Tekstweergave van EC_1882_12_08_0001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
No.
147.
Dertiende
Jaargang.
1882.
Mvlll
l/.flt
Clll
lt
VM
NIEUWS-
EN
VRIJ
DAG
Uis
blad
rerscbijo;
de.
WOKNSDAQ8,
VRIJDAGS
es
ZONDAGS.
A
boaoemest.prijs
voor
8
ausadea
.
...
.
.
.
ƒ
1.80.
Vraaeo
per
p»»t
.
,
.
.......
1.20.
Hes
aboaaeert
aieh
bij
alle
Boekhandelaar,
ea
Post¬
directeuren.
Brie'ca
franca
aaa
den
Uitgever
A.
BgmooA
MÏIRTMTIEBLAfl
8
DECEMBER.
Do
prij.
der
Abvsrtkntün
van
1—fi
regel»
i<
65
oeat»;
met
inbegrip
van
een
bewijsnummer,
voor
eiken
rtgel
meer
r
oeata.
Vuur
Dinsdag-,
Donderdag¬
en
Zaterdag-morgen
10
unr
gelieve
men
da
Advcr-
tentien
ie
te
lenden.
Ingesondea
.tukken
min.ten»
éét
dag
vroeger.
Afzonderlijke
Nb.
5
Ota
~
HOOFDAGENTEN:
NIJGH
&
van
DITMAR,
te
Rotterdam,
de
Compagnie
générale
de
Publieité
G.
L.
DAUBE
&
Comp.
te
Parijs
Londen.
Frankfort
a/M.
rliju,
Weenen,
Zurich,
enz.,
HAA8EN8TEIN
&
VOGLBR
en
ADOLF
8TEINBR
te
Hamborg
en
P.
GEEKT8
te
Hoorn.
Het
eiland
Marken
DOOR
J.
G.
LUGTEN.
Op
52"27
87*9
noorderbreedte
en
0'15
20°14
beoosten
den
meridiaan
die
over
Amsterdam
gaat,
verheit
zich
een
gemetselde,
witgepleister¬
de,
ronde
vuurtoren,
die
geene
architectonische
waarde
heelt,
maar
onmisbaar
is.
Hel
vast¬
staand
oeverlicht,
bewijst,
sedert
het
jaar
1888,
op
de
hoogte
van
17
meter
volzee
goede
dien¬
sten
aan
de
scheepvaart,
daar
het
op
een
afstand
vau
drie
geografische
mijlen
of
22
kilometer
te
zien
is.
Men
verstaat
door
volzee
of
V.Z.
den
gemiddelden
hoogwaterstand,
en
wijl
de
Zuiderzee
een
gesloten
ot
binnenzee
is,
loopt
bij
hoogwa¬
terstand
de
zee
vol;
het
verschil
tusscheH
ge¬
wonen
hoog-
en
gewonen
laagwaterstand
is
te
Marken
ongeveer
0.80
M.
Sedert
de
Zuiderzee
te
Schellinkwoude
van
het
Y
is
afgesloten,
komt
het
water
te
Marken
regelmatig
ongeveer
0.25
M.
hooger,
dan
vóór
dien
tijd.
De
grondslag,
waarop
deze
land
wijzer
op
de
waterroute
verrijst,
ligt
aan
den
zuidoosthoek
van
het
kleine
eiland
Marken,
en
bestaat
uit
een
be¬
steenden
heuvel,
waarvan
de
kruin
tot
1.50
M.
-+-
Y.Z.
reikt.
De
gemeenschap
van
het
eiland
met
den
vuurtoren
wordt
onderhouden
over
een
met
steen
bekleeden
dam
van
175
M.
lengte;
de
smalle
kruin
ter
hoogte
van
1
25
-+-
Y.Z,
dient
tol
looppad
en
sluit
tegen
de
ringbedijking
van
het
eiland
aaB.
Eeuwen
geleden
was
Friesland
verdeeld
in
drie
afzondei
lijke
landschappen,
genaamd
Ooster-
goo
(noordelijk),
Westergoo
(westelijk),
Seven¬
wolde
(zuidelijk).
In
de
dertiende
eeuw
behoor¬
den,
behalve
genoemd
drietal,
ook
tot
het
toenmalige
Friesland
de
landschappen
Hunsingoo
en
Fivelingoo,
welke
beiden
nu
gerekend
worden
lot
het
noordelijk
en
oostelijk
deel
vaa
de
pro-
FEÜILLETON.
¥
ADER
EN
EO
ON.
HBT
YORK
DHR
W88T
FRIEZEN
IN
1256—1296,
BOOR
24.
M.
P.
ROSMADE.
vincie
Groningen.
Oostrrgoo,
Westergoo
en
Sevenwolde
lelden
te
zaaien
elf
steden
en
dertig
grietenijen
(de
benaming
«Grietenij"
komt
van
het
stamwoord
Greta,
dat
«aanklacht"
beteekent.
Van
dezen
wortel
zijn
ook
afgeleid
de
benamin¬
gen
Greetman
of
Grietman
dat
«rechter"
be¬
duidt.
In
den
loop
der
tijden
is
de
waarde
der
rechtspraak
van
zulk
een
grietman
allengs
ver
minderd,
totdat
zij
ten
slotte
niet
veel
meer
te
beteekenen
had,
en
nu
na
1818
onze
Gemeente¬
wet
geen
grietenijen
of
grietmannen
meer
erkent,
is
daarmede
eveneens
de
erfelijkheid
«en
familie"
der
grietmansbetrekking
verdwenen).
Van
bo¬
vengenoemd
Friesch
landschap
Oosiergoo
was
Ferweradeel
(Ferwerderadeel)
destijds
de
tweede
grietenij,
die
ell
dorpen
bevatte,
en
onder
deze
ook
Mariëngard,
met
het
daartoe
behoorende
klooster
«Mariëngaarde".
De
historische
atlas
van
Noord-Nederland,
van
G
Mees
Az.,
teekent
in
het
jaar
1500
bedoeld
«Mariëngaarde"
op
kleinen
afstand
van
Ferwerd,
ongeveer
op
de
plaats
van
het
tegenwoordige
tlijura—Hallurn.
Aan
dit
klooster
der
orde
van
de
Premonstreiten
behoorde
eert
yds
Marken.
Pierius
Winsemius
ol
Pier
van
Winsem,
in
1586
geboren
te
Leeuwarden,
Friesch
historicus
en
destijds
hoogleeraar
aan
de
Academie
te
Frane-
ker,
verhaalt,
dal
het
land
en
dorp
van
Marken
oorspronkelijk
door
vrome
Hollanders
aan
ge¬
meld
klooster
Mariëngaarde
voor
een
gedeelte
werd
weggeschonken,
en
dat
het
overige
deel
door
bestuurderen
van
dat
klooster
werd
aange¬
kocht
van
Iiidder
Claas
Persijn,
heer
van
Water¬
land,
die
ic
1250
overleed.
Hieruit
kan
men
dus
afleiden,
dat
Marken
in
de
eerste
helft
van
de
dertiende
eeuw
geheej
in
eigendom
behoorde
aan
dat
klooster.
Volgens
andere
geschiedschrij¬
vers
wordt
dit
eiland
nog
nader
aangewezen
als
«eene
aangename
plaats,
van
weelderige
hoven
voorzien,
en
de
geliefkoosde
verblijfplaats
van
Beiden
snellen
Daar
Uitgeest
terug.
Voor
en
achter
hen
kleppen
de
klokken,
en
in
de
lindenlaan
vertoonen
zieh
reeds
de
ruiters,
die
van
Heemskerk
komen.
In
de
dorpsstraat
te
Uilgeest
snellen
vrouwen
en
kinderen
heen
en
weer
;
de
mannen
vereenigen
zich
op
de
loopplaats.
Op
de
twee
vluohtelingen
schijnt
in
de
verwarring
niet
gelet
te
worden.
Zjj
bereiken
buiten
ongeval
den
weg
naar
Akersloot;
niaar
het
gevaar
zijn
zy
nog
niet
te
boven.
Waarom
had
Volperd
ook
zoolang
moeton
zoeken,
eer
hij
het
verblüf
van
Ellüne
ontdekte
1
Dampierre
—
de
Vlaming
was
gelukkiger
geslaagd.
Evenmin
als
de
Huisduiner
bekreunde
hij
zich
om
het
plunderwerk.
Te
Uitgeest
zette
hy
terstond
een
jeug¬
digen
vluchteling
na,
haalde
hem
in
en
gaf
zich
deo
schiju
van
medevlucbteling,
met
de
woorden:
„Naar
Heemskerk,
jongen!
Heer
Gerard
zal
het
die
wilde
Friesen
verleeren!"
„Dat
dacht
ik
ook,
koopman
f"
zegt
de
knaap
van
angst
en
inspanning
acliter
adem,
en
daarom
ben
ik
op
weg
daarheen.
Straks
zult
ge
de
slottorens
boven
den
morgennevel
zien,"
Waarlijk
het
duurde
uiet
lang.
Zjj
snelden
een
vele
Friesche
monniken."
De
plaatselijke
bena¬
mingen
als:
Munnicke-Meer,
Munnicke-Dam,
Munnicke-Broek,
en
zelfs
het
wapenbeeld
(een
monnik)
der
slad
Monnikendam,
schijnen
op
dit
laatste
ook
betrekking
te
hebben
Bovendien
bestaat
er
wel
eenige
grond
voor
de
meening,
dat
ook
de
dijk,
waarop
en
waarlangs
de
slad
Monnikendam
werd
gebouwd,
een
dam
was,
die
toen
lag
in
den
«Hoeislagh"
van
de
munnicken
van
Marken,
en
de
stad
daaraan
haar
naam
ontleent.
Aan
het
rustig
bezit
van
Marken,
in
de
hand
der
munnicken,
kwam
een
even
onverwacht
als
treurig
einde,
door
en
na
het
bestuur
van
Wil¬
lem
IV,
die
op
negenlienjarigen
leefiijd
in
1337
zijn
gestorven
vader
Willem
III,
bijgenaamd
«de
Goede",
in
het
vorstelijk
gezag,
ook
van
Fries¬
land,
opvolgde.
Die
jonge
graaf
uit
het
huis
van
Henegouwen
legde,
in
tegenstelling
van
zijnen,
in
gematigd¬
heid
en
wijs
beleid
uilmuntenden
voorganger,
door
een
achteloos
en
weelderig
bestuur,
den
j
grondslag
tot
misnoegen
en
verwarring
in
zijne
1
gewesten,
en
de
bewoners
werden
daaidoor
totaal
financieel
uitgeput.
Een
opstand
van
het
volk
legen
zijne
ambtenaren
was
daarvan
de
vrucht,
en
hij
moest
in
September
1345
zijne
militaire
poging
tot
demping
van
dat
oproer
met
zijn
leven
boelen.
Even
benoorden
Staveren,
waar
hij
op
een
sterk-bemande
vloot
was
aangekomen
en
met
zijne
edelen
en
troepen
geland,
werden
deze
door
de
wakkere
Friezen
totaal
verslagen
en
hem
zelf
werd
het
hoofd
afgekapt
als
bijzondere
wraak¬
neming
over
het
sneuvelen
van
een
hooggeacht,
populair
Friesch
edelman.
Bij
gein
is
van
kinderen,
broeders
en
broeders¬
zonen,
kwam
het
grafelijk
bestuur
van
Friesland
aan
Lodewijk
van
Beieren,
gemaal
van
Willem's
oudste
zuster
Margaretha,
terwijl
Holland
en
Zee¬
land,
als
zwaardleenen
den
erlelijken
titel
missen-
voetpad
langs
door
een
dicht
bosch
van
laag
hout.
De
boemen
vormdep
echter
een
gewelf
en
de
knaap
stak
den
arm
uit
om
een
dnnnen
stam
ter
zijde
te
buigen,
ten
einde
den
torenwachter
het
gevaar
toe
te
roepen.
Doch
eer
hij
den
kreet
of
eenig
geluid
deed
hooren,
stortte
hij
in
de
struiken
neer
en
zou
nooit
weer
opstaan;
de
Vlaming
verborg
den
dolk
weer
in
zijn
gordel
en
vervolgde
alleen
den
weg
naar
het
kasteel.
De
wachter
zat
to
suffen,
op
den
toren.
Het
was
er
rustig
en
stil,
de
zuidwestenwind
gonsde
in
de
hooge
iepen,
de
meezen
en
merels
zongen
in
den
slot¬
tuin.
Dampierre
klopte
op
de
poort,
en
het
duurde
een
geruimen
tijd
eer
het
klinket
werd
geopend.
De
portier,
van
een
paar
speerknechten
vergezeld,
stond
den
bezoeker
ten
antwoord.
„Den
heer
Baljuw
wenseh
ik
te
spreken.
Ik
heb
gewichtige
tijding,
die
geen
uitstel
lijden
kan."
Het
klinket
wordt
weer
dicht
geslagen,
en
nadat
de
Vlaming
dnldeloos
lang,
heeft
gewacht,
klopt
hy
andermaal
aan,
wordt
er
weder
geopend
en
geeft
hij
dringender
boodschap.
Men
iaat
bem
binnen
het
klinket.
De
speerknechten
blyven
hem
nabij
en
de
portier
gaat
die
boodschap
brengen.
Het
duurt
den
Vlaming
weer
veel
te
lang,
eer
hij
den
portier
door
een
page
ziet
toespreken
en
met
dezen
van
het
andere
einde
van
't
bianenplein
naar
hem
toe
ziet
komen.
De
page,
die
den
eersten
oogeublik
hem
met
ontzag
meende
te
groeten,
scheen
zieh
te
bedenken,
en
ging
t
em
voor,
toen
er
vier
speerknechten
kwamen,
om
hem
te
geleiden.
Aan
het
einde
van
't
plein
kwam
men
in
een
portaal,
vervolgens
in
een
gang
en
door
een
zijdeur
in
de
zaal,
waar
gebroken
en
gedeukte
bekers
en
scherven,
over
den
tegelvloer
verspreid,
duidelijke
sporen
waren
van
een
levendig
fee>t
des
vorigen
avonds.
Bij
een
vlammend
vuur
van
beuken¬
hout
zat
heer
Gerard
van
Heemskerk,
in
een
ruimen
pels,
met
ontevreden
gelaat
en
den
damp
van
't
feest
nog
op
de
donkere,
fletse
oogen.
De
boodschap
had
hem
vroeger
gewekt
dan
hem
aangenaam
was.
Met
een
ontevreden
gemoed
sprak
hij
den
nieuwsbrenger
toe:
„Wat
hebt
gij
mij
mede
te
deelen?"
en
hij
vlijt
zich
gemakkelijk
in
zijn
zetel.
„Edele
heer
Baljuw!"
autwoordt
de
Vlaming,
zich
de
manieren
eens
poorters
herinnerende.
„Ik
was
met
mijn
schip
op
de
meeren.
Ik
zou
te
Alkmaar
handel
drijven.
Daar
komen
nit
het
noorden
taüooze
koggen
met
gewapende
mannen,
en
nemen
mijn
vaar¬
tuig,
goederen
en
manschap
voor
goeden
buit.
Het
waren
mannen
van
West-friesland
en
zij
zetten
koers
naar
Akersloot."
„Wie
wil
die
leugens
gelooven!"
zegt
Heemskerk
schamper.
„Zoudt
ge
bij
geval
het
logensprookje
willen
vervolgen
met
het
verhaal
van
een
inval
der
Westfriezen
in
Kennemerland
?
Alsof
mijn
wachters
geen
oogen
en
de
torens
geen
klokken
hebben."
„Ja
edele
heer,
de
Westfriezen
zijn
in
Kennemer-
land
gevallen."
Ja,
edele
heer?"
vraagt
Heemskerk
met
de
gram¬
schap
op
't
gelaat.
„Ja
niet
edele
poorter
!
antwoordt
ik
je,"
gaat
hij
schamper
voort.
„Gij
zijteeu
Vlaming.
Ja,
ontroer
maar
niet.
Gy
zijt
een
gezant
van
zwarte
Margarete,
en
komt
om
de
kerkers
barer
zonen
te
bespieden."
(Wordt
vervolgd.)