Tekstweergave van EC_1855_01_13_0003

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
en de steeds dalende inkomsten uit collecten en inzamelingen, stel¬ den het ons ten pligt, voor de jaren i854 en 1855 verhooging van vroeger toegestane subsidie te vragen. Uwe vergadering oordeelde die verhooging niet te mogen toestaan. Wat bleef ons te doen over, dan te trachten, eene der redenen weg te nemen, die ons tot het aanvragen van eene hooge subsidie noopten , de daling , namelijk , onzer inkomsten uit collecten en giften. « Die daling toch, wij kunnen ze alleenlijk toeschrijven aan de dagelijks meer veldwinnende meening, dat hij, die aan een gesub¬ sidieerd armbestuur geeft, inderdaad niet den arme, maar de ge¬ meentekas ondersteunt, en dat door het aanzijn van eene subsidie , de arme erlangt, wat in stedelijke belasting, ook zelfs eenigzins door den behoeftige, wordt opgebragt. Te twijfelen aan den welda¬ digheidszin van onze geloofs- en stadgenooten scheen onmogelijk; zoo vele bijzondere inrigtingen van liefdadigheid, die telkens in ons midden verrijzen, of van hieruit krachtig worden onderstennd, kun¬ nen getuigen, wat de inwoners van 's Gravenhage in het algemeen, en wat bovenal de leden onzer gemeente voor arme natuurgenooten kunnen en willen afzonderen. «Maar het zijn juist al die bijzondere instellingen, het is juist die vermindering onzer inkomsten, die óns de overtuiging gaf, dat de diaconie dreigde te dalen in de sympathie barer stadgenooten, dat de belangen onzer armen dreigden uit het oog verloren te gaan, en wat, in één punt verzameld, krachtig zou kunnen werken, ver¬ spreid en verdeeld , ten slotte ineer kwaad dan goed zou stichten. «En nu bleef slechts één middel over; wij verlangden der dia¬ conie als het ware een nieuw leven in te gieten; wij verlangden aan de weldadigheid in ons midden den waren weg te wijzen en, kon het1 zijn, verdeeling van krachten te voorkomen, te vereenigen wat tot ongeluk der armen is gescheiden. « Daarom, Mijne Heeren! hebben wij thans besloten, de door U lieden ten behoeve onzer administratie voor het jaar 1855 toegesta¬ ne subsidie ad ƒ14,880, niet aan te nemen, maar te trachten zon¬ der dit, gedurende dien tijd en, zoo wij hopen, ook in volgende jaren, de zaken der diaconie gaande te houden. «Naast God, is ons vertrouwen op de goedkeuring onzer gemeen¬ teleden en weldenkende stadgenooten. Hebben wij den algemeenen geest wel begrepen, dan zal weldra de bron voor onze armen rijker vloeijen', en moge ook al de eerste tijd ons moeijelijkheden baren, wat door besparing niet kan bezuinigd worden, dat zal door rui¬ mere giften der ingezetenen worden aangevuld. «Wij hébben gemeend, eenigzins de redenen te moeten ontwik¬ kelen , die ons gebragt hebben tot het besluit, om de aangeboden hulp te weigeren, opdat bij Ulieden de indruk niet soms ontsaan moge, alsof wij onberaden de belangen van een gedeelte der inge¬ zetenen op het spel zetten zouden. « Tegenover onze geloofsgenooten zijn wij verantwoording schul¬ dig, wij hopen die binnen kort meer uitvoerig hun te geven, en ook daaruit zult Gijlieden kunnen opmaken, dat de belangen onzer armen inderdaad geen gevaar loopen. «Het spreekt eehter van zelf, Mijne Heeren! dat spaarzaamheid in onze administratie meer nog dan vroeger gebiedend gevorderd wordt, en dat, zoo er eenige nieuwe regelen van bedeeling en on¬ dersteuning worden gesteld, deze ook ter uwer kennisse behooren gebragt te worden. «De kerkelijke wet, de eenige die ons bindt, sedert de uitvaar¬ diging der wet van den 28 Junij 11., schrijft ons voor de verzor¬ ging der arme lidmaten, in de Gemeente woonachtig. Dit voorschrift hopen wij ten volle te gehoorzamen; aan zwervende personen, aan hen, die hier henen gezonden of gekomen zijn, om van de voor¬ deden der bedeeling hier te genieten, zal alleenlijk hulp geweigerd moeten worden. Doch, gelijk wij ook tot nog toe en steeds in grootere mate deden, terwijl wij gaarne eene krachtige en afdoende hulp geven aan inderdaad behoeftigen, die nog werken noch ver¬ dienen kunnen, aan invaliden, aan luiaards , aan dronkaards en zedelooze personen, zal steeds elke vaste hulp geweigerd blijven. Mogten wij een' wensch hierbij voegen, het zou deze zijn, dat alle armbesturen in ons midden, en ook daar buiten, dergelijk besluit met kracht ten uitvoer bragten, niet slechts in het belang hunner finantiën, maar bovenal in het belang van den arbeidenden stand in Nederland. «Overigens, Mijne Heeren 1 verlangen wij geen enkelen arme, nu door ons verzorgd , aan uwe verpleging over te laten ; maar willen wij zelfs meer en meer trachten het doel te bereiken, dat de wetgever der wet van den 28 Julij 1.1. zich voorstelde, de verzorging der armen geheel in de Kerk over te brengen. «Eéne uitgaaf is er echter , Mijne Heeren! ten behoeve onzer armen gevorderd, die ons voorkomt bij Uwe, niet bij onze be¬ grooting; te behooren, waarom wij gemeend hebben, die niet langer te moeten betalen ; wij bedoelen de verpleegkoSten in het Gast- en Ziekenhuis. «Het Gasthuis toch is-eene stedelijke inrigting, bestemd tot verpleging van behoeftigen, de stadskas behoort dus in de kos¬ ten van verpleging te voorzien. Het doet er weinig toe , of de arme, daar verpleegd, ook door eenig armbestuur is geholpen; hij is arm, en dat is voldoende, om hem kosteloos op te ne¬ men in een gesticht, voor armen bestemd. Daarbij dient ook opgemerkt te worden, dat de verzorging van den bedeelde in het Gasthuis geenszins der diaconie eene tijdelijke verlichting is; want juist als de huisvader of huismoeder krank is, wordt de hulp der diaconie het meest vereischt, het zieke kind zelfs kan geen aanleiding geven tot mindere bedeeling, en zoo de alleen wonende persoon in het Gasthuis is opgenomen, dan dient de bedeeling , om zijne kamerhuur te betalen, tot dat hij zelf her¬ steld zal zijn teruggekeerd. »Het zou hier echter minder om de som dier uitgaaf te doen zijn, die in 1853 ƒ 608 bedroeg, als wel om het beginsel, dat wij bepaaldelijk moeten afkeuren, daar wij de betaling dier gel¬ den door ons armbestuur gelijk zouden stellen met eene subsidie, door ons aan de stadskas verleend. «Wat van het Gast- en Ziekenhuis gezegd wordt , kan ook in zeker opzigt van de geneeskundige hulp voor onze armen ge¬ zegd worden. Deze hulp met zoo veel ijver , ook in onze ge¬ stichten , steeds verleend, zal , even als het gebruik der stads-apotheek, zoo wij vertrouwen, ook van uwe zijde aan ónze armen blijven toegezegd. In vorige jaren , toen geene subsidie van stadswege ons verleend werd, heeft die hulp ons niet ont¬ broken. Ook andere niet gesubsidieerde armbesturen hebben steeds dat voorregt genoten. »Bij onze ontvangsten hebben wij op ééne verhooging gere¬ kend , die ons van wege het Gemeentebestuur zou moeten toe¬ komen , en die, met het oog op onze onafhankelijke stelling, allezins te billijken is; zij betreft de verpleging der personen door het Gemeentebestuur in onze gestichten verzorgd. »Dit punt dient bij overeenkomst -tusschen het Gemeentebe¬ stuur en onze administratie, waartoe wij bereids eene concept¬ overeenkomst hebben ingezonden, te worden uitgemaakt. » Het past ons niet, Mijne Heeren 1 ons te bemoeijen met de wijze, waarop door Ulieden de gelden der Gemeente worden be¬ steed. Toch wagen wij ééne opmerking en één verzoek aan te voeren, met het oog op de ƒ 15,000, die, ingevolge ons nu medegedeeld besluit, in 1855 , en , zoo wij vertrouwen , ook in volgende jaren, op uwe begrooting van uitgaven grootendeels zullen wegvallen. «De opmerking is deze: reeds nu heeft de Kaad besloten , een klein gedeelte der vroeger verleende subsidie voor armbesturen te besteden tot het verrigten van zoogenaamd winterwerk: welligt zal nu daarvoor nog meer worden aangewezen. Wij keuren het denkbeeld goed, dat men, in plaats van gebedeld brood, arbeid en loon verschafte, doch als wij zien , hoe dat aantal van ar¬ beiders des winters elk jaar toeneemt, dan vragen wij met angst, waar henen dat alles ons voeren zal? en raadplegen wij onze ondervinding als armbestuurders, dan mogen wij het niet ver- heelen, dat juist dit winterwerk, zoo het» op groote schaal telken jare wordt verschaft, de armoede aankweekt, omdat het den verkwister aanmoedigt, onberaden huwelijken vermeerdert en den arbeider van elders hier heen lokt; ook bovenal, omdat het ongemerkt den arbeider in de rij der bedeelden voert, die heden geen schande vindt, arbeid van het armbestuur te vragen en in het volgende jaar zich niet meer schamen zal, brood en geld te bedelen, omdat het, in één woord, het begrip van zelfstan¬ digheid vernietigt, evenzeer als vertrouwen op eigen kracht, zonder hetwelk langzamerhand de geheele ambachtstand op de klasse der bedelaars zal vallen. Geen vijandschap tegen het be¬ ginsel van werkverschaffing in den winter, maar vrees voor de groote ontwikkeling daarvan, waardoor het tegendeel zou bereikt worden, van wat men beoogde, doet ons aldus spreken. «Eindelijk, Mijne Heeren 1 deelen wij Ulieden een tweeledig verzoek mede, in het belang van onze en van alle armen. «Er is voor hen en tegen de armoede nog oneindig veel te doen, niet door het verleenen van subsidiën of het houden van uitdeelingen, maar in het stoffelijk en zedelijk belang van allen, die op den rand der armoede tot nog toe verkeeren. «Mogt de som, tot heden als subsidie aan ons armbestuur ver¬ strekt , als rente beschouwd worden van een kapitaal, tot welzijn onzer arbeidende klasse besteed, wat zouden wij redenen tot tevre¬ denheid hebben over ons nu genomen besluit 1 « Wil men die gelden nu, of in volgende jaren , als arbeidsloon betalen, ziet, Mijne Heeren, dan is er nog nuttiger en voor den arbeider edeler arbeid uit te denken, dan die tot nu toe geschiedde. « Er zijn buurten en wijken, waar de arbeider zamengepakt, in ongezonde krotten huist; er zijn streken in de residentie, waar de daglooner eiken emmer water met geld betalen moet: er zijn grachten , waar de ziekten u uit tegenwaaijen; welk nut is niet hier te stichten, welke armoede is niet hier te voorkomen. En zullen wij vragen in het belang der zedelijkheid onzer armen en der arbeidende klasse ? veel wordt er gedaan voor onderwijs en opvoeding, wie onzer zal er niet dankbaar voor zijn? maar vele zijn nog de middelen, die aangewend kunnen worden tot bescha¬ ving, tot leiding, tot verbetering der volksklasse. Zoolang dron¬ kenschap de hoofdoorzaak van armoede blijft, ook in deze stad, zoolang, bijvoorbeeld, den arbeider voor ontspanning slechts do kroeg alleen openstaat, blijft ook voor volksverbetering een onbe¬ werkt terrein over. «Nog wijzen wij op de bedelarij, die, ofschoon minder dan soms elders, hier bestaande, nog veel te oogluikend wordt toegelaten en de oorzaak van zoo veel ellende is. Eene overbrenging der huisge¬ zinnen, die van bedelen bestaan, naar de Koloniën van Weldadig¬ heid , een streng gehandhaafd verbod van bedelen, zal vele luiaards tot arbeid verpligten, en niet langer groote sommen voor wezenlijk hulpbehoevenden bestemd, doen wegsmijten aan tragen en verkwisters. «Dit alles, Mijne Heeren 1 hebben wij niet ter neder gesteld als een verwijt voor uw Bestuur, maar wetende , dat ook Gijlieden niets anders beoogt dan het welzijn der burgerij , hebben wij dank¬ baar voor hetgeen reeds door Ulieden is verrigt, het van onzen pligt geacht, de waarachtige belangen onzer armen nogmaals bij Ulieden aan te bevelen , opdat een ieder wete , dat, zoo de gelden, vroeger aan subsidie verstrekt, steeds zoo worden aangewend , dat daardoor het welzijn van alle standen, en van de arbeidende klasse bovenal, worden behartigd, onze innigste wensch zal zijn vervuld." HOORN 12 Jan. Men verneemt dat het nieuwe ambts¬ gewaad door de Synode der .Herv. kerk aanbevolen, eerlang ook alhier door de predikanten bij de godsdienstoefening zal gedragen worden. ~ZOO WAT VAN ALLES; In Londen hebben in het jaar 1831, 1125 branden plaats gehad. Te Peize (het land der spookgeschiedenis) heeft een hoer een arend geschoten. Het verkoophuis te