Tekstweergave van EC_1884_08_27_0001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
No.
103.
Vijftiende
Jaargang.
1884.
i:\kliflZFJi
(OlltAVi
NIEUWS-
EN
WOENSDAG
Dit
blad
verschijnt
dea
WOENSDAGS,
VRIJDAGS
en
ZONDAGS.
Abonnementsprijs
voor
3
maanden
f
1,00.
Franco
per
po>t
„
....
1
20
Men
abonneert
lich
bjj
alle
Boekhandelaars
en
Postdi¬
recteuren
Uneven
franco
aan
don
Uitgever
1.
Egmond.
Afzonderlijke
Na.
5
Cta
«MRTIfflEBU».
27
AUGUSTUS
De
prijs
der
Advertentiën
van
1—6
regels
is
65
cents;
met
inbegrip
van
een
bewijsnummer,
voor
eiken
regel
meer
10
cents,
Vóór
Dinsdag-,
Donderdag-en
Zaterdag¬
morgen
10
uur
gelieve
men
de
Advertentiën
in
te
zen¬
den.
Ingezonden
stukken
minstens
één
dag
vroeger,
HOOFDAGENTEN:
N1JGH
&
van
D1TMAR,
te
Rotterdam,
de
Oomoagnte
générale
de
Publicité
G.
L.
DAUBË
te
Frankfort
a/M.,
Berliln,
Weenen,
Zurich
enz.,
'ohn
F.
Jones
Parjjs,
31
bis
Faubourg
Montmartre,
Londen
166
Fleetstreet.
ÜAA8ENSTEIN
Sc
VOüLER
en
ADOLF
STEINER
te
Hamborg
en
P.
GËERTS
te
Room.
VERGADERING
van
ben
GEMEENTERAAD
te
K.nkhcizsn,
op
Donderdag
den
28
Augustus
1884
des
middags
ten
12
are.
De
onderwerpen
van
beraadslaging
zjjn
:
1.
Gemeenterekening
188-1.
2.
Verzoek
C.
Woeste»
burg
tot
afkoop
Erfpacht.
3.
Opmaking
voordracht
Zetters.
4.
Verstiating
b/d
O.
I.
Compagniebrng.
5.
Aanbieding
Gemeentebegrooting
1885.
en
hetgeen
verder
zal
worde»
voorgedragen,
Nazomer.
»Reeds
begint
de
spin
haar
rag
Overal
te
weven."
Met
deze
woorden
kondigt
onze
gevierde
Nic.
Beets,
in
een
gedicht
dat
hei
door
mij
gekozen
opschrift
lot
titel
heelt,
(le
nadering
van
den
herfst,
het
einde
van
den
zomer
aan.
Mijn
oog
viel
dezer
dagen
op
die
regeien
en
op
hetgeen
er
verder
volgt
en
bij
het
lezen
er
van
kou
ik
een
zucht
niet
onderdrukken.
Ook
nu
al
weêr
nazomer,
dacht
ik,
en
binnen
konen
tijd
dus
weêr
najaar
en
dan
winter
1
Een
prachtige
zomer,
zooals
wij
iu
veie
jaren
niet
h-bben
kun
-
pen
genieten
en
dje
ons
dag
aan
dag
het
heerlijkste
weder
bracht,
deed
tot
nog
toe
de
gedachte
aan
andere
weèrsgesteldheid
niet
bij
ons
opkomen.
Ën
toch,
hoe
spoedig
misschien
lullen
deze
heldere
en
wanne
zomerdagen
moe¬
ten
plaats
maken
voor
andere,
waarop
we
veel
minder
van
de
schoone
natuur
zullen
kunnen
genieten
en
door
ruw
en
guur
weêr
tot
thuis
blijven
genoodzaakt
worden!
Nu
reeds
ziin
er
allerlei
verschijnselen
te
noemen
d.e
ons
op
het
begin
van
hel
einde
wijzen.
Beets
noemt
de
5.
FEUILLETON.
De
Schipbreuk.
(Slot.)
Door
de
kloekheid
van
den
stuurman
kwam
het
vlot,
zender
hevig
te
stooter,,
tegen
deo
voet
van
eene
naakte
klip
vast
te
liggen;
hij
had
de
dreg
uitgewo>pen,
en
het
daifdoor
zoodanig
tegen
den
rotsgrond
beves
tigd
dat
wij
geen
gevaar
meer
liepen
af
te
drijven.
fir
schoot
ons
nu
niets
anders
over.
dan
geduldig
af
te
wachten,
tot
zich
een
schip
in
de
nabijheid
vertoonde.
Om
het
te
beter
te
kunnen
ontwaren,
besloot
de
timm
rraa
i
iets
op
den
top
van
de
rots
ten
uitkijk
neder
te
zetten;
doch
nauwelijks
was
hij
ten
halve
geklommen
o'
zijn
voet
gleed
langs
de
glibberige
wan
den
uit,
en
hij
vond
zijn
graf
in
de
golven.
Nu
be¬
proefde
de
onvermoeide
stuurman,
naar
de
spas
der
rots
te
stijgen
en
het
gelokte
hem
;
de
vreugdekreet,
dien
hij
na
deze
zoo
welgelukte
poging
slaakte,
klonk
mij
als
eene
voorspelling
onzer
op
handen
zijnde
red
ding
in
de
ooren.
Ik
haastte
mij
na
opnienw
Rosa
te
doen
bijkomnn,
wreef
haar
de
slapen
en
polsen
met
brandewijn,
eu
besproeide
hare
verdroogde
lippen
met
eenige
ver¬
kwikkende
droppelen
;
zij
sloeg
de
oogen
op,
en
riep
Mijn
vader!
Sir
Thomas!
waar
zijt
gij?
Verrukt,
dat
het
beminde
meisje,
bij
het
eerste
teeken,
dat
zij
van
bewustzijn
gaf,
mijn'
naam
stamelde,
drukte
ik
haar
aan
mijne
borst;
zij
verweerde
zi
h
niet;
aan
hare
zijde
geknield,
ondersteunde
ik
haar
zoo
goed
mogelijk
;
overtuigde
haar,
dat
ook
haar
vader
was
gespaard
gebleven,
en
had
het
geluk
te
zien,
dat
de
door
mij
toegediende
verkwikkingen
een'
zoo
heilza-
men
invloed
uitocft
nden,
dat
zich
nieuwe
levenskracht
door
de
aderen
mijner
loigenooten
verspreidde.
Wij
spinnen
en
haar
rag;
is
'1
niet
volkomen
juist
opgemerkt
dal,
naarmate
de
zomer
ten
einde
spoedt,
de
spinnen
zich
in
grooteren
getale
begin¬
nen
te
verluonen?
Langzame'hand
zien
we
overal,
in
heggen
en
struiken
en
tusschen
de
lakken
der
bootnen,
die
fijngeweven
nellen
ver¬
schijnen,
met
een
zoobewonderenswaatdig
overleg
gemaakt
door
haar,
die
in
het
midden
de
wacht
houdt,
loerende
op
een
insect
dat
haar
tot
voed
sel
zou
kunnen
dienen;
zij
houdt
de
pooten
uitgestrekt
op
de
hoolddraden
van
haar
web
en
merkt
met
behulp
van
het
fijn
ontwikkeld
ge-
voelszintuig
alles
op
wat
in
hare
omgeving
ge¬
beurt
o'
met
de
diaden
van
haar
web
m
aanra¬
king
komt.
liebt
ge
wel
eens
gezien
op
welke
wijze
eene
spin
haar
web
maakt
?
»Korter
wordt
de
Zomerdag,
Korter
wordt
het
leven."
'n
deze
regelen
die
de
dichter
op
de
vorige
laat
volgen,
vinden
we
een
tweede
verschijnsel
opgenoemd
dat
ons
herinnert
aan
het
aanslaande
najaar.
Dagelijks
koint
de
zon
nu
weêr
later
op.
legen
den
middag
rijst
ze
telkens
minder
hoog,
om
's
avonds
ai
Vroeger
en
vroeger
onder
te
g,
en
's
nachls
voortdurend
dieper
onder
den
horizon
te
dalen,
waardoor
de
nachten
ook
langzamerhand
donkerder
worden.
De
prach
lige
zomeravonden
die
wij
in
dezen
tijd
ge¬
nieten,
zullen
nu
weldra
voorbij
zijn
;
't
zij
zoo,
dan
genieten
wij
toch
ook
van
de
avonden,
al
is
het
dan
ook
op
andere
wijze,
want
zeker
is
het
dat
het
gezellig
huiselijk
leven
's
winters
meer
tot
zijn
recht
komt
dan
's
zomers
Er
zijn
nog
meer
teekenen
te
noemen
die
verandering
voor¬
spellen
;
de
meeste
zangvogels
zwijgen
reeds,
enkele
zijn
al
vertrokken
of
zullen
spoedig
de
reis
aanvaarden
naar
andere
streken,
waar
zij
zeker
zijn
voedsel
le
zullen
vinden
gedurende
den
lijd,
dat
alles
bij
ons
door
de
koude
ver¬
stijfd
en
dor
is
Nu
en
dan
doet
zich
nog
een
bastaard
nachtegaal
hooren
of
een
lijsier,
maar
ook
zij
zuilen
spoedig
zwi'gen
en
plaats
maken
voor
andere
vogels,
die
ons
gedurende
den
winter
gezelschap
houden
zooals
de
meezen,
het
winter¬
koninkje.
de
kraaien
en
andere.
Eindelijk
zou
ik
u
nog
kunnen
wijzen
op
de
vele
planten
die
reeds
uitgebloeid
zijn
;
»Die
het
rozenbed
beschouwt
Wordt
geneigd
lot
treuren,"
zegt
Beets;
en
dan,
hoeveel
bladeren
vallen
nu
niet
reeds
van
de
hoornen
en
hoe
betrekkelijk
spoedig
zullen
ze
allen
den
grond
bedekken
!
Zou
de
nazomer
geen
andere
dan
sombere
genachten
bij
ons
kunnen
opwekken
?
Welk
eene
vraag
!
Ik
las
in
hetzelfde
gedich'je
ook
iets
over
:
't
Rijp
en
'l
rijpend
graan,
.
in
halun
en
schooven."
en
verder:
»Maar
de
boomgaard
blinkt
van
't
goud,
En
de
diuiven
kleuren"
Juist
wij
bewoners
van
eene
vruchtbare
land-
!
streek,
welker
bevolking
zich
zoowel
op
landbouw
als
veeteelt
toelegt,
hebben
eene
zoo
gunstige
gelegei
heid
om
te
genieten
van
al
het
schoone
dat
de
nazomer
te
genieten
geeft.
Wij
zien
den
te
veld
staanden
oogst
van
den
landman,
de
wei¬
den
met
prachtig
vee
en
de
akkers
met
allerlei
gioenten
;
nu
reeds
is
het
oogsten
begonnen
en
eer
de
Oogstmaand
voorbij
is,
zal
een
groot
ge¬
deelte
van
hetgeen
nu
nog
op
het
veld
staal
veilig
in
de
schuren
zijn
geborgen.
Wat
daarin
dankten
God
vurig,
die
ons
tot
hier
toe
zoo
genadig
gespaard
had,
en
terwijl
deze
gedachte
onze
gehot-le
ziel
bezig
hield,
riep
de
stuurman
luidkeels:
Een
schip!
een
schip!
eu
hield
niet
op
aanhoudend
te
wuiven,
opdat,
de
scheppingen
ons
in
het
gezicht
mochten
krijgen;
dit
had
werkelijk
plaats;
eene
boot
werd
afgezonden,
en
daar
het
weder
niet
meer
zoo
onstuimig
was,
bereikte
deze
ons
spoedig
en
bracht
ons
behouden
aan
boord
van
de
fransehe
brik
La
Providence,
alwaar
wij
al
die
verkwikkingen
vonden,
welke
in
staat
waren
oas
het
uitgestane
lijden
te
doen
vergeten.
Daar
het
Kapitein
La
Chatre,
zonder
zich
aan
eeue
te
groote
verantwoordelijkheid
bloot
te
stellen,
onmo
gelijk
wa3.
om
ons
in
eene
der
havens
van
Zttid-
Amerika
te
brengen,
moesten
wij
ons
getroosten
roet
hem
naar
Calais
te
steveuen,
hetgeen
Don
Antonio
wel
het
meeste
tegenstond,
omdat
hij
zich
vooridurend
zeer
ongesteld
gevoelde.
Rosa
en
ik
gewenden
spoedig,
om
in
eene
zoo
kleine
ruimte
gedurig
bijeen
te
zijn;
wij
ontveinsden
eikander
de
genegenheid
niet.
die,
gelijktijdig
ontstaan,
wederzijds
alleen
zoo
lang
onder-
diukt
was,
als
onoverkomelijke
beletselen
ons
zulks
geboden.
Rosa
had
Don
Pedro
nooit
bemind,
maar
achtte
hem
te
zeer,
om
den
man,
wien
zij
als
kind
r.eds
door
haren
vader
was
toegzegd,
en
die
zij
wist,
dat
haar
innig
liefhad,
door
eene
weigering
te,
bedroe¬
ven.
Ook
kende
zij
haars
vaders
karakter
te
goed,
om
hem
in
staat
te
keuren,
een
eenmaal
gegeven
woord
te
breken.
Om
strijd
pasten
wij
den
sterk
verzwak-
kenden
grijsaard
op.
aan
wien
het
mede
niet
vergund
I
was
in
den
schoot
der
aarde
te
rusten;
ook
zijn
lijk
:
moesten
wij
aan
de
golven
toevertrouwen;
nog
vóór
ziju'
dood
had
hij
Rosa's
volgend
lot
aan
mijne
liefdezorgen
opgedragen
:
zijn
vaderzegen
drukte
het
zegel
op
onze
verloving.
Gij
ziet
dus,
geëerde
Heer
Voogd
1
dat
ik
niet
zonder
stormen
de
veilige
haven
des
geluks
heb
in
het
oog
gekregen.
Om
deze
eeliter
spoedig
te
kunnen
be¬
reiken
heb
ik
geld
noodig;
zend
het
mij
hoe
derder
hoe
liever,
opdat
ik
mijn'
braven
gastheer
zijne
uit¬
schotten
kunne
vergoeden,
mij
en
Rosa
voegzaam
opkalelatereu
en
dan
met
haar
in
het
huwelijksbootje
stappen
en
naar
Engeland
versteken,
om
de
noodige
maatregelen
te
nemen
tot
het
innen
van
de
rijke
na¬
latenschap
van
Don
Ant
mio
La
Pina,
dien
geheel
Lima
nog
levend
waant,
doch
van
wiens
overlijden
ik,
op
raad
van
Kapitein
La
Chatre.
hier
te
Calais
eene
akte
heb
doen
opmaken,
die
de
gonddorstigste
Peruaan
niet
kan
tegenspreken;
iets,
dat
bij
de
niet
hoven
alle
omkoopbaarheid
verhevene
rechtspraak
der
Zuid
Ame¬
rikanen
mij
zeer
zal
te
stade
komen,
om
Rosa's
rechten
op
de
vaderlijke
goederen
te
dren
gelden.
Ik
heb
intosschen
voorloopig
reeds
den
Engeischen
Consul
geschreven,
en
hoop
van
diens
ijver
alles
go*ds.
Zeker
hadt
gij.
geëerde
Heer
Voogd
1
bij
het
openen
d-zes.
niet
vermoed,
dat
Thomas
Mits,
de
zoon
uwer
zuster,
van
wien
gij
zoo
dikwerf
voorspeldet
dat
niets
zou
groeien,
z»o
spoedig
een
kapitalist
zoude
worden,
en
wat
meer
is
de
gelukkige
echtgenoot
van
het
liefste
vrouwtje
dat
de
aarde
draagt;
nu
ik
moet
ronduit
be¬
kennen,
dat
ik,
die
Thomas
Mils
nog
beter
kende
dan
gij,
heui
dit
mede
nooit
had
durven
beloven
;
maar
zoo
gaat
het:
den
een'
overvalt
het
geluk
in
den
slaap,
een'
ander'
al
wandelende
en
een'
derden,
gelijk
mij,
zwe¬
vende
tusschen
hemel
en
aatde,
terwijl
hij
meer
om
zijn
testament
dan
om
zijne
bruiloft
denkt.
Laat
mij
spoedig
hooren,
dat
ook
u
de
fortuin
den
rag
niet
heeft
toegekeerd,
en
ge'oot,
dat
dit,
onder
begeleiding
van
.
de
benoodigde
banknoot,
de
aangenaamste
tijding
zal
|
zijn,
die
thans
hem
geworden
kan,
welke
zich
met
verschuldigde
achting
noemt,
Uw'
liefhebbenden
neef,
THOMAS
MILS.