Tekstweergave van EC_1872_01_04_0005

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
No. 27. Tweede .ping. NIEUWS- EH DONDER I) A O Dit blad verschijnt elke week des DONDERDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden ....... f 0.65 Franco per post „0.75. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post¬ directeuren. Brieven franco aan den Uitgever J. GROOT. ABVERTIITIH. 4 JANUARI. De prijs der Advertentien van 1—6 regels is 60 centen; voor eiken regel meer 10 centen. Vóór Dinsdag middag 12 uur gelieve men de Advertentiën in te zenden. Ingezonden stukken minstens één dag vroeger. 1572, De Commissie voor de feestviering in de maand Mei aanstaande brengt ter kennis van belanghebbenden, dat eene Sub-Commissie uit baar midden op Vrijdag 5 Januarij aanstaande des middags 11 tot 2 ure ten huize van den Heer Scholten op de kaasmarkt alhier, zitting zal houden tot het ontvangen der bijdragen voor dat feest, zoo van ben die zich daartoe bij inteekening bereid verklaarden als van hen die buiten deze daartoe nog genegen mogten zijn, zullende van de inteekenaren die van deze gelegenheid geen gebruik maken, in den loop der daarop volgende week, de door hen in- geteekende gelden worden opgehaald. Enkhuizen 26 December 1871. J. BRUIJN Jnz. Secr. Kennisgeving- De Burgemeester van ENKHUIZEN brengt ter kennisse van belanghebbenden, dat de Koninklijke Pruissische Landdrostei te Osnabrück den invoer van rundvee in het district Aschendorf verboden heeft. ENKHUIZEN den 2 Januari 1872. De Burgemeester B E U IJ N I S. BggfFS0* Aangezien eenigen der ingezetenen in de meening verkeeren, dat de laatste termijn van den IIOOFDELIJKEN OMSLAG eerst in April komt te vervallen, niettegenstaande op het aanslagbillet ten duidelijkste vermeld staat dat die op den 1 Decem¬ ber van het dienstjaar vervalt, zoo wordt mits deze ieder die zulks aangaat uitgenoodigd, om vóór het einde dezer maand die belasting ten kantore van den gemeente-ontvanger aan te zuiveren ter voorkoming van vervolging. Enkhttizen 3 Januari 1872. Onze wenschcn. Er worden, uit den aard der zaak, nooit zooveel wenschen gelijktijdig gekoesterd of uitgesproken, als op den eersten dag van het jaar. Bij de intrede van zulk een nieuwen tijdkring heeft ieder voor zich den een of anderen wensch, dien hij vervuld hoopt te zien, en daar hij weet dat dit met vrienden en bekenden evenzeer het geval is, wenscht hij hun, hetzij meer of minder hartelijk, toe, dat de toekomst hun gunstig moge zijn. Ook de Redactie der Enkhuizer Courant heeft voor het jaar 1872 hare wenschen; wenschen die betrek¬ king hebben tot den bloei van stad en vaderland, ja tot den geheelen loop der wereldgebeurtenissen, waar¬ aan, zooals ieder zal toestemmen, nog al wat te ver¬ beteren valt, vóórdat de wagen in het rechte spoor gekomen is. Zal zij die wenschen mededeelen ? Zij gevoelt er geen behoefte aan en meent zich ditmaal bepaald te moeten onthouden van al hetgeen in verband staat met bin- nenlandsche of buitenlandsche politiek, omdat zij bij ondervinding weet, hoe verschillend daarover gedacht wordt en zij bij deze gelegenheid niet gaarne een wensch zou uitspreken, waaromtrent zij op geen een¬ stemmigheid bij hare lezers rekenen mocht. Maar één wensch heeft zij toch, die zij verwacht dat, bij eenig nadenken, vrij algemeen gedeeld zal worden, en dien zij dan ook bij de verschijning van dit eerste Nr. van haar weekblad voor 1872 niet wil terughouden. Het is deze, dat in en buiten den kring harer lezers, bij de intrede van dezen nieuwen jaarkring, zoomin mo¬ gelijk andere wenschen gekoesterd worden, dan zulke» die op den naam van waarlijk goede wenschen aan¬ spraak hebben. Inderdaad, het is eene zaak, waarop misschien nog te weinig wordt toegezien en waaraan der ge- heele maatschappij toch onbegrijpelijk veel gelegen is» dat onze wenschen zelve den toets van redelijkheid en zedelijkheid kunnen doorstaan. Juist omdat zij 't zijn, die ons bij het maken van onze plannen bestu¬ ren, geheel ons werken en streven beheerschen, is het volstrekt niet onverschillig, wat wij voor ons be- geeren, en dienen wij ons, meer dan nog vaak ge¬ schiedt, rekenschap te kunnen geven van de deugde¬ lijkheid, nuttigheid en uitvoerbaarheid onzer wenschen. Wanneer zal dit laatste het geval zijn? Naar 't ons voorkomt, hangt zulks af van het in toepassing brengen der navolgende stelregels. Vooreerst: laat ons niet te veel wenschen! Er heerscht tegenwoordig in verschillende standen en kringen eene ontevredenheid, waarvoor het, wel is waar, niet aan grond ontbreekt, maar die daarom toch nog geen aanleiding mag geven tot zulke stoute, voor geen verwezenlijking vatbare eischen, als hier en ginds gesteld worden. Wie het onderste uit de kan wil hebben, dien zegt het spreekwoord valt het lid op den neus. Ten anderen : laat ons niet te veel op eens wenschen! Alsof een koortsachtige drift het geslacht van onzen tijd bevangen had, zoo worden tegenwoordig alle mo¬ gelijke en onmogelijke vraagstukken tegelijk overhoop gehaald. Men wil dit en dat, en nog wat, veranderd^ hervormd, verbeterd zien, en ieder meent op schamperen toon over verongelijking te mogen klagen, wanneer hij zijn geroep niet aanstonds verhoord ziet. Maar zijn dan Keulen en Aken op één dag gebouwd? Ten derden: laat ons niet wenschen, dat juist onze haan altijd koning zal kraaien! Gij hebt misschien het grootste gelijk van de vischmarkt wel zeker; Maar als gij nu, in weerwil daarvan, toch eens onge¬ lijk hadt? Als 't eens bleek, dat er waren, die een beter inzicht in de zaak hadden, dan de heele visch¬ markt te zamen? Zeker zou alles er wel zoo goed om gaan, wanneer er wat meer bescheidenheid in de wereld gevonden werd en er wat minder onrust ge¬ kweekt werd door zekere lieden, die, in eigen oog bij¬ zonder wijs zijnde, nu ook ongelukkig meenen de wijsheid in pacht te hebben. Ten vierden: laat ons bij onze wenschen steeds het algemeen belang in het oog houden! Wij kunnen ons natuurlijk als Hollanders zeer wel begrijpen, dat iemand zijn bijzondere belangen of belangentjes niet geheel verwaarloost; van waar anders zulke echt oud-vader- landsche spreuken als: „Ieder is zich zeiven de naaste,'» en S „Het hemd is nader dan de rok ?" Maar toch is het, heusch! te hopen, dat men voortaan, bij het op¬ maken van zijn klachtenlijst, niet al te veel om zich zeiven denke, maar daarentegen wat meer dan door¬ gaans geschiedt om hetgeen den welstand van het geheele lichaam, waarvan men een lid of lidje is, zou kunnen bevorderen. De maatschappij zal daar goed bij varen en, wanneer niet alles ons. bedriegt, wij zeiven niet het minst. Eindelijk: laat ons wenschen, dat er in den nieuwen jaarkring niet alleen iets voor, maar ook en inzon derheid iets door ons gedaan worde, waarop wij aan het einde met voldoening terug kunnen zien. Het geroep om verbetering en vooruitgang is zeker niet te mis¬ prijzen. Evenmin is er iets onbetamelijks gelegen in den wensch, dat men daar zelf de vruchten van moge plukken. Maar toch zou 't niet verkieselijk zijn, indien er algemeen wat minder geklaagd en wat meer gehandeld werd ? Is er niet iets voor te zeggen, dat het beter met de wereld gaan zou, indien Aelen wat minder op hun rechten stondén en wat meer dachten aan de plichten, die zij te vervullen hebben? Wat ons betreft, wij kunnen die overtuiging niet van ons weren, al zijn we ons levendig bewust, dat wij zeiven er ons niet altoos door lieten bésturen. Moge zij slechts meer en meer veld winnen, waar zij tot hiertoe niet is doorgedrongen, en langs dieft weg te¬ weeg brengen, dat het jaar 1872 een jaar zij van ijverige plichtsbetrachting en krachtvolle werkzaam¬ heid! Zonder in 't minst op de gave der profetie aanspraak te maken, durven wij dan aan menigeen, die nu nog over onvervulde wenschen klaagt, over tweeenvijftig weken een goeden en gelukkigen Oude¬ jaarsavond voorspellen. Buitenlan d. B*ari|S. De Parijsche bladen houden zibh nage¬ noeg alle bezig met de depêche die de duitsche Rijks¬ kanselier aan den pruisischen gezant te Versailles, graaf v. Arnim, heeft gericht over de gerechtelijke vrijspraak van twee Franschen, die zich aan den moord van duitsche krijgslieden hebben schuldig gemaakt. Zelfs de meest gematigde organen doen bij deze ge¬ legenheid weder uitkomen, dat de geweldenarijen, waar¬ aan de soldaten van het occupatie-leger zich jegens fransche ingezetenen schuldig maken, vrij wat talrij¬ ker zijn dan omgekeerd, en zij geven de meening te kennen, dat de overwinnaar der Franschen beter en verstandiger zou doen om de macht, welke zijn occu- patierecht hem geeft, en de vijandige gevoelens, die hem tegen Frankrijk bezielen, minder veelvuldig ten toon te spreiden. Vooral wordt de aandacht der fran¬ sche bladen getrokken door die zinsnede der depêche waarin prins von Bismarck op het nemen van „nog verder gaande maatregelen" (dan het als gijzelaars wegvoeren van fransche burgers) zinspeelt, ingeval men zich op nieuw aan aanslagen tegen het leven van Duitschers mocht schuldig maken. De Débats verkla¬ ren, niet te weten wat de kanselier daarmede zeg¬ gen wil; maar zij meenen, dat het reeds veel te ver gaat, dat verscheidene honderden Franschen, die we¬ gens het plegen van militaire overtredingen nog in duitsche gevangenschap verkeeren, door de Duitschers gelijk uit eene [kortelings vermelde] verklaring van