jaar te laten aanvangen en eindigen, ziet zij niet achterwaarts, om een blik te werpen op de baan die zij heeft afgelegd, neen, zij bekommert zich niet om punlen van aanvang of einde; zij gaat voort . . . maar elke meter dien zij aflegt, is den mensch die haar bewoont toegerekend, als een deel van zijn levensduur. Hoe vele geslachten zouden zijn gekomen en' heengegaan, sinds de eerste menschen op de aarde begonnen te ademen, te leven, te handelen 59. FEUILLETON. Hermione. EERSTE GEDEELTE. HOOFDSTUK XXXIII. Steven Renaudin zat ineengedoken op zijn stoel, onbewegelijk en bleek. In zijn rechterhand hield hij een brief en op dezen brief, dien hij zoo even ontvan gen had, waren zjjn oogen gericht, die den hoogsten graad van verbluftheid toonden. Hij scheen zich af te vragen, of hij goed gelezen had, of hij werkelijk waakte en of hij niet het offer van een zinsbegoocheling was. Daar klonken twee slagen op zijn deur. Hij sproDg op, hief het hoofd op en streek met de hand verscheidene malen over het voorhoofd als om zijne dwalende gedachten te verzamelen en weder be zit te nemen van zijne geestelijke vermogens. Men klopte nog eens. .Binnen!" riep Steven. Een hand werd van buiten aan den knop van de deur geslagen, drukte die neer en de deur opende zich. „Goeden morgen Steven, goeden morgen!" zeide George Ramel, terwijl hij binnnentrad. „Ah, gij zijt het George? Goeden morgen vriend." Hij stond op en reikte den schilder de hand. „Ik verras u," ging George voort «gij verwachtet mijn bezoek niet... Ik kom zonder veel omslag bij u, en te denken ? Vergeefs is het, in dit opzicht eene berekening le maken ; het allervroegste ver ¬ leden en hoe lang zou dat tijdperk wel niet zijn 1 het allervroegste verleden is zoowel met donkerheid omhuld als de toekomst. Maar er waren en er zijn op die rusteloos voorlwentelende aarde menschen ; en zij leven niet alleen, maar zij denken tevens, en zij zeg¬ gen 't den dichter uit de oudheid na : wat zijn zestig, zeventig of tachtig jaren die de mensch, mits hij oud wordt, heelt te leven ? Maar hoe snel en rusteloos de tijd moge voort schrijden, hij heeft hooge waarde en als een jaarkring op het punt staat van ons afscheid le nemen, keert de mensch allicht tot zich zelve in en doet hij de vraag ; wie en wat was ik vroeger en wie en wat ben ik thans, wie en wat zal ik of kan ik worden ? Ach, wij weten 't, er zullen er zijn, die alleen de beurs of het ambt van heden tegen 't verle¬ den op de schaal leggen en die uitsluitend vra¬ gen, wat zij in de toekomst zullen of Kunnen worden ; de eigenliefde doelt op eer en voordeel; voor haar is het uitwendig leven levensbestem¬ ming, de levenslust. En toch, wie wij ook mogen zijn en welke overwegingen ons het meest aantrekken en bezig houden, het indrukwekkende van 's jaars af¬ scheid zal door ieder onzer in meerdere of min¬ dere mate worden gevoeld. Vreugdekreten zijn hier en ginds gehoord, dank en lofliederen zijn aangeheven, maar ook vele bange zuchten zijn geslaakt; beden om «er- lossing uil een ellendig, smartvol en schijnbaar doelloos leven zijn opgezonden, Ziet, een jaar van vreugde en geluk, of van smart is daar he¬ nen : wat houdt zijn opvolger in zijn schoot ver¬ borgen ?.. . Wat zou het leven ellendig en de ouderdom akelig zijn, indien de mensch alleen vreezen, niet hopen kon ! Hetzij wij dan oud zijn of jong, hetzij het lot waarde Steven! Gij hebt mij overigens daartoe per¬ missie gegeven. Gij ziet, vriend, ik wacht niet lang om uwe vriendschap in beslag te nemen... Maar neem mij niet kwalijk, Steven ; ik praat en praat. Ik zag in het geheel niet... Wat hebt gij, lieve vriend ? Gij zijt zoo bleek en hondt u nauwelijks op de been." „Wat ik heb, George? Ach, ik weet het zelf niet ik geloof, vriend, dat ik gek word." „Wat is er dan met n gebeurd?" «Het onverwachtste, het ongelooflijkste .'" „Nu vertel het dan !" "Daar George, lees, lees dat en het zal je duide lijk worden." De schilder nam den brief, deed hem open en las laid: „Mijnheer, „Ik weet niet, met welk doel gij op den 8sten Juli aan mij geschreven hebt, maar ik baast mij, n mede te deelen, dat uw brief de werking, die gij u zonder twijfel daarvan voor- steldet, niet op mij heeft gehad. Ik meende waarlijk niet, dat gij in staat zoudt zijn zulk een belachelijke komedie te spelen. Inderdaad schaam ik mij over u. Toch dank ik u voor de goede wenschen, die gij voor mijn geluk hebt uitgesproken; zij zullen vervuld worden. In mijne aanstaande verloving met mynheer Durosoy zal ik het gelnk vinden, dat gij mij toewen8cht. Ontvang, mijnheer, de verzekering Yan mijne hoogachting. Jnlia Clamergal." ons gunstig is of de toekomst ons donker toe¬ schijn, wij allen, wij willen hopen, hopen en wenschen, met en voor elkander, voor vaderland en gemeente, hopen op welvaart, vrede en gods¬ dienstig zedelijk leven. En wij willen 't immers bij hopen en wen¬ schen niet laten, maar ook arbeiden, én voor ons zeiven, én voor 't algemeene welzijn arbeiden aan 't geluk van anderen, ook door de kennis uit te breidén; maar bovenal door een gezond zedelijk leven te bevorderen, iets, wat in de allereerste plaats noo- dig is om met eenigen grond op vermeerdering van welvaart en uitbreiding of verhooging van maatschappelijk geluk te kunnen hopen. Ieder onzer keere tot zich zeiven in en on- derzoeke, of hij in dit opzicht gedaan heeft wat zijn hand vond om te doen en zie rond naar de middelen, die er toe leiden kunnen. Er is nog zoo veel onkruid op den akker, die bestemd en geschikt is om vruchten van geluk en wel¬ vaart voort te brengen, onkruid, dat moet en dat kan bestreden worden, als slechts wat goede wil en zelfverloochening aan den dag worden gelegd , verstandige ijver ons bezielt en bestuurt. De vraag, of wij aan dit een en ander hebben medegewerkt, past ook ons, nu zich over onzen arbeid een jaarkring heeft gesloten en een reeks artikelen, door ons geschreven, voor of tegen ons kunnen getuigen. »Wat eens gedaan werd, neemt geen keer," dat geldt ook voor ons. Wat wij schreven, heeft, voor zoo verre het gelezen werd, al of niet invloed uitgeoefend, en daarom is 't ook voor ons de vraag, of wij getracht hebben gezonde denkbeelden te ontwikkelen, zonder anderen in hunne meeningen te kwetsen; of wij welvaart en zedelijkheid hebben bevorderd, door op de middelen te wijzen die er toe kunnen leiden ; of 't ons niet alleen te doen was om onze lezers te vermaken, maar ook, al was het met een lach op het gelaat, te leeren, deugd en waarheid De schilder vouwde den brief kalm dicht en legde hem op de tafel. «Nu George, wat zegt ge er van ?" vroeg Steven." «Deze vraag moet gij, als zij juist beantwoord moet worden, aan Alexis doen." «Maar gij, George, wat denkt gij er van ? „Ik voor mij vind de geschiedenis grappig." «Neen, gruwelijk is ze, George, gruwelijk!" «Dat vind ik niet." «Dan, vriend, gevoelt gij anders dan ik." «Mejnffronw Jolia Clamergat had zich, als zoovele jonge meisjes, iets in hot hoofd gehaald : zij beminde n niet." «En toch..." »'t Kan zijn, dat zij meende u lief te hebben, om¬ dat het haar genoegen deed, met u een van die kleine liefdeskomedies op te voeren, die voor de jonge meis¬ jes, welke kersversch van de kostsehool komen, zoo aantrekkelijk zijn." «Dat is n geen ernst." «Zeker wel, zoo zie ik de zaak in." „Gij zijt vreeselijk George I" «Gij hebt willen weten, wat ik denk?" «Dat is waar vriend, spreek dus." «Nu goed, waarde Steven, uwe Jnlia maakt op mij den indruk van een overspannen persoon, die op het oogenblik veel minder hart, dan romantische ideën in het hoofd heeft. Twijfel er niet aan, mijn waarde, zij had zich met haar verbeeldingskracht een mooie kleine roman samengesteld, waarvan zij de schoone hel en gerechtigheid voor te staan, óók al deed het ons zelf pijn wegens de teedere snaren, die daar¬ bij moesten worden aangeroerd. En wanneer wij over dit alles nadenken, dan moeten wij tot de erkentenis komen, dat, was het willen ook wel bij ons, wij in 't volbrengen zwak waren. Gelukkig voor ons? dat ook wij mogen hopen op meer licht en op meer zedelijke kracht, om overeenkomstig het ons te schenken licht te ar¬ beiden. En nu nog een wensch voor den even hoog gewaardeerden als zwaar bezochten Redacteur van dit blad ; maar een wensch, die te meer in zich sluit, naarmate wij minder woorden bezi¬ gen. Een wensch ook voor den wakkeren uitgever dezer courant ! blijve hij nog lang voor de alge¬ meene belangen en de plaats zijner inwoning, wat hij steeds is geweest. Enkhuizen en al de lezers der Enkhuizer cou¬ rant, heil ! S Y B O L D. Buitenland. In het Seminarie te Vittoria is de buitenmuur eensklaps ingestort, een aantal personen onder de puinen begravende. Twee vrouwen werden gedood en twee kinderen deerlijk gewond. Te Madrid lag de sneeuw Dinsdag een voet hoog. De thermometer stond 8* onder vriespuot en op de vijvers werd schaatsen gereden. In de noordelijke provinciën van Spanje heerscht eene strenge koude. Volgens de Univers heeft de hertog Van Norfolk den Paus ter gelegenheid van zijn jubelfeest eene som van 12.000 p. st. ten geschenke gegeven. De Brug te An vers (Néry sur Oise) is in den nacht van 27 dezer ingestort, zoodat de scheepvaart gestremd is. Te 3urnley, in Engeland, zijn Dinsdag twee gehnwde mannen en drie knapen vedronken bij eene ————^, din zou zijn, terwijl gij de rol van den trotschen held zoudt vervullen, die van den liefdegod alle bedenke lijke schitterende eigenschappen als geschenk bij zjjne geboorte heeft gekregen. Maar de roman van een jong meisje verwijdert zich dikwijls van het werke¬ lijke leven. Wat gebeurt er dan ?" Steven volhardde eenige oogenblikken in zijn stil¬ zwijgen, met het hoofd in de handen gedrukt en in zijn gedachten verzonken. Toen stond hij plotseling op en sprak langzaam en ernstig: „Gij hebt gelijk, George, zij beminde mij niet." «Zoo is het." «Uw vriendenwoord was noodig om mij de oogen openen." «Het gewichtigste is nn, waarde Steven, dat gij uw hartewond geneest." De jonge man lachte bitter. «Dat is het genees¬ middel," zeide hij, den brief van de tafel nemend en hem in zijne handen verfrommelend. «Ja, het is een geneesmiddel, maar een wreed ... mejuffrouw Clamergat heeft het me zelf toegereikt en is niet karig op de dosis geweest." «Wat besluiten wij uit dit alles, waardeSteven? Dat men om een meisje er nooit aan denken moet, zich van het leven te berooven. «George, als de maand om is, grijp ik niet opnieuw naar den strik." «Ik hoop, waarde Steven, dat Alexis en ik evenzoo spreken zullen. Ik voor mij wil den strijd met ver¬ nieuwde kracht weder opnemen. Ik wil toch zien of