Tekstweergave van EC_1875_01_03_0003

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
■RMMMHBUMH die tot krankzinnigheid en razernij en vervolgens tot zelfmoord vervallen, aan het vervalschen en vaanzelten" van dergelijke dranken mede en vooral moet worden toegeschreven, niet al te gewaagd schijnt. Het is dan toch wel zeer treurig te noemen, dat beurs en gezondheid beide nergens veilig zijn en overal belaagd worden door de afzichte¬ lijkste en laakbaarste belangzucht, zoodat men schier besluiten zou om de allereenvoudigste zaken alleen als voedsel te gebruiken en zich in de keuze zijner dranken alleen te bepalen tot water en melk .... Melk 1 o wee, dat woord ontsnapt mijne pen! melk kan alleen de zoodanige onvervalscht drinken, die ze't' een dier bezit dat melk geeft, maar toch, een troost mag het heeten, dat dat bedrog in de wereld alleen niet om bet watergehalte der melk met eenige percenten te verhoogen. Wat icgen zooveel en velerlei bodrog te doen? Zich vereenigen en zijn eigen winkelier en leve¬ rancier worden? Goed, maar zal het mogelijk zijn de belangzucht en de belangzuchtigen buiten dezen kring te weren ? Zal, als de glans dei- nieuwheid van de zaak af en de eerste geestdrift bekoeld is, zal dan de belangzucht niet binnen¬ sluipen, de voordee'en bemachtigen en aan het aangegrepen, maar toch, ik kan een zekeren schroom, een zekeren twijfel niet onderdrukken! ik wd aileen het beste hopen. Waar ik het mecsty van verwacht, een voortdurenden, onv grove zinnelijkheid ik was op 'l punt 0111 preek- MC IlMpCII. teestw van verwacht, is van mveiTHoeiden strijd legen al te en zelfzucht, tegen .... maar versehooning, achtig te worden. Uw dienaar, TOMAS ZWAARilÜOFD. bedrog een nieuwen vorm geven? Ik wil niets onderstellen en niets voorspellen, maar toch den leden van dergelijke vereenigingen luide toeroepen: waakt! Zie, Mijnheer! wanneer ik zoo over dergelijke zaken nadenk, dan rijst natuurlijk'de vraag bij mij op: van waar zooveel bedrog, zooveel uitin¬ gen van 't onzedelijkst eigenbelang: aan wien de schuld? Zeker wel ten deele aan den tijdgeest, die snel vooruit wil, ook en vooral in de kunst om spoe¬ dig en gemakkelijk rijk te worden, liet geroep om méér en om véél is in alle standen doorge¬ drongen, en velen van hen, die in de gelegenheid zijn om 't zich, langs welken weg dan ook, te verschaffen, doen het. Maar ik wilde ook nog op iets wijzen, op den trek om véél te hebben voor zijn geld, zonder te vragen wat men heeft. Als daar een kruidenier-kwakzalver het pond suiker verkoopt voor een dubbeltje minder dan een ander, dan krijgt hij aftrek, ook al is men bewust dat hij zijne suiker met meel vermengt, een lepeltje suiker is en blijft toch immers een lepeltje suiker, en, een dubbeltje bespaard is een dubbeltje gewonnen ? Zoo iets is grievend voor den soliden handelaar, doodend voor den soliden handel. Er is nog een ander kwaad, dat met venijnige tand knaagt aan den kleinhandel en de winkel¬ nering ; het is niet het geven maar het nemen van te lang krediet, dat niet zel¬ den in s 1 e e h t e betaling ontaardt. Eerst is de winkelier of handelaar de dupe, maar op den keper beschouwd moet het publiek, en dan nog vel liet prompt betalende publiek die slechte betaling vergoeden, van dat lang gerekte krediet de renten betalen, moeten de goeden 't niet met, maar voor de kwaden ontgelden. Dat de toestand over 't geheel niet op gezond¬ heid bogen kan, is zeer duidelijk. Dat sommigen dien toestand moede worden en zich afscheiden, laat zich ligt verklaren. Van ganscher harte hoop ik, dat die afschei¬ ding er iets toe zal bijdragen om den toestand te verbeteren, elk middel daartoe toch moet woi den Hegen heeft mij alles verteld en nu ben ik hier om u dat geredde leven als een innig, vurig bewijs mijner liefde aan te bieden." Juffer Koos je kreeg zoo mogelijk nog donkerder blos en stamelde iets van vriendenplicht, dankbaar¬ heid en dergelijke woorden, die als koude waterdrop¬ pels op mijn brandend hart vielen. „Spreek niet van plicht Koosje," gaf ik met een vurige omarming ten antwoord „laat ons van liefde spreken, mijn engel!" eti wij spraken van liefde, zoo lang en zoo ernstig, tot we 't eindelijk zamen eens werden dat Koosje de mijne zou zijn, zoo lang het lot ons bij elkander liet en de dood niet tussclienbeiden trad om den band te breken, geheiligd door eene reine hartelijke liefde. O! ze waren gelukkig, de oogen- blikken, die ik dien dag in Koosjes nabijheid sleet, en de woorden, die wij elkander toefluisterden, ik be¬ waar ze in mijn hart als 'n diep en heilig geheim, dat buiten de wereld omging en welks poezy bezoe¬ deld zou worden, te raidden van haar proza. Ik zat nog altijd bij Koosje, toen haar vader van het kantoor der Eenhoorn te huis kwam. Daar ik het mijn plicht achtte, hem van het voorgevallene kennis te geven, vertelde ik het hem na de eerste begroeting en verzocht zijne toestemming. Met recht bad ik verwacht, dat de man zeer verbljjd zou zijn 11 i t e 11 I a 11 tl. PER ZIE. De volgende geschiedenis wordt door bet fran- sche weekblad 1'Audience medegedeeld. Het is het verhaal van een vrecselijk voorval, dat in Teheran heeft plaats gehad, de wreede strafoefening door een vertoornden Khan uitgeoefend, wiens vrouw hem door eene bende nit Tchandor was ontvoerd. Dit verhaal zou ongeloofelijk zijn, wanneer niet alle reizigers zulke strafoefeningen in Khiva bf Bokhara hadden zien volvoeren. Daaruit volgt nu wel niet, dat hetgeen hier verhaald wordt iii al zijriè bijzonderheden juist zoo gebeurd is, maar wel dat het zoo kan gebeurd zijn. Ezerade, de echtgenoote van Murgad Khan, was zestien jaar oud. Zij was zeer schoon en slechts sedert eenige dagen gehuwd. De wittebroodsweken waren nog niet om. toen Murgad Khan door zijn vader met een belangrijken last naar een naburig gewest werd gezonden; zijne reis behoefde niet langer dan drie dagen te duren; toch was hij den vijfden nog niet terug. Vol ang?t ging de jonge vrouw naar haar schoon¬ vader en zeide tot hem met een droevige ste n : „^ie heeft mij van mijn man gescheiden ? ... Gij ! Als gij hem mij niet terug geeft sterf ik van smart, en zal ik 11 bij den vader der geloovigen aanklagen !" De oude man verbleekte bij die bedreiging. Eindelijk zeide hij: „Welaan, wees gerust, gij zult uw echtge¬ noot terug hebben, of ik zal sterven." Daarop gal hij aan zijne slaven bevel om alles voor zijn vertrek gereed te maken, en den volgenden dag ging hij met vijf-en-twintig ruiters op reis. Tussehen Je Oxus en de Karakol, niet ver» van de woestijn, werden zij door een karavaan van vijande¬ lijke kooplieden overvallen. De grijsaard raakte ge¬ vangen, werd ontwapend en gebonden. Zijne volge¬ lingen werden allen zonder genade vermoord, en toen eenige der aanvallers uit medelijden een paar van de jongsten wilden sparen, ontdekten zij tot hunne verras¬ sing dat een daarvan eene verkleede jonge vrouw was, wier se itterende schoonheid koninklijke schatten kon opbrengen .... liet was Ezerada. Den volgenden dag kwam Murgad, die door bijzon¬ dere omstandigheden langer was opgehouden dan hij had kunnen denken; te iiuis. Vroolijk sprong hij Van zijn paard en trad hij zijn huis binnen, waar n'2ar hij meende, zijne aangebeden vrouw hem wachtte. Het huis was ledig. Die heerlijke woning was als een grai. I11 zijne wanhoop trachtte Murgad de oor zaak van die stilte en die eenzaamheid te ontdekken, en toen hem dit niet gelukte, maakte de schrik zich van hem meester. Een jonge slaat trok hem zacht aan zijn kleed en verhaalde hem van de wanhoop zijner vrouw, van haar bezoek bij haar schoonvader en van de list die zij gebruikt had, om haar echtge¬ noot te gemoet te gaan. De Khan begreep in zijne ontsteltenis niets van dit alles, lij liet het zieli nogmaals vertellen; toen liet hij een dof gebrul hooren; hij wierp zich op zijn paard en snelde als een onzinnige voort in de richting, die zijn vader eu zijne vrouw drie dagen vroeger genomen hadden. Hij sprak geen woord; een zestal slaven hadden slechts even den tijd, om in aller ijl even als hun meester te doen en hem gewapend en van slechts weinig levensmiddelen voorzien te volgen. Aan den oever der Karakol ble.ven zij staan. Twee mensche- lijke lichamen in een plas van bloed versperden hun den weg. Het eene was dood, liet andere, hoewel stervende, kon nog eenige woorden uiten, die de Khan ! gretig opving. „Ezerada en haar schoonvader," ntoin pelde hij, „waren gevangen gehouden. De Teks zou¬ den zich zonder twijfel van den ouden man, die hnn slechts last veroorzaakte, spoedig ontdoen, maar de jonge vrouw was bij de verdeeling van den buit ten deel gevallen aan een hoofd 'Ier Turkoinanneu, die haar voor geen geld wilde afstaan." Men nam den gewonde op, en de troep versterkt 1 door andere slaven, die men hier en daar had "opge- loopen, vervolgde zijn tocht naar de woestijn. Weldra hadden zij daar het spoor der roovers gevonden ; de lijken van de vermoorde volgelingen van den ouden Khan lagen langs den weg. Aij bereikten vervolgens een kamp,"eerst onlangs door de Teks verlaten. Paar¬ den en menscaen waren uitgeput; het was onmogelijk verder te gaan. De Khan, dood van vermoeienis en verdriet, liet zich bij een tent nedervallen, waaruit nog een dunne straal van rook te voorschijn kwam. Een zijner dienaren ging naar binnen om een bed van kruiden voor zijn meester gereed te maken, maar hij keerde bijna op hetzelfde oogenblik terug met een kreet van schrik. Murgad ontzette; met één sprong stond hij op zijne beenen en was hij de tent binnen gedrongen. Ook hij sliet oen wilden kreet uit, en viel op den grond, waar twee lijken lagen. Zijn grijze vader was doorgezaagd, gehakt, in kleine stukken gesneden, met al de verfijnde wreedheid der barbaren ; zijne vrouw lag met verscheurde, bloedige kleederen, verglaasde oogen, de baren als een touw om haar hals dicht geknoopt en een dolk in het hart, naast hem op de nog rockende ascli. Toen Murgad tot bezinning gekomen was, zwoer hij, geen rust te zullen nemen, voerdat de straten van Khiva rood waren gekleurd door het bloed zijner vijanden, en hij hield woord. Kort na den dood van Ezerada voerde hij twintig gevangenen geketend in de stad. Met behulp van spionnen, die hij rijkelijk betaalde, iiad hij hen in hun slaap verrast. Vóór het huis zijns vaders lichtte hij een troon op, waarop hij ging zitten. Zijn lievelingslaaf, trotseh op liet voor¬ recht, om als bcnl te mogen optreden, gaf een teeken en de Turkomanuen werden door twintig s'erke man¬ nen op den gnnil geworpen en in bedwang gebonden. Toen kwam de martelaar bij bet eerste slachtoffer, knielde op zijne borst, drukte den duim tegen het wit zijner oogen, waaruit hij vetvlgens niet een schelp mes de appels sneed. Dezelfde wreede behan¬ deling ondergingen achtereenvolgens al de twintig ongelukkige gevangenen. Toen deze vreeselijke strafoefening was afgeloopen, liet men de gevangenen los; eenigeu slaagden er in, te staan, maar daar zij van het gezicht berooid I tunowi x-r •< geweest over ons engagement, maar liet tegendeel bleek waar te zijn, hij zei er zeer weinig op en liet was hem duidelijk aart te zien, dat de tijding zeer onwel¬ kom kwam. liet lag in den aard der zaak. dat ik zijne tnindeie ingenomenheid niet onze verbindtenis toeschreef daaraan, dat hij bevreesd was, dat zijne dochter hein aan zijn lot zou overlaten en ik haastte mij dus Item te verzekeren, dat,' als wij trouwden, voor hem op voldoende wijs gezorgd zou worden. Mijne verzekering had echter een geheel andere uit¬ werking dan ik verwachtte, want instede van zich verblijd te betoenen over mijne belofte, werd hij boos en verklaarde, voldoende voor zich zelf te kunnen zorgen en mijne hulp volstrekt niet noodig te hebben. Eeist dacht ik, dat de drank den man bad opgewonden, maar daar hij tot mijne verbazing, tot op dat oogen¬ blik tenminste, dien dag niets scheen gedronken te hebben, moest ik wel elders naar de oorzaak zoeken en bracht zijn gedrag in verband met het gezegde van Juut, dat er achter zijne benoeming als klerk bij de Eenhoorn iets zat, dat niet recht in den haak was. Het spreekt van zelf dat ik mij stomp peinsde over dat „iets" en lang niet bemoedigd en opgebeurd naar mijne kamer terugging. Daar het den volgenden dag Zondag was en Koosje, die ik gevraagd bad of ze mede van de partij wide op , va en, liepen zij met liet hoofd tegen elkander eu vielen onder de akeligste angstkreeten op den grond. Murgad Khan beschouwde mét de grootste bedaard¬ heid dit afschuwelijk schouwspel. „Ezerada is gewro¬ ken," zeide hij en keerde 111 de vaderlijke woning terug. Waarlijk, Perzië kan zich bi roemen op zijne inwo¬ ners, die niet voor een kleinigheid vervaard zijn. Eere zijn vorst, d e in het vorig jaar de hoofdsteden van Europa bezocht, en zich daar vertoonde als hot hoofd der natie 'die meer dan eenige audere op be¬ schaving aanspraak maakt. Hij mag echter wel eens bedenken, wat hij nog te doen beeft, voordat lij zich met recht op de beschaving zijner onderdanen zou kunnen beroemen. SPAM JE* 31 December. Het leger der Republiek heelt Altonsns tot koning uitgeroepen. De beweging vindt allerwegen steun. Ook Serrano beeft zieh bij haar aangesloten. Een nieuw ministerie is opgetreden. ITALIË. ESoillC, 29 December. Eerstdaags wordt hier eene deputatie van belgisclie Katholieken verwa ht, die de overbrengers zijn van eene belangrijke bijdrage voor den Pieters penning. FRAMUWJK. Volgens de Presse zouden dezer dagen sommige leden van de uiterste rechter zijde naar Piohsdorff 1 vet trekken, zoo men zegt, om er bij den Graal van ' Cham bord op aan te dringen, eenige zijner eisehen te laten varen, ten einde de samenwerking van alle groepen der vechter zijde op het gebied van het Koningschap mogelijk te maken. De France beweert 'I» zijn, bedankt had, omdat dan haar vader zoo alleen zat, besloot ik, hoofdzakelijk oin mij wat te verstrooien, zonder haar naar den heer van Boekhoven te gaan en schreef Jean een briefje, dat ik zon komen. Jea.i was reeds oiu twaalf uur met een vigilante ' hij reed gaarne - voor den kruidenierswinkel om mij af te halen en daar de heer van Boekhoven op het Kokin woonde, hadden wij spoedig ous doel be¬ reikt en werd ik in de gelegenheid gesteld om met de familie kennis te maken. Meneer van Boekhoven betoonde zich zeer verblijd mij te zien, en mij welkom heetende, vertelde hij, dat Jean reeds zooveel van mij verhaald had, dat hij I wezenlijk nieuwsgierig was mij te zien. Ik betuigde mij dankbaar voor zijne belangstelling en gaf weder- keerig de verzekering, dat het mij aangenaam was kenois te maken. Vervolgens informeerde hij naar mijne gezondheid, betuigde zijne deelneming in mijn verlies, kortom was een zeer vriendelijke gastheer, die mij en Jean bij zijne familie binnenleidende aan vrouw en dochter als zijne gasten voor dien dag voor¬ stelde. Moeder en dochter toonden zich, zoo mogelijk nog beleefder dan de heer des huizes, zoodat ik aldra genoegzaam op mijn gemak was om allen behoorlijk op te nemen eu over beu mjju oordeel te vellen. (Won/: vervolgd.) i