Tekstweergave van EC_1873_01_26_0001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
No. 8. 'Vierde Jaargang. ÜWS- II ZONDAG ADVERTENTIES] 26 JANUARI. Dit blad verschijnt des "WOENSDAGS en ZONDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden ƒ1.00. Franco per post 1.20. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post¬ directeuren. Brieven franco aan den Uitgever A. Egmond. De prijs der Adveetentien van 1—6 regels is 00 centen; voor eiken regel meer 10 centen. Vóór Dinsdags en Zaterdags middag 12 uur gelieve men de Advertentiën in te zenden. Ingezonden stukken minstens één dag vroeger. Spreekwoorden en spreekwoord©- Hike gezegden van en voor ' landbouwers!. Gouden vlinders verongelukken, zoo dra het stormt. De mode is gelijk aan de paardebloem : zij pronkt wel sierlijk, maar zij smaakt bitter en laat leelijke vlekken achter, terwijl bet zaad dat zij uitstrooit, meest¬ al opschiet tot onkruid. Schoonheid van vormen en kleur bekoort het oog, maar degelijkheid van inhoud heeft meer waarde: die ! de bellefleur om de schil koopt, betaalt haar te duur. De kleine, graanwe suikerpeer heeft veel minder slechte eigenschappen dan de verleidelijke fop. Fraaie vlekken maken eene koe bont, maar zij vormen d e koe niet. Gelooven is geen weten en weten is geen doen, en op 't doen komt het aan: Eene geit zonder horens is ook een geit en die de meeste melk geeft is de beste. Kennis is macht, maar kennis zonder deugd is ge¬ lijk aan den distel: hij krijgt wel groote bladeren en geeft veel zaad, maar 't blijft distelzaad, waar¬ uit geene zonnebloemen voortkomen. Die in den mensch het geld eert, aanbidt de afgo¬ den : 't zijn niet altijd de zwaarste bloemkoolen, die de meeste bladeren dragen. Weldaden zijn vruchten der monschheid, maar zij moeten nooit gelijken op de vruchten van den wilden kastanje; deze zijn hard en bitter. Beleefdheid is niet altijd een kenmerk van bescha¬ ving of van een goed hart: in de plooien der blade¬ ren huist het meeste ongedierte. Schijn bedriegt. Die zich aan den schijn vergaapt neemt vergif in; niemand kweekt den aardappel om het loof, of de tuinboon om de peul; de smakelijkste vruchten hangen niet in den zonneschijn, maar zijn onder de bladeren verborgen. FEUILLETON. Maclst en Morgen, door PAUL. XVI. Met een behagelijk lachje nam hij eindelijk plaats, en dankte voor de gulle ontvangst, die hem, dus ver¬ klaarde hij, recht goed deed. Toen allen om de tafel zaten en de bijzonderheden der reis en meer zaken van ondergeschikt belang waren behandeld, kwam de zaak der banknoten met al zijn geuren en kleuren ter tafel en werd nog eens in het breede besproken. Uok kapitein Ilamstra was van oordeel, dat niemand anders dan de jongeheer de dader kon zijn. „Dat flingetje zal we! een stillen dood hebben, oude jongen!" zeide hij, met de oogen knippende: „de patroon zal "we zachtjes aan op de hoogte komen van de streken van zoonlief, en er wel nimmer weder over spreken." * k wou, dat ik iets anders kon vinden," bracht t ln, , et midden. „Het mooie van het kan- ïnn™ » CT f af." „Dat wil ik best ge¬ looven, antwoordde de kapitein, een cigaar opsteken- ae, als men eenmaal zoo'n tolletje aan boord heeft, is t prettige van de vaart af." „Misschien kan ik je daar wel aan helpen, manlief!" begon jufvrouw Leuning, met een geheimzinnig lachje. „Gij?" vroeg Beuning verrast. - „Ja, ik! je eigen vrouw," he? De waarheid is geen handelsartikel dat door slechts enkelen is te bekomen; zij is eene altijd vruchten- dragende plant, maar eene plant, die door de ydelheid en de zelfzucht der menschen in de schaduw is ge¬ plaatst: hoe weliger grond hoe meer onkruid. De beste en gelukkigste levenswijze is die, welke het meest met de natuur overeenkomt. Gewoonte kan eene tweede natuur worden, maar nooit natuur. IJdelheid en wansmaak kunnen der natuur geweld aandoen, maar nooit haar wetboek veranderen. Die tegen de natuurwetten zondigt, blaast een ijzigen adem over de bloesems van zijn geluk. Als een landbouwer zijn eigen taal spreekt, is dat nog geen bewijs, dat die taal slecht of dat hij een lomperd is: alle zangers zijn geene nachtegalen en 't ruischen van 't riet is óók muziek. De platte boersche taal is te arm om slecht te zijn, de hoofsche taal te glad om goed te kunnen heeten: niets is goed, wat niet waar is. Een kleine plant, die goed zaad geeft, is beter dan een welige plant, die niets geeft dan bladeren en wier eenige verdienste hierin bestaat, dat zij hare buren uitzuigt of overschaduwt. Door een heer na te apen i s meD nog geen heer en 't liedje zegt: «Als apen hoogop klimmen willen, «Dan toonen zij hun naakte b " Die op stelten loopt, loopt gevaarlijk en die op zijne knieën kruipt i s gevaarlijk. Een steigerziek paard en ecu gluipenden hond moet men altijd in 't oog houden Eigenbaat en vooroordeel zijn de hinderlijkste strui¬ kelblokken op den weg van den vooruitgang. Eigenbaat en vooroordeel zijn brandnetels in den bloemtuin des levens ; maar 't is beter zich te bran¬ den, dan zelf brandnetelachtig te zijn. De baatzuchtige voedt zijne ziel met zwijnendraf- Die zich aan 't vooroordeel verpandt, heeft een har_ den meester. Luiheid is des duivels oorkussen, maar hoog moed is zijn trouwste dienaar, die loon ontvangt zijnen meester waardig. De pluimen van den doornstok hebben óók stekels. Vermaak is geen geluk en geluk geen vermaak; die 't vermaak najaagt, moet 't geluk ontberen : de alsem en de roos bloeien niet op dezelfde struik. Rechtvaardigheid is als de noordewind, gestreng, doch heilzaam; maar die altijd op zijn recht staat, heeft veel van een berg met sneeuw overdekt. Vriendschap is bloemengeur; zij moest altijd met pepergeur zijn vermengd. De wereld wil bedrogen zijn, daarom bedriegt zij zich zelve ; zij gelykt een half blinden hond, die hapt naar eene schaduw. Indien het misbruiken van dieren schande is, mag dan eene harddraverij een edel volksvermaak genoemd worden ? Een boer, die jong met harddravers rijdt, moet, oud geworden, zich behelpen met een hondekar. Hard rijden lang pleisteren ; lang pleisteren veel drinken; veel drinken weinig goede zaken. Bij een matigen draf behoudt het paard zijn vleesch en de boer zijn dubbeltjes. Die zijn arbeider jenever schenkt, dient hem zweep¬ slagen toe. Snelheid en kracht zijn tegenvoeters; jenever en arbeid, jenever en orde, jenever en welvaart evenzeer. Jenever en getyboek passen evenmin bij elkander als de distel en de roos. Darwin zegt niet dat wij mensch- apen zijn, maar de ondervinding leert wèl dat men overal a a p - menschen aantreft. 't Geluk is niet gelijk aan een loterij-lot, het is nam ze, en opstaande ging zij naar den schoorsteen¬ mantel en haalde van achter den spiegel een brief te voorschijn, dien ze haren man overhandigde met de woorden: „Daar mannetje, lees zelf maar; 't is het nieuws, waarvan ik je van morgen zei, dat het mij zoo blij had gemaakt." Beuning nam met drift den brief aan en verslond den inhoud met zijn oogen. Toen hij dien gelezen had, scheen hij blijkbaar in de war en keek zijne vrouw met een paar groote oogen aan. „Lees hem ons eens voor," zei het bedrijvig wijfje, „dan heeft de kapitein er ook wat aan." „Goed!" antwoordde Beuning, den brief op nieuw opnemende en den inhoud beginnende te lezen. Batavia den.... Aan den heer Burgemeester der stad Rotterdam. Edel Achtbare heer! Eenigen tijd geleden overleed alhier de heer Wil¬ lem van Zonderen, suikerfabrikant te M. Daar de overledene nimmer gehuwd is geweest en volgens zijne verklaring geene andere bloedverwanten had dan een broeder, die visiteur was te Rotterdam, heeft hij zijn aanzienlijk vermogen bij testament te zijner beschik¬ king gesteld. Ik heb mij dadelijk omtrent het bestaan van den erfgenaam bij een mij hekend handelshuis geïnformeerd, en ten antwoord gekregsn, dat de broe¬ der van den overledene sedert jaren gestorven is en men niet wist of hij al dan niet betrekkingen, ge rechtigd tot liet aanvaarden der erfenis, had nagelaten. Naar aanleiding van dat bericht ben ik zoo vrij ÜEd. Achtb. beleefd te verzoeken, mij wel te willen informeren, of u ook het bestaan van zoodanige bloed¬ verwanten bekend is, opdat ik met hen over de zaak in correspondentie kan treden. Dankbaar voor de te geien inlichtingen, heb ik de eer te zijn. UEdelachtb. Dw. Dienaar. P. de Hoogh, Notaris. „Die brief is hier van het stadhuis gebraeht, met de boodschap van den burgemeester, dat hij meende, dat die ons regardeerde," zei jufvrouw Beuning tot opheldering, „en," voegde ze er bij, „ik geloof dat ook; want die meneer Willem van Zondereu was de eenige broer van papa." De verbazing van Beuning kende geen grenzen. Hamstra wreef zich vergenoegd in de handen, terwijl het jonge vrouwtje in stilte een traan uit haar oog wischte en met een gemengd gevoel van droefheid over den dood van haren oom en blijdschap over de gelukkige wending van hun lot om zich zag. Tot laat in den nacht zaten de vrienden bijeen, om het groote nieuws te bespreken, en de onaange¬ name geschiedenis op het kantoor geraakte daardoor geheel op dsn achtergrond. (Wordt vervolgd.)