Tekstweergave van EC_1880_01_07_0001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
No.
3.
Elfde
Jaargang.
1
WOENSDAG
Dit
blad
verschijnt
des
WOENSDAGS,
VRIJDAGS
en
ZONDAGS.
Abonnementsprijs
voor
3
maanden
f
1.00.
Franco
per
post
„
„
„
„
1.20.
V.eo
abonneert
aicJi
bij
alle
Boekhandelaars
en
Post¬
directeuren.
Brieven
franco
aan
den
Uititever
A.
-Knnloiid.
fERTESTIEBlAi
7
JANUARI.
Afzonderlijke
Ns.
5
Cts.
De
prija
der
Advestentiin
van
1—6
regels
is
00
cents;
voor
eiken
regel
meer
10
cents.
Vóór
Dinsdag-,
Donderdag-
en
Zaterdag-middag
12
uur
gelieve
met
de
Advcrtentiën
in
te
renden.
Ingezonden
stukken
minstens
één
dag
vroeger.
HOOFDAGENTEN
te
Rotterdam,
NIJGH
&
van
DITMAR,
voor
Frankrijk
en
Belgie
G.
L.
DAUBE
&
Comp.
te
Parijs
en
Frankfort
a/M.
wmaUsgBarw
'framira
.
.
.
Kennisgeving.
Burgemeester
en
Wethouders
der
gemeente
Enk¬
huizen
brengen
ter
kennis
van
het
Publiek,
dat,
we¬
gens
noodzakelijke
herstelling
aan
de
brug
aan
't
einde
van
den
burgwal
bij
de
voormalige
Keetepoort,
de
passage
voor
rijtuigen
aldaar
van
Donderdag
den
11
Januari
1880
tot
nadere
aankondiging
gesloten
zal
zijn.
Enkhuizen
6
Januari
1880.
Burgemeester
en
Wethouders,
BRUIJNIS.
De
Secretaris,
RIJXEN
ENGELSMAN.
joK-c^stssBemaaaas
Bilen
goed
en
een
§leeht
(«eken.
Hoe
het
jaar
zich
inzet—gelijk
men
't
noemt
—pleegt
doorgaans
als
niet
onverschillig
be¬
schouwd
te
worden,
en
wordt
dat
ook
wel
niet
door
de
meesten
onzer
lezers.
Men
hecht
in
den
regel
eenig
bijzonder
gewicht
aan
de
eerste
feiten
ol
gebeurtenissen,
die
binnen
een
nieuwen
jaarkring
vallen,
omdat
-ja,
omdat
men
nu
een¬
maal
niet
kan
nalaten,
cfa^'in
een,
hetzij
dan
goed
of
kwaad,
voorteeken
të
zien
van
hetgeen
de
naaste
toekomst
nog
verder
zal
opleveren
Trouwens,
hel
geloof
aan
zulke
voorteekens
is,
in
de
meeste
gevallen,
wel
zoo
redelijk,
als
het
bij-
geloot
dal
op
de
vlucht
der
vogelen,
ot
op
den
stand
der
sterren
doet
acht
slaan,
ot
uit
koffiedik,
kaarten,
en
wat
niet
al?
de
toekomst
meent
te
kunnen
voorspellen.
Al
laten
zich
toch
ook
op
dat
geloof
geen
huizen
bouwen,
daar,
zooals
wij
weten,
de
veranderlijkheid
en
grilligheid
van
den
loop
der
wereldsche
dingen
spreekwoordelijk
ge¬
worden
is,
het
laat
zieh
echter
niet
ontkennen,
dat
er
tusschen
die
dingen
een
nauw
verband,
als
tusschen
oorzaak
en
gevolg,
werking
en
uit¬
werking,
bestaat,
en
dat
men
dus,
zonder
zich
aan
willekeur
schuldig
te
maken,
slechts
met
inachtneming
eener
gepaste
bescheidenheid,
uit
hetgeen
eerst
geweest
is
met
zekere
male
van
waarschijnlijkheid
kan
besluiten
tot
hetgeen
nog
verder
volgen
zal.
Of
zong
de
Cosla
niet
mei
recht:
In
'l
verleden
ligt
het
heden,
in
'l
geen
is
wat
worden
zal?
Doch
wij
behoeven
de
hier
uitgesproken
waar¬
heid
ook
niet
verder
op
te
halen,
om
eene
ge-
FEÜILLETON.
Een
vreeseiijke
naelit-
3.
Zoo
sprekende
boog
hij
zich
voorover
en
vergastte
zich
aan
de
rum
zooveel
hij
kon.
't
Smaakte
hem
zoo
heerlijk,
dat
hij
er
niet
aan
dacht
op
te
houden.
Maar
de
rum
deed
spoedig
hare
uitwerking
en
be¬
dwelmd
viel
Snap
tegen
een
duin
aan
en
wel
zoo,
dat
hij
in
half
zittende
en
half
liggende
positie
te¬
recht
kwam.
Even
daarna
was
van
Duigen
weer
terug.
„Daar
ben
ik
al,
Snap'J
zei
hij.
Snap
hoorde
er
niets
van
en
gat
dus
ook
geen
antwoord.
„Daivelsche
vent,
waar
ben
je
nou
?"
Weer
geen
antwoord.
„Hei
daar
Snap!
Kom
gauw
hier,"
riep
van
Duigen,
maar
om
niet.
„De
vent
wil
me
zeker
be¬
dotten,"
ging
bij
voort,
„en
een
deel
van
de
rum
stelen;
mogelijk
heeft
hij
een
paar
kruiken
gevuld
en
bergt
hij
die
thans."
Intusschen
begon
hij
de
emmers
te
vullen,
dienaar
huis
te
brengen
en
dat
zoo
vaak
te
herhalen,
totdat
hij
de
rum
eu
ook
liet
ledige
vat
te
huis
had.
't
schikte
inleiding
te
vinden
tol
hetgeen
wij
bij
deze
gelegenheid
ter
sprake
wenschen
te
bren¬
gen.
Ons
oog
is
namelijk
geslagen
op
een
twee¬
tal
feiten
eerst
in
de
allerlaatste
dagen
ter
on¬
zer
kennis
gekomen
waarvan
het
eene
ons
ten
bewijze
strekt,
dat
wij
thans
werkelijk
vooruit¬
gaan,
en
daarom
een
guustig
teeken
door
ons
geacht
wordt.—het
andere,
ook
om
den
treuri-
gen
geest,
of
liever
slendergeest,
die
eruit
spreekt,
als
een
zeer
ongunstig
teeken,
ons
met
groote
zorg
voor
de
toekomst
vervult
Het
eerstbedoelde
leit
is
de
aanbesteding
van
den
onderbouw
der
brug,
die,
ten
behoeve
van
den
spoorweg
Zaandam-Enkhuizen,
over
het
Noord-
holiandsch
kanaal
bij
Purmerend
gelegd
moet
worden.
Daarmede
heeft
hel
jaar
1880
zich
voor
ons,
Westlriezen,
ter
dege
goed
ingezet.
Wij
meenen
er
een
teeken
in
te
mogen
zien,
dat
het
met
de
sinds
jaren
ons
reeds
toegezegde
lijn
nu
toch
eindelijk
meer
ernst
begint
te
worden.
Wel
vernamen
wij
tot
hiertoe
nog
slechts
van
den
bouw
der
twee
kapitale
bruggen,
die
tot
dat
werk
behooren,
niets
daarentegen
van
den
weg
zetven,
ol
de
daarbij
behoorende
gebouwen.
Doch
wij
mogen
niet
vergelen,
dat
de
aard
der
zaak
dit
ook
noodwendig
met
zich
brengt.
Zoo¬
lang
toch
de
bruggen
over
de
Zaan
en
het
Ka¬
naal
er
niet
zijn,
althans
niet
met
hulpsporen
berijdbaar
zijn,
kan
ook
uit
de
Haarlemsche
dui¬
nen
de
groote
massa
zand
niet
worden
aange¬
voerd,
waardoor
in
onzen
drassigen
grond
de
bouw
van
een
spoorweg
eerst
mogelijk
wordt
gemaakt.
Maar
als
het
werk
dan
ook
maar
een¬
maal
zoo
ver
gevorderd
is,
dan
laat
het
zich
verwachten,
dat
het
overige
wel
betrekkelijk
spoe¬
dig
volgen
zal.
Ten
minste,
wij
hopen,
dat
dit
het
geval
zal
blijken
te
zijn,
en
hebben
in
die
hoop
het
bericht
der
door
ons
bedoelde
aanbe¬
steding
met.
dankbare
blijdschap
begroet.
Wat
daarentegen
te
zeggen
van
het
andere
feit,
waarop
ditmaal
ons
oog
geslagen
is?
Het
is
nu
reeds
een
klein
jaar
geléden
(zie
de
Nrs
31
en
32
van
den
vorigen
jaargang
dezer
courant),
dat
wij
er
het
onze
toe
deden
om
de
algeineene
aan¬
dacht
te
vestigen
op
eene
zaak,
die
in
den
ei-
eigenlijken
zin
des
woords
geen
uitstel
scheen
te
kunnen
lijden:
wij
bedoelen
den
onvoldoenden
Liep
toen
reeds
naar
den
morgenstond,
maar
daarover
bekommerde
van
Dnigen
zich
minder.
Alles
was
goed
afgeloopen;
hij
was
door
niemand
gezien
en
dat
was
de
voorname
zaak.
Maar
wat
was
er
van
Snap
ge¬
worden,
waar
was
die
beland
?
Te
huis
was
hij
niet
en
op
strand
had
hij
hem
evenmin
gezien.
Snap
was,
toen
hij
genoeg
gedronken
had,
een
pas
of
twintig
zijwaarts
gelooperi
voor
hij
neerzeeg
en
aldus
onttrok
een
duin
hem
aan
den
scherpen
blik
van
van
Duigen.
Nauwelijks
lag
Snap
daar,
toen
hij
eenige
noodseinen
hoorde.
Verschrikt
zag
hij
op.
Ja,
't
was
waarheid,
er
was
een
schip
in
nood.
Een
heldere
vuurpijl
kliefde
de
lucht
en
een
regen
van
vonken,
die
na
de
ontploffing
van
de
afgeschoten
pijl
neerviel,
maakte
zelfs
het
groote
vaartuig
zichtbaar.
„Dat
is
me
een
kolossale
brik,"
riep
Snap
onwille¬
keurig
uit.
„Jij
bent
een
mooie
kerel,"
zei
een
persoon,
die
minstens
zeven
voet
lang
was,
„jij
bent
een
mooie
kerel!"
„Een
mooie
kerel?"
vioeg
Snap.
„Wel
wis
en
drie
I
Je
ziet
toch
wei,
dat
daar
een
schip
in
nood
is,
niet
waar
?"
„Ja,
ja.
dat
zie
ik
wel."
„En
wou
je
dat
maar
rustig
aanzien,
hé?"
toestand
van
den
Noordec
Lekdijk,
of
zoogenaam-
den
Lekdijk
Bovendams,
eene
waterkeering,
zoo¬
als
men
weet,
waardoor
de
provincies
Utrecht
en
Zuid
Holland,
ja
tot
Noord-Holland
zelfs
aan
gene
zijde
van
het
IJ,
voor
overstrooming
beveiligd
worden
Daar
geene
enkele
stem
zich
verhief
tegen
het
ontzettende
gevaar,
dat
uit
dien
toe¬
stand,
vooral
bij
ijsgang
en
ijsverstopp.ng,
kon
voortvloeien,
scheen
wel
niets
redelijker
dan
de
verwachting,
dat
de
handen
aanstonds
aan
het
werk
zouden
(worden
geslagen,
om
althans
vóór
den
winter
de
noodige
ol
noodigste
voorziening
aan
te
brengen.
Wat
is
er
integendeel
gebeurd?
In
plaats
van
den
beschuttenden
dijk
te
verhoo-
gen
en
te
versterken,
heeft
men
den
zomer
laten
voorbijgaan
met
over
de
vraag
te
kibbelen,
wie,
als
men
daartoe
overging,
de
kosten
zou
moeten
betalen.
Daarop
is,
reeds
vroeger
dan
gewoon¬
lijk,
de
winter
ingevallen,
en
nu
ja
nu
komt
het
fraaiste
eerst
aan
!
Op
het
oogenblik
zelf
dat
de
^kanonschoten
langs
onze
rivieren
dreunen,
om
in
het
rond
bekend
te
maken
dat
het
ijs
zich
in
beweging
beeft
gezet,
moet
Nederland
vernemen,
dat
hel
Dijksbestuur
van
den
Lekdijk
Bovendams
den
Commissaris
des
Konings
in
de
provincie
Utrecht
voor
de
rechtbank
heeft
gedaagd,
om
door
deze
te
hooren
verklaren,
dat
het
niet
verplicht
is,
gelijk
door
de
Gedeputeerde
Staten
der
pro¬
vincie
beweerd
wordt,
de
werken
te
doen
uit¬
voeren,
welker
dringende
noodzakelijkheid
door
alle
deskundigen
wordt
srkend.
Kan
het
erger
?
Kan
het
gekker
zouden
wij
haast
geneigd
zijn
te
vragen
;
want
inderdaad,
de
zaak
zou
belachelijk
mogen
worden
genoemd,
indien
hier
niet
zoo
groote
belangen
op
het
spel
stonden,
bij
het
roe¬
keloos
iu
de
waagschaal
zien
stellen
waarvan
iemand
hel
lachen
wel
vergaai.
Als
nu
alles
voor
dezen
keer
nog
maar
goed
gelieft
af
te
Ioo-
pen!
Als
duizendeu
onschuldigen
maar
niet
moeten
boeten
voor
het
onpraktisch
gehaspel
van
hen,
aan
wie
de
zorg
voor
hunne
veiligheid
is
toevertrouwd
!
Wij
hopen
er
het
beste
van,
doch
zijn
tevens
van
oordeel,
dat
het
met
een
land,
waar
zulke
onzinnigheden
kunnen
voorval¬
len,
niet
ai
te
best
geschapen
staat,
en
het
is
dan
ook
om
die
reden,
dat
wij,
in
onze
bezorgd¬
heid
voor
de
toekomst,
het
door
bovengenoemd
„
Wat
kan
ik
er
aan
veranderen
?"
vroeg
Snap.
„Zoo,
denk
jij
er
zoo
over.
Kan
je
dan
niet
mee¬
helpen
?"
„Ik
helpen
?"
„Ja,
je
moet
op
staanden
voet
in
de
reddingsboot
stapeen
;
op
staanden
voet,
hoor
je,"
zei
de
vreemde¬
ling
op
gebiedenden
toon.
Snap
nam
den
vreemdeling
thans
wat
nauwkeuri¬
ger
op
en
ontwaarde
dat
deze
er
zeer
woest
en
strijd¬
lustig
uitzag.
Hij
wilde
dus
eene
poging
wagen
om
te
ontvluchten,
maar
die
moeite
was
vergeefsch
daar
de
vreemdeling
hem
zoo
krachtig
bij
den
arm
pakte,
dat
hij
t
uitschreeuwde
van
pijn.
„Stap
in,
zeg
ik
!
gebood
de
vreemdeling
op
nieuw
terwijl
hij
eene
pistool
op
Snap
aanlei:
„stap
in.
of
ik
schiet
je
neer."
„Zoo,
ben
je
er
zoo
een
?"
„Ja
en
als
je
nu
nog
langer
maait,
dan
ben
je
een
kind
des
doods."
Snap
zag
den
vreemdeling
nogmaals
aan,
maar
eene
ruling
doortrilde
zijne
leden.
„Bön
je
klaar?"
SnapIaar
h06Ver
moeten
we
noS
loopen
?"
vroeg
„Loopen
S
Zie
je
dan
de
boot
niet
vlak
voor
je
j"