Tekstweergave van EC_1875_01_03_0002
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Zrfesde
Jaargang.
1875.
m
■
EN
ZONÜ/AG
Dit
blad
versehijfct
en
ZONDAGS.
Abonnementsprijs
voor
8
maanden
/1.00.
Franco
per
post
„
*
»
........
1.20.
Men
abonneert
zich
bij
.alle
Boekhandelaren
en
Post¬
directeuren.
Brieven
franco
aan
den
Uitgever
A,
Egmohd.
ADVERTENTIEBLAl
3
JANUARI.
Afzonderlijke
Ns.
5
ets.
I)e
prijj
der
Adykrtentien
rail
1—6
regelt
ij
(50
«enten;
roor
eiken
regel
meer
10
centen.
Vóór
Dintdags
en
Zaterdag!
middag
12
uur
gelieve
men
de
Adrertentiën
in
te
zenden.
Ingezonden
«tukken
minitens
één
dag
vroeger.
mm
*=>
de
geabonneerden.
Bij
dil
Nommerfèehoort"a1s
bijvoegsel
een
;
vuld
zullen
worden.
Op
die
goede
gewoonte
Wandalmanak
voor
1875,
als
gratis
premie
aan
werden
gewis
ook
ditmaal
weder
niet
veli
uit¬
zonderingen
gemaakt
en
:het
is
uit
getrouwheid
mmmmmmmmmmmmmmmmmmm—mmmmmmmmmm—mmmmm^
ggn
Jgf
00k
(je
RédaClie
der
Ellkhuizei'
1
8
7
5.
!
Courant
haar
eerste
Nr.
van
den
jaargang
1875
I
niet
in
het
licht
laat
verschijnen,
zonder
de
Niet
zoodra
was
het
jaar
1874
met
zijn
lief
lezerg
van
haar
blad
mét
een
welgemeenden
heil-
en
leed,
uit
ons
oog
verdwenen,
of
wij
zagen
■
wensch
te
begroeten.
zijne
pleats
djffor
een
opvolger
ingenomen,
die
op
j
Dat
het
pas
ingetreden
jaar
voor
Vorst
en
onze
kalenders
met
het
cijfer
van
1875
staat
!
Vaderland
gezegend
zij!
aangeteekënd.
Dat
de
oorlogsplaag,
van
Nederland
blijve
af-
1*875..
Niet
'alleen*
een
nieuw
jaar,
maar
ook
|
gewend,
handel'
en
nijverheid,
landbouw
en
vee-
H-9
het
eerste
vlfrr
het
vierde
of
laatste
kwartaal
eener
eeuw,
die
zich
zoo
gaarne,
en
zeker
niet
zonder
'reden,
eene
eeuw
van
vooruitgang
heet,
docii
die,
om
hare
aanspraak
op
dien
naam
te
handhaven,
toch
nog
veel
kwaad
goed
te
maken,
veel
verzui
teelt
zich
in
eiene
krachtige
ontwikkeling
mogen
verheugen!
Dat
door
de
verstandige
samenwerking
van
Regeering
en
Volksvertegenwoordiging
vele
nut¬
tige
maatregelen
mogen
tot
stand
komen,
tot
he¬
men
in
te
halen,
veel
beloften
te
vervullen
heeft!
j
vordering
van
het
hét
algenpeen
belang!
1875.
Wat
het
.ons
brengen
zal,
weten
wij
j
Dat
met
name
de
reeds
veel
te
lang
vertraagde
niet.
*Zelfs
met
onze
gissingen
en
vermoedens
|
spoorwegzaak
weldra
tot;
beslissing
gebracht
kunnen
vyij.niet
te
voorzichtig
zijn,
daar
de
on-
;
worde!
dervinding-MS-
maar
al
te
duidelijk
heeft
geleerd,
Dat
het
onderwijs
blpeie;
waar
het
in
zijne
dat,
al
vermoffe'
wij
den
loop
der
hemellichamen
,
werking
tekortschiet^
de'
vereischte
verbeteringen
te
berekenen,
de
wet,
waarnaar
de
loop
der
j
onderga,
om
aan
zijhe.
bestemming
te
kunnen
JTardschtr
dhrgeTi—X)it!h;riTtroger"besTuur"'gcivCgeld
beantwoorden!
wordt,
nog
steeds
aan
onze
kennis
ontsnapt,
j
Dat
het
vuur
van
den
partijstrijd,
waardoor
in
zoodat
op
de
vervulling
van
geene
enkele
profe-
j
Nederland
zooveel
kwaads
werd
aangericht,
zoo
tie
of
verwaching
met
eenige
zekerheid
kan
,
al
niet
gebluscht,
dan
toch
door
matiging
en
gebouwd
worden.
Doch
al
kunnen
wij
in
dit
I
tegemoetkoming
van
weerszijden
zooveel
moge¬
opzicht
onze
onkunde
slechts
belijden,
het
is
•
lijk
getemperd
worde!
ons
daarom
evenwel
niet
geboden,
onze
blikken
i
Dat
het
Enkhuizen
welga!
Dat
voorspoed
van
de
naaste
toekomst
al
te
wenden,
<
Wij
moe-
ruste
op
zijne
verschillende'
takken
van
nering
ten,
integendeel,
bedacht
zijn
op
hetgeen
zij
ons
!
en
bedrijf,
maar
dat
vooral
de
oude
en
beproelde
brengen
kan.
Het
oog
geslagen
op
de
teekenen
eendracht,
binnen
zijne
wallen
weergekeerd,
de
des
tijds,
zooals
die
in
het
tegenwoordige
en
jongstverledene
te
voorschijn
treden,
behooren
wij
ons
zooveel
mogelijk
voor
te
bereiden
op
de
dingen,
die
naar
menschelijk
inzicht
komen
zul¬
len,
opdat
wij
niet
alleen,
voor
zoover
dit
kan,
tegen
al
te
onverhoedsche
verrassingen
beveiligd
mogen
zijn,
maar
ook
te
juister
leeren
inzien,
in
welke
richting
onze
werkzaamheid
zich
heeft
,
te
bewegen,
om
niet
reeds
vooruit
met
onvrucht¬
baarheid
geslagen»te
zijn.
Wat
ons
voorts
wel
't
minst
van
alles
is
ontzegd,
is,
dat
wij
een
nieuwen
jaarkring
met
onze
wen-
schen
tegentreden.
Allen
plegen
wij
dan
ook
zulke
wenschen,
hetzij
voor
ons
zeiven,
of
voor
anderen,
te
koesteren,
die
wij
hopen,
dat
ver-
FEUILLETON.
Karei
van
XSreugelen.
38.
Jean
had
nog
al
haast
en
zei
alleen
een
invitatie
te
brengen
van
Mathilda
en
hare
ouders,
om,
als
mijne
krachten
dat
gedoogden,
eens
bij
hen
tot
ver-
strooing
en
tot
verzet
mijner
zinnen
te
komen
dineren
en
tevens
hun
engagement
dat
er
door
was,
te
helpen
vieren,
hetgeen
ik
aannam.
Ik
vond
hem
zeer
luid¬
ruchtig,
hetgeen
ik
op
rekening
schreef
van
zijn
engagement:
de
liefde
toch
werkt
verschillend.
Junt
had
ander
nieuws
—
en
dat
wel
de
aanstelling
van
Roosjes
vader
als
derden
bediende
bij
de
Eenhoorn.
Ik
was
verbaasd:
„gaan
de
zaken
dan
zoo
vooruit,
meneer
Junt?"
„Achteruit
tenminste
niet
van
Breugelen,
maar
ik
burgers
krachtig
doe
samenwerken
tot
al
wat
:
edel,
goed
en
loffelijk
is!
Dat
gemeentebestuur
en
gemeenteraad,
sterk
door
het
hun
geschonken
vertrouwen,
gelukkig
mogen
slagen
in
hunne
pogingen,
om
onze
stad
voor
verderen
achteruitgang
te
behoeden
en
haar
tot
een
steeds
hooger
peil
van
beschaving
en
verlichting
op
te
voeren!
Dat
eindelijk
ieder
gezegend
zij
in
zijn
huis
en
in
den
bijzonderen
werkkring,
die
hem
werd
aange¬
wezen,
opdat
de
maatschappij
voordeel
van
zijnen
arbeid
trekke
en,
wanneer
ook
het
jaar
4875
weder
tot
zijne
vaderen
verzameld
wordt,
hij
daarop
niet
geheel
onbevredigd
behoeve
terug
te
zien!
Dat
zij
zoo!
schouders
op
en
zeide:
„hoor
eens
van
Breugelen,
wat
ik
voor
't
oogenblik
gis,
kan
wel
eens
buiten
de
waarheid
zijn
e»
in
dat
geval
zou
'k
iemand
verkeerd
beschuldigen
en
de
wereld
in
oproer
brengen
zonder
noodzaak
en
die
roert
zich
buiten
dien
al
genoeg,
ik
zal
er
echter
wel
spoedig
achter
zijn
en
'tje
dan
meêdeelen.
Je
iniresseert
je
nog
al
voor
de
oude
Mons
en
diens
dochter
en
dus
als
't
van
eenig
be¬
lang
voor
je
is,
zal
ik
'tje
vertellen."
Meer
kon
ik
uit
Junt
niet
halen,
hij
begon
over
dagelijksche
zaken,
trachtte
mij
door
'n
paar
grappige
vertellingen
wat
op
te
vroolijken
en
verliet
mij
einde¬
lijk
met
den
raad,
om
eens
wat
vochtigs
te
gebruiken
en
onder
belofte
van
spoedig
eens
weer
te
zullen
aanwippen.
Daar
ik
door
de
ziekte,
welke
mij
bijna
onmiddelijk
na
den
dood
mijner
moeder
tot
handelen
en
schrijven
ongeschikt
had
gemaakt,
zeer
achterlijk
met
mijne
Mijnheer!
Nu
men,
door
zich
te
vereenigen
en
door
samen
te
werken,
tracht
beter
en
goedkooper
levensmiddelen"
te
bekomen,
rijst
natuurlijk
de
vraag:
is
't
noodig,
en
zoo
ja,
zal
't
helpen
?
Onlangs
werd
door
u
de
opmerking
gemaakt
dat
eene
zaak
of
een
beginsel
in
theorie
waar
en
goed
zijn
kan,
maar
dat
men
bij
de
uitvoe¬
ring
of
toepassing
vaak
stuit
op
het
gebrekkige
en
zelfzuchtige
dei'
menschen.
Dat
's
goed
gezegd,
en
daarom
moet
men
niet
al
te
conservatief
maar
ook
niet
al
te
liberaal
zijn,
maar
de
menschen
nemende
zoo
als
zij
zijn,
zijne
stellingen
niet
bouwen
in
de
lucht
of
iu
de
toekomst,
maar
op
de
praktijk
van
't
leven.
Ja,
men
moet
de
menschen
nemen
zoo
als
zij
zijn,
en
dus
ook
«Ie
maatschappij
en
't
maat¬
schappelijk
leven
zien
zoo
als
het
is.
En
wat
zien
wij
met
betrekking
tot
de
levens¬
middelen
en
tot
die
zaken,
die
door
weelde
en
gewoonte
als
töt
de
levensmiddelen
worden
ge¬
acht
te
behooren?
Bedrog,
gruwelijk
bedrog,
aan
alle
kanten,
tiedrog,
overal
en
in
alles!
Men
zegt
wel
eens:
»onderwijs
de
menschen,
geef
meer,
geef
véél
onderwijs
en
alles
zal
beter
worden,"
maar
helaas!
waartoe
worden
kennis
en
vernuft
maar
al
te
veel
aangewend?
—
Om
te;-bedriegen
en
te
misleiden!
Willen
wij
niet
bedrogen
en
beroofd
worden,
dan
is
't
niet
alleen
noodig
dat
wij
onze
eigen
slachters
en
broodbakkers,
onze
eigen
winkeliers
en
kruideniers
worden,
neen,
dan
moet
er
nog
veel
meer
gebeuren.
Dan
vereenigingen
die
haar
eigen
wijn
persen
en
bereiden,
want
er
is
wijn
in
den
handel
die
nadeelig
is
voor
de
gezond¬
heid
en
waarvan
een
oxhoofd
nog
geen
fleseh
druivenbloed
bevat.
Dan
vereenigingen
dia
haar
eigen
bier
brouwen,-
want
er
is
bier
dat
yele
voor
de
gezondheid
nadeelig^
inmengsels
bevat.
Dan
moeten
wij
zelf
onze
koffieboonen
koopen
en
branden,
zelf
onze
thee
verbouwen
en
plukken
en
droogen,
zelf
onze
suiker
uit
het
plantenrijk
trachten
te
bekomen.
Treurige
en
verontrustende
zaken
schijnt
het
onderzoek
van
sommige
»levensmiddelen"
en
dranken,
van
gegiste
en
alcoholische
dranken
vooral
aan
het
licht
te
brengen,
zoodat
de
on¬
derstelling,
dat
het
toenemend
getal
personen
IT
geloof,
dat
er
toch
iets
anders
achter
zit
dan
't
vele
;
correspondentie
was
en
ook
door
toeval
zelfs
mijne
werk.
wat
weet
ik
nog
niet
recht,
maar
iets
zit
er
tantes
onkundig
waren
gebleven
van
hetgeen
er
ge-
ac
ter,
want
Mons
is
een
exemplaar,
dat
ons
ronduit
'
beurd
was,
'begreep
ik
dat
het
tijd
werd,
dat
ik
een
gezegd
niet
best
past
en
dus
moet
er
iets
anders
achter
en
ander
in
orde
maakte
en
zoo
goed
mijne
krachten
wr'
TrT
bijoogmerken,
dat
is
zeker."
i
dat
toelieten,
mijne
verplichtingen
volbracht.
Ik
„
elke
t
vroeg
ik,
niet
weinig
benieuwd
naar
't
;
schreef
dan
ook
de
noodige
brieven,
maar
kreeg
er
geen
er
volgens
Junt
achter
zat.
Junt
haalde
zijn
i
later
geen
zeer
vriendelijke
antwoorden
op
terug,
except
natuurlijk
van
Smelt,
die
als
altijd
de
harte¬
lijkheid
zelve
was
en
mij
met
eene
menigte
woorden
trachtte
te
troosten
en
op
te
beuren.
Mijne
tantes
—
oude
vrijsters
doen
soms
vreemd
—
namen
het
mij
kwalijk,
dat
ik,
hoewel
dan
ook
buiten
mijne
schuld,
niet
geschreven
had
en
wenschten
met
iemand,
die
zoo
weinig
hart
toonde
voor
zijne
familie,
geen
verderen
omgang
of
correspondentie.
Ik
trok
mij
dat
vonnis
niet
zeer
sterk
aan,
immers
mijne
liefde
voor
mijne
tantes
was
nooit
bizouder
groot
geweest
en
nu
ze
zoo
onbillijk
handelden,
verdween
ook
nog
het
wei-
nigje
genegenheid,
dat
er
voor
haar
in
mijn
hart
woonde.
«
Daar
ik
wat
mijne
krachten
betrof
wel
al
buiten
zou
kunnen
gaan,
maar
de
geneesheer
mij
zeer
had
gewaarschuwd
tegen
de
scherpo
lucht,
was
ik
zeer
blijde,
dat
ook
het
weer
eindelijk
permitteerde,
dat
ik
eenp
wandeling
ging
doen,
welke
wandeling
zich
natuurlijk
tot
Roosje
uitstrekte.
Het
was
twaalf
uur
op
den
dag
en
ik
kon
dus
gemakkelijk
vooronderstellen
haar
alleen
te
zullen
aantreffen.
Wat
ik
gedacht
had
bleek
waar
te
zijn
--
juffer
Roosje
was
alleen
en
heette
mij
met
een
diepe
blos
hartelijk
welkom
en
geluk
met
mijne
herstelling.
„Dat
heb
ik
aan
u
te
danken,
edel
meisje!
jufvrouw