Tekstweergave van EC_1870_07_28_0003

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
jaar, onmiddellijk aan liet dienstjaar voorafgaande. Art. 4. Vermeerdering of vermindering van inkomsten na den Sisten Januari des dienstjaars blijft op liet bedrag van den aanslag van dat jaar buiten invloed. Art. 5. Van de belasting zijn vrijgesteld: a. in gemeenten, waarvan de kom eene bevolking heeft van. minder dan 5000 zielen I de ingezetenen wier I ƒ400 5000 docli minder dan 50000 zielen jaarl zuiver inkomen [ „500 50 0)0 zielen en meer ) minder bedraagt dan \ „600 De aanwijzing der bovengenoemde categorie, waarin ^gjied^e gemeente des Rijks valt, geschied door Ons, na Gedeputeerde Staten der provincie te hebben gehoord. Ten aanzien van gemeenten, welke meer dan ééne kom van bevolking hebben, kan door ons, Gedeputeerde Staten gehoord, eene afzonderlijke categorie worden aangewezen, waartoe een of meer deelen der gemeente behoort; b. vreemdelingen, hier te lande als consuls of als consulaire agenten toegelaten en geen ander beroep of bedrijf uitoefenende. Art. 6. De ingezetenen worden naar mate Yan hun zuiver inkomen gerangschikt in de navolgende klassen: lste klasse. Zuiver inkomen van ƒ 400 tot beneden ƒ 500; 2de kl. van ƒ 500 tot beneden ƒ 600; 3de kl. van ƒ 600 tot | ƒ 800; 4de kl. van ƒ 800 tot ƒ 1000; 5de kl. van 1000 tot ƒ 1200; 6de kl. van 1200 tot ƒ 1800; 7de kl. van ƒ 1800 tot | ƒ2200; 8ste kl. van ƒ 2200 tot ƒ3000; 9de kl. van ƒ 3000 tot | ƒ 3600; 10de kl. van ƒ 3500 tot ƒ 4800 11de kl. van ƒ 4800 tot ƒ 6000; 12de kl. van ƒ6000 tot ƒ 8000; 13de kl. van ƒ 8000 tot ƒ 10,000; 14de kl. van ƒ 10,000 tot ƒ 14 000; 15de kl van ƒ 14,000 tot ƒ 18,000; 16de kl. van ƒ 18,000 tot 24,000; 17de kl, van ƒ 24.000 tot f 30,000; 18de kl. van ƒ30 000 tot | ƒ 40.000; 191e kl. van ƒ 40,000 tot ƒ 50,000; 20ste kl van ƒ 50,000 tot ƒ 64,000; 21ste kl. van 64.000 tot SO.OuO; 22ste kl. van ƒ 80,000 tot ƒ 100,000 Voor elke f 20,000 of onderdeel van deze som boven de f 100,000 zuiver inkomen ééne klasse liooger. Het minimum van zuiver inkomen, door iedere klasse aangewezen, strekt tot grondslag voor het bepalen van het bedrag der belasting. Art. 7. Indien de ingezetene aangeslagen is in eene der negen laatste klassen, welke gelden voor de gemeente of haar onderdeel, waar de belasting ingevolge art. 11 verschuldigd is, wordt het bedrag daarvan volgens art. 1 verminderd met vijf ten hon¬ derd: a. voor elk eigen of aangehuwd kind of klein¬ kind en voor eiken pupil, die op den 31sten Januari des dienstjaars te zijnen laste en jonger dan acht¬ tien jaar zijn; b. voor eiken bloedverwant, in den eersten, twee¬ den of derden graad, die, door ouderdom of door ziels- of lichaamsgebreken buiten staat in zijn onder¬ houd te voorzien, op den 31sten januari des dienst- jaars bij hem inwoont en te zijnen laste is. ^ Voorts behelst het ontwerp: _ Art. 36. Voor het jaar 1870 bedraagt de belas¬ ting een half ten honderd van het inkomen, in art. 1 vermeld. Deze belasting is verschuldigd in twee gelijke ter¬ mijnen, op den 30iteu November en 3Dtun December 1870 verschijnende. Art. 37. Tot grondslag der berekening van het jaarlijksch zuiver inkomen ingevolge art. 3 dezer wet, worden voor het jaar 1870 genomen de bekende in¬ komsten naar den toestand op den lstun October des jaars en de wisselvallige over het jaar 1869. Haarlem.21 Juli. De provinciale Staten van Noord- Holland hebben heden, na langdurige beraadslaging, aangenomen (met 46 tegen 11 en met 44 tegen 13 stemmen) de wijzigingen, die in het adres van den ge¬ meenteraad van Amsterdam waren voorgesteld op het l3te en 2de Art. van hec ontwerp-reglement van be¬ stuur voor het hoogheemraadschap Amstelland, en die door de leden der Staten, tevens leden van genoem¬ den gemeenteraad, bij wijze van amendement waren overgenomen. Over de overige Artikelen werd geen discussie gevoerd en het geamendeerde ontwerp-regle- . f ment is ten slotte in zijn geheel aangenomen met 51 tegen 6 stemmen. Daarna is de zomervergadering gesloten. STATEN-GENERAAL. Eerste Kamer. Zitting van 20 Juii. , i \ or(^e 's wetsontwerp tot onteigening ten behoeve van den aanleg door de Duinwater-Maat¬ schappij te Amsterdam van een nieuw aanvoerkanaal onder de gemeente Zandvoort. Het wordt met alge- meene stemmen aangenomen, nadat de heer Cremers ( en wensch had geopenbaard, dat ruimere vergoeding m geval van onteigening ware toegekend. aarna zijn de beraadslagingen aangevangen over 'c wetsontwerp tot herziening der wet op de brie- venposterij. De hoer Messchert van Vollenhoven voert onder- sc ïeiaene bedenkingen aan tegen dit wetsontwerp. * , 'e" vorm van liet ontwerp, welke van geene re¬ gelmatige codificatie getuigt; 2' het stelsel der be- ,i us igcle frankeering, ten gevolge waarvan aan den n v angei der brieven, welke thans 5 et. port betalen, , " tc zware boete wordt opgelegd: de over- 'f[erl )e3unstiging der dagbladen tegenover andere ^weiken van gelijk gewicht; 4" de toekenning van .»i,c,V]U r" Van briefport aan de kerkgenootschappen don ' 6n me* ^en Staat; 5" de afschaffing van f voor ^ere genootschappen, waardoor i schadevergoeding rechten worden geschonden, jg-un safeuif I een bij koninklijk besluit verkregen. Het laatste bezwaar is voor hem het meest overwegend; indien dit niet voldoende wordt opgelost, verklaart hij tegen het wetsontwerp te zullen stemmen. De heer Michiels van Kessenich is geneigd om toe te geven aan het algemeen verlangen tot invoering van een uniformport ook hier te lande. Hij deelt wel eenigermate in het tweede bezwaar van den vorigen spreker, maar het is niet voor hem overwe¬ gend, omdat de boete aan niemand anders kan wor¬ den opgelegd. De heer Fransen van de Putte geeft den minister eenige punten in overweging beteffende de uitvoering dezer wet. De heer Hein verlangt, dat steeds eene vergoeding van f 25 ingeval van verlies door overmacht worde toegekend, hetzij de aangeteekende brief geldswaarde bevat of niet. De heer Cremers verdedigt het beginsel van be¬ gunstigde frankering, maar is nog geenszins bevre¬ digd ten aanzien van het financieel bezwaar. Spr. zegt, dat de belasting op het gedisteleerd wel eens de kurk is genoemd, waarop op onze financien drijven; maar hij brengt aan zijne medeleden in herinnering, dat in de eerste zes maanden van liet jaar het gedistilleerd 6 ton beneden de raming is gebleven. Nu zegt hij uiet, dat de kurk verzinkt, en neemt hij liever liet totaal der belastingen in oogenschouw. Wanneer hij nu bedenkt, dat, tegenover de vermeerdering dei- ontvangsten, ook de uitgaven zeer zijn toegenomen en door laatstelijk aangenomen wetsontwerpen op nieuw zullen toenemen, is liij wel eenigzins huiverig aan dit wetsontwerp zijne stem te geven, doch hij kan daartoe overgaan, omdat hij moet erkennen, dat een uniformport het beginsel is, waarop onze internationale overeenkomsten met de buitenlandsche mogendheden zijn gegrond. De minister van Financien toont aan, dat de te¬ genwoordige toestand onhoudbaar is, en het port voor de binnenlandsche brieven in vele gevallen hoo- ger is dan voor de briefwisseling met het buitenland. Sedert de aanneming van dit wetsontwerp in de Tweede Kamer is 's ministers gerustheid zeer toege¬ nomen. De invoering der „briefkaarten" (want zoo zal de minister de cartes-correspondance noemen) heeft in Duitschland de stoutste verwachtingen overtroffen, en vooral deze omstandigheid doet den minister ver¬ wachten, dat het tegenwoordig standpunt van de op¬ brengst der posterijen spoedig zal zijii ingehaald. Een van de bezwaren, door den heer Messchert van Vollenhoven aangevoerd, de begunstiging der dagbla¬ den, acht de min. niet geheel ongegrond. Die wij¬ ziging heeft den minister zeker niet behaagd, maar hij wenschte niet alleen op grond dier wijziging de wet in te trekken. De min. erkent ten volle, dat de verhouding tusschen het port der dagbladen eu druk¬ werken is verbroken; en die omstandigheid kan wel¬ licht na eenig tijdverloop er toe leiden, om het punt der drukwerken te herzien. Voor het overige wenscht de minister den dagbladen, die door deze wet zeer begunstigd worden, alle heil en zegen. Wat liet punt der vrijdommen betreft, betuigt de minister zijne bevreemding over de inconsequentie, welke hij te dien aanzien in de rede van den heer Messchert van Vollenhoven meent te ontmoeten. Wat de kerkgenootschappen betreft, blijft het bij den minister een punt van twijfel, of niet liet vrije brief¬ port is begrepen in de ondersteuning, bij art. 168 der Grondwet aan de kerkgenootschappen verzekerd. De invoering der briefkaarten zal grootendeels kun¬ nen voorzien in het verlies van briefport, 't welk bij¬ zondere genootschappen mochten ondervinden. De zaak der Rijks-spaarbanken blijft een onder¬ werp van ernstige overweging bij de Regeering, maar vooral in tijden, als wij thans beleven, zou aan het bestaan dier inrichtingen groot gevaar verbonden zijn. Dat de briefkaarten kunnen leiden tot het toevoe gen van onaangenaamheden aan den geadresseerde, is volkomen waar; maar hetzelfde kan nu geschieden met de brieven. Wat de vraag van den heer Hein betreft, boude de spreker den minister ten goede, dat hij daarop niet thans reeds een beslissend antwoord geeft. De minister wenscht die beslissing eerst te nemen na al de bepalingen dezer wet in haar verband te hebben beschouwd. Na eene korte repliek van de heeren Messchert van Vollenhoven en Cremers, en nadat de min. van Financien den laatsten spreker nog kortelijk beant¬ woordt ten aanzien van den vrijdom van port aan de kerkgenootschappen, is het wetsontwerp tot her¬ ziening der wet op de brievenposterij aangenomen met algemeene (30) stemmen, op ééne na, die van den heer Messchert van Vollenhoven. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergade¬ ring gesloten. Tweede Kamer. Zitting von 21 Juli. In deze zitting is medegedeeld, dat is ingekomen eene missive van den minister van Buitenlandsche Za¬ ken. strekkende ten geleide van afschriften der schrif¬ telijke verklaringen, afgegeven door den graaf von Bismarck en den hertog de Gramont betrekkelijk de eerbiediging onzer neutraliteit, welke stukken, inge¬ volge de gedane toezeggingen, ter vertrouwelijke ken¬ nisneming van de leden werden toegezonden. Vervolgens was aan de orde de behandeling der wetsontwerpen: 1" op het samenblijven der militie te land van de ligtingen 1866- 1869; 2" op het samen¬ blijven der zeemilitie; 3' tot verhooging van Hoofd stuk VIII der staatsbegrooting voor 1870 (met 4 mïl- lioen gulden, als buitengewone uitgaven wegens het opkomen der nationale militie), en 4 ' verlecnende de bevoegdheid om den uit- en doorvoer van paarden te verbieden. De minister van Oorlog, de heer Van Muiken, vraagt het woord ter beantwoording van het eindverslag. 1" Er was inlichting gevraagd omtrent de bestemming der op de been gebrachte krijgsmacht. De min. treedt hier in eene opgave van de standplaatsen der divisien en brigades. Het hoofdkwatier der l11 divisie is te Haarlem, der 2 divisie te Utrecht, der 3 ' te's Bosch; elk met zijnen bijzonderen werkkring en eigenaardi- gen kring van observatie. Behalve die drie divisien zijn er nog drie brigades, de 11 te Groningen en te Delfzijl geposteerd, om in den kortst mogelijken tijd de inundatien op testellen, en de mirt. verklaart, de morele overtuiging te hebben, dat dit zeer spoedig zal kunnen geschieden; de 2> brigade is gevestigd te Helvoetsluis, om het land vau Voorne enz. te dek¬ ken en de 3e te s' Boseh. Uit een en ander volgt, dat, zoo er hier of daar op eenig punt schending van neu¬ traliteit zou beproefd of bewerkstelligd worden, men daarmede dadelijk bekend kan zijn en krachtig kan ageren om die neutraliteit te handhaven, 2' Wat de gehuwde miliciens aangaat. -De min., hoe ook gezind om zoo min mogelijk lasten op te leggen, meent echter, dat hier, waar het geldt do mogelijkheid om genoodzaakt te zijn den vaderlandscken grond te verdedigen, de gehuwde miliciens niet mochten worden uitgezonderd. 3 ' Wat betreft de berichten nopens de oproeping van den eersten en den tweeden ban der schutterij, daartoe is geenszins besloten, maar er is alleen eene oproeping gedaan tot het houden van eene bijeenkomst der ingeschrevenen, ten einde eene schifting te maken tusschen den eersten en den tweeden ban. Het plan tot mobiliseering der schutterij bestaat echter nog niet. Het is slechts een voorloopige maatregel, eene orga nisatie op papier, om te weten, waarover des noodig zou kunnen worden hesehikt; een maatregel, dien de min. vertrouwt dat niet noodig zal zijn. 4 ' Opmerkingen of vragen nopens het getal aante- koopen paarden. De min. geeft do cijfers op tot nadere toelichting van hetgeen deswege in het eindverslag- was vermeld, en waaruit de min. afleidt, dat liet getal, dat geraamd wordt, voldoende is en overeenkomt met de sterkte der bereden wapens. 5' De verhooging voor de genie heeft betrekking tot de bestaande vestingen. Er is gevraagd: maakt de minister zwarigheid mede te deelen de hoofdzake¬ lijke bestemming van de aangevraagde 5 ton? De min. antwoordt, dat het hem moeielijk is, dit nu reeds bepaald te kunnen zeggen, maar wil in 't algemeen wel zeggen, dat het geld niet enkel strekt voor ver¬ sterking der bestaande vestingen, maar dat ook op verschillende plaatsen batterijen zullen worden gesteld, waar dit in het belang van de verdediging des lands noodig is; terwijl later verantwoording van de nu globaal aangevraagde geldon zal worden gedaan. 6'1 Aandrang om zoo min mogelijk van inkwartiering gebruik te maken. De min. geeft de verzekering, dat daarvan zoo min mogelijk gebruik zal worden gemaakt, en daarom ook is reeds bepaald, dat er bij 's Bosch, bij Alkmaar en te Waalsdorp kampen zullen op¬ gericht worden, hetgeen ook, behalve de vermijding van inkwartiering, 't voordeel oplevert van betere oefening der troepen. 7 - Of het verbod tot uitvoer van paarden niet tijde¬ lijk kan zijn? De min. zou daarin in 't belang der zaak bezwaar zien, en wenscht liever het verbod van blijvenden aard te doen zijn. Wordt 't niet meer¬ gevorderd, dan zal de Regering 't ook niet langer handhaven. Ten slotte zegt de min., dat hij met groot genoegen kan mededeelen, dat, terwijl gepasseerden vrijdag tot de mobilisatie der lichtingen was desloten, lieden allen ter plaatse van hare bestemming zijn en dat morgen-avond alle divisien compleet zullen zijn. Om overigens een denkbeeld te geven van den loffelijken geest, die onze militairen bezielt, kan dienen, dat van al de miliciens, behoorende tot het regiment grenadiers en jagers, welke miliciens over het gansche land verspreid zijn, er gisteren in 't geheel slechts 25 ontbraken. Daarna is het woord aan den minister van Finan¬ cien. Hij beantwoordt de gedane vraag, dat met ver¬ langen tegemoetgezieu werd eene voordracht om de aangevraagde gelden te dekken en tevens een overzicht van den financieelen toestand te ontvangen. Hij stelt op den voorgrond, dat het op dit oogenblik niet wel mogelijk is bepaalde cijfers optegeven. Het is nu het tijdstip, dat men bezig is, bij de departementen de begrooting voor 1871 optemaken, Hij kan dus thans niet bepaald juiste cijfers geven, maar wal een alge¬ meen overzicht. Reeds vroeger heeft hij gezegd, dat de inkomsten de ramingen ver overtroffen, ea dat de tinanciëele toestand gunstiger is dan hij zelf vroeger verwacht had. Dit nu geldt in gewone omstandighe¬ den. Wat thans voorvalt, maakt eene streep door de rekening. Wat er thans is, weten wij, maar vrat er kan gebeuren, weten wij niet. Intussehen kan de mi nister mededeelen, dat op dit oogenblik geen geld tot