Tekstweergave van EC_1874_01_04_0002

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
No. i. Vijfde Jaargang 1874. NIEUWS- EH ZONDAG Dit blad verschijnt des WOENSDAGS en ZONDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden /l.OO. Franco per post , » » 1.20. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post- directenren. Brieven franco aan den Uitgever A. Egmond. AÏVERTE1STIEBLM1. 4 JANUARI. Éë prijs der Advïktestien van 1—<5 regels is BO eenten; voor eiken regel meer 10 eenten. Vóór Dinsdags en Zaterdags middag 12 unr gelieve men de Advertentiën in te zenden. Ingezonden stnkken minstens ée'n dag vroeger. Op veler verlangen is de novelle PAUL „ijt "AUGUSTA, als feuilleton in de Courant ge¬ plaatst geweest, thans in den vorm van een loekdeel gereed gemaakt, dat, 260 pagina's bTOOt, f\1.90 moet kosten. Geabonneerden op de Courant kunnen het, too zij het rechtstreeks bij den uitgever bestel¬ en, tot 1 Februari a. s. voor 70 cents bekomen, leze gunstige voorwaarde strekt zich ook uit ot diegenen, die zich met Januari op ons blad "bonneeren. Bekendmaking' BURGEMEESTER en WETHOUDERS der ge- aeente Enkhuizen. Kennis genomen hebbende van het verzoek m D i r k" S w i d d e om vergunning tot bou- .ing van een banketbakkersoven in het huis ■taande en gelegen in de Oude Westerstraat wijk •NO: ' Roepen bij deze buren en belendende op, die jaartegen bezwaar mochten inbrengen, om die binnen tien dagen, na dato dezer ter Raadhmzo ten hunner kennisse te willen brengen. Enkhuizen, den 3 Januari 1874. Burgemeester en Wethouders voornoemd, BRUIJNIS. De Secretaris, RIJXEN ENGELSMAN. Iets over leaen en lezers. Er bestaat bij ons, menschen, groot verschil n neiging en smaak. Dit verschil is zoo over bekend, dat het on- oodig is er lang bij stil te staan en het opzet- elijk te betoogen. Maar zoo waar als het is, dat dit verschil bestaat, zoo waar is het ook, dat de smaak door ipvoeding en onderricht, niet alleen kan ont¬ wikkeld, maar ook geleid worden. En in dat opzicht verkeert de landbouwer in een slechten toestand. Hij leeft eenigermate in afzondering, krijgt weinig voorwerpen van kunst en smaak onder de oogen, hoort weinig goede muziek of zang of voordrachten, en indien hij al ziet en hoort, dan mist hij de ware leiding, die in hem eenen goeden smaak moest aankweeken. Zeer na¬ tuurlijk is het, dat het scherpe, harde en schit¬ terende hem in den regel het meeste aahtrekt en dat hij daarvan in zijne feesten zoowel als in zijne versieringen doorgaans de onbetwistljaarste bewijzen geeft. Gebrek aan opleiding, aan kennis is het ook, dat hem het landbouwbedrijf doet oefenen alleen uit belang en gewoonte. Wel hebben de meeste landbouwers hun be¬ drijf lief, maar met de liefde der gewoonte, niet met de liefde die zich niet alleen moeite, maar ook geestesinspanning en opofferingen getroost om van stap tol stap vooruit te gaan in kennis van het vak ; niet met die liefde, die gaarne hoort en ziet wat ook elders in het vak van den land¬ bouw voorvalt of gedaan wordt; niet met die liefde, die, met overleg en voorzichtig, vele din¬ gen beproeft om het beste te behouden. Maar hoe zou het anders kunnen, daar, waar de allereerste grondslagen tot het vormen van den smaak ontbreken? Die grondslagen immers moeten gelegd worden bij het lager onderwijs, en hoe was 't in tot hiermede nogtoe gesteld? Worden de beginselen van de natuurkunde onderwezen met betrekking tot en met toepas¬ sing op den landbouw ? Neen voorzeker, maar het kan ook niet, omdat de onderwijzer van al die zaken zelf niet weet. En wij duiden het hem niet ten kwade, wij wijten het niemand; wij wijzen alleen op een bestaand gebrek, opdat pogingen tot verbetering mogen worden aange¬ wend. De heerschende geest was lang geen andere, dan die den landbouw aan zich zeiven overliet. De meest vlugge en gevorderde schoolleerlin- gen konden de hollandsche Leenheeren en Graven op hun duimpje noemen, wisten de voornaamste oorlogsbedrijven van die »helden der oudheid op te sommen, maar de geschiedenis van pol¬ der, dorp en omgeving bleef eene verborgenheid, en hij die de ligging van Keulen en den afstand van daar naar Moscou of Petersburg met juist¬ heid wist op te geven, faalde, als 't aankwam op het noemen van den afstand tusschen Hoorn en Medemblik of eenige andere plaats. Zooals 't met het een was, was 't met het ander. Lette men op de voorstellen in de re- kenboëken, dan was 't, of al de boerenjongens opgeleid moesten worden tot marskramers, pak¬ kendragers of winkeliers. Dan was het, zeggen wij, maar kunnen even¬ wel er niet voor instaan, dat dat alles tot den verleden tijd behoort. Maar zou het opgenoemde geschikt zijn om den smaak voor het landbouwvak, de smaak, die zich niet afscheidt van belang en gewoonte maar ze uitbreidt, veredelt en verfrischt te doen toenemen? Wij gelooven het niet. Hoe weinig belangstelling in landbouw maat¬ schappijen en vereenigingen, wanneer zij met het rechtstreeksch belang niet in dadelijke aanraking komen! Hoe weinig opgewektheid, om lectuur over landbouwzaken ter hand te nemen! De¬ zelfde persoon, die met blijkbare belangstelling leest, dat op 30 of 40 uren afstands een toien is ingestort of een schelm of dief is gepakt, wil niet eens weten, I oe men t daar aanlegt om mest te bereiden, wat men daar voor meststoffen moet uitgeven, wat men doet tot landverbetering, tot vee- en zaaizaadveredeling en honderd ande¬ re dingen meer. Wij zeggen niet, dat men 't daar beter weet, neen, wifspreken alleen van belangstelling, van neiging en smaak; en nu moge de landbouw van een ver afgelegen dorp al geene belangstel¬ ling waardig zijn, met recht mogen wij vragen, waarom die kerktoren die is ingestort, die schuur die is afgebrand, die beugeltasch die gestolen is, dan wèl belangstelling verdienen. Maar van belangstelling mag hier geene sprake zijn. Nieuwsgierigheid is geene weetgierigheid, welke laatste nu eens de moeder, dan weder de doehter van belangstelling is. Maar weetgierigheid, ofschoon somtijds aange¬ boren, moet in den regel opleiding tot moeder of tot leidsvrouw hebben. Belangstelling, lust, smaak, die zich waar 't noo- dig is "boven belang en gewoonte verheft, moet door kennis en opleiding gekweekt worden. Alleen degene die niets of zeer weinig weet, FEUILLETON. Volkert lleïiiderts. Eene Drechterlandsche novelle. HL „Eenvoudig omdat ik niet kan; ik heb alles wat ik maar eenigzins missen kon verkocht om mijn land¬ schot te kunnen betalen; het weinige graan dat ik heb j overgehouden deel ik met mijn vee en eet zelf bijna niets anders dan groenten met vleesch." „Nu, daarbij is 't wel uit te houden, althans moeder Wiep en ik komen haast nooit brood te proe¬ ven en wij zijn toch zoo tamelijk welvarende." „Toegestemd, maar gij begrijpt dat het brood door drie menschen uitgespaard, voor zes koeien niet veel beteekent ?" „Ja, ik begrijp het," zei Fok, krabde zich een paar malen achter het oor, speelde een poosje met zijn zwaar jachtgeweer, even als onze hedendaagsch» mijn¬ heertjes kunnen spelen met een wandelstok van spaansch riet, en keek toen nadenkend voor zieh uit. Fok was een jongeling van vijfentwintig jaren, slank van gestalte en boven mate gespierd. Hij ver- (lioiide voor zich #n zijne moeder het noodige onder- huod met de jacht pn door des zomers, als 'tsaizoen voor de jacht niet gunstig is, tegen een matig loon den hooioogst mede binnen te halen. Maar Fok was geen jager van den gewonen stem¬ pel ; met zijn lang, smal vaartuigje zwierf hij heel Westfriesland door; ontmoette hij op zijn tocht een weg, een droogte of dijk zelfs, dan tilde of sleepte hij als een ware Hercules zijne boot er over. Zoodoende kende hij alle kusten, alle meeren en poelen, maar ook al de markten en opkoopers, zoowel als al de gelegen¬ heden die zich aanboden om buitengewonen voorraad af te zetten of buitengewone prijzen te bedingen. En zoodoende keerde hij bijna nooit huiswaarts, of hij had een goeden voorraad klinkende munt in zijne weitasch, waarvan moeder Wiep eenige stukken voor het huis¬ houden afzonderde, terwijl de rest geborgen wierd in een steenen doofpot, die onder een kastje in den grond verborgen was. Niet verre van Arie Pieters boerderij, nabij Krimpen, stond zijn huisje, van dikke, ruwe balken en planken gebouwd en met een zwaar rieten dak gedekt. In dat huisje woonde moeder Wiep, even arbeidzaam als stil e.n, zoo al niet langer veracht, dan toch vergeten door de wereld, die zij zelve graag vergeten wou. Hoe trotsch zou zij geweest ziju op haar zoon, op zulk een zoon als Volkert was, maar zij kon het niet en mocht het niet, want hij was... onecht _ O zij had gediend bij een heer te Grootebroek, zij had' geloofd, wat diens zoon haar beloofde en verze¬ kerde en —• was bedrogen en gevallen. En op het zelfde oogenblik, waarin Aafje, de vrouw van Arie Pieters, hare dochter Brecht vertelde dat Fok en Wiep zoo heel, heel arm waren, zat zij, Wiep, er over te tobben, of zij Volkert zijne afkomst al dan niet zon verraden. .... . , , u * „Maar neen, zeide zei eindelijk in zich zelve, „het kan toch tot weinig goeds en daarentegen tot veel kwaads leiden en het beste moet gekozen worden'; hij weet, dat hij door mij in oneer is ter wereld gebracht en dat is reeds smartelijk genoeg; alles wat ik hem van zijne afkomst kan vertellen zou slechts dienen om hem te verbitteren en zich vijanden te maken ; kent hij zelf die afkomst niet, dan heeft hij welligt een on- zichtbaren of althans onbekenden beschermer. God moge m ij vergeven en hem geleiden en beschermen ! Is de weg van eer voor mij ook al gesloten, dien van plicht hen ik opgegaan en zal ik blijven bewan¬ delen. . ,. Maar keeren wij terug tot onze twee jagers, ene wij bij het uitwaterings-kanaal van den belmolen lieten. (Wordt vervolgt)